16.1 Lucht is gratis Adembenemend Trainen in bergen verhoogt

advertisement
16.1 Lucht is gratis
Adembenemend
Trainen in bergen verhoogt aantal rode bloedlichamen. Voor juiste snelheid blijf je onder het
hartslagfrequentie-omslagpunt. Daar boven dan krijgen je spieren te weinig zuurstof, dit tot gevolg
verzuring en beschadiging spieren. Samenspel tussen bloedsomloop en ademhalingsstelsel draagt bij
aan homeostase.(evenwicht van alle functies in je lichaam)
Diffusie
Ventilatie ververst de lucht in je longen. Je ademt via je neus of mond, dit komt in de luchtpijp. Deze
splitst in 2 hoofdbronchiën, daarna splitst het in meerdere bronchiën, daarna in de bronchioli. Aan
iedere bronchioli hangt een tros longblaasjes. Tussen lucht in de longblaasjes en het bloed zitten 2
lagen. Wand haarvat en wand longblaasje. Doordat na het inademen de spanning van zuurstof zo
hoog is, diffundeert het door de wand naar het bloed. Koolstofdioxide gaat naar de longblaasjes. De
diffusietijd valt ruim binnen 0,75 seconde omdat het bloed stroomt.
De wet van Fick: D = C x 0 x (p1 – p2)
d
D: Diffusiesnelheid ; aantal moleculen dat per tijdseenheid diffundeert
C: Diffusiecoëfficiënt ; afhankelijk van temperatuur en viscositeit diffusiemedium
0: Diffusieoppervlak
P1 – p2 : het druk verschil
d: Diffusieafstand
Zuurstofopname en koolstofdioxideafgifte door het bloed vinden plaats door diffusie. De bouw en
werking van de longen maken een snelle diffusie mogelijk. Het samenspel tussen bloedsomloop en
ademhalingsstelsel draagt bij aan homeostase.
Be deus sit fesdopt
Bij verkoudheid heb je opgezwollen neusslijmvliezen. Dit bemoeilijkt de ademhaling. Voordelen van
neusademhaling: Neusschelpen vergroten het oppervlak, dus goed contact ook met neusslijmvlies.
Zintuigcellen waarschuwen voor bepaalde geuren. Neusharen en slijm vangen stof en ziektekiemen.
De lucht wordt door de langere weg warmer en vochtiger, dus minder beschadiging aan de
longblaasjes. Ook luchtpijp en bronchiën hebben slim, de trilhaartjes in het slijm werken het
vervuilde slijm omhoog naar de keelholte waar je het doorslikt.
Twee stromen
Er zit heel weinig bloed rond de haarvaten van je longen. Maar doordat er zo’n 5 tot 15 liter bloed
langs je longen stroomt in 1 minuut blijft de spanning tussen de lucht- en bloedstroom bestaan. P2
van de wet van Fick blijft laag, door het wegstromen van het bloed. Op een gegeven moment daalt
de diffusiesnelheid van zuurstof omdat er minder is, dus ook de diffusiesnelheid van CO2. Omdat er
meer CO2 in je bloed blijft, krijgen de hersenen een seintje, hierdoor haal je opnieuw adem.
Nauw contact met het (neus-) slijmvlies zuivert en verwarmt ingeademde lucht. Dit bevordert de
diffusie. De gaswisseling in de longblaasjes is een continu proces dankzij de stroming van het bloed
en de ventilatie van lucht.
Even bijstellen
Je ademt door ritmische impulsen die naar de inademingsspieren gaan. Trekken ze samen dan adem
je actief in. Ontspannen ze, dan volgt de passieve uitademing. De impulsen worden gemeten door
rekreceptoren in longen en spieren en pezen, drukrecep. in rechter hartkamer, chemorecep. voor
O2, CO2, en pH in aortaboog en halsslagader en thermorecep. in hypothalamus en huid. Hierdoor
houdt het ademhalingscentra O2 en CO2 in bepaalde grenzen: homeostase.
Ademcentra in de hersenstam regelen de adembewegingen. Informatie uit een groot aantal
receptoren beïnvloedt de frequentie en de diepte waarmee je ademhaalt.
