`Ik ben heel curieus naar andere mensen en hun verhalen`

advertisement
‘Ik ben heel curieus
naar andere mensen
en hun verhalen’
‘Waarom herkennen zoveel mensen zich in de negativiteit en het cynisme van een
Bart De Wever? Onze generatie voelt dat het moet veranderen, maar wil het juist
niet. Dat is zo maf! Wij zijn de generatie van de bewustwording, maar blijken te
lam geslagen om tegenover onze ouders te verantwoorden dat we niet langer willen
inzetten op financiële status. Dat denken moeten we doorbreken, maar dat lukt
onze generatie precies voor geen millimeter. Er is zoveel angst voor materiële
onzekerheid. En als je die niet voelt, bekijkt je omgeving je als extreem. Dat is
wat me vandaag het meeste opvalt: ondoordachte angst, alsof het zo hoort, zonder
de poging om iets in handen te nemen. Dan zegt mijn buikgevoel: verdomme zeg!’
Leen Braspenning interesseert zich van nature voor mensen, en voor hoe zij in kleine kring
samenleven. Als jong meisje, amper twintig, ging ze een tijdje lesgeven in de gevangenis van Wortel.
‘Al die gedetineerden samen, dat vond ik heel interessant. Plots kregen zij een gezicht, terwijl hun lot
zo ver van je bed lijkt.’ Toen Leen beeldhouwkunst ging studeren in Gent, volgde ze daar spontaan
ook lessen antropologie en volkenkunde. ‘Zo leerde ik dat er in Afrika en Zuid-Amerika stammen
bestaan waarin de grootste straf erop neerkomt dat je geen taak meer krijgt in de gemeenschap. Waarom
leef je waar je leeft, van wie krijg je respect? Zulke vragen bepalen echt je basisidentiteit. Alleen
lijken we dat van elkaar losgekoppeld te hebben. Gezinnen zijn individuele fabriekjes geworden, er is
een soort voeling weggevallen. Veel onvrede zou verdwijnen, mocht zich opnieuw een sociaal
gegeven installeren, waarin mensen zich verantwoordelijk voelen voor andere mensen. Dat geeft je
een gezond gevoel.’
‘Kan dat met voorstellingen? Dat weet ik niet goed. Maar verhalen vertellen waar anderen mee
kunnen meeleven, dat zit wel in mensen. Daar geloof ik echt in. Bij de Grieken al zie je die kracht. Ik
zie die emotionele vertelkracht als een basis voor ons vak als theatermaker.’
De tijd vraagt erom, zou je kunnen zeggen. Want ja, het is crisis! Of niet? ‘Er is ons een crisis
verkocht, vind ik. Ik zie er echt niemand op achteruit gaan. Hoogstens stelt iemand een reisje binnen
Europa even uit. Voor mensen aan de onderkant van onze maatschappij ligt dat wellicht heel anders,
maar in onze gewone middenklasse die net rondkomt? Wij kunnen ons niet achter de crisis
verschuilen. Ik snap de angst niet. Laten we die enen en nullen eens opzij schuiven en terug
onderzoeken waar de ware macht zit. Alleen al met het fortuin van alle rijken van Londen kan je hele
landen reorganiseren en reactiveren. Op die schaal denken weinig mensen. Met mensen van rond de
dertig heb je nog moeilijk gesprekken over ideologie, alsof onze tijd opgeconsumeerd is zonder dat we
het merken. Er is geen ruimte meer om je dingen af te vragen. Ik hoop dat de generatie van mijn kind,
ook al zal dat gepaard gaan met veel pijn en miserie, een meer vooruitstrevende beweging vormt, en
meer alternatieven weet te bedenken.’
‘Want ik wil wel blijven geloven dat we ons kunnen organiseren in een verzorgingsstaat, maar daar
vind je weinig medestanders voor. Mensen vinden dat een dergelijk idee finaal geparkeerd is met het
communisme. Moeten we dan beginnen bij de kleine sociale gemeenschap? Initiatieven als
Samenhuizen, daar geloof ik wel in. Vlakbij Amsterdam is er ook een experiment gedaan met een
hele gemeenschap die zelfvoorzienend werd, en daar bleken ze geen chemi-caliën meer door de
gootsteen te gieten, omdat ze even verderop de moestuin zagen. Mensen zijn direct reagerende
wezens. Het helpt om de dingen concreet te maken.’
