2.4 Aandacht voor kwetsbare groepen op het

advertisement
PDPO III 2014 – 2020 en Platteland Plus
Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland – Platteland
Plus
Een subsidiedossier indienen?
Dit reglement wijst u de weg!
Reglement versie 2014
Inhoudsopgave
1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 4
2.
Beleidskeuzes .................................................................................................................................. 5
2.1 Algemeen ................................................................................................................................... 5
2.2 Beleving op het platteland kansen geven met respect voor de streekidentiteit ....................... 7
2.3 De open ruimte vrijwaren en ontwikkelen............................................................................... 9
2.4 Aandacht voor kwetsbare groepen op het platteland........................................................... 10
2.5 Leefbare dorpen .................................................................................................................... 11
2.6 Naar een functioneel wegennet op het platteland ................... Error! Bookmark not defined.
3.
Uitvoeringsregels projecten 2014- 2020 ....................................................................................... 12
3.1 Voor wie? ............................................................................................................................... 12
3.2 Wie komt niet in aanmerking? .............................................................................................. 12
3.3 Promotor - copromotor - partner? ........................................................................................ 12
3.4 Algemene voorwaarden ........................................................................................................ 13
3.4.1
Algemeen ....................................................................................................................... 13
3.4.2
Toepassingsgebied ............................................................ Error! Bookmark not defined.
3.4.3
Hoe verhoudt de maatregel omgevingskwaliteit zich ten opzichte van LEADER en
andere PDPO III-maatregelen? ...................................................................................................... 16
3.4.4
Kleinschalige infrastructuur ........................................................................................... 16
3.4.5
Definitie van projectkosten............................................................................................ 16
3.4.6
Definitie van investeringsprojecten ............................................................................... 16
3.4.7
Definitie van dienstverleningsprojecten ........................................................................ 16
3.5 Subsidiabiliteit van de kosten ................................................................................................ 17
3.5.1
Investeringskosten ......................................................................................................... 17
3.5.2
Personeelskosten ........................................................................................................... 17
3.5.3
Werkingskosten ............................................................................................................. 18
3.5.4
Overheadkosten............................................................................................................. 18
3.5.5
Externe prestaties .......................................................................................................... 19
3.5.6
Bijdrage in natura .......................................................................................................... 19
3.5.7
Inkomsten ...................................................................................................................... 19
3.5.8
De volgende kostensoorten komen niet in aanmerking................................................. 20
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
2
3.6 Aandachtspunten in verband met de kosten ......................................................................... 20
3.7 Eigen inbreng ......................................................................................................................... 21
3.8 Beoordelingscriteria .............................................................................................................. 21
4.
Aanvraagprocedure en voorwaarden ........................................................................................... 21
4.1 Voorbereiding, begeleiding en opvolging .............................................................................. 21
4.2 Hoe een aanvraag indienen? ................................................................................................. 22
4.3 Hoe verloopt de verdere procedure? ..................................................................................... 23
5.
Voorwaarden na goedkeuring en bij uitbetaling........................................................................... 24
6.
Wet op de overheidsopdrachten .................................................................................................. 26
7.
Aandachtspunten .......................................................................................................................... 28
7.1 Continuïteit ............................................................................................................................ 28
7.2 Toegankelijkheid.................................................................................................................... 28
7.3 Duurzaamheid ....................................................................................................................... 28
7.4 Additionaliteit ........................................................................................................................ 28
8.
Praktische instructies bij het invullen van de projectfiche en bijlage ........................................... 29
8.1 Inleiding ................................................................................................................................. 29
8.2 Administratieve gegevens van het project ........................................................................... 29
8.3 Gegevens van de promotor, copromotor en de partners ...................................................... 29
8.4 Inhoudelijke gegevens van het project .................................................................................. 30
8.5 Financiële gegevens van het project ..................................................................................... 34
9.
Interessante lectuur en websites .................................................................................................. 35
10. Contact .......................................................................................................................................... 36
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
3
1. Inleiding
De maatregel ‘versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland’ (OKW)van PDPO III
helpt mee bij het opstarten van waardevolle plattelandsprojecten door inhoudelijke en
financiële ondersteuning te bieden. De projecten passen in het Europese kader (PDPO III) en de
provinciale en Vlaamse plattelandsbeleidsplannen. De projecten krijgen Europese, Vlaamse en
provinciale cofinanciering. De provincie Antwerpen kiest voor deze projecten voor een
agrarische focus.
Platteland Plus projecten lossen de focus op landbouw, en investeren in het bredere
plattelandsverhaal. De cofinanciering komt voor dit type van projecten uit Vlaanderen en de
provincies.
Projecten onder OKW en P+ worden samen plattelandsprojecten genoemd. Buiten het
inhoudelijke verschil tussen beide subsidiepotten, heeft de provincie Antwerpen ervoor
geopteerd om technisch zo veel als mogelijk naar gelijkvormigheid te streven, met gelijke
declaratierichtlijnen, eenzelfde reglement en eenzelfde projectfiche.
Een plattelandsproject moet een meerwaarde betekenen ten opzichte van het bestaande
aanbod. Bepalende elementen daarbij zijn innovatie, samenwerking (al dan niet met de
onderzoekswereld, universiteiten, hogescholen), additionaliteit, … Projecten die verschillende
thema’s of deelthema’s van de maatregel behandelen, krijgen de voorkeur. Plattelandsprojecten
in de provincie Antwerpen worden getoetst aan volgende criteria: people-planet-profit,
samenwerking, gemeenschapsvormend, multifuntioneel ruimtegebruik-functieverweving,
impulsbeleid, mensen zijn belangrijker dan stenen en streekgericht werken. Meer detail vindt u
in het Provinciaal PlattelandsOntwikkelingsPlan.
Vlaanderen heeft voor de programmaperiode 2014 - 2020 een nieuw Programma voor
Plattelandsontwikkeling opgemaakt met toepassing van verordening (EU) nr. 1305/2013 (hierna
genoemd: het voorgestelde PDPO III). In het voorgestelde PDPO III werd de maatregel
“Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland” opgenomen. De huidige
projectoproep kadert binnen deze maatregel. Het voorgestelde PDPO III werd voor goedkeuring
overgemaakt aan de Europese Commissie. Aangezien het mogelijk is dat de Europese Commissie
de voorgestelde maatregel “Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland”
wijzigt of verwijdert, bestaat de mogelijkheid dat het ingediende project niet in aanmerking
komt voor steun.
In afwachting van de goedkeuring van het voorgestelde PDPO III door de Europese Commissie
wordt er toch reeds een oproep gelanceerd om projecten in te dienen. Op deze manier wordt de
mogelijkheid gecreëerd om, als de Europese Commissie de voormelde maatregel in het PDPO III
goedkeurt, zo snel mogelijk na deze goedkeuring de ingediende projecten al dan niet goed te
keuren.
Voor Platteland Plus projecten is het de bedoeling dat in het decreet houdende de algemene
uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 een rechtsgrond
wordt opgenomen om projecten te financieren binnen Platteland Plus. Het voormelde decreet is nog
in voorbereiding.
In afwachting van de goedkeuring door het Vlaams Parlement van het decreet houdende de
algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 wordt
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
4
reeds een oproep gelanceerd om projecten in te dienen binnen Platteland Plus. Op deze manier
wordt de mogelijkheid gecreëerd om zo snel mogelijk na de goedkeuring van voormeld decreet
de ingediende projecten al dan niet te selecteren. Enkel op voorwaarde dat het voormelde
decreet door het Vlaams Parlement is goedgekeurd en dit decreet de rechtsgrond voor de
financiering van projecten binnen Platteland Plus bevat, kan een project in aanmerking komen
voor steun in het kader van Platteland Plus.
2. Beleidskeuzes
Elk project moet aansluiten bij de maatregel ‘versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het
platteland’ uit het door de Vlaamse Regering goedgekeurde PDPO III 2014 – 2020 of bij de
maatregel ‘Platteland Plus’, waarvoor het Provinciaal PlattelandsOntwikkelingsPlan het kader
vormt.
Plattelandsprojecten kunnen worden ingediend rond vijf thema’s, die elk bestaan uit
verschillende subthema’s (voor meer detail zie het PPOP).
In het onderdeel beleidskeuzes omschrijven we welke acties in aanmerking kunnen komen voor
subsidies. Eerst worden er een aantal algemene inhoudelijke keuzes meegegeven die voor alle
type projecten gelden. Vervolgens worden de thema’s en subthema’s die in de maatregel staan,
meer uitgewerkt. Het provinciaal plattelandsontwikkelingsplan (PPOP) kan bepaalde accenten
leggen en kan er zelfs voor opteren om acties uit de maatregel niet uit te voeren in de
betreffende provincie. Een project moet dan ook in overeenstemming zijn met de PDPOmaatregel én met het provinciaal plattelandsontwikkelingsplan provincie Antwerpen. De
cursieve tekst bij de thema’s bevat inspirerende voorbeelden en is bijgevolg niet limitatief.
Nieuwe innovatieve projecten zijn altijd welkom.
2.1 Algemeen
Dit onderdeel is van toepassing op alle projecten.
 Het ingediende project heeft een link met landbouw (OKW projecten), of met het platteland
(P+ projecten). Die link wordt duidelijk omschreven in de ingediende projectfiche.
 Europa heeft binnen PDPO III enkele horizontale doelstellingen opgesteld: werkgelegenheid,
klimaat en armoede. Bij de uitwerking van een project is het belangrijk dat er extra aandacht
aan die doelstellingen wordt besteed. Ook bij de beoordeling van het project worden die
doelstellingen meegenomen.
 Alleen officiële rechtspersonen kunnen financieel begunstigden zijn. Natuurlijke personen en
feitelijke verenigingen kunnen dus geen project indienen. Investeringen bij privépersonen of
vormen van steunverlening aan privépersonen kunnen niet gesubsidieerd worden, tenzij ze
een openbaar nut hebben.
 Studies zonder concrete projectrealisaties komen niet in aanmerking.
 De inventarisatie van agrarische gebouwen wordt beschouwd als een gebiedsgerichte
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
5
oefening en is bijgevolg geen studie. Er is dus geen concrete projectrealisatie voor nodig.
Andere financieringsmogelijkheden moeten prioritair worden aangesproken alvorens een
project in te dienen bij ‘Omgevingskwaliteit’of Platteland Plus.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
6
2.2 Beleving op het platteland kansen geven met respect voor de
streekidentiteit