16.2 Benauwend
Op en neer
Door samentrekken van inademingsspieren neemt het volume van je borstkas toe. Borstademhaling
doe je door de buitenste tussenribspieren samen te trekken. Buikademhaling trek je de
middenrifspier samen. Hierdoor gaat je middenrif naar beneden en worden je organen iets tegen je
buikwand aan gedrukt. Je longen volgen de beweging van je borstkas. Hierdoor ontstaat een
onderdruk in je longen. En stroomt er dus lucht je longen in om de lege ruimte op te vullen.
Ingeklapte long
Bij een ingeklapte long zit er lucht in de interpleurale ruimte. Dat is de ruimte tussen het long- en
borstvlies. Hierdoor blijft de long klein tijdens het inademen. De bloedvaten worden vernauwd bij de
slecht werkende long, zo krijgt de goeie long meer bloed. Zo neemt daar de gaswisseling toe.
Een drukkend gevoel
Als je snel van beneden naar boven verplaatst voel je een druk op de trommelvliezen. Door te slikken
verdwijnt het gevoel. Afsluiting van je oor kan beschadiging veroorzaken aan het trommelvlies.
Gassen lossen bij hogere druk beter op in een vloeistof. Bij duikers is het hoe dieper je duikt, hoe
meer opgelost stikstof in het water, hierdoor ontstaan in je lichaam belletjes stikstofgas. De
Caissonziekte is het gevolg.
Te open, te dicht
Bij inspanningsastma helpt het om een pufje te nemen.
Longemfyseem komt voor doordat je rookt (bij 95% van de gevallen). De longblaasjes verdwijnen en
het is op ten duur dodelijk.
Astma is een allergische reactie waardoor je luchtpijptakjes vernauwen.
16.3 Bloedlink, die lever
Uit voorraad leverbaar…
De lever is het belangrijkste ontvangst- , opslag- en distributiecentrum van (voedings-)stoffen in je
lichaam. De lever is ook chemisch producent voor de stofwisseling in de rest van je lichaam. De lever
is sterk doorbloed en het grootste orgaan in je buikholte. Leverader en poortader vertakken zich tot
kleine takjes die eindigen in sinusoïden. Door de actieve levercellen heeft het bloed in de leverader
een vrij constante samenstelling. Hierdoor is de lever een belangrijk orgaan voor het handhaven van
de homeostase in je lichaam.
De lever neemt voedingsstoffen op uit het bloed. Levercellen breken stoffen af, bouwen ze om,
slaan ze op en geven ze weer aan het bloed af. Zo draag de lever in belangrijke mate bij aan
homeostase.
Opbouwen en verbouwen: koolhydraten
Aan het begin van sporten goedgevulde glycogeenopslagplaatsen, na het begin gaan spieren glucose
gebruiken voor de vorming van ATP. Eerst C6 omgezet in 2 C3 moleculen. Dit wordt afgebroken tot C
en daarbij ontstaat ATP. Glucagon van de alvleesklier heeft glycogeen van de lever nodig (als er te
weinig glucose is), want dat levert glucose. (glycogenese)
Eiwitten
De lever maakt glucose door andere organische stoffen (o.a. eiwitten) af te breken en om te zetten.
In het darmkanaal worden eiwitten gesplitst in aminozuren. Deze komen via poortader in de lever.
Bij de lever wordt de amino groep afgekoppeld. (deaminering) De amino groep wordt omgezet in
ureum en afgegeven als afvalstof. De rest van het aminozuur wordt gebruikt om te verbranden of op
te slaan als vet (lipogenese) of glucose er van te maken (gluconeogenese). De aangevraagde stoffen
bereiken de plek doordat de lever de stoffen aan de leverader meegeeft. Bij veganisten worden de
menselijke eiwitten gemaakt door plantaardige eiwitten om te bouwen (transaminering).
Vetten
Je lever zet vetten om in andere vetten, verbrandt vetten en zet ze om in glucose.
Levercellen bouwen stoffen om en slaan stoffen op. Chemische processen daarbij zijn:
deaminering, transaminering, lipogenese, glycogenese en gluconeogenese.
Z.g.a.n
Bij leverfalen is er mogelijk een transplantatie nodig. Voor tijdelijke oplossing is er een kunstlever.
(neemt alle functies over en is buiten het lichaam aangesloten). Dit kan helpen dat de eigen lever
herstelt (doordat het rust krijgt), zo worden de wachtlijsten korter voor levertransplantatie.