Met haar voorstellingen hoopt Leen iets open te breken: de verstarring, de vereenzelviging van deze
samenleving. ‘Waar ik altijd mee bezig ben geweest, is het mededogen van mensen naar boven te
proberen krijgen. Allerlei groepen zijn gelabeld, van bejaarden tot allochtonen, om er ons verder niet
mee te hoeven identificeren. Maar dat wordt in de toekomst steeds moeilijker. Ik wil proberen om de
humaniteit over die groepsgrenzen heen te trekken, alle kwesties van mensen in die groepen terug
humaan maken. Zodat daarna elke uitspraak over een groep weer even doet nadenken. Dat is mijn
tegenbeweging: een poging tot hergroeperen.’
Hoe? Menselijke nieuwsgierigheid helpt. ‘Ik kom uit een beschermde westerse wereld, en ben heel
curieus naar andere mensen en hun verhalen. Ik hoor van alles, en wil het verhaal erachter weten.
Velen met mij uit die beschermde wereld zullen bij zo’n verhaal ook hun ogen openen. Even voelen,
even inleven. Zo simpel is het.’ Vaak valt de keuze op mensen waarop we het etiket ‘fout’ zouden
plakken. Leen laat hun verhaal gewoon zien. Je kijkt het aan, en dan pas volgt een oordeel. Noem dat
kleine uitstel haar sociale engagement als maker. ‘Ik wil niet enkel een klein verhaal vertellen, maar
ook een groter maatschappelijk kader aanraken.’
Leen reisde naar Polen en Kroatië, en nam er interviews af. Zo kwam ze terecht bij een vader met een
zoon, waar ze enkele dagen verbleef. ‘De man was soldaat geweest bij het leger en had een
posttraumatisch stresssyndroom. Hij was doodsbang dat ik undercover opereerde voor het
Joegoslavië-tribunaal. En daarnaast zat dan zijn zoon met heel zware spasmen, gamend, niet in staat
om te lopen, vooral geïnteresseerd in verhalen over Kroatische helden. Wat een vreemde mengeling
zie je dan: verstilde angst, nationalisme dat telkens doorgegeven wordt, gebroken vertrouwen en toch
die zorg. Met hun beide interviews wil ik een kleine voorstelling maken, van twee keer twintig
minuten: één gefictionaliseerde versie, met hen op film, maar niet als sprekende koppen.
En een andere versie met interviews op film, maar misschien ook met live-acteurs, of met mezelf. Als
een eerste stap naar een echte voorstelling. Maar hoe vertaal je die interviews naar hier? Moet je de
situatie van Kroatië overhouden, of moet je het veel breder trekken? En heb ik daar wel het juiste
gefilmde materiaal voor?’
Vele vragen zijn het, binnen één groot vraagstuk: Hoe speel je video-materiaal uit op theater? Dat is
Leens langer lopende vormonderzoek. Ze weet vooral wat ze niet wil: ‘weer zo’n triestig verhaal
waar mensen hier niets mee kunnen.’ Verder staan alle opties open: zelf personages componeren
binnen een eigen verhaal, inzoomen op universele thema’s als troost, het filmische materiaal
documentair gebruiken in een theatrale opstelling, jezelf mee op scène zetten als documentarist,
enzovoort.
‘In literatuur kan docudrama vrij makkelijk, en mensen kijken ook graag naar reality-tv. Maar moet
theater niet verder gaan? Bijna automatisch gaan gefilmde interviews in conflict met de theatrale
realiteit tussen zaal en publiek.’
‘Mijn vorm werkt het beste als ik die heel dicht bij mezelf hou. Ook mijn teksten moeten redelijk oprecht
en direct zijn, plus de beelden die ik schiet. Dat is een heel kwetsbare vorm, maar die moet ik zoeken. Ik
krijg het verkocht door heel eerlijk te zijn.’
Ook al komt Leen uit de beeldende kunst, toch blijft ze bewust kiezen voor theater. Vroeger altijd op
locatie, nu vaker in de zwarte zaal. ‘Ik ben zo dankbaar dat mensen een ticket kopen om je anderhalf
uur de tijd te geven om een verhaal te vertellen, zonder weg te lopen. Ik ken weinig andere media die
me die gratie geven. Ik word ook gewoon erg blij in theater, omdat ik het zo graag doe. Repeteren,
wauw! Je kunt er vanuit de buik werken, zo zit ik ook ineen. Film maken vanuit je buik is
onmogelijk, het is zo’n rationeel medium. Tussenin zit documentaire en installatie. Misschien kom ik
daar over tien jaar wel op uit, dat kan. Maar de hele machinerie van de grote zaal staat me ook erg
aan.’
Download