Bevordering van toeristische activiteiten (onder andere recreatieve doorgangen, de inrichting
van bezoekerscentra met landbouwthematiek, interactieve tools rond landbouwthema’s …):
o tentoonstelling/bezoekerscentra rond landbouwthema’s, interactieve tools rond
landbouwthema’s,
recreatieve
doorgangen
als
missing
link
tussen
wandelverbindingen …


Projectvoorwaarden:
Projecten dienen aanvullend te zijn ten opzichte van bestaande subsidies
zoals van Toerisme Vlaanderen.
Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed met nadruk op de typische
plattelandselementen of agrarisch erfgoed (cultuurhistorisch erfgoed, streekidentiteit,
landschapsherstel, natuurlijk erfgoed, landbouwkundig erfgoed, restauratie van typisch
beeldbepalende erfgoedelementen voor het platteland, met uitzondering van erfgoed in de
dorpskern …):
o belangrijk aandachtspunt: restauratie van erfgoedelementen kan alleen buiten de
bebouwde kom. Zo komen kapelletjes in de dorpskern niet in aanmerking voor
subsidie …;
o landschapsherstel uitvoeren door landbouwers, restauratie van een oude bakoven,
agrarisch erfgoed, immaterieel erfgoed op het platteland …;
o behoud en herstel van niet-beschermd beeldbepalend erfgoed en kleinschalige
erfgoedinfrastructuren die passen in een gebiedsgerichte erfgoedvisie en een
gebiedsgericht afwegingskader.

Projectvoorwaarden:
Projecten die aanvullend zijn ten opzichte van subsidies van het agentschap
Onroerend Erfgoed of een andere instantie, houden een meerwaarde in.

Basiskwaliteiten op het platteland: projecten die inzetten op de bestaande stiltegebieden, de
gemeenschapswaarde van bossen en draagvlak voor water als drager van het landschap.

landbouw en plattelandseducatie
o
interactieve tools in landbouwmusea, plattelandsklassen en boerderijklassen,
samenwerking rond landbouw- en plattelandseducatie


Projectvoorwaarden:
Er wordt aandacht besteed aan mensen met een beperking.
Voor landbouw- en plattelandseducatieve initiatieven worden innovatie,
gebiedsgerichtheid en samenwerking over de grenzen van de sectoren heen
belangrijk geacht.
Hoeve en streekproducten – korte keten – landbouwverbreding …:
o ondersteuning/begeleiding van landbouwers die bedrijfsbezoeken organiseren,
maatschappij en landbouwer dichter bij elkaar brengen, innovatieve projecten rond
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
7
landbouwverbreding …;
o belangrijke aandachtspunten: projecten in het kader van korte keten zijn
complementair aan de doelstellingen van het strategisch plan korte keten;


interessante lectuur:
 strategisch plan korte keten van de afdeling Duurzame
Landbouwontwikkeling, Vlaamse overheid, beleidsdomein Landbouw
en Visserij.
Duurzame energie en klimaatadaptatie (bijvoorbeeld waterretentie, overstromingsgebieden
creëren …):
o seizoensberging van water (met het oog op duurzamer waterverbruik over de
seizoenen heen), projecten om de waterretentie te verhogen, gecontroleerde
overstromingsgebieden met een multifunctioneel karakter, bijvoorbeeld recreatie,
plaatsen van stuwtjes;
o projecten rond lokale energiecoöperaties die in de eigen energiebehoefte voorzien,
het lokaal en regionaal valoriseren van biomassastromen uit landschapsbeheer,
sensibilisatie rond energieverbruik, isolatie, energiescans, energiesnoeiers,
energielandschappen: kleinschalige draagvlakverbreding rond duurzame vormen van
energie, warmtenetwerk;
o belangrijk aandachtspunt bij biomassa-investeringen: ze komen alleen voor
cofinanciering in aanmerking als ze in een ruimer beheerplan passen. Het instrument
LOB (loket onderhoud buitengebied) inzetten voor energiestromen;
 Projectvoorwaarden:
Projecten
met
betrekking
tot
waterberging
(gecontroleerde
overstromingsgebieden van de overheid of private waterbufferbekkens)
hebben altijd een multifunctioneel karakter (een gepaste natuurtechnische
aanleg of het aanbieden van recreatieve mogelijkheden).
Projecten die aanvullend zijn ten opzichte van subsidies in het kader van
duurzame energieproductie, houden een meerwaarde in.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
8
2.3

De open ruimte vrijwaren en ontwikkelen
Landschapsintegratie van landbouwinfrastructuur en paardenhouderijen (eventueel
erfbeplanting);
o Landschapsintegratie is veel meer dan erfbeplanting alleen. Het gaat om een
totaalconcept van het bedrijf in relatie tot zijn landschappelijke omgeving. Een
kwaliteitsvolle agrarische architectuur is daarbij cruciaal. Projecten zijn pas
interessant als ze een geslaagde landschappelijke integratie of een mooie, maar
functionele agrarische architectuur tonen met geen of beperkte meerkost.

Projecten rond open ruimte gebruik
o Projecten die mensen aanzetten hun tuinen open te stellen
o Projecten rond de multifunctionele inrichting van bedrijventerreinen
o Pilootprojecten (1 per thema) rond


Flankerende maatregelen bovenlokale infrastructuur

Gebruik maken onbenutte grond

Tegengaan van de lintbebouwing
Gebiedsgerichte oefening met betrekking tot economische activiteiten in voormalige
leegstaande (agrarische en niet-agrarische) gebouwen:

projecten rond de inventarisatie van een gebied over hoeveel gebouwen er
leegstaan en de mogelijkheid van hergebruik, participatietrajecten met
plaatselijke bevolking rond leegstaande hoeves …
 Belangrijke aandachtspunten:
o Projecten worden uitgevoerd binnen het wettelijke kader,
rekening houdend met het besluit over zonevreemde
functiewijzigingen.
OF:
o Projecten wachten de resultaten af van de beleidswerkgroep
binnen Ruimte Vlaanderen. Die werkgroep werkt een
wetgevend kader uit voor economische activiteiten in
voormalige agrarische gebouwen.
De projecten dragen altijd bij aan een landschappelijke
opwaardering van de betrokken sites.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
9
2.4

Aandacht voor kwetsbare groepen op het platteland
Ondersteunen van landbouwgerelateerde sociale-economieprojecten:
o sociale-economieprojecten rond streekproducten en landbouwprocessen, bijvoorbeeld
een wasstraat voor groenten die via sociale economie wordt uitgebaat.

Groene zorg
o Belangrijk aandachtspunt: het betreffen alleen ondersteuningsprojecten aangezien er
geen directe steun aan de landbouwer wordt beoogd.
o Projectvoorwaarden:
De nadruk ligt op innovatieve projecten waarbij samenwerking over de
sectorgrenzen heen vooropstaat.
Projecten hebben altijd een gebiedsgerichte verankering.

Armoede in de landbouw- en de plattelandsgemeenschap:
o De projecten kunnen handelen over armoede, huisvesting, terugtredende
voorzieningen,
onderbescherming,
schuldpreventie,
mobiliteitsarmoede,
voedselarmoede, energieloketten, huiswerkbegeleiding, kinderen integreren in het
sociaal leven, integratie van stoppende landbouwers op de arbeidsmarkt, kwetsbare
groepen in contact brengen met landbouw.
o Belangrijk aandachtspunt:
 Structurele verankering van de projecten is belangrijk. Projecten rond
armoede kunnen geen tijdelijke, losstaande initiatieven zijn. Armoede is
namelijk een netwerk van sociale uitsluitingen op verschillende
levensdomeinen waardoor projecten ook dwarsverbanden leggen met
andere lokale actoren, organisaties en bestaande netwerken uit
verschillende
domeinen.
Bestaande
initiatieven
hebben
een
plattelandsspecifieke uitrol/verbreding/verdieping/aanvulling.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
10
2.5

Leefbare dorpen
Initiatieven die aansluiten bij lokale voedselstrategieën: volkstuinen, ecologische
moestuincomplexen, pluktuinen, CSA gemeenschapslandbouw …:
o voedselteams, boer en consument samen brengen, ruilmarkt via internet, volkstuinen
koppelen aan een speeltuin of een educatief onderdeel, volkstuinen toegankelijk
maken voor mensen met een beperking …


Begeleiding bij het ombouwen van leegstaande hoeves (samenhuis-initiatieven, bijvoorbeeld
initiatieven rond goed nabuurschap, ondersteuningsinitiatieven en promotie rond
gemeenschappelijk wonen, opstarten van proefprojecten in agrarische gebouwen, de
coaching van de ombouw naar cohousing).