16.4 Productief slopen
Bloedfanatiek
Levercellen controleren de samenstelling van het bloed. Ze bouwen of breken bloedeiwitten af. De
cellen ruimen ook restanten van oude rode bloedcellen op. Het ijzer slaan ze op in ferritine en als er
weer ijzer tekort is dan geven ze het weer af. Ook ontstaat bij afbraak van rode bloedcellen
bilirubine, deze verlaat je lever met de gal. Zij kleuren je ontlasting bruin.
Galstenen
Levercellen maken gal. Ze scheiden via galkanaaltjes actief natrium, cholesterol (hieruit ontstaan
galzure zouten) en afbraakproducten uit in de galgangen. Water volgt door osmose. In de galblaas
verander de samenstelling door afbraak en resorptie. Hier kan oververzadiging van cholesterol
optreden, gevolg zijn gal stenen. Als vetten in eten zit, trekt galblaas samen, waardoor gal vrij komt.
De lever is een belangrijk boeddepot. Levercellen breken rode bloedcellen af en slaan ijzer op. Je
levercellen scheiden gal uit. Belangrijke bestanddelen zijn galzure zouten, bilirubine en cholesterol.
Indikking van de vloeistof in de galblaas kan tot galstenen leiden.
Ontnuchterende feiten
Alcohol komt voor het grootste deel bij de lever terecht. Eerst wordt het omgezet in ethanal (giftig).
Daarna wordt het omgezet tot brandstof bruikbare stoffen. Ook kan het tot glucose en vet worden
omgezet. Door te veel alcohol,hoopt het vet zich op en krijg je vergrote lever. Door te veel alcohol
sterft leverweefsel af. Daarvoor in de plaats komt levercirrose (niet functionerend weefsel). Kater
komt door een klein deel van de ethanal. Alcohol remt de vorming van ADH, waardoor je meer vocht
verliest dan binnen krijgt.
Nog meer sloopwerk
Ook zonder drinken krijgt een mens gifstoffen te verwerken. De lever maakt ze onschadelijk en
breekt ze daarna weer af (detoxificatie)
Je lever maakt gifstoffen zoals alcohol en medicijnen onschadelijk. Een te grote belasting kan
leiden tot schade aan de lever.
16.5 Mens, schei toch uit
Plassen onder toezicht
De afvalstoffen die je nieren uit het bloed verwijderen komen terecht in je urine. Nieren dragen ook
bij aan homeostase. Nierslagaders voeren bloed met opgeloste stoffen aan. Het deels gezuiverde
bloed komt in holle aders terecht, de gevormde urine gaat via urineleiders naar je urineblaas.
Twee miljoen urineproducenten
De buitenste laag van je nier is je nierschors, verder binnen ligt niermerg en daarna kom je bij de
nierbekken (verzamelplaats urine). Een nier bestaat uit heel veel nefronen (zuiveren bloed). Daarbij
ontstaat urine. Nefronen komen uit in verzamelkanaaltjes, die komen uit in nierbekkens.
Nierbekkens staan via urineleider in open verbinding met urineblaas
Twee miljoen nefronen, de basiseenheden van je nieren, filteren het bloed en produceren daarbij
urine. Via de nierbekkens en de urineleiders gaat de urine naar de urineblaas. Het legen van de
blaas gaat via de urinebuis. Uit de samenstelling van je urine kun je veel afleiden over wat er in je
lichaam gebeurt.
Espresso uit je nieren
Alle vocht in je nieren worden door het kapsel van bowman geperst (filter is de glomerus). De druk
ontstaat door de bloeddruk en kleinere afvoerende slagader dan binnenkomend. 20% van
bloedplasma komt door de glomerus heen. Dit is de voorurine, dit bevat afvalstoffen en stoffen die
onmisbaar zijn voor het lichaam. De voorurine komt terecht in het holte van het nierkanaaltje. Dit
alles neemt plaats in 1 nefron.
Terug of juist niet?
Per minuut gaat er 125 mL voorurine het kanaaltje in en komt er 1 mL uiteindelijk uit. Binas 85C.
Voor uitwisseling van stoffen spelen elektrische ladingen in de lus van Henle een rol. Grootste deel
terugresorptie vind plaats in het eerste deel van het nierkanaaltje. Het dalende deel van de lus laat
geen zouten door. De osmotische waarde is buiten het kanaaltje hoger. Daardoor gaat er meer water
uiten stijgt de zoutconcentratie in het kanaaltje. In het stijgende deel verlaten Na+ en Cl- het kanaal.
