Een onderzoek naar cliënttevredenheid in de jeugdhulpverlening A. de Boer S. Heera M. van Langen L. Muffels M. Mul Begeleid door: Dr. G.J.J.M. Stams Dr. W. Reith Juni 2006 Universiteit van Amsterdam Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Onderwijsinstituut Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Abstract Dit onderzoek richt zich op het meten van cliënttevredenheid met behulp van de C-toets. De onderzoeksgroep bestond uit N = 264 cliënten van een instelling voor jeugdzorg, zij waren verdeeld over 46 behandelunits. De eerste doelstelling van dit onderzoek was het vaststellen van de factoriële validiteit, betrouwbaarheid en onderscheidend vermogen van de C-toets. De tweede doelstelling was om vast te stellen welke factoren een voorspeller zijn van cliënttevredenheid. Omdat verwacht werd dat cliënttevredenheid voor een groot deel bepaald wordt door tevredenheid over het leven is de Levenssatisfactieschaal toegevoegd om dit te kunnen toetsen. Met een confirmatieve factoranalyse werd een passend model gevonden dat bestond uit 5 factoren, met een hogere orde factor voor de 4 schalen van de C-toets. Met behulp van een Multilevel analyse is gebleken dat er op geen van de schalen significante contexteffecten waren, wat betekent dat de tevredenheid over de hulpverlening vooral wordt bepaald door individuele kenmerken. Door middel van een multiple regressie analyse is gekeken door welke variabelen individuele verschillen in cliënttevredenheid voorspeld worden. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat tevredenheid over het leven een voorspeller is voor tevredenheid over de hulpverlening. Inleiding Op 1 januari 2005 is de Wet op de jeugdzorg in werking getreden. Door deze wet hebben cliënten meer rechten en een sterkere positie gekregen. Het uitgangspunt van de wet is dat de cliënt centraal staat in een meer transparant, eenvoudiger georganiseerd stelsel voor de jeugdzorg. Niet meer het hulpaanbod van de zorgaanbieders, maar de hulpvraag van de cliënt staat bij de organisatie van de jeugdzorg centraal (Informatiebrochure Wet op de jeugdzorg, 2005). Op deze manier ontstaat er een vraaggerichte manier van werken tussen cliënt en hulpverlener. Input van de cliënt is hierbij zeer belangrijk. Om deze input te vergaren, wordt er binnen de jeugdzorg gebruik gemaakt van cliënttevredenheidsonderzoeken, die de mate van tevredenheid over de geboden hulpverlening proberen te meten. Het kijken naar cliënttevredenheid wordt gebruikt als een manier om de waardering voor hulpverlening te meten (Van Yperen, 2003). Over het algemeen kan gesteld worden dat cliënten meer waardering voor de hulpverlening hebben als zij duidelijke informatie ontvangen over de behandeling, meer inspraak in de behandeling hebben, positief door de hulpverlener bejegend worden en tevreden zijn over het resultaat van de behandeling (Bransen, Van Wijngaarden & Kok, 2003). Ondanks cliënttevredenheid steeds belangrijker lijkt te worden in de jeugdzorg is er op dit moment is er nog geen consensus over de wijze waarop cliënttevredenheid het beste kan worden vastgesteld (Ramos et al., 2006). In veel theorieën en definities wordt tevredenheid opgevat als een evaluatief oordeel over een dienst. Deze evaluatie ontstaat door de uiteindelijke prestatie van een dienst te vergelijken met de verwachtingen die men vooraf hierover heeft. Deze verwachtingen en beoordelingscriteria verschillen uiteraard per cliënt en per dienst (Van Buuren, Van Vree, & Scholten, 2001). Tevredenheid wordt in veel verklarende woordenboeken (o.a. Cambridge University Press, 2002) omschreven als een gevoel dat direct in verband staat met behoeften, letterlijk: ‘het krijgen van een prettig gevoel bij het ontvangen van iets dat je wilde hebben of bij het doen van iets dat je wilde doen’. Deze gewaarwordingen zijn te interpreteren als emoties die het gevolg zijn van subjectieve waardering van waargenomen of ervaren kwaliteit van het dienstenaanbod (Gotlieb, Grewal & Brown, 1994). In deze studie