Belangrijk aandachtspunt:
 Er bestaan momenteel heel wat initiatieven om lokale
voedselstrategieën uit te werken. Logistieke aspecten vormen echter
vaak een knelpunt. De ondersteuning van relatief kleinschalige
initiatieven biedt daarvoor vaak een oplossing: inrichting en
terbeschikkingstelling van locaties die fungeren als afhaalpunt,
organiseren van (overdekte) markten, multifunctionele food-hub …
Belangrijk aandachtspunt:
 Investeringen worden niet beoogd omdat begeleidings- en
coördinatieprojecten het doel zijn van deze actie.
Interessante lectuur:
 Samenhuizen in je lokaal beleid: bouwstenen en inspirerende
voorbeelden – vzw samenhuizen.
Oude agrarische infrastructuur herbestemmen naar nieuwe gebruiksfuncties, bijvoorbeeld
naar zorgfuncties:
o renovatie van boerderij tot streekproductenwinkel …
 Belangrijk aandachtspunt:
 Projecten wachten de resultaten af van de beleidswerkgroep binnen
Ruimte Vlaanderen. Die werkgroep werkt een wetgevend kader uit
voor economische activiteiten in voormalige agrarische gebouwen.
OF:
 Projecten worden binnen het wettelijk kader uitgevoerd,
bijvoorbeeld rekening houdend met het besluit over zonevreemde
functiewijzigingen.
Brede basisvoorzieningen in dorpen
o Projecten die lokale ondernemers aanzetten om basisvoorzieningen te verlenen
Verenigingsleven op het platteland
o Jongerencultuur op het platteland
o Quick wins ter ondersteuning van niet-gestructureerd vrijwilligerswerk
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
11
3. Uitvoeringsregels projecten 2014- 2020
3.1 Voor wie?
De volgende instanties komen in aanmerking om als promotor of copromotor op te treden:
 gemeentebesturen of hun verzelfstandigde agentschappen;
 OCMW’s of hun verzelfstandigde agentschappen;
 provinciebesturen of hun verzelfstandigde agentschappen;
 verenigingen zonder winstoogmerk;
 intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid;
 stichtingen;
 publieke rechtspersonen, met uitzondering van de publiekrechtelijks rechtspersonen die
vallen onder 3.2.
Alleen de promotor en de copromotoren kunnen subsidiabele kosten inbrengen.
Er is maximaal 5% van de goedgekeurde middelen per provincie gedurende de volledige
programmaperiode 2014-2020 voorzien voor de betrokken provinciale diensten als promotor of
copromotor. Als de provinciale overheid in een project met copromotoren werkt, is de financiële
verdeling tussen promotor en copromotor duidelijk zodat het percentage berekend kan worden.
3.2 Wie komt niet in aanmerking?
De volgende instanties komen niet in aanmerking om als promotor of copromotor op te treden:





de Vlaamse Gemeenschap of haar verzelfstandigde agentschappen;
het Vlaamse gewest of de verzelfstandigde agentschappen van het Vlaamse Gewest;
natuurlijke personen;
vennootschappen en verenigingen met winstoogmerk;
feitelijke verenigingen.
3.3
Promotor - copromotor - partner?
 De promotor is verantwoordelijk voor de inhoudelijke en financiële opvolging van het
volledige ingediende project. Hij is bovendien het officiële aanspreekpunt. Dat impliceert dat
alleen de promotor betalingsaanvragen (declaratiedossiers) bij de beheersdienst en de
provincie kan indienen. De PDPO-subsidie wordt alleen op zijn rekeningnummer gestort. De
promotor is verantwoordelijk voor (eventuele) doorstortingen naar de copromotor.
 Naast de promotor kan een copromotor bij de uitvoering van het project betrokken zijn.
Beiden voeren het project samen uit. Projectuitgaven (= kosten, lonen) van de copromotor
komen in aanmerking voor subsidiëring. De copromotor ontvangt zijn subsidie via de
promotor. De copromotor kan de gemaakte kosten niet factureren aan de promotor. Hij kan
alleen de gemaakte kosten rechtstreeks inbrengen in het declaratiedossier via de promotor.
De copromotor sluit altijd een overeenkomst met de promotor waarin wordt opgenomen
wie wat uitvoert, de financiële verdeling en de vermelding dat de promotor de ontvangen
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
12
subsidies van de ingediende kosten van de copromotor integraal doorstort naar de
copromotor.
 Een partner werkt mee aan het project, maar dient geen kosten in en ontvangt ook geen
subsidies.
3.4
Welke projecten en kosten zijn subsidiabel?
3.4.1 Algemeen
De promotor en de copromotoren nemen op alle facturen een passende boekhoudkundige code op
of houden een afzonderlijk boekhoudsysteem bij over het project.
3.4.2 Toepassingsgebied
Toepassingsgebied OKW
Investeringsprojecten kunnen zich afspelen binnen het afgebakend plattelandsgebied. Het
afgebakende plattelandsgebied bestaat uit de donkergroene gemeenten op de kaart. De kaart vindt
u op de volgende pagina. Een detailkaart voor de provincie Antwerpen vindt u in het PPOP.
Dienstverleningsprojecten worden uitgevoerd binnen het afgebakende plattelandsgebied, maar
kunnen in afwijking daarvan ook geheel of gedeeltelijk worden uitgevoerd buiten het afgebakende
plattelandsgebied (donkergroene en lichtgroene gemeenten) als aan onderstaande voorwaarden is
voldaan:
a) het dienstverleningsproject wordt uitgevoerd binnen ten minste drie aangrenzende
gemeenten met een landelijk karakter; EN
b) het dienstverleningsproject wordt niet uitgevoerd binnen Antwerpen, Mechelen en
Turnhout.
Dienstverleningsprojecten kunnen wel uitgevoerd worden in de voormelde groot- en centrumsteden
(rode gemeenten) als het dienstverleningsproject provinciedekkend is.
De gemeenten met een landelijk karakter zijn de donkergroene en lichtgroene gemeenten.
Korte samenvatting kaart:
Donkergroene gemeenten: daar kunnen beide soorten projecten uitgevoerd worden
(investeringsprojecten en dienstverleningsprojecten).
Lichtgroene gemeenten: daar kunnen dienstverleningsprojecten uitgevoerd worden onder bepaalde
voorwaarden.
Rode gemeenten: daar kunnen geen projecten uitgevoerd worden, uitgezonderd provinciedekkende
projecten.
Toepassingsgebied Platteland Plus
Voor Platteland Plus komen alle gemeenten in onze provincie in aanmerking, met uitzondering van
Turnhout, Antwerpen en Mechelen. Projecten die inhoudelijk zouden passen binnen OKW, omwille
van de link met landbouw, maar omwille van het beperkte toepassingsgebied daar niet kunnen
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
13
worden ingediend, kunnen ook binnen Platteland Plus worden ingediend.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
14
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
15
3.4.3 Hoe verhouden de plattelandsprojecten zich ten opzichte van
LEADER en andere PDPO III-maatregelen?
In de loop van 2015 zullen de LEADER-gebieden bekend zijn. Elk LEADER-gebied werkt rond drie
thema’s. Als een project zowel past binnen een thema van een LEADER-gebied als binnen de de
thema’s van het PPOP rond plattelandsprojecten én het project speelt zich, ten dele, af in het
LEADER-gebied, kan de projectaanvraag ingediend worden bij LEADER.
Uitzonderingen worden geval per geval bekeken. De promotor wordt door het Provinciaal Steunpunt
Platteland, in samenspraak met VLM, geadviseerd over de plaats waar het project moet worden
ingediend.
Andere PDPO III-maatregelen krijgen voorrang op de plattelandsprojecten. Als een project steun kan
krijgen via een andere PDPO-maatregel, wordt het project bij de andere maatregel ingediend.
3.4.4 Kleinschalige infrastructuur
Kleinschalige infrastructuurwerken hebben een maximale projectkost van 1.000.000 euro.
Voorbeelden zijn de restauratie van kleine beeldbepalende plattelandselementen, de inrichting van
educatieve centra, het herstel van landelijke wegen, de aanleg van paden voor niet-gemotoriseerd
verkeer, het plaatsen van infoborden en zitbanken, de uitvoering van inrichtingswerken.
3.4.5 Definitie van projectkosten
Om de projectkost te bepalen, wordt het volledige project in beschouwing genomen, ook de delen
die niet worden ingediend bij PDPO voor subsidiëring, maar die er wel een eenheid mee vormen.
(Bijvoorbeeld als de derde fase van een masterplan van vijf fasen – al dan niet gedeeltelijk – door
PDPO wordt uitgevoerd, worden, als fase 3 een eenheid vormt, de totale projectkosten van fase 3
beschouwd als projectkost.)
De kunstmatige opsplitsing van projecten die duidelijk één geheel vormen, om lager dan of gelijk aan
1.000.000 euro te komen, wordt niet toegelaten.
De maximale projectkost is 200.000 euro.
3.4.6 Definitie van investeringsprojecten
Investeringsprojecten zijn projecten waarvan de projectkost in de rubriek investeringen gelijk is aan
of hoger dan 50% van de totale projectkost, en die kleinschalige infrastructuurwerken omvat.
De volgende kostenrubrieken komen in aanmerking voor subsidiëring van investeringsprojecten:





investeringskosten;
werkingskosten;
externe prestaties;
bijdrage in natura;
inkomsten.
3.4.7 Definitie van dienstverleningsprojecten
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
16
Dienstverleningsprojecten zijn projecten waarvan de projectkost in de rubriek investeringskosten
lager is dan 50% van de totale projectkost.
De volgende kostenrubrieken komen in aanmerking voor de subsidiëring van
dienstverleningsprojecten:







investeringskosten;
personeelskosten;
werkingskosten;
overheadkosten;
externe prestaties;
bijdrage in natura;
inkomsten.
3.5
Subsidiabiliteit van de kosten
3.5.1 Investeringskosten
De volgende investeringskosten zijn subsidiabel:
 de bouw of verbetering van onroerende goederen, met inbegrip van de inrichting van de
onroerende goederen;
 uitgaven voor de aankoop van machines/installaties, met inbegrip van specifieke
computerprogrammatuur;
 erelonen van architecten, ingenieurs en adviseurs die rechtstreeks gelinkt zijn aan de
investering of de onroerende goederen;
 de uitvoering van landschapswerken;
 aankoop van multimediamateriaal (als het multimediamateriaal een essentieel onderdeel is van het
project, wordt het bij investeringskosten ingediend en wordt het niet afgeschreven);
 de uitvoering van haalbaarheidsstudies en het verkrijgen van octrooien en licenties die
rechtstreeks aan de investeringen gekoppeld zijn.
De volgende investeringskosten zijn niet subsidiabel:
 de verwerving inclusief leasing van onroerende goederen, bijvoorbeeld grond en gebouwen;
 de huurkoop van machines;
 zuivere studies zonder realisatie.
3.5.2 Personeelskosten
Personeelskosten komen alleen in aanmerking voor de duur van het project en voor het personeel
dat rechtstreeks bij de inhoudelijke uitvoering van het project betrokken is. Het bijhouden van een
sluitende tijdsregistratie is verplicht met registraties per halve dag.
De loonkosten worden via een standaardtabel berekend. De volgende elementen zijn verwerkt in de
standaardloontabel: brutoloon, werkgeversbijdrage, vakantiegeld, eindejaarspremie, verzekering
arbeidsongevallen en maaltijdcheques.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
17
De volgende loonkosten zijn niet subsidiabel:
 loonkosten voor loutere ‘supervisie’ (meestal door de directie);
 uitgaven voor extralegale voordelen als groepsverzekeringen, extralegaal pensioen,
hospitalisatieverzekering … (Die kosten zijn onder geen enkele rubriek subsidiabel.);
 beroepskleding, verzekering burgerlijke aansprakelijkheid …;
 kosten voor aanwerving;
 ontslagvergoeding, opzegvergoeding.
3.5.3 Werkingskosten
Werkingskosten zijn subsidiabel op voorwaarde dat er een rechtstreeks verband bestaat met de
doelstellingen van het project en als ze noodzakelijk zijn voor de algemene werking van het project.
Ingediende werkingskosten mogen de redelijke behoefte van het project niet overtreffen.
Werkingskosten zijn verifieerbaar aan de hand van facturen en betalingsbewijzen.
Onder werkingskosten wordt verstaan:











exploitatiekosten;
opleidingskosten;
betaald vrijwilligerswerk;
kosten met betrekking tot public relations;
rechtstreeks aan het project verbonden uitgaven voor verbruiksmaterialen, hulpgoederen,
grondstoffen en gereedschappen met korte levensduur;
de aankoop van multimediamateriaal wordt afgeschreven in drie jaar;
folders, brochure, gadgets, foto’s, website … (opmaak, drukken, publiceren, verspreiden …);
kosten voor persvoorstellingen, evenementen enzovoort zijn subsidiabel als ze gericht zijn op
externen;
activiteitenonkosten: de kosten die de organisatie van activiteiten binnen het project met
zich meebrengt, bijvoorbeeld huur van de zaal, huur van de geluidsinstallatie;
kosten voor het gebruik van gespecialiseerde apparatuur;
als de verplaatsing een essentieel onderdeel is van het project, kan een kilometervergoeding
worden ingediend.
3.5.4 Overheadkosten
De overheadkosten worden forfaitair toegekend en bedragen maximaal 15 procent van de
personeelskosten. De overheadkosten worden vooraf expliciet aangevraagd. Het aangevraagde
percentage kan tijdens de looptijd van het project niet meer gewijzigd worden.
De volgende kosten worden als overheadkosten beschouwd en kunnen bijgevolg in geen enkele
andere rubriek aangevraagd worden:
 de huur van kantoren, gebouwen, vergaderzaal, tenzij de huur direct toewijsbaar is aan een
activiteit binnen het project;
 kosten voor verwarming, verlichting, elektriciteit, gas, water;
 kosten voor telefoon, internet, postzegels, verzendingskosten, kantoorbenodigdheden, inkt,
papier/kopieën, onderhoud van de kantoren, onderhoud van de computer en printer;
 representatiekosten ( kleine reis- en verblijfkosten, kilometervergoeding);
 kosten voor ondersteuning, zoals het sociaal secretariaat, boekhouding, juridisch advies;
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
18
 kosten voor verzekering: burgerlijke aansprakelijkheid, brand …
Bepaalde van de bovenvermelde kosten komen toch in aanmerking als ze rechtstreeks aan het
project gelinkt kunnen worden. Bijvoorbeeld voor een grote zending met folders die op naam
verstuurd worden, komen het papier, de enveloppen en de postzegels wel in aanmerking omdat er
een directe link is met het project. Als de projectspecificiteit voldoende blijkt uit de declaratie,
komen de kosten in aanmerking als werkingskosten.
3.5.5 Externe prestaties
Deze rubriek omvat de kosten van de prestaties die door externen (derden) in het kader van het
project worden geleverd:
 vergoeding voor consulentenbureaus, ontwerpers, technisch advies …;
 uitgaven voor ondersteuning door externe organisaties;
 uitgaven voor studies als ze verband houden met een specifieke concrete actie in het kader
van het project;
 erelonen van architecten, ingenieurs en adviseurs die rechtstreeks gelinkt zijn aan de
investering, of als de onroerende goederen thuishoren in de rubriek investeringskosten.
3.5.6 Bijdrage in natura
Inbreng in natura is maar subsidiabel als aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:






De inbreng in natura is vermeld bij het ingediende voorstel en wordt expliciet goedgekeurd.
De inbreng in natura is niet achteraf toegevoegd (i.c. na de goedkeuring van het
projectvoorstel door het PMC).
Het gaat alleen om de inbreng van onbetaald vrijwilligerswerk, gekoppeld aan een
investering, waarbij de materiaalkosten bewezen worden. (Bijvoorbeeld schilderwerken
kunnen beschouwd worden als bijdrage in natura als de verf in het project is opgenomen en
bewezen wordt.)
Het maximumtarief dat toegepast kan worden, is 20 euro per uur.
Per vrijwilliger wordt een getekend registratieformulier bijgehouden dat mee wordt
ingediend bij de declaratie.
De inbreng van de bijdrage in natura mag maximaal 15 % bedragen van de totale projectkost.
3.5.7 Inkomsten
Het project houdt voldoende rekening met eventuele projectinkomsten en probeert overfinanciering
te vermijden.
De promotor raamt de inkomsten en die worden in mindering gebracht op de brutoprojectkosten. De
subsidie wordt verleend op de nettoprojectkosten (brutoprojectkosten - inkomsten =
nettoprojectkosten). De inkomsten van de copromotor worden mee aangegeven.
Als de bewezen projectkosten lager zijn dan de brutoprojectkosten, kan nooit de volledige subsidie
ontvangen worden. Bij de einddeclaratie wordt een herrekening gemaakt en kan er eventueel een
terugvordering volgen.
Projecten waarvan de totale projectkost lager is dan 50.000 euro, brengen geen inkomsten in
mindering.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
19
3.6
De volgende kostensoorten komen niet in aanmerking
 recupereerbare btw;
 rollend materieel:
o aankoop van rollend materieel;
o leasing van auto’s – afschrijving van bedrijfsvoertuigen;
o belasting op het rollend materieel;
o verzekering van het rollend materieel;
o herstellingen aan het rollend materieel.
De bovenvermelde kosten voor rollend materieel komen wel in aanmerking als het rollend
materieel specifiek voor het project bestemd is en als het expliciet is goedgekeurd;
 aankoop van gronden en gebouwen;
 zuivere studies;
 reguliere kosten, bijvoorbeeld de opmaak van een brochure waarvoor de organisatie al
gesubsidieerd wordt;
 grote afbraakwerken;
 intrest door laattijdige betaling van facturen;
 bankkosten (kosten voor het beheer van een rekening, debetrente);
 boetes;
 proceskosten;
 heffingen en belastingen (met uitzondering van niet-terugvorderbare btw);
 presentiegelden, zitpenningen;
 uitgaven die niet voldoen aan de in deze gids vastgelegde subsidiabiliteitsregels en
voorwaarden.
3.7

Aandachtspunten in verband met de kosten
Interne facturatie: Organisaties die hun kosten willen kennen, gaan vaak de verschillende
afdelingen verzelfstandigen (bijvoorbeeld informatica-afdeling, kopiecentrum,
personeelsafdeling). De diverse interne zelfstandige afdelingen kunnen dan onderling
factureren (interne facturatie).
Interne facturatie is in de volgende gevallen subsidiabel:
o bij interne facturen als een bewijs van betaling of een bewijs van boekhoudkundige
verwerking voorgelegd kan worden.