Aldosteron (uit bijnierschors) beïnvloedt de resorptie van Na+ en K+. daardoor blijven de
concentraties in grenzen. ADH regelt dat je niet te veel of te weinig plast. Meer ADH is minder urine.
In het eerste deel van een nefron, het kapsel van Bowman, vind filtratie plaats. Terugresorptie
gebeurt in de nierkanaaltjes, de lus van Henle en het verzamelbuisje. De hormonen ADH en
aldosteron hebben invloed op de resorptie en daardoor op de homeostase.
17.1 Een ogenblik
In de schijnwerpers
Fel licht zorgt voor samentrekken kringspiertjes. Het gevolg is kleinere pupillen. Pigmentcellen met
uitlopers tussen de zintuigcellen vormen extra bescherming. Deze aanpassing is langzaam.
Licht breken
Hoornvlies bestaat uit een laagje doorzichtige levende cellen. Op dit vlies breekt licht door verschil
lucht en water. De breking vergroot doordat oppervlakte gebogen is. Je lens breekt het licht nog een
keer zodat het precies op je netvlies komt. Dit komt er verkleind en omgekeerd op. Je hersenen
zetten het weer recht.
Hoog in de nok…
Ver weg = platte lens – ontspannen kringspiertjes – gespannen lensbandjes
Dichtbij = bolle lens – gespannen kringspiertjes – ontspannen lensbandjes
Straalvormig lichaam bestaat uit kringspiertjes. Het ooglens zit met lensbandjes vast aan straalvormig
lichaam. De verandering van je oog bij scherpstellen heet accommoderen.
Lenzen in brillen
Bijziend – slecht kunnen zien ver weg – beeld valt voor netvlies – holle lens corrigeert. (-)
Verziend – slecht kunnen zien dichtbij – beeld valt achter netvlies – bolle lens corrigeert.(+)
Bij oudere komt verziend vaak voor omdat de lens stijver is. Bij bijziend is de oogkas vaak te lang. De
breking is bij bijziend te sterk en bij verziend te zwak.
Via de pupilgrootte regelt de iris de hoeveelheid licht in een oog. Hoornvlies en ooglens breken het
licht. Daardoor ontstaat een omgekeerd, verkleind beeld op het netvlies.
Een gele vlek
Je ziet alleen scherp als het beeld recht achter je lens op de gele vlek valt. Van de 180o zicht bestrijkt
de gele vlek 2o. In de gele vlek zitten alleen maar kegeltjes. Verder naar buiten toe neemt de
hoeveelheid af. Dan komen er steeds meer staafjes. Kegeltjes zijn in rust actief. Ze geven constant
informatie. Ze bevatten pigment dat bij belichting uiteenvalt. Dit leidt tot chemische reacties.
Waardoor activiteit mindert. Doordat er 3 lichtsoorten kegeltjes zijn hebben we een gekleurd beeld.
Grijs…
Als het donker is, is de prikkelwaarde te hoog voor de kegeltjes. Dan wordt het zicht overgenomen
door de staafjes. Staafjes reageren op lichtintensiteit. De scherpheid valt weg omdat er geen staafjes
zitten in de gele vlek. Bij schemer zijn kegeltjes in rust.
Wanneer er genoeg licht is, maken kegeltjes in de gele vlek een gedetailleerd kleurenbeeld van je
omgeving mogelijk. In een lichtzwakke omgeving geven staafjes informatie over je omgeving door.
17.2 Behind blue eyes
Kijken met je hersenen
Hersenen werken actief samen met ogen. Soms komt datgene wat je ziet niet overeen met wat je
denkt. Dan geloof je, je ogen niet.
Details
De informatie gaat van staafjes/kegeltjes (125 milj)  bipolaire cellen  ganglioncellen(1 milj) 
zenuwuitloper (1). Verbindingen door horizontale en amacriene cellen.1 ganglioncel heeft 1 receptief
veld. Ze kunnen elkaar overlappen. Receptieve velden het kleinst in gele vlek, dus scherper beeld.
Kleuren
In je netvlies zitten 3 typen kegeltjes, eentje voor max blauw, een max rood en een max groen(binas
87C6). Elk receptief veld voert informatie over hun eigen verschillende kegeltjes af via de ganglioncel.
Als een rood licht op de gele vlek valt, dan geven alleen de rode kegeltjes hun informatie door. 6 type
ganglioncellen: WIT-zwart, ZWART-wit, BLAUW-geel, GEEL-blauw, GROEN-rood, ROOD-groen. In het
vorige geval wordt de informatie door gegeven aan ROOD-groen met + en aan GROEN-rood met –.