heeft tevredenheid betrekking op ervaringen en observaties die cliënten opdoen binnen de jeugdhulpverlening. In Nederland zijn er ten behoeve van de jeugdzorg enkele instrumenten ontwikkeld om cliënttevredenheid mee vast te stellen. De voorkeur lijkt momenteel uit te gaan naar de Ctoets. (Franssen & Jurrius, 2005). De C-toets is een veel gebruikte, schriftelijk of telefonisch af te nemen vragenlijst voor cliëntenfeedback. Het doel van de C-toets is het signaleren wat ouders en jongeren vinden van belangrijke aspecten van de jeugdzorg (Franssen & Jurrius, 2005). De uitkomsten worden gebruikt voor verbeteringen van de jeugdzorg vanuit het oogpunt van cliënten. Op deze manier worden cliënten betrokken bij het verbeteren van de hulpverlening (Jumelet, Welling, Jurrius, & Havinga, 2003). De vragenlijst is gebaseerd op informatie verkregen uit meerdere cliënttevredenheidsonderzoeken. Daarnaast is de expertise die is opgedaan bij het ontwikkelen van bijvoorbeeld de Jeugdthermometer GGZ gebruikt voor het ontwikkelen van de C-toets (Konijn, 2003). Uit onderzoek is gebleken dat de mate van cliënttevredenheid sterk samenhangt met de initiële motivatie en verwachtingen van de cliënt. Cliënten die met een sterke motivatie en met hoge verwachtingen het traject begonnen, bleken uiteindelijk meer tevreden te zijn over het traject. Men kan dus veronderstellen dat hoge verwachtingen leiden tot een grotere tevredenheid. Er is dan sprake van een zogenaamde “self-fulfilling prophecy”. Niet alleen verwachtingen, maar ook de motivatie kan verschillen tussen cliënten. Ook met betrekking tot de motivatie kan men een “self-fulfilling prophecy” veronderstellen. Gemotiveerde cliënten zullen zich positiever opstellen, waardoor de hulpverlening beter verloopt en meer effect heeft, wat uiteindelijk meer tevredenheid tot gevolg heeft (Cremer, Brenninkmeijer & Blonk, 2002). Cliënttevredenheid lijkt dus mede bepaald te worden door interne factoren van de cliënt voordat deze aan een traject begint. De verwachting is dat dit in de jeugdzorg ook van toepassing is. Cliënttevredenheid in de jeugdzorg wordt voor het grootste deel bepaald door cliëntkenmerken (e.g. sekse, leeftijd, SES, verwachtingen ten aanzien van hulpverlening). Dit betekent dat de hulpverlening weinig invloed heeft op de uiteindelijke tevredenheid van de cliënt. De C-toets is echter ontwikkeld om een uitspraak te doen over de kwaliteit van de hulpverlening, door de cliënttevredenheid te meten. Naast de C-toets zou een vragenlijst over algemene tevredenheid over het leven afgenomen kunnen worden. Er wordt namelijk verwacht dat tevredenheid over het leven een sterke voorspeller van tevredenheid over de hulpverlening is. De Satisfaction With Life Scale, afgekort SWLS, meet namelijk op een betrouwbare en valide manier de algemene tevredenheid over het leven (Diener, Emmons, Larsen, & Griffin, 1985). Life satisfaction verwijst naar een evaluatief proces waarin een individu de kwaliteit van het leven beoordeelt op basis van een reeks eigen gekozen criteria (Diener, Emmons, Larsen, & Griffin, 1985; Shin & Johnson, 1978). Als het werkelijke leven overeenkomt met de zelfgekozen reeks van criteria, is er sprake van een hoge tevredenheid over het leven. Om meer inzicht in de kwaliteit van de geboden hulpverlening te krijgen, is het nodig dat de C-toets gedecontamineerd wordt voor tevredenheid over het leven. Dit geschiedt door middel van confirmatieve factoranalyse (zie voor een dergelijke aanpak PaulussenHoogeboom, Stams, Peetsma, & Hermans, in press). Dit onderzoek naar cliënttevredenheid in de jeugdhulpverlening is een eerste aanzet daartoe. Daarnaast richt dit onderzoek zich op de factoriële validiteit, betrouwbaarheid en het onderscheidend vermogen van de C-toets. Met behulp van een confirmatieve factoranalyse zal de factoriele validiteit vastgesteld worden en het onderscheidend vermogen door middel van een multilevel analyse. Methode Participanten De onderzoeksgroep in dit onderzoek bestond uit cliënten van