PDPO III 2014 – 2020 en Platteland Plus Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland – Platteland Plus Een subsidiedossier indienen? Dit reglement wijst u de weg! Reglement versie 2014 Inhoudsopgave 1. Inleiding ........................................................................................................................................... 4 2. Beleidskeuzes .................................................................................................................................. 5 2.1 Algemeen ................................................................................................................................... 5 2.2 Beleving op het platteland kansen geven met respect voor de streekidentiteit ....................... 7 2.3 De open ruimte vrijwaren en ontwikkelen............................................................................... 9 2.4 Aandacht voor kwetsbare groepen op het platteland........................................................... 10 2.5 Leefbare dorpen .................................................................................................................... 11 2.6 Naar een functioneel wegennet op het platteland ................... Error! Bookmark not defined. 3. Uitvoeringsregels projecten 2014- 2020 ....................................................................................... 12 3.1 Voor wie? ............................................................................................................................... 12 3.2 Wie komt niet in aanmerking? .............................................................................................. 12 3.3 Promotor - copromotor - partner? ........................................................................................ 12 3.4 Algemene voorwaarden ........................................................................................................ 13 3.4.1 Algemeen ....................................................................................................................... 13 3.4.2 Toepassingsgebied ............................................................ Error! Bookmark not defined. 3.4.3 Hoe verhoudt de maatregel omgevingskwaliteit zich ten opzichte van LEADER en andere PDPO III-maatregelen? ...................................................................................................... 16 3.4.4 Kleinschalige infrastructuur ........................................................................................... 16 3.4.5 Definitie van projectkosten............................................................................................ 16 3.4.6 Definitie van investeringsprojecten ............................................................................... 16 3.4.7 Definitie van dienstverleningsprojecten ........................................................................ 16 3.5 Subsidiabiliteit van de kosten ................................................................................................ 17 3.5.1 Investeringskosten ......................................................................................................... 17 3.5.2 Personeelskosten ........................................................................................................... 17 3.5.3 Werkingskosten ............................................................................................................. 18 3.5.4 Overheadkosten............................................................................................................. 18 3.5.5 Externe prestaties .......................................................................................................... 19 3.5.6 Bijdrage in natura .......................................................................................................... 19 3.5.7 Inkomsten ...................................................................................................................... 19 3.5.8 De volgende kostensoorten komen niet in aanmerking................................................. 20 PDPO III – reglement OKW – versie 2014 2 3.6 Aandachtspunten in verband met de kosten ......................................................................... 20 3.7 Eigen inbreng ......................................................................................................................... 21 3.8 Beoordelingscriteria .............................................................................................................. 21 4. Aanvraagprocedure en voorwaarden ........................................................................................... 21 4.1 Voorbereiding, begeleiding en opvolging .............................................................................. 21 4.2 Hoe een aanvraag indienen? ................................................................................................. 22 4.3 Hoe verloopt de verdere procedure? ..................................................................................... 23 5. Voorwaarden na goedkeuring en bij uitbetaling........................................................................... 24 6. Wet op de overheidsopdrachten .................................................................................................. 26 7. Aandachtspunten .......................................................................................................................... 28 7.1 Continuïteit ............................................................................................................................ 28 7.2 Toegankelijkheid.................................................................................................................... 28 7.3 Duurzaamheid ....................................................................................................................... 28 7.4 Additionaliteit ........................................................................................................................ 28 8. Praktische instructies bij het invullen van de projectfiche en bijlage ........................................... 29 8.1 Inleiding ................................................................................................................................. 29 8.2 Administratieve gegevens van het project ........................................................................... 29 8.3 Gegevens van de promotor, copromotor en de partners ...................................................... 29 8.4 Inhoudelijke gegevens van het project .................................................................................. 30 8.5 Financiële gegevens van het project ..................................................................................... 34 9. Interessante lectuur en websites .................................................................................................. 35 10. Contact .......................................................................................................................................... 36 PDPO III – reglement OKW – versie 2014 3 1. Inleiding De maatregel ‘versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland’ (OKW)van PDPO III helpt mee bij het opstarten van waardevolle plattelandsprojecten door inhoudelijke en financiële ondersteuning te bieden. De projecten passen in het Europese kader (PDPO III) en de provinciale en Vlaamse plattelandsbeleidsplannen. De projecten krijgen Europese, Vlaamse en provinciale cofinanciering. De provincie Antwerpen kiest voor deze projecten voor een agrarische focus. Platteland Plus projecten lossen de focus op landbouw, en investeren in het bredere plattelandsverhaal. De cofinanciering komt voor dit type van projecten uit Vlaanderen en de provincies. Projecten onder OKW en P+ worden samen plattelandsprojecten genoemd. Buiten het inhoudelijke verschil tussen beide subsidiepotten, heeft de provincie Antwerpen ervoor geopteerd om technisch zo veel als mogelijk naar gelijkvormigheid te streven, met gelijke declaratierichtlijnen, eenzelfde reglement en eenzelfde projectfiche. Een plattelandsproject moet een meerwaarde betekenen ten opzichte van het bestaande aanbod. Bepalende elementen daarbij zijn innovatie, samenwerking (al dan niet met de onderzoekswereld, universiteiten, hogescholen), additionaliteit, … Projecten die verschillende thema’s of deelthema’s van de maatregel behandelen, krijgen de voorkeur. Plattelandsprojecten in de provincie Antwerpen worden getoetst aan volgende criteria: people-planet-profit, samenwerking, gemeenschapsvormend, multifuntioneel ruimtegebruik-functieverweving, impulsbeleid, mensen zijn belangrijker dan stenen en streekgericht werken. Meer detail vindt u in het Provinciaal PlattelandsOntwikkelingsPlan. Vlaanderen heeft voor de programmaperiode 2014 - 2020 een nieuw Programma voor Plattelandsontwikkeling opgemaakt met toepassing van verordening (EU) nr. 1305/2013 (hierna genoemd: het voorgestelde PDPO III). In het voorgestelde PDPO III werd de maatregel “Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland” opgenomen. De huidige projectoproep kadert binnen deze maatregel. Het voorgestelde PDPO III werd voor goedkeuring overgemaakt aan de Europese Commissie. Aangezien het mogelijk is dat de Europese Commissie de voorgestelde maatregel “Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland” wijzigt of verwijdert, bestaat de mogelijkheid dat het ingediende project niet in aanmerking komt voor steun. In afwachting van de goedkeuring van het voorgestelde PDPO III door de Europese Commissie wordt er toch reeds een oproep gelanceerd om projecten in te dienen. Op deze manier wordt de mogelijkheid gecreëerd om, als de Europese Commissie de voormelde maatregel in het PDPO III goedkeurt, zo snel mogelijk na deze goedkeuring de ingediende projecten al dan niet goed te keuren. Voor Platteland Plus projecten is het de bedoeling dat in het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 een rechtsgrond wordt opgenomen om projecten te financieren binnen Platteland Plus. Het voormelde decreet is nog in voorbereiding. In afwachting van de goedkeuring door het Vlaams Parlement van het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 wordt PDPO III – reglement OKW – versie 2014 4 reeds een oproep gelanceerd om projecten in te dienen binnen Platteland Plus. Op deze manier wordt de mogelijkheid gecreëerd om zo snel mogelijk na de goedkeuring van voormeld decreet de ingediende projecten al dan niet te selecteren. Enkel op voorwaarde dat het voormelde decreet door het Vlaams Parlement is goedgekeurd en dit decreet de rechtsgrond voor de financiering van projecten binnen Platteland Plus bevat, kan een project in aanmerking komen voor steun in het kader van Platteland Plus. 2. Beleidskeuzes Elk project moet aansluiten bij de maatregel ‘versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland’ uit het door de Vlaamse Regering goedgekeurde PDPO III 2014 – 2020 of bij de maatregel ‘Platteland Plus’, waarvoor het Provinciaal PlattelandsOntwikkelingsPlan het kader vormt. Plattelandsprojecten kunnen worden ingediend rond vijf thema’s, die elk bestaan uit verschillende subthema’s (voor meer detail zie het PPOP). In het onderdeel beleidskeuzes omschrijven we welke acties in aanmerking kunnen komen voor subsidies. Eerst worden er een aantal algemene inhoudelijke keuzes meegegeven die voor alle type projecten gelden. Vervolgens worden de thema’s en subthema’s die in de maatregel staan, meer uitgewerkt. Het provinciaal plattelandsontwikkelingsplan (PPOP) kan bepaalde accenten leggen en kan er zelfs voor opteren om acties uit de maatregel niet uit te voeren in de betreffende provincie. Een project moet dan ook in overeenstemming zijn met de PDPOmaatregel én met het provinciaal plattelandsontwikkelingsplan provincie Antwerpen. De cursieve tekst bij de thema’s bevat inspirerende voorbeelden en is bijgevolg niet limitatief. Nieuwe innovatieve projecten zijn altijd welkom. 2.1 Algemeen Dit onderdeel is van toepassing op alle projecten. Het ingediende project heeft een link met landbouw (OKW projecten), of met het platteland (P+ projecten). Die link wordt duidelijk omschreven in de ingediende projectfiche. Europa heeft binnen PDPO III enkele horizontale doelstellingen opgesteld: werkgelegenheid, klimaat en armoede. Bij de uitwerking van een project is het belangrijk dat er extra aandacht aan die doelstellingen wordt besteed. Ook bij de beoordeling van het project worden die doelstellingen meegenomen. Alleen officiële rechtspersonen kunnen financieel begunstigden zijn. Natuurlijke personen en feitelijke verenigingen kunnen dus geen project indienen. Investeringen bij privépersonen of vormen van steunverlening aan privépersonen kunnen niet gesubsidieerd worden, tenzij ze een openbaar nut hebben. Studies zonder concrete projectrealisaties komen niet in aanmerking. De inventarisatie van agrarische gebouwen wordt beschouwd als een gebiedsgerichte PDPO III – reglement OKW – versie 2014 5 oefening en is bijgevolg geen studie. Er is dus geen concrete projectrealisatie voor nodig. Andere financieringsmogelijkheden moeten prioritair worden aangesproken alvorens een project in te dienen bij ‘Omgevingskwaliteit’of Platteland Plus. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 6 2.2 Beleving op het platteland kansen geven met respect voor de streekidentiteit Bevordering van toeristische activiteiten (onder andere recreatieve doorgangen, de inrichting van bezoekerscentra met landbouwthematiek, interactieve tools rond landbouwthema’s …): o tentoonstelling/bezoekerscentra rond landbouwthema’s, interactieve tools rond landbouwthema’s, recreatieve doorgangen als missing link tussen wandelverbindingen … Projectvoorwaarden: Projecten dienen aanvullend te zijn ten opzichte van bestaande subsidies zoals van Toerisme Vlaanderen. Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed met nadruk op de typische plattelandselementen of agrarisch erfgoed (cultuurhistorisch erfgoed, streekidentiteit, landschapsherstel, natuurlijk erfgoed, landbouwkundig erfgoed, restauratie van typisch beeldbepalende erfgoedelementen voor het platteland, met uitzondering van erfgoed in de dorpskern …): o belangrijk aandachtspunt: restauratie van erfgoedelementen kan alleen buiten de bebouwde kom. Zo komen kapelletjes in de dorpskern niet in aanmerking voor subsidie …; o landschapsherstel uitvoeren door landbouwers, restauratie van een oude bakoven, agrarisch erfgoed, immaterieel erfgoed op het platteland …; o behoud en herstel van niet-beschermd beeldbepalend erfgoed en kleinschalige erfgoedinfrastructuren die passen in een gebiedsgerichte erfgoedvisie en een gebiedsgericht afwegingskader. Projectvoorwaarden: Projecten die aanvullend zijn ten opzichte van subsidies van het agentschap Onroerend Erfgoed of een andere instantie, houden een meerwaarde in. Basiskwaliteiten op het platteland: projecten die inzetten op de bestaande stiltegebieden, de gemeenschapswaarde van bossen en draagvlak voor water als drager van het landschap. landbouw en plattelandseducatie o interactieve tools in landbouwmusea, plattelandsklassen en boerderijklassen, samenwerking rond landbouw- en plattelandseducatie Projectvoorwaarden: Er wordt aandacht besteed aan mensen met een beperking. Voor landbouw- en plattelandseducatieve initiatieven worden innovatie, gebiedsgerichtheid en samenwerking over de grenzen van de sectoren heen belangrijk geacht. Hoeve en streekproducten – korte keten – landbouwverbreding …: o ondersteuning/begeleiding van landbouwers die bedrijfsbezoeken organiseren, maatschappij en landbouwer dichter bij elkaar brengen, innovatieve projecten rond PDPO III – reglement OKW – versie 2014 7 landbouwverbreding …; o belangrijke aandachtspunten: projecten in het kader van korte keten zijn complementair aan de doelstellingen van het strategisch plan korte keten; interessante lectuur: strategisch plan korte keten van de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling, Vlaamse overheid, beleidsdomein Landbouw en Visserij. Duurzame energie en klimaatadaptatie (bijvoorbeeld waterretentie, overstromingsgebieden creëren …): o seizoensberging van water (met het oog op duurzamer waterverbruik over de seizoenen heen), projecten om de waterretentie te verhogen, gecontroleerde overstromingsgebieden met een multifunctioneel karakter, bijvoorbeeld recreatie, plaatsen van stuwtjes; o projecten rond lokale energiecoöperaties die in de eigen energiebehoefte voorzien, het lokaal en regionaal valoriseren van biomassastromen uit landschapsbeheer, sensibilisatie rond energieverbruik, isolatie, energiescans, energiesnoeiers, energielandschappen: kleinschalige draagvlakverbreding rond duurzame vormen van energie, warmtenetwerk; o belangrijk aandachtspunt bij biomassa-investeringen: ze komen alleen voor cofinanciering in aanmerking als ze in een ruimer beheerplan passen. Het instrument LOB (loket onderhoud buitengebied) inzetten voor energiestromen; Projectvoorwaarden: Projecten met betrekking tot waterberging (gecontroleerde overstromingsgebieden van de overheid of private waterbufferbekkens) hebben altijd een multifunctioneel karakter (een gepaste natuurtechnische aanleg of het aanbieden van recreatieve mogelijkheden). Projecten die aanvullend zijn ten opzichte van subsidies in het kader van duurzame energieproductie, houden een meerwaarde in. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 8 2.3 De open ruimte vrijwaren en ontwikkelen Landschapsintegratie van landbouwinfrastructuur en paardenhouderijen (eventueel erfbeplanting); o Landschapsintegratie is veel meer dan erfbeplanting alleen. Het gaat om een totaalconcept van het bedrijf in relatie tot zijn landschappelijke omgeving. Een kwaliteitsvolle agrarische architectuur is daarbij cruciaal. Projecten zijn pas interessant als ze een geslaagde landschappelijke integratie of een mooie, maar functionele agrarische architectuur tonen met geen of beperkte meerkost. Projecten rond open ruimte gebruik o Projecten die mensen aanzetten hun tuinen open te stellen o Projecten rond de multifunctionele inrichting van bedrijventerreinen o Pilootprojecten (1 per thema) rond Flankerende maatregelen bovenlokale infrastructuur Gebruik maken onbenutte grond Tegengaan van de lintbebouwing Gebiedsgerichte oefening met betrekking tot economische activiteiten in voormalige leegstaande (agrarische en niet-agrarische) gebouwen: projecten rond de inventarisatie van een gebied over hoeveel gebouwen er leegstaan en de mogelijkheid van hergebruik, participatietrajecten met plaatselijke bevolking rond leegstaande hoeves … Belangrijke aandachtspunten: o Projecten worden uitgevoerd binnen het wettelijke kader, rekening houdend met het besluit over zonevreemde functiewijzigingen. OF: o Projecten wachten de resultaten af van de beleidswerkgroep binnen Ruimte Vlaanderen. Die werkgroep werkt een wetgevend kader uit voor economische activiteiten in voormalige agrarische gebouwen. De projecten dragen altijd bij aan een landschappelijke opwaardering van de betrokken sites. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 9 2.4 Aandacht voor kwetsbare groepen op het platteland Ondersteunen van landbouwgerelateerde sociale-economieprojecten: o sociale-economieprojecten rond streekproducten en landbouwprocessen, bijvoorbeeld een wasstraat voor groenten die via sociale economie wordt uitgebaat. Groene zorg o Belangrijk aandachtspunt: het betreffen alleen ondersteuningsprojecten aangezien er geen directe steun aan de landbouwer wordt beoogd. o Projectvoorwaarden: De nadruk ligt op innovatieve projecten waarbij samenwerking over de sectorgrenzen heen vooropstaat. Projecten hebben altijd een gebiedsgerichte verankering. Armoede in de landbouw- en de plattelandsgemeenschap: o De projecten kunnen handelen over armoede, huisvesting, terugtredende voorzieningen, onderbescherming, schuldpreventie, mobiliteitsarmoede, voedselarmoede, energieloketten, huiswerkbegeleiding, kinderen integreren in het sociaal leven, integratie van stoppende landbouwers op de arbeidsmarkt, kwetsbare groepen in contact brengen met landbouw. o Belangrijk aandachtspunt: Structurele verankering van de projecten is belangrijk. Projecten rond armoede kunnen geen tijdelijke, losstaande initiatieven zijn. Armoede is namelijk een netwerk van sociale uitsluitingen op verschillende levensdomeinen waardoor projecten ook dwarsverbanden leggen met andere lokale actoren, organisaties en bestaande netwerken uit verschillende domeinen. Bestaande initiatieven hebben een plattelandsspecifieke uitrol/verbreding/verdieping/aanvulling. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 10 2.5 Leefbare dorpen Initiatieven die aansluiten bij lokale voedselstrategieën: volkstuinen, ecologische moestuincomplexen, pluktuinen, CSA gemeenschapslandbouw …: o voedselteams, boer en consument samen brengen, ruilmarkt via internet, volkstuinen koppelen aan een speeltuin of een educatief onderdeel, volkstuinen toegankelijk maken voor mensen met een beperking … Begeleiding bij het ombouwen van leegstaande hoeves (samenhuis-initiatieven, bijvoorbeeld initiatieven rond goed nabuurschap, ondersteuningsinitiatieven en promotie rond gemeenschappelijk wonen, opstarten van proefprojecten in agrarische gebouwen, de coaching van de ombouw naar cohousing). Belangrijk aandachtspunt: Er bestaan momenteel heel wat initiatieven om lokale voedselstrategieën uit te werken. Logistieke aspecten vormen echter vaak een knelpunt. De ondersteuning van relatief kleinschalige initiatieven biedt daarvoor vaak een oplossing: inrichting en terbeschikkingstelling van locaties die fungeren als afhaalpunt, organiseren van (overdekte) markten, multifunctionele food-hub … Belangrijk aandachtspunt: Investeringen worden niet beoogd omdat begeleidings- en coördinatieprojecten het doel zijn van deze actie. Interessante lectuur: Samenhuizen in je lokaal beleid: bouwstenen en inspirerende voorbeelden – vzw samenhuizen. Oude agrarische infrastructuur herbestemmen naar nieuwe gebruiksfuncties, bijvoorbeeld naar zorgfuncties: o renovatie van boerderij tot streekproductenwinkel … Belangrijk aandachtspunt: Projecten wachten de resultaten af van de beleidswerkgroep binnen Ruimte Vlaanderen. Die werkgroep werkt een wetgevend kader uit voor economische activiteiten in voormalige agrarische gebouwen. OF: Projecten worden binnen het wettelijk kader uitgevoerd, bijvoorbeeld rekening houdend met het besluit over zonevreemde functiewijzigingen. Brede basisvoorzieningen in dorpen o Projecten die lokale ondernemers aanzetten om basisvoorzieningen te verlenen Verenigingsleven op het platteland o Jongerencultuur op het platteland o Quick wins ter ondersteuning van niet-gestructureerd vrijwilligerswerk PDPO III – reglement OKW – versie 2014 11 3. Uitvoeringsregels projecten 2014- 2020 3.1 Voor wie? De volgende instanties komen in aanmerking om als promotor of copromotor op te treden: gemeentebesturen of hun verzelfstandigde agentschappen; OCMW’s of hun verzelfstandigde agentschappen; provinciebesturen of hun verzelfstandigde agentschappen; verenigingen zonder winstoogmerk; intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid; stichtingen; publieke rechtspersonen, met uitzondering van de publiekrechtelijks rechtspersonen die vallen onder 3.2. Alleen de promotor en de copromotoren kunnen subsidiabele kosten inbrengen. Er is maximaal 5% van de goedgekeurde middelen per provincie gedurende de volledige programmaperiode 2014-2020 voorzien voor de betrokken provinciale diensten als promotor of copromotor. Als de provinciale overheid in een project met copromotoren werkt, is de financiële verdeling tussen promotor en copromotor duidelijk zodat het percentage berekend kan worden. 3.2 Wie komt niet in aanmerking? De volgende instanties komen niet in aanmerking om als promotor of copromotor op te treden: de Vlaamse Gemeenschap of haar verzelfstandigde agentschappen; het Vlaamse gewest of de verzelfstandigde agentschappen van het Vlaamse Gewest; natuurlijke personen; vennootschappen en verenigingen met winstoogmerk; feitelijke verenigingen. 3.3 Promotor - copromotor - partner? De promotor is verantwoordelijk voor de inhoudelijke en financiële opvolging van het volledige ingediende project. Hij is bovendien het officiële aanspreekpunt. Dat impliceert dat alleen de promotor betalingsaanvragen (declaratiedossiers) bij de beheersdienst en de provincie kan indienen. De PDPO-subsidie wordt alleen op zijn rekeningnummer gestort. De promotor is verantwoordelijk voor (eventuele) doorstortingen naar de copromotor. Naast de promotor kan een copromotor bij de uitvoering van het project betrokken zijn. Beiden voeren het project samen uit. Projectuitgaven (= kosten, lonen) van de copromotor komen in aanmerking voor subsidiëring. De copromotor ontvangt zijn subsidie via de promotor. De copromotor kan de gemaakte kosten niet factureren aan de promotor. Hij kan alleen de gemaakte kosten rechtstreeks inbrengen in het declaratiedossier via de promotor. De copromotor sluit altijd een overeenkomst met de promotor waarin wordt opgenomen wie wat uitvoert, de financiële verdeling en de vermelding dat de promotor de ontvangen PDPO III – reglement OKW – versie 2014 12 subsidies van de ingediende kosten van de copromotor integraal doorstort naar de copromotor. Een partner werkt mee aan het project, maar dient geen kosten in en ontvangt ook geen subsidies. 3.4 Welke projecten en kosten zijn subsidiabel? 3.4.1 Algemeen De promotor en de copromotoren nemen op alle facturen een passende boekhoudkundige code op of houden een afzonderlijk boekhoudsysteem bij over het project. 3.4.2 Toepassingsgebied Toepassingsgebied OKW Investeringsprojecten kunnen zich afspelen binnen het afgebakend plattelandsgebied. Het afgebakende plattelandsgebied bestaat uit de donkergroene gemeenten op de kaart. De kaart vindt u op de volgende pagina. Een detailkaart voor de provincie Antwerpen vindt u in het PPOP. Dienstverleningsprojecten worden uitgevoerd binnen het afgebakende plattelandsgebied, maar kunnen in afwijking daarvan ook geheel of gedeeltelijk worden uitgevoerd buiten het afgebakende plattelandsgebied (donkergroene en lichtgroene gemeenten) als aan onderstaande voorwaarden is voldaan: a) het dienstverleningsproject wordt uitgevoerd binnen ten minste drie aangrenzende gemeenten met een landelijk karakter; EN b) het dienstverleningsproject wordt niet uitgevoerd binnen Antwerpen, Mechelen en Turnhout. Dienstverleningsprojecten kunnen wel uitgevoerd worden in de voormelde groot- en centrumsteden (rode gemeenten) als het dienstverleningsproject provinciedekkend is. De gemeenten met een landelijk karakter zijn de donkergroene en lichtgroene gemeenten. Korte samenvatting kaart: Donkergroene gemeenten: daar kunnen beide soorten projecten uitgevoerd worden (investeringsprojecten en dienstverleningsprojecten). Lichtgroene gemeenten: daar kunnen dienstverleningsprojecten uitgevoerd worden onder bepaalde voorwaarden. Rode gemeenten: daar kunnen geen projecten uitgevoerd worden, uitgezonderd provinciedekkende projecten. Toepassingsgebied Platteland Plus Voor Platteland Plus komen alle gemeenten in onze provincie in aanmerking, met uitzondering van Turnhout, Antwerpen en Mechelen. Projecten die inhoudelijk zouden passen binnen OKW, omwille van de link met landbouw, maar omwille van het beperkte toepassingsgebied daar niet kunnen PDPO III – reglement OKW – versie 2014 13 worden ingediend, kunnen ook binnen Platteland Plus worden ingediend. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 14 PDPO III – reglement OKW – versie 2014 15 3.4.3 Hoe verhouden de plattelandsprojecten zich ten opzichte van LEADER en andere PDPO III-maatregelen? In de loop van 2015 zullen de LEADER-gebieden bekend zijn. Elk LEADER-gebied werkt rond drie thema’s. Als een project zowel past binnen een thema van een LEADER-gebied als binnen de de thema’s van het PPOP rond plattelandsprojecten én het project speelt zich, ten dele, af in het LEADER-gebied, kan de projectaanvraag ingediend worden bij LEADER. Uitzonderingen worden geval per geval bekeken. De promotor wordt door het Provinciaal Steunpunt Platteland, in samenspraak met VLM, geadviseerd over de plaats waar het project moet worden ingediend. Andere PDPO III-maatregelen krijgen voorrang op de plattelandsprojecten. Als een project steun kan krijgen via een andere PDPO-maatregel, wordt het project bij de andere maatregel ingediend. 