Opgelet: In geval van leveringen moet de facturerende afdeling de wet op de
overheidsopdrachten naleven bij de oorspronkelijke aankoop van de
goederen bij de externe leverancier (controle via gunningsverslag).
De ingediende kosten mogen op geen enkele wijze dubbel gesubsidieerd of
overgefinancierd worden. Deze subsidie is niet cumuleerbaar met andere Europese of
Vlaamse subsidies, uitgezonderd met de trekkingsrechten van het plattelandsfonds. Die
middelen worden beschouwd als eigen gemeentelijke middelen en kunnen bijgevolg wel
gecombineerd worden met deze subsidie.
Concrete acties die fysiek voltooid zijn voor de indiening van de projectaanvraag, komen niet
in aanmerking voor subsidiëring, ongeacht of alle betalingen in kwestie door de begunstigde
zijn verricht.
Om de volledige goedgekeurde subsidie te ontvangen, bewijst de promotor het volledige
bedrag van de voorziene uitgaven, uitgezonderd de overheadkosten. Als er minder wordt
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
20
bewezen dan de voorziene totale uitgaven, wordt het goedgekeurde
cofinancieringspercentage toegepast op de lagere uitgaven die effectief verricht zijn,
waardoor de PDPO-steun minder zal zijn dan bepaald was. In geval van inkomsten bewijst de
promotor minstens de totale vastgelegde brutokosten voor de aftrek van de inkomsten. Zo
niet wordt de steun procentueel bepaald.
3.8
Eigen inbreng
De totale subsidiabele kosten worden gelijkgesteld aan 100%. De rechtstreekse overheidsbijdrage
van Europa, Vlaanderen en de provincie aan een project bedragen in principe maximaal 65%.
De promotor moet dus nog minimaal 35% cofinanciering vinden, waarvan minimaal 15% eigen
inbreng is van de promotor en de copromotoren. De overige 20% kan eventueel gerealiseerd worden
door andere subsidies van de provincie of door subsidies van de gemeente, sponsoring, partners …
De steun kan niet gecombineerd worden met andere Europese of Vlaamse subsidies voor dezelfde
projectkosten. De middelen van het plattelandsfonds zijn trekkingsrechten en worden beschouwd als
eigen gemeentelijke middelen. Daardoor kunnen ze wel gecombineerd worden met deze subsidie.
Gegenereerde inkomsten uit het project worden niet beschouwd als eigen inbreng van de promotor.
Figuur 1: verdeling van de projectkosten
3.9
Beoordelingscriteria
De criteria voor de beoordeling van het project zijn terug te vinden in het Provinciaal
PlattelandsOntwikkelingsPlan.
4. Aanvraagprocedure en voorwaarden
4.1
Voorbereiding, begeleiding en opvolging
Een project bestaat uit verschillende fasen. Tussen idee, concrete uitwerking en evaluatie lopen vaak
verschillende jaren. Tijdens elk van die fasen wil het Provinciaal Steunpunt Platteland zijn expertise
ter beschikking stellen om te komen tot kwaliteitsvolle en gedragen projecten.
Zowel voor het opstarten van een aanvraagdossier als tijdens de realisatieperiode van een project
geeft het Provinciaal Steunpunt Platteland inhoudelijke en administratieve feedback en advies op
basis van opgebouwde kennis, expertise en ervaring.
Het project dient het best op voorhand (en zo vroeg mogelijk) te worden besproken met het
Provinciaal Steunpunt Platteland. U vindt de contactgegevens van de plattelandscoördinator
achteraan in dit reglement (zie 10. Contacten).
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
21
4.2
Hoe een aanvraag indienen?
Een aanvraag is officieel vanaf het ogenblik dat de aanvrager een volledig ingevuld en ondertekend
aanvraagformulier met de vereiste bijlagen in tweevoud heeft bezorgd aan de provincie bij de dienst
Landbouw- en Plattelandsbeleid. Het aanvraagformulier moet zowel op papier met de post of tegen
afgifte van ontvangstbewijs als digitaal ingediend worden. Verdere instructies vindt u in het
aanvraagformulier en in de bijlagen.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
22
4.3
Hoe verloopt de verdere procedure?
De aanvrager bespreekt zijn project met het Provinciaal Steunpunt Platteland en toetst af of zijn
dossier vooraf moet worden voorgelegd aan de provinciale kwaliteitskamer.
De aanvrager dient de subsidieaanvraag in tweevoud in bij de provincie.
Eén exemplaar blijft bij de provincie.
Eén exemplaar wordt door de provincie
verstuurd naar de VLM (beheersdienst).
De provincie kijkt de ontvankelijkheidscriteria van het dossier na en kan eventueel ontbrekende
stukken opvragen.
Bij de dossiers die onontvankelijk worden verklaard, wordt de aanvrager binnen twee maanden na
de indiening op de hoogte gebracht van de onontvankelijkheid van het dossier.
Het project wordt inhoudelijk en technisch gecontroleerd door de technische werkgroep (TW). De
TW is samengesteld uit een aantal experten van provinciale diensten, provinciale vzw’s, Vlaamse
administraties, het middenveld, de gemeenten en de beheersdienst van de VLM. Het project wordt getoetst
aan de beoordelingscriteria. Er wordt een advies opgemaakt. Na het advies van de TW kunnen
mogelijk een aantal vragen teruggekoppeld worden naar de projectpromotor.
Het provinciaal managementcomité (PMC) weegt alle ingediende projecten tegen elkaar af op basis
van het advies van de TW en beslist, afhankelijk van de beschikbare kredieten. Het PMC is
samengesteld uit een vertegenwoordiging van de Vlaamse ministers, de provincie en de steden en
gemeenten. Het middenveld en de beheersdienst hebben een adviserende rol. Voor Platteland Plus
projecten beslist een gereduceerd PMC over de ingediende projectvoorstellen, bestaande uit een
vertegenwoordiging van de Vlaamse ministers en de provincie.
Na goedkeuring door het PMC worden er nog een aantal administratieve zaken afgehandeld. De
beslissing van het PMC wordt bekrachtigd door de Vlaamse minister, bevoegd voor
plattelandsbeleid, met een ministerieel besluit.
Het PMC brengt de aanvragers op de hoogte van de goedkeuring of weigering. Samen met de
goedkeuringsbrief wordt de begunstigde ook op de hoogte gebracht van de algemene en eventueel
projectgebonden voorwaarden. (De volledige procedure duurt ongeveer vijf maanden.)
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
23
5. Voorwaarden na goedkeuring en bij uitbetaling
 De begunstigde leeft, indien van toepassing, de wet op de overheidsopdrachten na. (Meer
informatie over de wet op de overheidsopdrachten vindt u in punt 6.)
 Op gemotiveerd verzoek van de begunstigde kan de beheersdienst voor technische zaken of
het PMC voor inhoudelijke zaken de oorspronkelijke goedkeuring aanpassen en de gevraagde
wijzigingen al dan niet goedkeuren.
 Tijdens de realisatie, halfjaarlijks gedurende de looptijd van het project, worden de provincie
en de VLM op de hoogte gehouden van het verdere verloop van het project en worden de
financiële kosten met de bewijsstukken ervan ingediend. (Meer uitleg over die procedure
wordt bij goedkeuring meegestuurd met de goedkeuringsbrief. Alle kosten worden
verantwoord via facturen, betalingsbewijzen, vorderingsstaten, tijdsregistraties en dergelijke
conform de declaratie-instructies.)
 Het project is gerealiseerd tegen de einddatum die opgenomen is in de goedkeuringsbrief.
Die einddatum is bepalend voor de subsidiabiliteit van facturen, onkosten en loonkosten.
 Kosten kunnen gemaakt worden vanaf de datum van de goedkeuring door het PMC en op
zijn vroegst op 1 januari van het desbetreffende jaar van de goedkeuringsbrief tot en met de
einddatum die opgenomen is in deze brief. De factuurdatum geldt als bewijs. De laatste
betaaldatum van de facturen moet binnen drie maanden na de beëindiging van het project
vallen.
 Budgetverhoging kan niet toegestaan worden en is alleen mogelijk door bij een nieuwe
projectoproep een nieuw project in te dienen.
 Een vervolgproject kan pas starten als het eerste project is afgelopen.
 Een verlenging van een project buiten n+3-periode kan niet. Verlengingen moeten uiterlijk
veertien dagen voor de beëindiging van het project aangevraagd worden.
 Na de realisatie van investeringsprojecten moet het project zonder bestemmingswijzigingen
gedurende vijf jaar in stand gehouden worden:
o Die termijn gaat in vanaf de laatste uitbetaling van de laatste schijf van de subsidie
van het project.
o Bij de niet-naleving van die termijn worden de volgende regressieve sancties
genomen:
 bij een bestemmingswijziging binnen één jaar na de laatste uitbetaling wordt
100% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd;
 bij een bestemmingswijziging binnen twee jaar na de laatste uitbetaling
wordt 80% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd;
 bij een bestemmingswijziging binnen drie jaar na de laatste uitbetaling wordt
60% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd;
 bij een bestemmingswijziging binnen vier jaar na de laatste uitbetaling wordt
40% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd;
 bij een bestemmingswijziging binnen vijf jaar na de laatste uitbetaling wordt
20% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd.
 De promotor houdt tot minstens vijf jaar na de laatste uitbetaling alle documenten en
bewijsstukken bij.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
24

Promotie:
o OKW: Bij alle publicatie en promotiemateriaal (kaarten, brochures, artikels, websites,
uitnodigingen …), werfinrichtingen, infoborden … over het project die gedrukt of
geplaatst worden, worden de logo’s van Europa, de Vlaamse overheid en de
provincie en de slagzin “Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling:
Europa investeert in zijn platteland” vermeld. Verdere gedetailleerde instructies
worden meegestuurd met de goedkeuringsbrief van het project.
o P+: Bij alle publicatie en promotiemateriaal (kaarten, brochures, artikels, websites,
uitnodigingen …), werfinrichtingen, infoborden … over het project die gedrukt of
geplaatst worden, worden de logo’s van de Vlaamse overheid en de provincie
vermeld. Verdere gedetailleerde instructies worden meegestuurd met de
goedkeuringsbrief van het project.