Stichting Jeugdformaat, een instelling voor jeugdzorg. Deze instelling biedt verschillende soorten hulpverlening: daghulp, crisis-, ambulante- en gecombineerde hulpverlening. De respondenten waren verdeeld over 46 behandelunits. In totaal is er naar 830 ouders per post een vragenlijst (C-toets) verstuurd. In totaal stuurden 95 ouders de vragenlijst binnen 10 dagen terug, wat een respons betekende van 11%. Na het versturen van een herhalingsbrief naar de ouders steeg de respons naar 32%, 264 ouders hebben de vragenlijst in totaal teruggestuurd: N = 264 Het grootste gedeelte van de ouders was van Nederlandse afkomst: 67%. Daarnaast kwam 11,5% van de Nederlandse Antillen, 4,2% uit Afrika, 3,5% uit Turkije, 2,7% Zuid Amerika, 9,3% uit overige landen. De grootste groep van de ouders had één kind in behandeling, namelijk 93%. Een aantal ouders had meer dan één kind in behandeling: 7%. Per gezin is één vragenlijst verstuurd met de vraag deze in te vullen over het hulpverleningsproces van het oudste kind. De verdeling jongens / meisjes was in dit onderzoek als volgt: 39% meisjes en 61% jongens. De gemiddelde behandelduur van deze kinderen was 1,1 jaar, en varieerde van 1 maand tot 8 jaar en 10 maanden. De leeftijd van de kinderen varieert tussen de 2 en de 19 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 11,0 jaar. De C-toets De C-toets bestaat uit 21 items verdeeld over de volgende schalen: contact en bejegening, professionaliteit, informatie en voortgang, en doel en resultaat. De cliënten werden gevraagd op een 4 puntsschaal aan te geven in hoeverre zij het eens zijn met de uitspraken. (1=helemaal niet mee eens, 4= helemaal mee eens). Hoewel de betrouwbaarheid van deze schalen hoog is, variërend tussen α=.77 en α=.94, wordt in het onderzoek van Jumelet et al. (2003) aangeraden de stellingen afzonderlijk van elkaar te bekijken en niet te veel waarde te hechten aan de indeling in schalen. Naast de 21 items werd de cliënt gevraagd om een cijfer te geven aan de hulpverlening die zij ontvangen van de instelling. Het is de bedoeling dat dit cijfer een beeld geeft van de algemene tevredenheid over de hulpverlening. In het onderzoek van Jumelet et al. (2003) wordt echter gesteld dat niet teveel waarde gehecht moet worden aan het rapportcijfer omdat dit cijfer geen juiste weergave van de algemene tevredenheid is. Als afsluiting van de C-toets kunnen ouders aangeven over welke aspecten van hulpverlening zij heel tevreden zijn, waar zij minder tevreden over zijn, en of er nog algemene opmerkingen zijn. Ook wordt gevraagd of er ouders zijn die mee willen praten over de uitkomsten van de C-toets. De Levenssatisfactieschaal Naast de hierboven beschreven vaste indeling van de C-toets, is het mogelijk om 6 vragen naar eigen inzicht toe te voegen. In dit onderzoek zijn 5 vragen toegevoegd over algemene tevredenheid over het leven, en 1 vraag over de samenwerking tussen Stichting Jeugdformaat en Bureau Jeugdzorg. Om de algemene tevredenheid over het leven te meten, is in dit onderzoek gebruik gemaakt van de Levenssatisfactieschaal, een vertaling gemaakt door Bosma & van Halen (1993) van de Satisfaction With Life Scale (Diener, Emmons, Larsen, & Griffin, 1985). Deze schaal bestaat uit 5 items, waarbij de cliënten op een 4-puntsschaal aan konden geven in hoeverre zij het eens waren met de stellingen. (1 = helemaal mee oneens, 4 = helemaal mee eens). Een voorbeeld van een item is: “Mijn leven komt in het algemeen dicht bij mijn ideaal”. De interne consistentie van deze vertaalde schaal - zoals gevonden in het onderzoek van Bosma & van Halen – was net als de oorspronkelijke versie hoog, namelijk .87. Resultaten Resultaten factoranalyse en betrouwbaarheid van de schalen Het onderzoek naar de factorstructuur van de C-toets is uitgevoerd met behulp van een confirmatieve factoranalyse. In verband met scheve verdelingen op bijna alle items, en de geneste structuur van de data (cliënten zijn genest in behandelunits), hebben we gebruik gemaakt van een