In het lichaam worden allerlei processen geregeld via twee orgaanstelsels: het zenuwstelsel en het hormoonstelsel. Het bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit; • Grote hersenen • Kleine hersenen • Hersenstam en • Ruggenmerg De zenuwen verbinden het CZS met alle lichaamsdelen. Prikkels: Invloeden op het organisme die afkomstig zijn uit het milieu(omgeving). bv. Reuk en beelden van friet. Impulsen: Elektrische signalen in het organisme die ontstaan in de zintuigcellen. bv. Als je friet ruikt of ziet. Effect/ Actie: Het zenuwstelsel regelt de werking van spieren en klieren. bv. Je pakt de friet en stopt het in je mond. Gevoelszenuwcellen Bewegingszenuwcellen Schakelcellen Celkern Kunnen heel lang zijn Zenuwstelsel Zenuwcellen Cellichaam en Uitloper Liggen in of vlak bij het CZS Geleiden de impulsen voort Naar het cellichaam toe Van het cellichaam af • Geleiden impulsen van zintuigen naar het CZS. • De cellichamen liggen vlak bij het CZS. • Eén lange uitloper geleidt impulsen naar het cellichaam. Kant van het CZS Cellichaam Uitloper Kant van de zintuigcellen • Geleiden impulsen van zenuwstelsel naar spieren of klieren. • De cellichamen liggen in het CZS. • Eén lange uitloper geleidt impulsen van het cellichaam af. Kant van het CZS Cellichaam Uitloper Kant van de Spiercellen of kliercellen Impulsen • • • • Geleiden impulsen binnen het CZS. Liggen in hun geheel in het CZS. Verbinden de uilopers van gevoelszc. met die van bewegingszc. Meerdere uitlopers. Cellichaam Uitloper 1. Welke zijn de schakelcellen? 2. Waar lopen de impulsen bij A naar toe? 3. Welke zenuwcel zie je bij B? A. Impulsen B. Bewegingszenuwcel • Impulsen worden door duizenden uitlopers tegelijk voortgeleid. • De uitlopers liggen bij elkaar in een zenuw. Laag die bescherming biedt Zenuw Cellichaam van Een zenuwcel Uitloper met isolerend laag • Er bestaan drie soorten zenuwen: – Gevoelszenuwen: bevatten uitlopers van gevoelszenuwcellen. – Bewegingszenuwen: bevatten uitlopers van bewegingszenuwcellen. – Gemengde zenuwen: bevatten uitlopers van gevoels- en bewegingszenuwcellen. • Verder wordt onderscheid gemaakt tussen: Romp – Ruggenmergszenuwen – hersenzenuwen Ledematen Hoofd Hals • Het ruggenmerg ligt in het wervelkanaal in de wervels. • Het ruggenmerg begint bij de hersenstam. • Het eindigt bij de lendenwervels onder aan de rug. De grijze stof - Het merg •• Het Hetruggenmerg ruggenmerg(buitenste (in het midden): gedeelte): –– Om Vlindervormige het vlindervormige gedeelte gedeelte –– Uitlopers Cellichamen vanvan schakelcellen schakelcellen en –– Witte bewegingszenuwcellen stof – Donker van kleur/ > Schors grijze stof > Merg 1. Gemengde zenuw 2. Bewegingszenuw 3. ruggenmerg 4. Zenuwknoop (cellichamen van gevoelszenuw) 5. Gevoelszenuw 6. Witte stof (celuitlopers=bedrading) 7. Grijze stof ( cellichamen) 8. Vliezen P. ? • Er bestaan 3 soorten zenuwcellen: – Gevoelszenuwcellen – de impuls gaat naar het CZS. – Bewegingszenuwcellen – de impuls gaat weg van het CZS – Schakelzenuwcellen – verbinden de zenuwcellen (liggen in zijn geheel in CZS ) Witte stof Zenuwknoop Grijze stof Huidzintuig Gevoelszenuwcel Gevoelszenuw Ruggenmergzenuw Schakelcel Bewegingszenuwcel Bewegingszenuw Spier • Er bestaan dus 3 soorten zenuwen: – Gevoelszenuwen – bevatten uitlopers van gevoelszenuwcellen – Bewegingszenuwen – bevatten uitlopers van bewegingszenuwcellen – Gemengde zenuwen – bevatten uitlopers van gevoels- en bewegingszenuwcellen Bestaan uit: De grote hersenstam: hersenen