Stelsels lineaire vergelijkingen Het oplossen van een stelsel lineaire vergelijkingen kan zo x1 − x2 + 2x3 = 2x1 − 3x2 + 3x3 = −x1 + 4x2 − x3 = ( : 5 1 5 2 4 3 2 − 2· 1 : −x2 − x3 = −5 A 3 + : B 1 3x2 + x3 = B + 3 · A : −2x3 = −6 =⇒ 9 x3 = 3. Dit gaat veel overzichtelijker door het (schoon)vegen van een aangevulde matrix : 1 −1 2 2 −3 3 −1 4 −1 5 1 −1 2 5 5 ∼ 0 −1 −1 −5 4 0 3 1 9 1 −1 2 5 1 −1 2 5 1 1 5 . ∼ 0 −1 −1 −5 ∼ 0 0 0 −2 −6 0 0 1 3 Dit proces heet Gauss eliminatie. De vetgedrukte getallen worden pivots genoemd. De oplossing kan nu gevonden worden door terugsubstitutie : x − x2 + 2x3 = 5 1 x2 + x3 = 5 x3 = 3 =⇒ x = 3 3 x2 = 5 − x3 = 5 − 3 = 2 x1 = 5 + x2 − 2x3 = 5 + 2 − 6 = 1. De Gauss eliminatie kan ook gecombineerd worden met de terugsubstitutie : 1 2 −1 1 ∼ 0 0 −1 2 −3 3 4 −1 0 3 1 1 0 1 5 1 5 ∼ 0 4 0 10 1 5 ∼ 0 3 0 1 0 3 −1 2 5 −1 −1 −5 ∼ 0 −1 −1 0 0 −2 3 1 9 0 0 1 1 0 2 . 0 1 3 Dit proces heet Gauss-Jordan eliminatie. 1 10 −5 −6 We spreken dus over het (schoon)vegen van een (aangevulde) matrix. Hierbij werken we naar een echelonvorm (Gauss eliminatie) of een gereduceerde echelonvorm (Gauss-Jordan eliminatie). Definitie 1. Een matrix heet een echelonmatrix als geldt : 1. Alle eventuele nulrijen staan onderaan 2. Elke andere rij begint met meer nullen dan de voorgaande rij Zo’n matrix heet een gereduceerde echelonmatrix als bovendien geldt : 3. Elk eerste van nul verschillende element in een rij (pivot) is 1 4. In elke kolom met zo’n 1 (pivotkolom) staan verder alleen nullen (zowel eronder als erboven) Stelling 1. Elke (aangevulde) matrix is rijequivalent met precies één gereduceerde echelonmatrix (zie : Appendix A, geen tentamenstof ). Voor een stelsel (lineaire) vergelijkingen hebben we nu drie mogelijkheden. Een stelsel vergelijkingen heeft 1. geen oplossingen (zo’n stelsel heet strijdig) 1 0 0 1 0 1 0 2 ; 0 · x1 + 0 · x2 + 0 · x3 = 3 0 0 0 3 2. oneindig veel oplossingen 1 0 0 1 0 1 0 2 0 0 0 0 =⇒ heet een valse vergelijking. x1 = 1 x2 = 2 x3 is vrij te kiezen. x1 en x2 heten basisvariabelen (behorende bij de twee pivots) en x3 heet een vrije variabele. 3. precies één oplossing 1 0 0 1 0 1 0 2 0 0 1 3 =⇒ x1 = 1 x2 = 2 x3 = 3. Nu zijn x1 , x2 en x3 alledrie basisvariabelen (behorende bij de drie pivots). 2 Voorbeeld 1. Bepaal de oplossing van het stelsel − 2x2 + x1 + x2 + −3x1 + 2x2 − 0 1 −3 1 0 ∼ 0 −2 4 1 3 2 −14 1 3 1 −2 1 −1 0 1 ∼ 2 1 1 0 0 ∼ 1 0 De oplossing is dus : vergelijkingen 4x3 = 0 3x3 = 1 14x3 = 2. 1 1 3 1 0 −2 4 0 ∼ −3 2 −14 2 1 0 0 5 1 0 1 1 −2 0 ∼ 0 1 1 0 0 1 0 5 1 1 3 0 −2 4 0 5 −5 0 −4 0 2 . 