Met andere kleuren worden andere combinaties gemaakt.
Contrast
Om een groter oppervlak scherp te zien, bewegen je ogen snel heen en weer. Een WIT-zwart
ganglioncel wordt actief wanneer het centrum van het bijbehorende receptieve veld licht ontvangt
terwijl de randzone weinig licht krijg. Wanneer het hele receptieve veld geen licht meer krijgt, stopt
de informatie uit dit receptieve veld. Het omgekeerde geldt voor de ZWART-wit ganglioncel.
Een receptief veld bestaat uit een groep zintuigcellen die informatie via één ganglioncel afvoeren.
Receptieve velden maken het mogelijk informatie over kleuren en contrast door te geven aan de
hersenen.
Hersenwerk
Vanuit je oogzenuw gaat de informatie naar de thalamus. Tussen de thalamus en de oogzenuw in,
splitsen de oogzenuwen. Beide rechterhelften gaan naar de rechterkant van je hersenen en links naar
de linkerkant. Vandaar (thalamus) geven zenuwcellen de informatie door naar de visuele schors
(bestaande uit zenuwlagen). Die registreren allemaal aparte dingen die je ziet. Ze werken samen, zo
zorgen ze dat je alles in een geheel ziet.
Afstand en diepte
De combinatie van het zicht van 2 ogen maakt een nauwkeurige afstandbepaling mogelijk. Op de
visuele schors is een zebrapatroon te herkennen door de verschillende zenuwbanen. Een lui oog
komt bij kinderen voor doordat er te weinig zenuwuitlopers uit een van de twee ogen komen en van
de ander juist te veel. Je herstelt het evenwicht door het ‘sterke’ oog af te plakken.
Informatie uit ganglioncellen gaat via oogzenuwen naar de hersenen. In de hersenen zijn
verschillende gebieden om deze informatie te verwerken en te combineren. Hierdoor is het
mogelijk bewegingsrichting, vorm, kleur, contrast, afstand en diepte waar te nemen en te
herkennen wat je ziet.
17.3 Zie je wat je ziet?
Zie je kleur?
Kleurenblind komt doordat er een bepaald kleurenpigment (rood-groen) ontbreekt. Het is recessief
en ligt op het X-chromosoom. Blauw(-geel) komt bijna niet voor omdat dat op het niet op Xchromosoom ligt en dan zouden beide chromosomen kappot moeten zijn. Kun je 3 hoofdkleuren zien
(trichromaat), 2 hoofdkleuren (dichromaat), 1 hoofdkleur (monochromaat)(geen kleurverschil.)
Zie je spoken?
Als je na het voor je uitstaren plots weer alert wordt, krijg je een doorzichtigachtige vlek voor je
ogen, dit komt doordat bij een langdurige prikkeling de kegeltjes minder gevoelig worden. Heb je
naar iets blauws gestaard, dan zie je geel op wit papier daarna, omdat de blauwe kegeltjes minder
goed reageren.
De mate waarin je kleurverschillen kunt zien, hangt af van het aantal verschillende typen kegeltjes
dat je hebt. De meeste mensen hebben drie typen kegeltjes. Door langdurige belichting daalt de
gevoeligheid van kegeltjes.
Zie je ze wel of zie je ze niet?
Met een duidelijke scheidslijn tussen zwart en wit is er geen twijfel, maar als je de blokjes vlak naast
elkaar zet lijkt het alsof er nog meer blokjes van de ander kleur zijn (bron 25, pag. 172)
Zie je vissen of zoogdieren?
Stereogrammen zijn tekeningen die als je je zicht erachter richt een 3dimensionaal beeld geven. Het
verschijnsel wordt uitgelegd door aan te nemen dat de hersenen actief zoeken naar bijna gelijke
delen in de tekening.
Door de manier waarop receptieve velden en hersenen informatie verwerken, kunnen
gewaarwordingen ontstaan dien niet kloppen. Dit heet gezichtsbedrog.
17.4 Balanceren
Een kijkje met je evenwichtszintuig
Je evenwichtsorganen registreren elke beweging van je hoofd. Zij sturen info naar je oogspieren,
waarna je ogen in tegengestelde richting draaien. Met behulp van deze regelkring kun je blijven
fixeren. Je hoort dingen meestal eerder dan dat je ze ziet omdat je ogen voortdurend afdwalen.