3.4.4 Kleinschalige infrastructuur Kleinschalige infrastructuurwerken hebben een maximale projectkost van 1.000.000 euro. Voorbeelden zijn de restauratie van kleine beeldbepalende plattelandselementen, de inrichting van educatieve centra, het herstel van landelijke wegen, de aanleg van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer, het plaatsen van infoborden en zitbanken, de uitvoering van inrichtingswerken. 3.4.5 Definitie van projectkosten Om de projectkost te bepalen, wordt het volledige project in beschouwing genomen, ook de delen die niet worden ingediend bij PDPO voor subsidiëring, maar die er wel een eenheid mee vormen. (Bijvoorbeeld als de derde fase van een masterplan van vijf fasen – al dan niet gedeeltelijk – door PDPO wordt uitgevoerd, worden, als fase 3 een eenheid vormt, de totale projectkosten van fase 3 beschouwd als projectkost.) De kunstmatige opsplitsing van projecten die duidelijk één geheel vormen, om lager dan of gelijk aan 1.000.000 euro te komen, wordt niet toegelaten. De maximale projectkost is 200.000 euro. 3.4.6 Definitie van investeringsprojecten Investeringsprojecten zijn projecten waarvan de projectkost in de rubriek investeringen gelijk is aan of hoger dan 50% van de totale projectkost, en die kleinschalige infrastructuurwerken omvat. De volgende kostenrubrieken komen in aanmerking voor subsidiëring van investeringsprojecten: investeringskosten; werkingskosten; externe prestaties; bijdrage in natura; inkomsten. 3.4.7 Definitie van dienstverleningsprojecten PDPO III – reglement OKW – versie 2014 16 Dienstverleningsprojecten zijn projecten waarvan de projectkost in de rubriek investeringskosten lager is dan 50% van de totale projectkost. De volgende kostenrubrieken komen in aanmerking voor de subsidiëring van dienstverleningsprojecten: investeringskosten; personeelskosten; werkingskosten; overheadkosten; externe prestaties; bijdrage in natura; inkomsten. 3.5 Subsidiabiliteit van de kosten 3.5.1 Investeringskosten De volgende investeringskosten zijn subsidiabel: de bouw of verbetering van onroerende goederen, met inbegrip van de inrichting van de onroerende goederen; uitgaven voor de aankoop van machines/installaties, met inbegrip van specifieke computerprogrammatuur; erelonen van architecten, ingenieurs en adviseurs die rechtstreeks gelinkt zijn aan de investering of de onroerende goederen; de uitvoering van landschapswerken; aankoop van multimediamateriaal (als het multimediamateriaal een essentieel onderdeel is van het project, wordt het bij investeringskosten ingediend en wordt het niet afgeschreven); de uitvoering van haalbaarheidsstudies en het verkrijgen van octrooien en licenties die rechtstreeks aan de investeringen gekoppeld zijn. De volgende investeringskosten zijn niet subsidiabel: de verwerving inclusief leasing van onroerende goederen, bijvoorbeeld grond en gebouwen; de huurkoop van machines; zuivere studies zonder realisatie. 3.5.2 Personeelskosten Personeelskosten komen alleen in aanmerking voor de duur van het project en voor het personeel dat rechtstreeks bij de inhoudelijke uitvoering van het project betrokken is. Het bijhouden van een sluitende tijdsregistratie is verplicht met registraties per halve dag. De loonkosten worden via een standaardtabel berekend. De volgende elementen zijn verwerkt in de standaardloontabel: brutoloon, werkgeversbijdrage, vakantiegeld, eindejaarspremie, verzekering arbeidsongevallen en maaltijdcheques. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 17 De volgende loonkosten zijn niet subsidiabel: loonkosten voor loutere ‘supervisie’ (meestal door de directie); uitgaven voor extralegale voordelen als groepsverzekeringen, extralegaal pensioen, hospitalisatieverzekering … (Die kosten zijn onder geen enkele rubriek subsidiabel.); beroepskleding, verzekering burgerlijke aansprakelijkheid …; kosten voor aanwerving; ontslagvergoeding, opzegvergoeding. 3.5.3 Werkingskosten Werkingskosten zijn subsidiabel op voorwaarde dat er een rechtstreeks verband bestaat met de doelstellingen van het project en als ze noodzakelijk zijn voor de algemene werking van het project. Ingediende werkingskosten mogen de redelijke behoefte van het project niet overtreffen. Werkingskosten zijn verifieerbaar aan de hand van facturen en betalingsbewijzen. Onder werkingskosten wordt verstaan: exploitatiekosten; opleidingskosten; betaald vrijwilligerswerk; kosten met betrekking tot public relations; rechtstreeks aan het project verbonden uitgaven voor verbruiksmaterialen, hulpgoederen, grondstoffen en gereedschappen met korte levensduur; de aankoop van multimediamateriaal wordt afgeschreven in drie jaar; folders, brochure, gadgets, foto’s, website … (opmaak, drukken, publiceren, verspreiden …); kosten voor persvoorstellingen, evenementen enzovoort zijn subsidiabel als ze gericht zijn op externen; activiteitenonkosten: de kosten die de organisatie van activiteiten binnen het project met zich meebrengt, bijvoorbeeld huur van de zaal, huur van de geluidsinstallatie; kosten voor het gebruik van gespecialiseerde apparatuur; als de verplaatsing een essentieel onderdeel is van het project, kan een kilometervergoeding worden ingediend. 3.5.4 Overheadkosten De overheadkosten worden forfaitair toegekend en bedragen maximaal 15 procent van de personeelskosten. De overheadkosten worden vooraf expliciet aangevraagd. Het aangevraagde percentage kan tijdens de looptijd van het project niet meer gewijzigd worden. De volgende kosten worden als overheadkosten beschouwd en kunnen bijgevolg in geen enkele andere rubriek aangevraagd worden: de huur van kantoren, gebouwen, vergaderzaal, tenzij de huur direct toewijsbaar is aan een activiteit binnen het project; kosten voor verwarming, verlichting, elektriciteit, gas, water; kosten voor telefoon, internet, postzegels, verzendingskosten, kantoorbenodigdheden, inkt, papier/kopieën, onderhoud van de kantoren, onderhoud van de computer en printer; representatiekosten ( kleine reis- en verblijfkosten, kilometervergoeding); kosten voor ondersteuning, zoals het sociaal secretariaat, boekhouding, juridisch advies; PDPO III – reglement OKW – versie 2014 18 kosten voor verzekering: burgerlijke aansprakelijkheid, brand … Bepaalde van de bovenvermelde kosten komen toch in aanmerking als ze rechtstreeks aan het project gelinkt kunnen worden. Bijvoorbeeld voor een grote zending met folders die op naam verstuurd worden, komen het papier, de enveloppen en de postzegels wel in aanmerking omdat er een directe link is met het project. Als de projectspecificiteit voldoende blijkt uit de declaratie, komen de kosten in aanmerking als werkingskosten. 3.5.5 Externe prestaties Deze rubriek omvat de kosten van de prestaties die door externen (derden) in het kader van het project worden geleverd: vergoeding voor consulentenbureaus, ontwerpers, technisch advies …; uitgaven voor ondersteuning door externe organisaties; uitgaven voor studies als ze verband houden met een specifieke concrete actie in het kader van het project; erelonen van architecten, ingenieurs en adviseurs die rechtstreeks gelinkt zijn aan de investering, of als de onroerende goederen thuishoren in de rubriek investeringskosten. 3.5.6 Bijdrage in natura Inbreng in natura is maar subsidiabel als aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan: De inbreng in natura is vermeld bij het ingediende voorstel en wordt expliciet goedgekeurd. De inbreng in natura is niet achteraf toegevoegd (i.c. na de goedkeuring van het projectvoorstel door het PMC). Het gaat alleen om de inbreng van onbetaald vrijwilligerswerk, gekoppeld aan een investering, waarbij de materiaalkosten bewezen worden. (Bijvoorbeeld schilderwerken kunnen beschouwd worden als bijdrage in natura als de verf in het project is opgenomen en bewezen wordt.) Het maximumtarief dat toegepast kan worden, is 20 euro per uur. Per vrijwilliger wordt een getekend registratieformulier bijgehouden dat mee wordt ingediend bij de declaratie. De inbreng van de bijdrage in natura mag maximaal 15 % bedragen van de totale projectkost. 3.5.7 Inkomsten Het project houdt voldoende rekening met eventuele projectinkomsten en probeert overfinanciering te vermijden. De promotor raamt de inkomsten en die worden in mindering gebracht op de brutoprojectkosten. De subsidie wordt verleend op de nettoprojectkosten (brutoprojectkosten - inkomsten = nettoprojectkosten). De inkomsten van de copromotor worden mee aangegeven. Als de bewezen projectkosten lager zijn dan de brutoprojectkosten, kan nooit de volledige subsidie ontvangen worden. Bij de einddeclaratie wordt een herrekening gemaakt en kan er eventueel een terugvordering volgen. Projecten waarvan de totale projectkost lager is dan 50.000 euro, brengen geen inkomsten in mindering. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 19 3.6 De volgende kostensoorten komen niet in aanmerking recupereerbare btw; rollend materieel: o aankoop van rollend materieel; o leasing van auto’s – afschrijving van bedrijfsvoertuigen; o belasting op het rollend materieel; o verzekering van het rollend materieel; o herstellingen aan het rollend materieel. De bovenvermelde kosten voor rollend materieel komen wel in aanmerking als het rollend materieel specifiek voor het project bestemd is en als het expliciet is goedgekeurd; aankoop van gronden en gebouwen; zuivere studies; reguliere kosten, bijvoorbeeld de opmaak van een brochure waarvoor de organisatie al gesubsidieerd wordt; grote afbraakwerken; intrest door laattijdige betaling van facturen; bankkosten (kosten voor het beheer van een rekening, debetrente); boetes; proceskosten; heffingen en belastingen (met uitzondering van niet-terugvorderbare btw); presentiegelden, zitpenningen; uitgaven die niet voldoen aan de in deze gids vastgelegde subsidiabiliteitsregels en voorwaarden. 3.7 Aandachtspunten in verband met de kosten Interne facturatie: Organisaties die hun kosten willen kennen, gaan vaak de verschillende afdelingen verzelfstandigen (bijvoorbeeld informatica-afdeling, kopiecentrum, personeelsafdeling). De diverse interne zelfstandige afdelingen kunnen dan onderling factureren (interne facturatie). Interne facturatie is in de volgende gevallen subsidiabel: o bij interne facturen als een bewijs van betaling of een bewijs van boekhoudkundige verwerking voorgelegd kan worden. Opgelet: In geval van leveringen moet de facturerende afdeling de wet op de overheidsopdrachten naleven bij de oorspronkelijke aankoop van de goederen bij de externe leverancier (controle via gunningsverslag). De ingediende kosten mogen op geen enkele wijze dubbel gesubsidieerd of overgefinancierd worden. Deze subsidie is niet cumuleerbaar met andere Europese of Vlaamse subsidies, uitgezonderd met de trekkingsrechten van het plattelandsfonds. Die middelen worden beschouwd als eigen gemeentelijke middelen en kunnen bijgevolg wel gecombineerd worden met deze subsidie. Concrete acties die fysiek voltooid zijn voor de indiening van de projectaanvraag, komen niet in aanmerking voor subsidiëring, ongeacht of alle betalingen in kwestie door de begunstigde zijn verricht. Om de volledige goedgekeurde subsidie te ontvangen, bewijst de promotor het volledige bedrag van de voorziene uitgaven, uitgezonderd de overheadkosten. Als er minder wordt PDPO III – reglement OKW – versie 2014 20 bewezen dan de voorziene totale uitgaven, wordt het goedgekeurde cofinancieringspercentage toegepast op de lagere uitgaven die effectief verricht zijn, waardoor de PDPO-steun minder zal zijn dan bepaald was. In geval van inkomsten bewijst de promotor minstens de totale vastgelegde brutokosten voor de aftrek van de inkomsten. Zo niet wordt de steun procentueel bepaald. 3.8 Eigen inbreng De totale subsidiabele kosten worden gelijkgesteld aan 100%. De rechtstreekse overheidsbijdrage van Europa, Vlaanderen en de provincie aan een project bedragen in principe maximaal 65%. De promotor moet dus nog minimaal 35% cofinanciering vinden, waarvan minimaal 15% eigen inbreng is van de promotor en de copromotoren. De overige 20% kan eventueel gerealiseerd worden door andere subsidies van de provincie of door subsidies van de gemeente, sponsoring, partners … De steun kan niet gecombineerd worden met andere Europese of Vlaamse subsidies voor dezelfde projectkosten. De middelen van het plattelandsfonds zijn trekkingsrechten en worden beschouwd als eigen gemeentelijke middelen. Daardoor kunnen ze wel gecombineerd worden met deze subsidie. Gegenereerde inkomsten uit het project worden niet beschouwd als eigen inbreng van de promotor. Figuur 1: verdeling van de projectkosten 3.9 Beoordelingscriteria De criteria voor de beoordeling van het project zijn terug te vinden in het Provinciaal PlattelandsOntwikkelingsPlan. 4. Aanvraagprocedure en voorwaarden 4.1 Voorbereiding, begeleiding en opvolging Een project bestaat uit verschillende fasen. Tussen idee, concrete uitwerking en evaluatie lopen vaak verschillende jaren. Tijdens elk van die fasen wil het Provinciaal Steunpunt Platteland zijn expertise ter beschikking stellen om te komen tot kwaliteitsvolle en gedragen projecten. Zowel voor het opstarten van een aanvraagdossier als tijdens de realisatieperiode van een project geeft het Provinciaal Steunpunt Platteland inhoudelijke en administratieve feedback en advies op basis van opgebouwde kennis, expertise en ervaring. Het project dient het best op voorhand (en zo vroeg mogelijk) te worden besproken met het Provinciaal Steunpunt Platteland. U vindt de contactgegevens van de plattelandscoördinator achteraan in dit reglement (zie 10. Contacten). PDPO III – reglement OKW – versie 2014 21 4.2 Hoe een aanvraag indienen? Een aanvraag is officieel vanaf het ogenblik dat de aanvrager een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier met de vereiste bijlagen in tweevoud heeft bezorgd aan de provincie bij de dienst Landbouw- en Plattelandsbeleid. Het aanvraagformulier moet zowel op papier met de post of tegen afgifte van ontvangstbewijs als digitaal ingediend worden. Verdere instructies vindt u in het aanvraagformulier en in de bijlagen. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 22 4.3 Hoe verloopt de verdere procedure? De aanvrager bespreekt zijn project met het Provinciaal Steunpunt Platteland en toetst af of zijn dossier vooraf moet worden voorgelegd aan de provinciale kwaliteitskamer. De aanvrager dient de subsidieaanvraag in tweevoud in bij de provincie. Eén exemplaar blijft bij de provincie. Eén exemplaar wordt door de provincie verstuurd naar de VLM (beheersdienst). De provincie kijkt de ontvankelijkheidscriteria van het dossier na en kan eventueel ontbrekende stukken opvragen. Bij de dossiers die onontvankelijk worden verklaard, wordt de aanvrager binnen twee maanden na de indiening op de hoogte gebracht van de onontvankelijkheid van het dossier. Het project wordt inhoudelijk en technisch gecontroleerd door de technische werkgroep (TW). De TW is samengesteld uit een aantal experten van provinciale diensten, provinciale vzw’s, Vlaamse administraties, het middenveld, de gemeenten en de beheersdienst van de VLM. Het project wordt getoetst aan de beoordelingscriteria. Er wordt een advies opgemaakt. Na het advies van de TW kunnen mogelijk een aantal vragen teruggekoppeld worden naar de projectpromotor. Het provinciaal managementcomité (PMC) weegt alle ingediende projecten tegen elkaar af op basis van het advies van de TW en beslist, afhankelijk van de beschikbare kredieten. Het PMC is samengesteld uit een vertegenwoordiging van de Vlaamse ministers, de provincie en de steden en gemeenten. Het middenveld en de beheersdienst hebben een adviserende rol. Voor Platteland Plus projecten beslist een gereduceerd PMC over de ingediende projectvoorstellen, bestaande uit een vertegenwoordiging van de Vlaamse ministers en de provincie. Na goedkeuring door het PMC worden er nog een aantal administratieve zaken afgehandeld. De beslissing van het PMC wordt bekrachtigd door de Vlaamse minister, bevoegd voor plattelandsbeleid, met een ministerieel besluit. Het PMC brengt de aanvragers op de hoogte van de goedkeuring of weigering. Samen met de goedkeuringsbrief wordt de begunstigde ook op de hoogte gebracht van de algemene en eventueel projectgebonden voorwaarden. (De volledige procedure duurt ongeveer vijf maanden.) PDPO III – reglement OKW – versie 2014 23 5. Voorwaarden na goedkeuring en bij uitbetaling De begunstigde leeft, indien van toepassing, de wet op de overheidsopdrachten na. (Meer informatie over de wet op de overheidsopdrachten vindt u in punt 6.) Op gemotiveerd verzoek van de begunstigde kan de beheersdienst voor technische zaken of het PMC voor inhoudelijke zaken de oorspronkelijke goedkeuring aanpassen en de gevraagde wijzigingen al dan niet goedkeuren. Tijdens de realisatie, halfjaarlijks gedurende de looptijd van het project, worden de provincie en de VLM op de hoogte gehouden van het verdere verloop van het project en worden de financiële kosten met de bewijsstukken ervan ingediend. (Meer uitleg over die procedure wordt bij goedkeuring meegestuurd met de goedkeuringsbrief. Alle kosten worden verantwoord via facturen, betalingsbewijzen, vorderingsstaten, tijdsregistraties en dergelijke conform de declaratie-instructies.) Het project is gerealiseerd tegen de einddatum die opgenomen is in de goedkeuringsbrief. Die einddatum is bepalend voor de subsidiabiliteit van facturen, onkosten en loonkosten. Kosten kunnen gemaakt worden vanaf de datum van de goedkeuring door het PMC en op zijn vroegst op 1 januari van het desbetreffende jaar van de goedkeuringsbrief tot en met de einddatum die opgenomen is in deze brief. De factuurdatum geldt als bewijs. De laatste betaaldatum van de facturen moet binnen drie maanden na de beëindiging van het project vallen. Budgetverhoging kan niet toegestaan worden en is alleen mogelijk door bij een nieuwe projectoproep een nieuw project in te dienen. Een vervolgproject kan pas starten als het eerste project is afgelopen. Een verlenging van een project buiten n+3-periode kan niet. Verlengingen moeten uiterlijk veertien dagen voor de beëindiging van het project aangevraagd worden. Na de realisatie van investeringsprojecten moet het project zonder bestemmingswijzigingen gedurende vijf jaar in stand gehouden worden: o Die termijn gaat in vanaf de laatste uitbetaling van de laatste schijf van de subsidie van het project. o Bij de niet-naleving van die termijn worden de volgende regressieve sancties genomen: bij een bestemmingswijziging binnen één jaar na de laatste uitbetaling wordt 100% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd; bij een bestemmingswijziging binnen twee jaar na de laatste uitbetaling wordt 80% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd; bij een bestemmingswijziging binnen drie jaar na de laatste uitbetaling wordt 60% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd; bij een bestemmingswijziging binnen vier jaar na de laatste uitbetaling wordt 40% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd; bij een bestemmingswijziging binnen vijf jaar na de laatste uitbetaling wordt 20% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd. De promotor houdt tot minstens vijf jaar na de laatste uitbetaling alle documenten en bewijsstukken bij. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 24 Promotie: o OKW: Bij alle publicatie en promotiemateriaal (kaarten, brochures, artikels, websites, uitnodigingen …), werfinrichtingen, infoborden … over het project die gedrukt of geplaatst worden, worden de logo’s van Europa, de Vlaamse overheid en de provincie en de slagzin “Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland” vermeld. Verdere gedetailleerde instructies worden meegestuurd met de goedkeuringsbrief van het project. o P+: Bij alle publicatie en promotiemateriaal (kaarten, brochures, artikels, websites, uitnodigingen …), werfinrichtingen, infoborden … over het project die gedrukt of geplaatst worden, worden de logo’s van de Vlaamse overheid en de provincie vermeld. Verdere gedetailleerde instructies worden meegestuurd met de goedkeuringsbrief van het project. Terugvordering / niet-uitbetaling: o Als de begunstigde niet voldoet aan de specifieke voorwaarden van de goedkeuringsbrief, kan dat leiden tot gedeeltelijke of volledige terugvordering van de reeds uitbetaalde subsidie. o Als de begunstigde nalaat de kosten volgens de vereiste procedure volledig te verantwoorden, vervalt de goedkeuring van de subsidie voor het niet-verantwoorde gedeelte. In dat geval wordt het niet-verantwoorde gedeelte niet uitbetaald. De beheersautoriteit maakt jaarlijks een lijst van begunstigden op die steun hebben ontvangen. Het bedrag van de uitbetaalde subsidie wordt jaarlijks gepubliceerd op de website www.belpa.be. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 25 6. Wet op de overheidsopdrachten De regelgeving op overheidsopdrachten is niet alleen van toepassing op de klassieke overheden. Een hele reeks organisaties en verenigingen vallen voor alle aankopen onder het toepassingsgebied. Andere organisaties en verenigingen hoeven de regelgeving op overheidsopdrachten dan weer alleen toe te passen voor het specifieke project dat met subsidies wordt uitgevoerd. Wie moet de wet op de overheidsopdrachten volgen? de staat; de territoriale lichamen; de publiekrechtelijke instellingen; personen, verenigingen en organisaties: o die opgericht zijn met het specifieke doel te voorzien in behoeften van algemeen belang die niet van industriële of commerciële aard zijn (kijken naar de werkelijke activiteiten van de organisatie, de uitgeoefende activiteit komt minstens onrechtstreeks een ruime gemeenschap van personen ten goede en is niet uitsluitend gericht op behoeften van welbepaalde personen); o die rechtspersoonlijkheid hebben; o die aan een van de volgende voorwaarden voldoen: de werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd door de overheden of publiekrechtelijke instellingen (zodra meer dan de helft van de financiële middelen ter beschikking wordt gesteld door een of meer overheden. Voor de toepassing van die 50%-regel moeten alle inkomsten van de entiteit in kwestie in rekening gebracht worden. Alleen als uit de verhouding tussen overheidsfinanciering en commerciële inkomsten een meerderheidsfinanciering uit overheidsmiddelen blijkt, is aan dit criterium voldaan.); het beheer is onderworpen aan het toezicht van overheden of publiekrechtelijke instellingen (bijvoorbeeld aanstelling van een commissaris, controle op de jaarrekening én op het lopende beheer van de entiteit, de bevoegdheid om de entiteit te bezoeken en te onderzoeken en daarover verslag uit te brengen bij de aandeelhouders, de bevoegdheid om de entiteit te ontbinden enzovoort); meer dan de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur of van de raad van toezicht is door overheden of publiekrechtelijke instellingen aangewezen. (Dit criterium veronderstelt een daadwerkelijke overheidsaanwezigheid in de bestuursorganen.) Werkwijze - gunningsprocedures Tot 8500 euro (exclusief btw) kan de opdracht gesloten worden via een aanvaarde factuur. De aanbestedende organisatie mag zich echter niet altijd tot dezelfde deelnemer richten en mededinging moet in de tijd gespreid worden. Het is niet verplicht, maar wel aangeraden om verschillende potentiële deelnemers te raadplegen. Aangezien de raadpleging van verschillende potentiële deelnemers niet aan vormvereisten is onderworpen, kan een eenvoudige telefonische bevraging van enkele bedrijven of een vergelijking van enkele websites of catalogi al voldoende zijn als raadpleging. Tot 85.000 euro (exclusief btw): onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking voor werken, leveringen en diensten. Bij de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking raadpleegt de aanbestedende organisatie de door haar gekozen aannemers, leveranciers of dienstverleners en onderhandelt ze met een of meer van hen over de voorwaarden van de opdracht. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 26 De aanbestedende organisatie kan vrij kiezen tussen een aantal potentiële inschrijvers om een offerte in te dienen. Ze is verplicht om ten minste drie potentiële inschrijvers te raadplegen. Tot 600.000 euro (exclusief btw) voor werken en 207.000 euro (exclusief btw) voor leveringen en diensten: onderhandelingsprocedure met bekendmaking voor werken, leveringen en diensten. Deze procedure start altijd met een bekendmaking van de opdracht. De aanbestedende overheid mag de deelnemers aan de procedure niet zelf kiezen, maar is afhankelijk van de respons van de markt op de bekendmaking. Na bekendmaking kan elke aannemer, leverancier of dienstverlener een aanvraag tot deelneming indienen. De aanbestedende organisatie gaat vervolgens over tot selectie, waarna alleen de geselecteerden een offerte mogen indienen. Over de voorwaarden van de opdracht kan worden onderhandeld met de inschrijvers. In bepaalde gevallen is een onderhandelingsprocedure met bekendmaking in één fase mogelijk, waarbij geïnteresseerde deelnemers onmiddellijk een offerte indienen. Dat is mogelijk bij opdrachten voor leveringen en diensten tot 207.000 euro exclusief btw en bij opdrachten voor werken tot 600.000 euro exclusief btw. Andere procedures Naast de bovenvermelde procedures bestaan er enkele andere procedures bij de wet op de overheidsopdrachten, maar die zijn minder relevant voor deze projecten: onderhandelingsprocedure met bekendmaking; aanbesteding; offerteaanvraag. Meer informatie over de wet op de overheidsopdrachten vindt u op: http://www.bestuurszaken.be/regelgeving-overheidsopdrachten. Een specifieke leidraad voor vzw’s en andere privé(rechts)personen vindt u hieronder: http://www.bestuurszaken.be/sites/default/files/documenten/overheidsopdrachten/instru menten/handleidingen/Leidraad_toepassing_regelgeving_gesubsidieerde_organisaties.pdf. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 27 7. Aandachtspunten 7.1 Continuïteit De continuïteit van een project is heel belangrijk. Het is belangrijk dat na de projectperiode het project verder kan lopen in de structurele werking van de organisatie. Het is zinloos een project op te zetten voor een bepaalde periode en als het goed draait te moeten stoppen omdat de subsidie ten einde loopt. 7.2 Toegankelijkheid Europa, Vlaanderen en de provincies streven naar een comfortabele toegankelijkheid van alle projecten. Toegankelijkheid gaat verder dan aanpassingen aan het sanitair, de parking en de toegang. Er bestaan ook toegankelijkheidsnormen voor de inrichting van bezoekerscentra en de opmaak van informatieborden en -kiosken. Meer informatie over toegankelijke gebouwen is te vinden op de website van www.toegankelijkgebouw.be. Het toegankelijkheidsaspect vormt een belangrijk aspect bij het adviseren van projecten. Ook digitale en audiovisuele producten moeten rekening houden met de principes van toegankelijkheid voor personen met een beperking. Voor websites is het behalen van het AnySurferlabel een extra troef. Meer informatie daarover en een checklist vindt u op de website www.anysurfer.be . Evenementen voldoen minstens aan de basisvoorwaarden voor toegankelijkheid: Laat assistentiehonden toe op het evenement. Zorg voor informatie over de toegankelijkheid van het evenement. Voorzie in parkeerplaatsen voor personen met een handicap. Plaats toegankelijke toiletten. Garandeer de zichtbaarheid van het evenement voor mensen met een fysieke beperking, zoals rolstoelgebruikers, mensen die niet lang kunnen rechtstaan en mensen die klein van gestalte zijn. 7.3 Duurzaamheid Naast toegankelijkheid vormt duurzaamheid een belangrijk aspect en streefdoel. Het begrip duurzame ontwikkeling slaat op de voorziening in de huidige behoeften zonder dat het ten koste gaat van toekomstige generaties. Duurzame ontwikkeling heeft niet alleen betrekking op milieu, maar ook op economische, sociale en culturele aspecten van duurzaamheid. Het milieuaspect blijft echter het belangrijkste aspect van duurzame ontwikkeling. Promotoren stellen negatieve effecten vast en tonen aan hoe ze de negatieve effecten zullen voorkomen of verminderen. 