en kleine hersenen: – – – – – – De hersenstam Impulsen Bestaan uit afkomstig twee helften. van zintuigen in hoofd en hals naar de grote en kleine hersenen. De hersenen Zijngrote geplooid, vooral de grote hersenen. Impulsen afkomstig van grote Kleine hersenen In de schors ligt de grijze stof. hersenen en kleine hersenen naar de spieren in hoofd o Hierin liggenen deklieren cellichamen vanen dehals. schakelcellen. – vitale – Bestuurt In het merg ligtlevensfuncties, de witte stof. zoals: hartslag, ademhaling en bloeddruk. o Hierin liggen de uitlopers van de schakelcellen. Schors Merg Hersenstam De grote kleinehersenen: hersenen: – Zorgen Gevoelscentra ervoor dat alle bewegingen op elkaar afgestemd zijn. o Verwerkt Dus voor de impulsen coördinatie afkomstig van gevoelszenuwen. – Bewegingscentra bv. Een bal vangen en je evenwicht bewaren. o Regelt vrijwillige beweging via bewegingszenuw. – Verder zorgt het voor: o Logisch redeneren, o Planning, o Geheugen en o Emotie Kleine hersenen Grote hersenen Centrale groeve Bewegingscentra Schrijfcentrum Gevoelscentra Gezichtscentrum Gehoorcentrum Spraakcentrum Reukcentrum Kleine hersenen Hersenstam Stoffen die het zenuwstelsel kunnen beinvloeden: – Medicijnen – Alcohol – Drugs De Medicijnen werking kunnen vanopalcohol de werking op je hersenen: van de zenuwstelsel Drugs werken verschillende gebieden van je hersenen. remmen: De wering ervan hangt af van de soort die wordt – Verdovend gebruikt. Morfine – Verminderd waarnemingsvermogen – – – Pijnstillers Verminderd reactievermogen Slaapmiddel Kalmeringsmiddel Bewuste reactie! Want… Reflex! Want… Afvoerbuis Een gewone klier bevat een afvoerbuis. Bijvoorbeeld: Speekselklier Zweetklieren Traanklieren Slagader Ader Een hormoonklier bevat geen afvoerbuis. Slagader Ader Het is een signaalstof die alleen werkzaam is in weefsel en organen die er gevoelig voor zijn. Hypofyse Schildklier Bijnieren Eilandjes van Langerhans Eierstokken Teelballen • De Hypofyse ligt tegen de onderzijde van de hersenen. • Bevindt zich tussen de beide helften. • Het produceert verschillende hormonen. Hersenen Schildklier Groeihormoon Hypofyse Schildklierhormoon Lichaamsgroei Productie van zaadcellen Mannelijk geslachtshormoon Productie van eicellen Vrouwelijk geslachtshormoon Door een tekort aan jood. Jood is noodzakelijk voor de vorming van schildklierhormonen. Eil. van In lever en Langerhans spieren wordt maken veel Teveel glucose in het bloed insuline. glucose omgezet insuline en in glycogeen minder Tekort glucose in het bloed glucagon. glucagon Glucosegehalte van het bloed daalt (lager dan 0,1%) De lever en spieren regelen de glucosegehalte. Ze zijn gevoelig voor insuline en isglucagon. Glucose gehalte van het bloed ongeveer 0,1 % Door insuline verandert glucose in glycogeen. Bloedsuikerspiegel daalt. Glucosegehalte Eil van van het Langerhans bloed stijgt maken veel Door glucagonglucagon verandert en (hoger dan 0,1%) minder insuline In de lever en spieren wordt glycogeen omgezet glycogeen in glucose. in glucose Bloedsuikerspiegel stijgt. Glucosegehalte van het bloed stijgt • Liggen boven op de nieren. • Produceren het hormoon adrenaline. – Onder invloed van adrenaline wordt in de spieren en lever glycogeen omgezet in glucose. • Versneld de hartslag en ademhaling. • Hypofyse → Groeihormoon • Eierstok/teelbal → Geslachtshormoon • Eilandjes van Langerhans → Insuline Glucagon • Schildklier → Schildklierhormoon regelt de stofwisseling • Bijnier → Adrenaline (schrikhormoon)