Een kijkje in je evenwichtszintuig
In het binnenoor zit het gangenstelsel, dat bestaat uit het vestibulum(rechte horizontale en verticale
beweging) en drie halfcirkelvormige kanalen(draaien, schud en knik beweging) gevuld met vloeistof
(endolymfe). Elk kanaal heeft een verdikt deel. Daarop bevinden zich zintuigcellen met lange
zintuigharen. De haren steken in een geleiachtige massa (cupula). Die werken als klapdeur voor de
endolymfe (vloeistof). Doordat je hoofd beweegt, blijft door vertraging de endolymfe even stilstaan.
Hierdoor beweegt de cupula (met zintuigcellen) en wordt er een prikkel naar je hersenen gegeven. In
het vestibulum zitten de maculae. Deze registreren de beweging door de kalksteentjes die
achterblijven en dan de cupula indrukken of juist druk verminderen.
Misselijk
Zodra zicht en het evenwichtszintuig niet qua informatie gelijk zijn, kun je misselijkheid ervaren. Kijk
je van een boek lezen in de auto weer op en naar buiten, dan klopt de informatie weer en trekt de
misselijkheid weg.
Zintuigcellen in het labyrint van het binnenoor nemen draaiende en rechtlijnige bewegingen van
het hoofd waar. Verschillende informatie uit ogen en evenwichtzintuigen kan misselijkheid
veroorzaken.
Een kijkje naast je evenwichtszintuig
Geluidsgolven neem je waar met je gehoorzintuigen. De adequate prikkel bestaat uit trillingen van
bepaalde frequenties. De golven veroorzaken trillingen in de vloeistof van het slakkenhuis.
(binnenoor) en in de vloeistof zitten haartjes die de seintjes doorgeven als de druk veranderd. Als de
haartjes kapot zijn, groeien ze niet meer aan. De frequentie in t slakkenhuis gaat van hoog naar laag.
Zintuigcellen in het slakkenhuis van het binnenoor nemen geluidstrillingen waar. Net als in het
evenwichtszintuig reageren de zintuigcellen op een veranderende stand van zintuigharen.
17.5 Geregeld bewegen
Dansen is een kunst
Als baby krijg je andere seinen in je spieren dan als volwassenen. Na oefening gaan dingen steeds
gemakkelijker met beweging, dit komt omdat alle spieren dan op het juiste moment de informatie
krijgen. Informatie over de rektoestand in je spieren is daarbij onmisbaar.
Rek in je spieren
Tussen de spiervezels liggen de spierspoeltjes(zintuig) die de informatie over rektoestand leveren.
Spierspoeltjes zijn in rust actief. Wanneer het middengedeelte van een spierspoeltje oprekt, neemt
de activiteit in een spierspoeltje toe. De adequate prikkel is de verandering in de lengte van midden.
Wordt de spier te lang, dan zorgt dat seintje ervoor dat de spier korter wordt gemaakt. Wil je in een
bepaalde houding blijven, dan werken de spierspoeltjes als fixatiezintuig. Voor samentrekken spier:
bericht naar spierspoeltje  uiteinde trekken samen  midden gedeelte rekt  activiteit stijgt 
spier trekt samen. Als buigspieren zijn gespannen, zijn strekspieren ontspannen en andersom.
Rek in je pezen
Peeslichaampjes reageren op een kleine uitrekking van een pees. Wordt deze te groot, dan gaat er
een spoed bericht naar de hersenen, daardoor verslapt de bijbehorende spier. Deze regelkring
voorkomt vaak blessures.
Spierspoelen en peeslichaampjes geven informatie over rekveranderingen in spieren en pezen.
Vloeiende bewegingen zijn mogelijk door regelkringen en berichten uit (grote en kleine) hersenen.
Dansact
Voor goed werkende spieren worden ook in de aortaboog en de halsslagaders de veranderingen in
O2 en CO2 en pH gemeten. Door inspanning gaat het hart ook sneller kloppen, in de aortaboog
worden de verandering in bloeddruk gemeten. Grote rek leidt tot boodschap naar hersenstam.
Regelkringen met negatieve feedback gaan een verdere stijging van de bloeddruk zoveel mogelijk
tegen.
Veel zintuigen meten veranderingen in de bloedsamenstelling door regelkringen worden deze
veranderingen tegengegaan.
Meer samenvattingen op www.joszwa.nl/pww.
Download