7.4 Additionaliteit Projecten die geselecteerd worden voor financiering, worden geacht een toegevoegde waarde op te leveren, iets wat niet mogelijk zou zijn geweest zonder de hulp van het programma. Daarnaast mogen organisaties die betrokken zijn bij de projectactiviteiten hun statutaire / reguliere taken niet laten subsidiëren door PDPO-financiering. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 28 8. Praktische instructies bij het invullen van de projectfiche en bijlagen 8.1 Inleiding In dit hoofdstuk krijgt u instructies om de projectfiche: Subsidieaanvraag in het kader van plattelandsontwikkeling PDPO III 2014-2020 in te vullen. Neem zeker ook contact op met het Provinciaal Steunpunt Platteland. U kunt er hulp krijgen bij het invullen van uw subsidieaanvraag en een toelichting bij het reglement. De contactgegevens vindt u achteraan in dit reglement. 8.2 Administratieve gegevens van het project Projectnaam Kies een korte titel of acroniem voor uw project (maximaal 75 tekens) . In de projectaanvraag probeert u de start- en einddatum van uw project zo goed mogelijk in te schatten. De projectperiode bedraagt maximaal 2,5 jaar per goedgekeurd financieel budgetjaar. De projectperiode valt binnen de vermelde ‘vroegste begindatum projectperiode’ en ‘uiterste einddatum projectperiode’. Voor het budgetjaar 2015 is de vroegste begindatum 1 januari 2015 en de uiterste einddatum 30 juni 2017. Korte samenvatting Geef hier de inhoud van uw projectvoorstel beknopt weer. Vermeld de volgende elementen: de probleemstelling / uitdaging, de projectdoelstellingen en de geplande activiteiten om die doelstellingen te bereiken. Als er copromotoren of partners zijn, geeft u duidelijk weer welke rol die actoren in het project vervullen. Deze samenvatting kan door het Provinciaal Steunpunt Platteland of de beheersdienst gebruikt worden voor communicatieacties over de uitvoering van het programma. U kunt maximaal 700 tekens ingeven als samenvatting. 8.3 Gegevens van de promotor, copromotor en de partners Eén van de partners die samen het project indienen, moet als hoofdpromotor worden aangesteld. Hij wordt hierna ‘de promotor’ genoemd. De promotor is verantwoordelijk voor de indiening van de aanvraag en de uitvoering van het project ten opzichte van de provincie, de beheersdienst, de Vlaamse overheid en de Europese Commissie. Dit betekent dat hij als contactpersoon fungeert met de verschillende ondersteunende en controlerende instanties en dat hij de administratieve opvolging van het projectdossier, voor het ontvangen van de subsidies, verzorgt. Als er copromotoren zijn, worden die in de subsidieaanvraag alleen vermeld. De contactgegevens van de copromotoren worden in de Excelbijlage, tabblad ‘1.Coprom’, aangevuld. Tabblad 1.Coprom wordt in combinatie met de samenwerkingsovereenkomst bij de subsidieaanvraag gevoegd. Als er geen copromotoren zijn, hoeft u dat tabblad niet in te vullen. Wie als promotor en copromotor in aanmerking komt, staat in het reglement beschreven onder punt 3. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 29 Rechtsvorm promotor en andere gegevens Wat is de juridische vorm van de promotor? Geef aan of de promotor een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organisatie is. Bij rechtsvorm vult u het statuut in (bijvoorbeeld vzw, gemeente). IBAN en BIC Hier vult u het correcte rekeningnummer van de promotor in waarop de subsidie moet worden overgeschreven, na goedkeuring van het dossier en na indiening van een geldig declaratiedossier. Het rekeningnummer kan alleen gewijzigd worden na een expliciet verzoek aan de beheersdienst. In de subsidieaanvraag bij punt 7: ‘andere partners of toekomstige partners’ vermeldt u de instanties en organisaties die inhoudelijk of financieel bijdragen aan het project, maar geen cofinanciering zullen ontvangen. U geeft duidelijk aan of er al afspraken zijn gemaakt, of u de intentie hebt om later contact op te nemen met die partners, en welke rol ze gaan vervullen in het project. Korte voorstelling promotor / copromotor(en) Schets hier kort de kerntaken van elke (co)promotor en beschrijf waarom het project niet tot zijn reguliere taken behoort. Geef ook het doel en de werking van de (co)promotor weer en licht toe in welke mate de uitvoerders over de nodige expertise en professionaliteit beschikken. 8.4 Inhoudelijke gegevens van het project Projectomschrijving Bij de omschrijving van het volledige project schetst u het grotere kader waarin het project zich afspeelt. Een heldere formulering van de problematiek waarop het project inspeelt, en een duidelijke omschrijving van het volledige project zijn daarbij aan de orde. Ook de aanleiding of voorgeschiedenis van het project is belangrijk. Hou rekening met volgende elementen: Om welke redenen vraagt u voor dit project een subsidie aan? Vertrekt het project vanuit een plattelandsbehoefte? Omschrijf indien van toepassing de te realiseren infrastructuur. Licht de werkwijze/aanpak/methodologie van het project toe. Geef de verschillende stadia van uitvoering. Omschrijf op welke wijze het project gestuurd en opgevolgd zal worden. Hoe past het project binnen een langetermijnbeleid? Geef aan wat de haalbaarheid van het project is. Omschrijf de relaties met de sector en andere instanties. Hoe zal de bekendmaking van het project verlopen? Vermeld andere relevante elementen. Bij de omschrijving van het onderdeel waarvoor subsidie wordt gevraagd, beschrijft u alleen de concrete onderdelen waarvoor u een subsidie aanvraagt (maximaal 3000 tekens). Sluit het project aan bij een vroeger project waaraan Europese, Vlaamse of provinciale subsidies zijn toegekend? Hier omschrijft u de soort subsidie en de periode van toekenning. Geef ook een korte omschrijving van het gesubsidieerde project. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 30 Doelstellingen / resultaten van het project De geïdentificeerde behoeften / opportuniteiten vormen de basis voor de projectdoelstellingen. Formuleer de projectdoelstellingen zo concreet mogelijk. Geef duidelijk aan hoe het project inhoudelijk uitvoering geeft aan de maatregel ‘Omgevingskwaliteit‘ of Platteland Plus en de horizontale Europese doelstellingen (werkgelegenheid, klimaat en armoede). Wat gaat er veranderen ten opzichte van de huidige situatie? Denk bij de omschrijving van uw doelstelling aan het SMART-principe (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden). Door SMART-doelen te stellen worden vaagheid en uitstel voorkomen en werkt u aan concrete resultaten. Projectplanning en -organisatie In de projectfiche beschrijft u alleen de hoofd- en subactiviteiten. De planning van de hoofd- en subactiviteiten vult u in de Exceltabel als bijlage in op tabblad 2 'Projectpl & organisatie'. Geef, indien van toepassing, de bij het project betrokken copromotoren en partners bij elke subactiviteit, inclusief de beschrijving van hun specifieke taak (bijvoorbeeld cofinancier, beheerder van de uitgevoerde werken) en de specifieke projectkosten. De verdeling van taken en de bijbehorende financiële lasten omschrijft u daarbij duidelijk. Bij welke thema’s en subthema’s past het project? In hoofdstuk 2 van dit reglement kunt u de thema’s en subthema’s vinden. Het thema kunt u aanvinken in de subsidieaanvraag. De desbetreffende subthema’s zijn opgesomd in dit reglement en verder uitgewerkt in het Provinciaal PlattelandsOntwikkelingsPlan. Omschrijf hier de link met landbouw (of platteland) Hier omschrijft u op welke wijze de landbouwers bij het project worden betrokken of welke relaties uw project heeft met landbouw. Een uitgewerkte link met landbouw is voor de projecten onder OKW een van de selectiecriteria. Voor P+ projecten omschrijft u de link met platteland. Daarbij geeft u aan waarom het project een typisch plattelandsproject is. De horizontale doelstellingen vanuit Europa zijn werkgelegenheid, klimaat en armoede. Omschrijf hoe het project aan die thema’s bijdraagt. Daarnaast zijn innovativiteit en duurzaamheid prioritair. Omschrijf dus ook de link met die thema’s. U omschrijft hier hoe aan de horizontale doelstellingen van Europa wordt voldaan. Innovativiteit kan breed worden opgevat aangezien innovatie op verschillende niveaus kan optreden. Schets wat het innovatieve aspect is voor het gebied, de sector, de organisatie enzovoort. Als u ‘ja’ aankruist, licht u uw antwoord toe. Het staat u vrij om bijkomende duurzaamheidsaspecten te vermelden. Welke relatie heeft het project met initiatieven vanuit het overige Vlaamse, provinciale en lokale beleid? Hier geeft u beknopt de relaties met ander Vlaams (niet PDPO), provinciaal en lokaal beleid weer. Continuïteit - structurele verankering van het project De structurele verankering van projecten is heel belangrijk en behoort tot de selectiecriteria. Losstaande projecten die na de projectperiode worden stopgezet, krijgen geen voorkeur. Beleidsmatig heeft het weinig zin om eerst allerlei initiatieven te subsidiëren en daarna het initiatief PDPO III – reglement OKW – versie 2014 31 te beëindigen. Het is daarbij van belang dat de continuïteit aangetoond kan worden en dat het project na de projectperiode ingebed kan worden in de structurele werking van de organisatie of dat het project op zelfstandige manier kan voortwerken. Dat kan onder meer aangetoond worden door een boekhoudkundige balans voor te leggen. Ook de overdraagbaarheid aan andere organisaties of gemeenten is essentieel. Toon aan hoe u ervoor zorgt dat anderen van uw project kunnen leren. Zijn er voor de uitvoering van het project specifieke overheidsvergunningen nodig? Als er vergunningen nodig zijn voor de uitvoering van het project, vraagt u die vergunningen aan vóór het PMC over het project beslist. Als de vergunningen of het bewijs van de aanvraag nog niet uitgereikt zijn op het moment dat het PMC samenkomt, kan het project niet worden goedgekeurd. Als u al over een vergunning beschikt, geeft u de datum van de aflevering van de vergunning. Met vergunningen worden onder meer de bouwvergunning, de milieuvergunning en de kapvergunning bedoeld die op het moment van de indiening bekend zijn bij de promotor. Als in de loop van de uitvoering van het project blijkt dat er nog een bijkomende vergunning aangevraagd moet worden, heeft dat geen invloed. Een kopie van de aanvraag of van de vergunning voegt u bij de subsidieaanvraag. Soort project Geef aan welk soort project u indient. De definities van investeringsprojecten en dienstverleningsprojecten kunt u vinden in punt 3.4.6 en 3.4.7 van het reglement. Investeringsprojecten Bij investeringsprojecten is het van belang dat de promotor eigenaar is. Als dat niet het geval is, voegt u een overeenkomst tussen de eigenaar en de promotor bij de subsidieaanvraag. Die overeenkomst is essentieel bij de beoordeling van uw project. De overeenkomst is bijvoorbeeld een erfpacht of een handelshuur. Projectlocatie Hier geeft u het exacte adres op voor investeringsprojecten. In geval van dienstverleningsprojecten somt u de gemeenten op. Is het project al voorgelegd aan de provinciale kwaliteitskamer? Investeringsprojecten worden voorgelegd aan de provinciale kwaliteitskamer. Als het project al is voorgelegd aan de kwaliteitskamer, worden de datum en het advies van de kwaliteitskamer vermeld. Als het project nog niet is voorgelegd, is het aan te raden om zo snel mogelijk contact op te nemen met het Provinciaal Steunpunt Platteland (zie de contactgegevens achteraan in deze handleiding). De data van de vergaderingen van de kwaliteitskamer zijn terug te vinden op de website van de provincie. Indicatoren Voor alle projecten bent u verplicht om de volgende indicatoren in te vullen. Bij de indiening van de subsidieaanvraag geeft u een streefdoel door. Na afloop van het project wordt bij de einddeclaratie het behaalde resultaat ingevuld. Hoeveel mensen kunnen verbeterde voorzieningen genieten dankzij het project? o Als het project toegankelijk is voor het volledige dorp, mogen de inwoners van het dorp gerekend worden als indicator, bijvoorbeeld bij een dorpshuis. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 32 Werkgelegenheid o aantal tijdelijke jobs in vte (directe en indirecte jobs) o aantal duurzame jobs in vte (directe en indirecte jobs) tijdelijke jobs = mensen die tijdelijk aan het project werken, bijvoorbeeld de projectcoördinator van het project, de vakmensen die de renovatie van het dorpshuis doen (dus ook de tijd van de aannemers die werken aan het investeringsproject) directe jobs = vte die rechtstreeks met het project te maken hebben indirecte jobs = vte die onrechtstreeks met het project te maken hebben, bijvoorbeeld door de renovatie van het natuur- en landbouweducatief centrum is het noodzakelijk om twee vte extra aan te werven om de cafetaria open te houden die ernaast ligt. Aantal landbouwbedrijven / landbouwers die direct of indirect bij het project worden betrokken o Aangezien het aangewezen is dat de projecten een landbouwfocus hebben, worden tijdens het projectproces landbouwers of landbouwbedrijven bij het project betrokken. Hier vult u het aantal landbouwers of landbouwbedrijven in. Naast de verplichte indicatoren geeft u op dezelfde manier drie eigen indicatoren op. Welke zijn de kritieke succesfactoren voor het slagen van het project en het bereiken van de resultaten? Hier omschrijft u de mogelijke knelpunten die kunnen optreden en die ervoor kunnen zorgen dat het project niet volledig gerealiseerd kan worden. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 33 8.5 Btw Financiële gegevens van het project Is de organisatie btw-plichtig voor dit project? Geef aan of uw organisatie in het kader van het PDPO-project btw kan terugvorderen of niet. Als de btw niet recupereerbaar is, is de BTW subsidiabel. Bij een gemengd btw-statuut deelt u mee welk btw-percentage terugvorderbaar is. Het btw-statuut van eventuele copromotoren geeft u aan in bijlage 1. Gedetailleerde kostenopgave en financieringstabel Projecten mogen geen andere Europese en Vlaamse cofinanciering krijgen, uitgezonderd trekkingsrechten uit het plattelandsfonds omdat die middelen als eigen gemeentelijke middelen worden beschouwd. In de Excelbijlage, tabblad 3 'detail kostenopgave’, specificeert u de kosten per rubriek. De totale projectkosten exclusief of inclusief btw moeten overeenkomen met de projectkosten in de financieringstabel. Inkomsten worden in mindering gebracht. Meer uitleg over de rubrieken kunt u vinden vanaf punt 3.5. In de Exceltabel kunt u via opmerkingen ook nog heel wat info vinden over de rubrieken. Additionaliteit van de subsidie Additionaliteit betekent dat het project niet gedragen kan worden met reguliere middelen of reguliere inzet. Is er voor het project bij andere overheidsinstanties (Europa (bijvoorbeeld EFRO - INTERREG), Vlaanderen (bijvoorbeeld Toerisme Vlaanderen), gemeente of andere provinciale diensten) al subsidiëring aangevraagd? Als er voor het huidige project of onderdelen van het project al een subsidie is aangevraagd bij een andere instantie, vermeldt u dat hier. Geef ook aan voor welk onderdeel er een subsidie is aangevraagd, bij welke instantie, wanneer u de aanvraag hebt ingediend, wanneer u de goedkeuring hebt gekregen of wanneer u de goedkeuring verwacht. Voeg eventueel een kopie van de beslissing bij de subsidieaanvraag. Bijlagen Bepaalde bijlagen zijn verplicht en bepaalde tabbladen van de Exceltabel moeten ingevuld worden. In de subsidieaanvraag is aangegeven welke bijlagen verplicht zijn en welke facultatief. Toezichtsbepalingen en verbintenissen Door de subsidieaanvraag in te vullen en in te dienen verklaart u dat u akkoord gaat met de toezichtsbepalingen en verbintenissen. Het is belangrijk dat u de voorwaarden goed leest. PDPO III – reglement OKW – versie 2014 34 9. Interessante lectuur en websites De open ruimte vrijwaren en ontwikkelen Loket onderhoud buitengebied: o http://www.ipo-online.be/Thema's/Lopendethemas/onderhoud/Pages/default.aspx Landschapsintegratie van landbouwinfrastructuur en paardenhouderijen o Agrovoeding en omgevingskwaliteit. Welke toekomst voor ons landschap? Twee landschapsmodellen als discussiebasis voor een nieuwe landschapsbouw in ’t WestVlaamse hart: http://www.vlm.be/SiteCollectionDocuments/VLM%20WestVlaanderen/Projecten/NIGeu%20Thought%20for%20Food/Brochure_T4F_Agrovoedin g%20en%20omgevingskwaliteit.pdf o Brochure bedrijfsbeplanting: http://www.inagro.be/Publicaties/Documents/brochure_bedrijfsintegratie.pdf o Agrarische architectuur: http://www.ilvo.vlaanderen.be/Portals/0/Documents/Nieuwsgolf/NGApr12/Agrarisc he_architectuur_2012.pdf Zie de rubriek interessante links onder:http://www.ipoonline.be/Projecten/afgewerkteprojecten/agrarische%20architectuur/Pages/ default.aspx o Paardenhouderijen in het landschap: http://www.vlaamspaardenloket.be/nl/themas/bouwen-mest-enmilieu/Paardenhouderijen-integreren-in-het-landschap http://www2.alterra.wur.nl/Webdocs/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport144 4.pdf Aandacht voor kwetsbare groepen op het platteland Kinderarmoede: o http://aps.vlaanderen.be/lokaal/kinderarmoede/kinderarmoede.html Leefbare dorpen Initiatieven die passen in lokale voedselstrategieën: o www.ipo-online.be - lopende projecten - volkstuinen in Vlaanderen o www.velt.be o www.volkstuin.be - www.tuinhier.be Naar een functioneel wegennet op het platteland Opmaak van een functietoekenningsplan o IPO beleidsaanbevelingen: http://www.ipoonline.be/SiteCollectionDocuments/Themas/Lopende/Sluipverkeer/Oneigenlijk%20ge PDPO III – reglement OKW – versie 2014 35 bruik%20van%20landelijke%20wegen_BELEIDSAANBEVELINGENNOTA_18-112011%20BO%20IPO_def3.pdf o INTERBESTUURLIJK PLATTELANDSOVERLEG, Naar een eigenlijk gebruik van plattelandswegen. Voorbeeldenboek aanpak sluipverkeer, Brussel, 2011, 60p en http://www.ipo-online.be/Thema's/Lopendethemas/mobiliteit/Pages/default.aspx o Een nieuwe aanpak voor landelijke wegen: het functietoekenningsplan, VVSG-VLM, 2013, 72 p.: http://www.politeia.be/article.aspx?a_id=EENNIE800M 10. Plattelandswegen inrichten rekening houdend met functietoekenning o Voorbeelden van ingrepen zie rapport en drie uitgevoerde cases: http://www.westhoekoverleg.be/nl/themas/landbouwwegen/ Contact Provincie Antwerpen Tinne VAN LOOY [email protected] GSM 0473 87 18 11 Desguinlei 100 2018 ANtwerpen www.provincieantwerpen.be/platteland PDPO III – reglement OKW – versie 2014 36