1 1 x = −4 1 x2 = 2 x3 = 1. Voorbeeld 2. Beschouw het stelsel vergelijkingen x1 − x2 + x3 = 2 −x1 + 2x2 − 3x3 = −4 2x1 + αx3 = β (α, β ∈ R). Voor welke waarde(n) van α en β heeft het stelsel 1. geen oplossingen ? (strijdig) 2. oneindig veel oplossingen ? (welke ?) 3. precies één oplossing ? (welke ?) 1 −1 1 2 1 −1 1 −1 2 −3 −4 ∼ 0 1 −2 2 0 α β 0 2 α−2 2 1 0 −1 −2 ∼ 0 1 −2 β−4 0 0 α+2 0 −2 . β 1. Geen oplossingen als α + 2 = 0 en β 6= 0, dat wil zeggen : α = −2 en β 6= 0. 2. Oneindig veel oplossingen als α + 2 = 0 en β = 0, dat wil zeggen Dan volgt : x1 − x3 = 0 1 0 −1 0 0 1 −2 −2 =⇒ x − 2x = −2 =⇒ 2 3 0 0 0 0 x3 is vrij 3 : α = −2 en β = 0. x1 = x3 x2 = −2 + 2x3 x3 is vrij. Dit heet een parametervoorstelling van de algemene oplossing (de verzameling van alle oplossingen). 3. Precies één oplossing als α + 2 6= 0 (en β willekeurig), dat wil zeggen : α 6= −2. Dan volgt : β 1 0 −1 0 1 0 −1 0 1 0 0 α+2 −2 + 2β 0 1 −2 −2 ∼ 0 1 −2 −2 ∼ 0 1 0 β α+2 . β 0 0 α+2 β 0 0 1 0 0 1 α+2 α+2 De oplossing is dus : β x1 = α+2 x2 = −2 + β x3 = α+2 . 2β α+2 Vectorvergelijkingen Vectoren in R2 : u= 2 1 , v= −1 3 =⇒ u+v = 2−1 1+3 = 1 4 . De uitdrukking x1 u + x2 v = x1 2 1 + x2 −1 3 = 2x1 − x2 x1 + 3x2 met x1 , x2 ∈ R heet een lineaire combinatie van de vectoren u en v. De nulvector o = Vectoren in Rn : u= u1 u2 .. . un 0 0 , is de plaatsvector van de oorsprong O. v= v1 v2 .. . vn =⇒ u+v = u1 + v1 u2 + v2 .. . un + vn . Stel v 1 , v 2 , . . . , v p ∈ Rn en c1 , c2 , . . . , cp ∈ R, dan geldt : c1 v 1 + c2 v 2 + . . . + cp v p heet een lineaire combinatie van de vectoren v 1 , . . . , v p . De getallen c1 , . . . , cp heten de gewichten van de lineaire combinatie. 4 Voorbeeld 3. Beschouw de vectoren 1 1 1 1 a1 = 0 , a2 = 1 , b = 2 en c = 2 . −1 0 1 3 Vraag : Zijn de vectoren b en c lineaire combinaties van de vectoren a1 en a2 ? 1 1 1 x1 + x2 1 0 1 2 x2 2 . x1 a1 + x2 a2 = b ⇐⇒ x1 + x2 = ⇐⇒ = −1 0 1 −x1 1 Dit komt overeen met het stelsel vergelijkingen : x1 + x2 = 1 x2 = 2 −x1 = 1 1 1 1 1 1 1 1 0 −1 =⇒ 0 1 2 ∼ 0 1 2 ∼ 0 1 2 . 0 0 0 −1 0 1 0 1 2 Dus : x1 = −1 en x2 = 2, dat wil zeggen : b = −a1 + 2a2 . Evenzo : y1 a1 + y2 a2 = c ⇐⇒ y1 + y2 = 1 1 1 1 1 0 −1 =⇒ 0 1 2 ∼ 0 1 2 . −1 0 3 0 0 2 y2 = 2 −y1 = 3 Dit stelsel is strijdig. Dat wil dus zeggen dat c geen lineaire combinatie van a1 en a2 is. x1 a1 + x2 a2 + . . . + xn an = b =⇒ a1 a2 . . . an b . Een aangevulde matrix kan dus opgevat worden als een beschrijving van een stelsel lineaire vergelijkingen, maar ook als een vectorvergelijking. Definitie 2. Span{v 1 , . . . , v p } := {c1 v 1 + . . . + cp v p | c1 , . . . , cp ∈ R} heet het opspansel van de vectoren v 1 , . . . , v p . Dit is dus de verzameling van alle lineaire combinaties van v 1 , . . . , v p . In voorbeeld 3 geldt dus : b ∈ Span{a1 , a2 } en c ∈ / Span{a1 , a2 }. 5