Terugvordering / niet-uitbetaling:
o Als de begunstigde niet voldoet aan de specifieke voorwaarden van de
goedkeuringsbrief, kan dat leiden tot gedeeltelijke of volledige terugvordering van de
reeds uitbetaalde subsidie.
o Als de begunstigde nalaat de kosten volgens de vereiste procedure volledig te
verantwoorden, vervalt de goedkeuring van de subsidie voor het niet-verantwoorde
gedeelte. In dat geval wordt het niet-verantwoorde gedeelte niet uitbetaald.
De beheersautoriteit maakt jaarlijks een lijst van begunstigden op die steun hebben
ontvangen. Het bedrag van de uitbetaalde subsidie wordt jaarlijks gepubliceerd op de
website www.belpa.be.

PDPO III – reglement OKW – versie 2014
25
6. Wet op de overheidsopdrachten
De regelgeving op overheidsopdrachten is niet alleen van toepassing op de klassieke overheden. Een
hele reeks organisaties en verenigingen vallen voor alle aankopen onder het toepassingsgebied.
Andere organisaties en verenigingen hoeven de regelgeving op overheidsopdrachten dan weer alleen
toe te passen voor het specifieke project dat met subsidies wordt uitgevoerd.
Wie moet de wet op de overheidsopdrachten volgen?
 de staat;
 de territoriale lichamen;
 de publiekrechtelijke instellingen;
 personen, verenigingen en organisaties:
o die opgericht zijn met het specifieke doel te voorzien in behoeften van algemeen
belang die niet van industriële of commerciële aard zijn (kijken naar de werkelijke activiteiten
van de organisatie, de uitgeoefende activiteit komt minstens onrechtstreeks een ruime gemeenschap van personen
ten goede en is niet uitsluitend gericht op behoeften van welbepaalde personen);
o die rechtspersoonlijkheid hebben;
o die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

de werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd door de overheden of
publiekrechtelijke instellingen (zodra meer dan de helft van de financiële middelen ter
beschikking wordt gesteld door een of meer overheden. Voor de toepassing van die 50%-regel moeten
alle inkomsten van de entiteit in kwestie in rekening gebracht worden. Alleen als uit de verhouding tussen
overheidsfinanciering en commerciële inkomsten een meerderheidsfinanciering uit overheidsmiddelen
blijkt, is aan dit criterium voldaan.);

het beheer is onderworpen aan het toezicht van overheden of
publiekrechtelijke instellingen (bijvoorbeeld aanstelling van een commissaris, controle op de
jaarrekening én op het lopende beheer van de entiteit, de bevoegdheid om de entiteit te bezoeken en te
onderzoeken en daarover verslag uit te brengen bij de aandeelhouders, de bevoegdheid om de entiteit te
ontbinden enzovoort);

meer dan de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur of
van de raad van toezicht is door overheden of publiekrechtelijke instellingen
aangewezen. (Dit criterium veronderstelt een daadwerkelijke overheidsaanwezigheid in de
bestuursorganen.)
Werkwijze - gunningsprocedures

Tot 8500 euro (exclusief btw) kan de opdracht gesloten worden via een aanvaarde factuur.
De aanbestedende organisatie mag zich echter niet altijd tot dezelfde deelnemer richten en
mededinging moet in de tijd gespreid worden. Het is niet verplicht, maar wel aangeraden om
verschillende potentiële deelnemers te raadplegen. Aangezien de raadpleging van
verschillende potentiële deelnemers niet aan vormvereisten is onderworpen, kan een
eenvoudige telefonische bevraging van enkele bedrijven of een vergelijking van enkele
websites of catalogi al voldoende zijn als raadpleging.

Tot 85.000 euro (exclusief btw): onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking voor
werken, leveringen en diensten.
Bij de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking raadpleegt de aanbestedende
organisatie de door haar gekozen aannemers, leveranciers of dienstverleners en
onderhandelt ze met een of meer van hen over de voorwaarden van de opdracht.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
26
De aanbestedende organisatie kan vrij kiezen tussen een aantal potentiële inschrijvers om
een offerte in te dienen. Ze is verplicht om ten minste drie potentiële inschrijvers te
raadplegen.

Tot 600.000 euro (exclusief btw) voor werken en 207.000 euro (exclusief btw) voor
leveringen en diensten: onderhandelingsprocedure met bekendmaking voor werken,
leveringen en diensten.
Deze procedure start altijd met een bekendmaking van de opdracht. De aanbestedende
overheid mag de deelnemers aan de procedure niet zelf kiezen, maar is afhankelijk van de
respons van de markt op de bekendmaking. Na bekendmaking kan elke aannemer,
leverancier of dienstverlener een aanvraag tot deelneming indienen. De aanbestedende
organisatie gaat vervolgens over tot selectie, waarna alleen de geselecteerden een offerte
mogen indienen. Over de voorwaarden van de opdracht kan worden onderhandeld met de
inschrijvers.
In bepaalde gevallen is een onderhandelingsprocedure met bekendmaking in één fase
mogelijk, waarbij geïnteresseerde deelnemers onmiddellijk een offerte indienen. Dat is
mogelijk bij opdrachten voor leveringen en diensten tot 207.000 euro exclusief btw en bij
opdrachten voor werken tot 600.000 euro exclusief btw.

