AFP voorbeelduitwerking g.35 Cellen 1. De celmembraan (celwand) is nummer 1 De celkern is nummer 2 De energiecentrale is nummer 3 Het water noemen we cytoplasma 2. 1 bij i; 2 bij g; 3 bij b; 4 bij f; 5 bij a; 6 bij j; 7 bij d; 8 bij c; 9 bij h; 10 bij e. 3. mitochondriën moeten energie aan de cel leveren 4. zuurstof en brandstof; dat moet uit het bloed komen 5. afval (zoals koolstofdioxide) en water en warmte 6. het moet het lichaam verlaten, koolstofdioxide via de longen, en warmte via bijvoorbeeld de huid 7. het is niet uitgesloten dat ernstige DNA-fouten keer op keer de uitgroei van het embryo verhinderen. 8. 1 = diffusie door een gaatje (porie) in het celmembraan 2 = is actief transport door een speciaal aangelegd ding in het celmembraan, een transportkanaal 3 = actief transport door stoffen te verpakken in blaasjes 4 = diffusie dwars door de laagjes van het celmembraan heen, zonder dat daar een opening voor nodig is. Omdat het celmembraan vooral uit vet bestaat, is deze vorm van diffusie alleen mogelijk bij vetoplosbare stoffen (sommige medicijnen en alcohol) 9. T-lymfocyten hebben de antigenen van de cellen nodig om zo te controleren of de cel wel bij het lichaam hoort of niet, of het misschien een vreemde binnendringer is 10. ja 11. vanwege het vreemde antigeen worden organen afgestoten; ook als bij een transfusie bloed niet bij iemand past (de bloedgroep komt niet overeen) dan wordt het gegeven bloed afgebroken 12. receptoren; misschien te vergelijken met een brievenbus of een schotelantenne? 13. stuk DNA voor een erfelijke eigenschap 14. chromosomen 15. een celdeling 16. veel cellen zijn bezig met delen, tegelijk. Kennelijk zijn er veel nieuwe cellen nodig 17. dat de celdeling ongeremd doorgaat (dat hoort bij kwaadaardige gezwelgroei) ©ROC ASA; AFP n4 voorbeelduitwerking