De renaissance van het platteland

advertisement
Column Louise O. Fresco
De renaissance van het platteland
A
lle mensen zijn mager en
klein, hun huid is donker en
gerimpeld. De meesten hebben
geen schoenen of alleen versleten
laarzen zonder veters. De vrouwen dragen hoofddoeken die hun
voorhoofden en schouders bedekken; ze rapen de overgebleven
aren uit het net geoogste veld. De
mannen staan naast een kar zonder wielen, die ze met hun hooivorken als een soort slee door de
modder wrikken, geholpen door
witte ossen met gedraaide horens.
Ze worden geleid aan een touw
door de neusgaten. Een bedelaar
met een stok en een bundel kleren
brengt nieuws in ruil voor een
slaapplaats. Er is een met stenen
bedekte waterput, een vrouw tilt
een kan op haar hoofd met een
sierlijk gebogen arm. Bij een keuken, niet meer dan een geblakerd
gat in de muur, staan twee kinderen met holle ogen naast een rudimentaire stoel. Het erf is kaal op
een paar gevlochten manden na.
Je waant je in de Middeleeuwen, in Noord-Afrika, of CentraalAzië – maar dit zijn beelden uit
Umbrië, gemaakt door de Zwitser-
se etnograaf en linguïst Paul
Scheuermeier. In 1919 ging hij
voor het eerst naar Italië om talloze, schijnbaar onbelangrijke details van het dagelijkse leven op
het platteland vast te leggen. Vanaf 1943 publiceerde hij honderden
foto’s, van boeren met hun gereedschap, van huizen en dieren.
Ze pretenderen niet meer te zijn
dan een nauwgezette registratie
van een waardig en hard bestaan,
zonder die geënsceneerde vaderlandslievendheid die onder het
fascisme opgeld deed.
Nu, in de 21e eeuw, is er bijna
niets meer wat aan dit verleden
herinnert. In minder dan drie generaties is niet alleen de armoede
uitgewist, maar heeft het gebied
zich getransformeerd tot de voorhoede van een nieuwe levensstijl.
De vervallen boerenhoeves zijn
perfect gerestaureerd tot tweede
huizen met uitbundig bloeiende
oleanders en lavendel rondom
binnenplaatsen met witte parasols. Tussen de olijfbomen schitteren helderblauwe zwembaden. De
eenvoudige meubels worden nu
verkocht door antiquairs; zelfs de
handgeborduurde ruwe linnen lakens (de traditionele bruidschat),
zijn per stuk honderden euro’s
waard. In de pittoreske dorpjes
verdwijnen de bakker en de
groenteboer om plaats te maken
voor delicatessenwinkels en galeries. Het armeluisvoedsel van weleer – gedroogde tomaten, artisjokken – wordt in culinaire gidsen
bejubeld. Let wel, dit is niet het
lallende massatoerisme van hamburgers, bier en dancings, maar de
discrete luxe van de middenklasse.
Van de kinderen die Scheuermeier portretteerde leven er nog
enkele. „Ja, zo was het,” vertelt de
vierennegentigjarige Maria als ze
de foto’s ziet, „we hadden niets en
we werkten als beesten. In de winter bevroor de waterput, in de zomer droogde hij uit. Maar we waren gelukkig, we zongen bij het
werk, we waren samen. Nu is het
ieder voor zich, niemand leeft
voor elkaar. En er wordt zo veel
verspild! Water, al dat water alleen
voor bloemen, al dat geld!”
’s Avonds is het geflikker van de
televisie de enige lichtbron in het
huis waar Maria woont met haar
zeventigjarige dochter. Meer licht
is er niet nodig, want ze kan niet
lezen en ze is gewend aan de duisternis. Haar kleinkinderen komen
alleen in de vakanties nog terug
uit de stad.
Met de naoorlogse economische
groei kwam de werkgelegenheid.
In het gebied zelf, maar ook elders: toerisme en tweede huizen
zijn daar uitingsvormen van. Met
Europese subsidies werden land
en schuren omgevormd tot ‘agriturismo’ en handhaaft de land-
bouw zich min of meer. Zo blijft
het landschap behouden, al verdwenen de ossen en de terrassen.
Op de velden werken nog slechts
de ouderen, met hulp van Bulgaren en Roemenen en een enkele
Noord-Afrikaan. Die laatsten halen ook de vuilnis op en wassen af
in restaurants. Dit zijn de armen
van vandaag, en vaak komen ze
uit gebieden die niet veel verschillen van het Italië van Scheuermeier. Ze doen niets anders dan de
Umbriërs een generatie voor hen
deden. En ook in hun land worden nu de armste delen van het
platteland omgevormd voor nieuwe, tijdelijke bewoners, net als dat
al eerder met Frankrijk of Ierland
is gebeurd. Wil je een goedkoop
tweede huis, zo juichte een Nederlands weekblad onlangs op de
voorpagina, ga dan naar Oost-Europa, de Balkan, Turkije of Marokko. Het is niet onwaarschijnlijk
dat er een tweede Umbrië verrijst
aan de Donau of de Adriatische
Zee. De echte elite zoekt overigens
zijn heil op nog exclusievere
plaatsen zoals eilanden in de Indische Oceaan. En zo lijkt het voort
te gaan: overal zal het platteland
terugkomen, in een nieuwe gedaante. Van Bali tot Patagonië,
mits de economische groei op vergelijkbare wijze doorzet. Bij de renaissance van het platteland valt
veel te leren van het succes van
Umbrië, waar immers de gruwelijke architectuur van veel kustplaatsen aan de Middellandse Zee
is vermeden.
In materieel opzicht is het leven
sinds Scheuermeiers foto’s onvergelijkbaar beter geworden. En
toch zal niemand ontkennen dat
er iets immaterieels verloren is gegaan. Maar wat precies? Immers,
met het klakkeloos idealiseren
van de vroegere gemeenschapszin
is het altijd oppassen, want de harde sociale controle, daarachter
willen we niet terug. Wat echt verdween, denk ik, is de stoere onverzettelijkheid, de gedeelde trots –
die specifieke identiteit van plaats
en tijd, die in een nieuwe, ‘globaliserende’ wereld nog geen nieuwe
invulling heeft gekregen.
u reageren? Dat kan op
䢇 Wilt
nrc.nl/fresco
䊳
Download