Andere procedures
Naast de bovenvermelde procedures bestaan er enkele andere procedures bij de wet op de
overheidsopdrachten, maar die zijn minder relevant voor deze projecten:
 onderhandelingsprocedure met bekendmaking;
 aanbesteding;
 offerteaanvraag.
Meer informatie over de wet op de overheidsopdrachten vindt u op:
http://www.bestuurszaken.be/regelgeving-overheidsopdrachten.
Een specifieke leidraad voor vzw’s en andere privé(rechts)personen vindt u hieronder:
http://www.bestuurszaken.be/sites/default/files/documenten/overheidsopdrachten/instru
menten/handleidingen/Leidraad_toepassing_regelgeving_gesubsidieerde_organisaties.pdf.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
27
7. Aandachtspunten
7.1
Continuïteit
De continuïteit van een project is heel belangrijk. Het is belangrijk dat na de projectperiode het
project verder kan lopen in de structurele werking van de organisatie. Het is zinloos een project op
te zetten voor een bepaalde periode en als het goed draait te moeten stoppen omdat de subsidie ten
einde loopt.
7.2
Toegankelijkheid
Europa, Vlaanderen en de provincies streven naar een comfortabele toegankelijkheid van alle
projecten. Toegankelijkheid gaat verder dan aanpassingen aan het sanitair, de parking en de toegang.
Er bestaan ook toegankelijkheidsnormen voor de inrichting van bezoekerscentra en de opmaak van
informatieborden en -kiosken. Meer informatie over toegankelijke gebouwen is te vinden op de
website van www.toegankelijkgebouw.be.
Het toegankelijkheidsaspect vormt een belangrijk aspect bij het adviseren van projecten.
Ook digitale en audiovisuele producten moeten rekening houden met de principes van
toegankelijkheid voor personen met een beperking. Voor websites is het behalen van het
AnySurferlabel een extra troef. Meer informatie daarover en een checklist vindt u op de website
www.anysurfer.be .
Evenementen voldoen minstens aan de basisvoorwaarden voor toegankelijkheid:
 Laat assistentiehonden toe op het evenement.
 Zorg voor informatie over de toegankelijkheid van het evenement.
 Voorzie in parkeerplaatsen voor personen met een handicap.
 Plaats toegankelijke toiletten.
 Garandeer de zichtbaarheid van het evenement voor mensen met een fysieke beperking,
zoals rolstoelgebruikers, mensen die niet lang kunnen rechtstaan en mensen die klein van
gestalte zijn.
7.3
Duurzaamheid
Naast toegankelijkheid vormt duurzaamheid een belangrijk aspect en streefdoel. Het begrip
duurzame ontwikkeling slaat op de voorziening in de huidige behoeften zonder dat het ten koste
gaat van toekomstige generaties. Duurzame ontwikkeling heeft niet alleen betrekking op milieu,
maar ook op economische, sociale en culturele aspecten van duurzaamheid. Het milieuaspect blijft
echter het belangrijkste aspect van duurzame ontwikkeling. Promotoren stellen negatieve effecten
vast en tonen aan hoe ze de negatieve effecten zullen voorkomen of verminderen.
7.4
Additionaliteit
Projecten die geselecteerd worden voor financiering, worden geacht een toegevoegde waarde op te
leveren, iets wat niet mogelijk zou zijn geweest zonder de hulp van het programma. Daarnaast
mogen organisaties die betrokken zijn bij de projectactiviteiten hun statutaire / reguliere taken niet
laten subsidiëren door PDPO-financiering.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
28
8. Praktische instructies bij het invullen van de projectfiche en
bijlagen
8.1
Inleiding
In dit hoofdstuk krijgt u instructies om de projectfiche: Subsidieaanvraag in het kader van
plattelandsontwikkeling PDPO III 2014-2020 in te vullen.
Neem zeker ook contact op met het Provinciaal Steunpunt Platteland. U kunt er hulp krijgen bij het
invullen van uw subsidieaanvraag en een toelichting bij het reglement. De contactgegevens vindt u
achteraan in dit reglement.
8.2
Administratieve gegevens van het project
Projectnaam
Kies een korte titel of acroniem voor uw project (maximaal 75 tekens) .
In de projectaanvraag probeert u de start- en einddatum van uw project zo goed mogelijk in te
schatten. De projectperiode bedraagt maximaal 2,5 jaar per goedgekeurd financieel budgetjaar.
De projectperiode valt binnen de vermelde ‘vroegste begindatum projectperiode’ en ‘uiterste
einddatum projectperiode’. Voor het budgetjaar 2015 is de vroegste begindatum 1 januari 2015 en
de uiterste einddatum 30 juni 2017.
Korte samenvatting
Geef hier de inhoud van uw projectvoorstel beknopt weer. Vermeld de volgende elementen: de
probleemstelling / uitdaging, de projectdoelstellingen en de geplande activiteiten om die
doelstellingen te bereiken. Als er copromotoren of partners zijn, geeft u duidelijk weer welke rol die
actoren in het project vervullen.
Deze samenvatting kan door het Provinciaal Steunpunt Platteland of de beheersdienst gebruikt
worden voor communicatieacties over de uitvoering van het programma.
U kunt maximaal 700 tekens ingeven als samenvatting.
8.3
Gegevens van de promotor, copromotor en de partners
Eén van de partners die samen het project indienen, moet als hoofdpromotor worden aangesteld. Hij
wordt hierna ‘de promotor’ genoemd. De promotor is verantwoordelijk voor de indiening van de
aanvraag en de uitvoering van het project ten opzichte van de provincie, de beheersdienst, de
Vlaamse overheid en de Europese Commissie. Dit betekent dat hij als contactpersoon fungeert met
de verschillende ondersteunende en controlerende instanties en dat hij de administratieve opvolging
van het projectdossier, voor het ontvangen van de subsidies, verzorgt.
Als er copromotoren zijn, worden die in de subsidieaanvraag alleen vermeld. De contactgegevens van
de copromotoren worden in de Excelbijlage, tabblad ‘1.Coprom’, aangevuld. Tabblad 1.Coprom
wordt in combinatie met de samenwerkingsovereenkomst bij de subsidieaanvraag gevoegd.
Als er geen copromotoren zijn, hoeft u dat tabblad niet in te vullen.
Wie als promotor en copromotor in aanmerking komt, staat in het reglement beschreven onder punt
3.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
29
Rechtsvorm promotor en andere gegevens
 Wat is de juridische vorm van de promotor? Geef aan of de promotor een publiekrechtelijke
of privaatrechtelijke organisatie is. Bij rechtsvorm vult u het statuut in (bijvoorbeeld vzw,
gemeente).
IBAN en BIC
Hier vult u het correcte rekeningnummer van de promotor in waarop de subsidie moet worden
overgeschreven, na goedkeuring van het dossier en na indiening van een geldig declaratiedossier.
Het rekeningnummer kan alleen gewijzigd worden na een expliciet verzoek aan de beheersdienst.
In de subsidieaanvraag bij punt 7: ‘andere partners of toekomstige partners’ vermeldt u de instanties
en organisaties die inhoudelijk of financieel bijdragen aan het project, maar geen cofinanciering
zullen ontvangen. U geeft duidelijk aan of er al afspraken zijn gemaakt, of u de intentie hebt om later
contact op te nemen met die partners, en welke rol ze gaan vervullen in het project.
Korte voorstelling promotor / copromotor(en)
Schets hier kort de kerntaken van elke (co)promotor en beschrijf waarom het project niet tot zijn
reguliere taken behoort. Geef ook het doel en de werking van de (co)promotor weer en licht toe in
welke mate de uitvoerders over de nodige expertise en professionaliteit beschikken.
8.4
Inhoudelijke gegevens van het project
Projectomschrijving
Bij de omschrijving van het volledige project schetst u het grotere kader waarin het project zich
afspeelt. Een heldere formulering van de problematiek waarop het project inspeelt, en een duidelijke
omschrijving van het volledige project zijn daarbij aan de orde. Ook de aanleiding of
voorgeschiedenis van het project is belangrijk.
Hou rekening met volgende elementen:











Om welke redenen vraagt u voor dit project een subsidie aan?
Vertrekt het project vanuit een plattelandsbehoefte?
Omschrijf indien van toepassing de te realiseren infrastructuur.
Licht de werkwijze/aanpak/methodologie van het project toe.
Geef de verschillende stadia van uitvoering.
Omschrijf op welke wijze het project gestuurd en opgevolgd zal worden.
Hoe past het project binnen een langetermijnbeleid?
Geef aan wat de haalbaarheid van het project is.
Omschrijf de relaties met de sector en andere instanties.
Hoe zal de bekendmaking van het project verlopen?
Vermeld andere relevante elementen.
Bij de omschrijving van het onderdeel waarvoor subsidie wordt gevraagd, beschrijft u alleen de
concrete onderdelen waarvoor u een subsidie aanvraagt (maximaal 3000 tekens).
Sluit het project aan bij een vroeger project waaraan Europese, Vlaamse of provinciale subsidies
zijn toegekend? Hier omschrijft u de soort subsidie en de periode van toekenning. Geef ook een
korte omschrijving van het gesubsidieerde project.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
30
Doelstellingen / resultaten van het project
De geïdentificeerde behoeften / opportuniteiten vormen de basis voor de projectdoelstellingen.
Formuleer de projectdoelstellingen zo concreet mogelijk. Geef duidelijk aan hoe het project
inhoudelijk uitvoering geeft aan de maatregel ‘Omgevingskwaliteit‘ of Platteland Plus en de
horizontale Europese doelstellingen (werkgelegenheid, klimaat en armoede). Wat gaat er veranderen
ten opzichte van de huidige situatie?
Denk bij de omschrijving van uw doelstelling aan het SMART-principe (specifiek, meetbaar,
acceptabel, realistisch en tijdsgebonden). Door SMART-doelen te stellen worden vaagheid en uitstel
voorkomen en werkt u aan concrete resultaten.
Projectplanning en -organisatie
In de projectfiche beschrijft u alleen de hoofd- en subactiviteiten.
De planning van de hoofd- en subactiviteiten vult u in de Exceltabel als bijlage in op tabblad 2
'Projectpl & organisatie'.
Geef, indien van toepassing, de bij het project betrokken copromotoren en partners bij elke
subactiviteit, inclusief de beschrijving van hun specifieke taak (bijvoorbeeld cofinancier, beheerder
van de uitgevoerde werken) en de specifieke projectkosten. De verdeling van taken en de
bijbehorende financiële lasten omschrijft u daarbij duidelijk.
Bij welke thema’s en subthema’s past het project?
In hoofdstuk 2 van dit reglement kunt u de thema’s en subthema’s vinden.
Het thema kunt u aanvinken in de subsidieaanvraag. De desbetreffende subthema’s zijn opgesomd in
dit reglement en verder uitgewerkt in het Provinciaal PlattelandsOntwikkelingsPlan.
Omschrijf hier de link met landbouw (of platteland)
Hier omschrijft u op welke wijze de landbouwers bij het project worden betrokken of welke relaties
uw project heeft met landbouw. Een uitgewerkte link met landbouw is voor de projecten onder OKW
een van de selectiecriteria. Voor P+ projecten omschrijft u de link met platteland. Daarbij geeft u aan
waarom het project een typisch plattelandsproject is.
De horizontale doelstellingen vanuit Europa zijn werkgelegenheid, klimaat en armoede. Omschrijf
hoe het project aan die thema’s bijdraagt. Daarnaast zijn innovativiteit en duurzaamheid prioritair.
Omschrijf dus ook de link met die thema’s.
U omschrijft hier hoe aan de horizontale doelstellingen van Europa wordt voldaan.
Innovativiteit kan breed worden opgevat aangezien innovatie op verschillende niveaus kan optreden.
Schets wat het innovatieve aspect is voor het gebied, de sector, de organisatie enzovoort.
Als u ‘ja’ aankruist, licht u uw antwoord toe.
Het staat u vrij om bijkomende duurzaamheidsaspecten te vermelden.
Welke relatie heeft het project met initiatieven vanuit het overige Vlaamse, provinciale en lokale
beleid?
Hier geeft u beknopt de relaties met ander Vlaams (niet PDPO), provinciaal en lokaal beleid weer.
Continuïteit - structurele verankering van het project
De structurele verankering van projecten is heel belangrijk en behoort tot de selectiecriteria.
Losstaande projecten die na de projectperiode worden stopgezet, krijgen geen voorkeur.
Beleidsmatig heeft het weinig zin om eerst allerlei initiatieven te subsidiëren en daarna het initiatief
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
31
te beëindigen.
Het is daarbij van belang dat de continuïteit aangetoond kan worden en dat het project na de
projectperiode ingebed kan worden in de structurele werking van de organisatie of dat het project
op zelfstandige manier kan voortwerken. Dat kan onder meer aangetoond worden door een
boekhoudkundige balans voor te leggen.
Ook de overdraagbaarheid aan andere organisaties of gemeenten is essentieel. Toon aan hoe u
ervoor zorgt dat anderen van uw project kunnen leren.
Zijn er voor de uitvoering van het project specifieke overheidsvergunningen nodig?
Als er vergunningen nodig zijn voor de uitvoering van het project, vraagt u die vergunningen aan vóór
het PMC over het project beslist. Als de vergunningen of het bewijs van de aanvraag nog niet
uitgereikt zijn op het moment dat het PMC samenkomt, kan het project niet worden goedgekeurd.
Als u al over een vergunning beschikt, geeft u de datum van de aflevering van de vergunning.
Met vergunningen worden onder meer de bouwvergunning, de milieuvergunning en de
kapvergunning bedoeld die op het moment van de indiening bekend zijn bij de promotor.
Als in de loop van de uitvoering van het project blijkt dat er nog een bijkomende vergunning
aangevraagd moet worden, heeft dat geen invloed.
Een kopie van de aanvraag of van de vergunning voegt u bij de subsidieaanvraag.
Soort project
Geef aan welk soort project u indient. De definities van investeringsprojecten en
dienstverleningsprojecten kunt u vinden in punt 3.4.6 en 3.4.7 van het reglement.
Investeringsprojecten
Bij investeringsprojecten is het van belang dat de promotor eigenaar is. Als dat niet het geval is,
voegt u een overeenkomst tussen de eigenaar en de promotor bij de subsidieaanvraag. Die
overeenkomst is essentieel bij de beoordeling van uw project. De overeenkomst is bijvoorbeeld een
erfpacht of een handelshuur.
Projectlocatie
Hier geeft u het exacte adres op voor investeringsprojecten. In geval van dienstverleningsprojecten
somt u de gemeenten op.
Is het project al voorgelegd aan de provinciale kwaliteitskamer?
Investeringsprojecten worden voorgelegd aan de provinciale kwaliteitskamer. Als het project al is
voorgelegd aan de kwaliteitskamer, worden de datum en het advies van de kwaliteitskamer vermeld.
Als het project nog niet is voorgelegd, is het aan te raden om zo snel mogelijk contact op te nemen
met het Provinciaal Steunpunt Platteland (zie de contactgegevens achteraan in deze handleiding). De
data van de vergaderingen van de kwaliteitskamer zijn terug te vinden op de website van de
provincie.
Indicatoren
Voor alle projecten bent u verplicht om de volgende indicatoren in te vullen. Bij de indiening van de
subsidieaanvraag geeft u een streefdoel door. Na afloop van het project wordt bij de einddeclaratie
het behaalde resultaat ingevuld.

Hoeveel mensen kunnen verbeterde voorzieningen genieten dankzij het project?
o Als het project toegankelijk is voor het volledige dorp, mogen de inwoners van het
dorp gerekend worden als indicator, bijvoorbeeld bij een dorpshuis.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
32


Werkgelegenheid
o aantal tijdelijke jobs in vte (directe en indirecte jobs)
o aantal duurzame jobs in vte (directe en indirecte jobs)
 tijdelijke jobs = mensen die tijdelijk aan het project werken, bijvoorbeeld de
projectcoördinator van het project, de vakmensen die de renovatie van het
dorpshuis doen (dus ook de tijd van de aannemers die werken aan het
investeringsproject)
 directe jobs = vte die rechtstreeks met het project te maken hebben
 indirecte jobs = vte die onrechtstreeks met het project te maken hebben,
bijvoorbeeld door de renovatie van het natuur- en landbouweducatief
centrum is het noodzakelijk om twee vte extra aan te werven om de cafetaria
open te houden die ernaast ligt.
Aantal landbouwbedrijven / landbouwers die direct of indirect bij het project worden
betrokken
o Aangezien het aangewezen is dat de projecten een landbouwfocus hebben, worden
tijdens het projectproces landbouwers of landbouwbedrijven bij het project
betrokken. Hier vult u het aantal landbouwers of landbouwbedrijven in.
Naast de verplichte indicatoren geeft u op dezelfde manier drie eigen indicatoren op.
Welke zijn de kritieke succesfactoren voor het slagen van het project en het bereiken van de
resultaten?
Hier omschrijft u de mogelijke knelpunten die kunnen optreden en die ervoor kunnen zorgen dat het
project niet volledig gerealiseerd kan worden.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
33
8.5
Btw




Financiële gegevens van het project
Is de organisatie btw-plichtig voor dit project? Geef aan of uw organisatie in het kader van
het PDPO-project btw kan terugvorderen of niet.
Als de btw niet recupereerbaar is, is de BTW subsidiabel.
Bij een gemengd btw-statuut deelt u mee welk btw-percentage terugvorderbaar is.
Het btw-statuut van eventuele copromotoren geeft u aan in bijlage 1.
Gedetailleerde kostenopgave en financieringstabel
Projecten mogen geen andere Europese en Vlaamse cofinanciering krijgen, uitgezonderd
trekkingsrechten uit het plattelandsfonds omdat die middelen als eigen gemeentelijke middelen
worden beschouwd.
In de Excelbijlage, tabblad 3 'detail kostenopgave’, specificeert u de kosten per rubriek. De totale
projectkosten exclusief of inclusief btw moeten overeenkomen met de projectkosten in de
financieringstabel.
Inkomsten worden in mindering gebracht.
Meer uitleg over de rubrieken kunt u vinden vanaf punt 3.5.
In de Exceltabel kunt u via opmerkingen ook nog heel wat info vinden over de rubrieken.
Additionaliteit van de subsidie
Additionaliteit betekent dat het project niet gedragen kan worden met reguliere middelen of
reguliere inzet.
Is er voor het project bij andere overheidsinstanties (Europa (bijvoorbeeld EFRO - INTERREG),
Vlaanderen (bijvoorbeeld Toerisme Vlaanderen), gemeente of andere provinciale diensten) al
subsidiëring aangevraagd?
Als er voor het huidige project of onderdelen van het project al een subsidie is aangevraagd bij een
andere instantie, vermeldt u dat hier. Geef ook aan voor welk onderdeel er een subsidie is
aangevraagd, bij welke instantie, wanneer u de aanvraag hebt ingediend, wanneer u de goedkeuring
hebt gekregen of wanneer u de goedkeuring verwacht. Voeg eventueel een kopie van de beslissing
bij de subsidieaanvraag.
Bijlagen
Bepaalde bijlagen zijn verplicht en bepaalde tabbladen van de Exceltabel moeten ingevuld worden.
In de subsidieaanvraag is aangegeven welke bijlagen verplicht zijn en welke facultatief.
Toezichtsbepalingen en verbintenissen
Door de subsidieaanvraag in te vullen en in te dienen verklaart u dat u akkoord gaat met de
toezichtsbepalingen en verbintenissen. Het is belangrijk dat u de voorwaarden goed leest.
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
34
9. Interessante lectuur en websites
De open ruimte vrijwaren en ontwikkelen
 Loket onderhoud buitengebied:
o http://www.ipo-online.be/Thema's/Lopendethemas/onderhoud/Pages/default.aspx

Landschapsintegratie van landbouwinfrastructuur en paardenhouderijen
o Agrovoeding en omgevingskwaliteit. Welke toekomst voor ons landschap? Twee
landschapsmodellen als discussiebasis voor een nieuwe landschapsbouw in ’t WestVlaamse hart: http://www.vlm.be/SiteCollectionDocuments/VLM%20WestVlaanderen/Projecten/NIGeu%20Thought%20for%20Food/Brochure_T4F_Agrovoedin
g%20en%20omgevingskwaliteit.pdf
o Brochure bedrijfsbeplanting:
http://www.inagro.be/Publicaties/Documents/brochure_bedrijfsintegratie.pdf
o Agrarische architectuur:

http://www.ilvo.vlaanderen.be/Portals/0/Documents/Nieuwsgolf/NGApr12/Agrarisc
he_architectuur_2012.pdf

Zie de rubriek interessante links onder:http://www.ipoonline.be/Projecten/afgewerkteprojecten/agrarische%20architectuur/Pages/
default.aspx
o Paardenhouderijen in het landschap:


http://www.vlaamspaardenloket.be/nl/themas/bouwen-mest-enmilieu/Paardenhouderijen-integreren-in-het-landschap
http://www2.alterra.wur.nl/Webdocs/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport144
4.pdf
Aandacht voor kwetsbare groepen op het platteland

Kinderarmoede:
o http://aps.vlaanderen.be/lokaal/kinderarmoede/kinderarmoede.html
Leefbare dorpen

Initiatieven die passen in lokale voedselstrategieën:
o www.ipo-online.be - lopende projecten - volkstuinen in Vlaanderen
o www.velt.be
o www.volkstuin.be - www.tuinhier.be
Naar een functioneel wegennet op het platteland

Opmaak van een functietoekenningsplan
o IPO beleidsaanbevelingen: http://www.ipoonline.be/SiteCollectionDocuments/Themas/Lopende/Sluipverkeer/Oneigenlijk%20ge
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
35
bruik%20van%20landelijke%20wegen_BELEIDSAANBEVELINGENNOTA_18-112011%20BO%20IPO_def3.pdf
o INTERBESTUURLIJK PLATTELANDSOVERLEG, Naar een eigenlijk gebruik van
plattelandswegen. Voorbeeldenboek aanpak sluipverkeer, Brussel, 2011, 60p en
http://www.ipo-online.be/Thema's/Lopendethemas/mobiliteit/Pages/default.aspx
o Een nieuwe aanpak voor landelijke wegen: het functietoekenningsplan, VVSG-VLM,
2013, 72 p.:
http://www.politeia.be/article.aspx?a_id=EENNIE800M

10.
Plattelandswegen inrichten rekening houdend met functietoekenning
o Voorbeelden van ingrepen zie rapport en drie uitgevoerde cases:
http://www.westhoekoverleg.be/nl/themas/landbouwwegen/
Contact
Provincie Antwerpen
Tinne VAN LOOY
[email protected]
GSM 0473 87 18 11
Desguinlei 100
2018 ANtwerpen
www.provincieantwerpen.be/platteland
PDPO III – reglement OKW – versie 2014
36
Download