schattings- en toetsprocedure die robuust is voor schending van normaliteit en onafhankelijkheid. De vergelijking van modellen is uitgevoerd met de Satorra-Bentler ‘scaled’ chi-kwadraat toets (Satorra & Bentler, 1994). Na 10 items met significante ladingen op meerdere factoren, lage verklaarde variantie en hoge residuele correlaties verwijderd te hebben, werd een passend model gevonden dat bestond uit 5 factoren, met een hogere orde factor voor de 4 schalen van de C-toets. De exact fit was X2 (95) = 116.52, p = .07, RMSEA = 0.03. In het artikel van Ramos et al. (2006) is gezocht naar een close fit model, in dit onderzoek is gezocht naar een exact fit model, dat aan strengere eisen voldoet. Als genoegen wordt genomen met een close fit model kunnen item 2 (“De medewerkers nemen mij serieus”) en item 9 (“Medewerkers hebben voldoende kennis om ons te kunnen helpen”) behouden worden. De gevonden factoren van het exact fit model (contact en bejegening, professionaliteit, informatie en voortgang, doel en resultaat, en tevredenheid over het leven) en de daarbij behorende items zijn weergegeven in tabel 1. De eerste vier factoren (contact en bejegening, professionaliteit, informatie en voortgang, doel en resultaat) correleren hoog met elkaar, de vijfde factor (tevredenheid over het leven) correleert matig met de andere vier factoren (zie tabel 2). Vanwege de hoge correlaties tussen de afzonderlijke C-toets schalen werd een hogere orde factor toegevoegd aan het model. Deze bleek goed te passen. De interne consistentie van alle schalen was hoog: contact en bejegening α = .86, professionaliteit α = .74, informatie en voortgang α = .84, doel en resultaat α = .85, tevredenheid over het leven α = .89. Ook de interne consistentie van de totale C-toets was goed: α = .91. Er is een significante hoge correlatie gevonden tussen het rapportcijfer en de totaalscore voor tevredenheid over hulpverlening r = .80, p<.001. Deze hoge samenhang wijst op convergente validiteit van de C-toets. Resultaten Multilevel analyse Met behulp van een Multilevel analyse is gekeken naar de mate waarin cliënttevredenheid bepaald wordt door kenmerken van de hulpverlening (context), of door kenmerken van het individu. Vervolgens is geprobeerd te verklaren door welke variabelen deze context- en individuele effecten bepaald werden, hierbij is gekeken naar de volgende variabelen: leeftijd van het kind, geslacht van het kind, tevredenheid over het leven, culturele achtergrond van ouder en duur van de hulpverlening bij Jeugdformaat. Op geen van de schalen waren de contexteffecten significant, wat betekent dat de tevredenheid over hulpverlening vooral wordt bepaald door individuele kenmerken. (contexteffect contact en bejegening 3%, professionaliteit 3%, informatie en voortgang 0%, doel en resultaat 0%, algemene tevredenheid 2%, rapportcijfer 1%). Met behulp van multiple regressie analyse in SPSS is gekeken welke variabelen individuele verschillen in cliënttevredenheid voorspellen. Resultaten regressie analyse Voor de schaal contact en bejegening zijn twee predictoren gevonden die voorspellen in welke mate de cliënten tevreden zijn over dit aspect van hulpverlening. F (2, 232) = 11.00, p <.001, R =.29. De tevredenheid over het leven, en de duur van de behandeling verklaarden respectievelijk 6% en 2% van variantie. De tevredenheid over het leven hing positief samen met de tevredenheid over contact en bejegening: b = .24, t = 3.80, p < .001. De duur van de behandeling hing negatief samen met de tevredenheid over contact en bejegening. Een langere behandeling betekende minder tevredenheid over contact en bejegening. b = -.16, t = -2.48, p <.05. Voor de schaal professionaliteit vonden we één significante predictor: F (1,233) = 16.38, p <.001, R =.26. Tevredenheid over het leven verklaarde 7% van de variantie. De tevredenheid over het leven hing positief samen met de tevredenheid over professionaliteit: b = .26, t = 4.05, p < .001. Voor de schaal informatie en voortgang werd eveneens één significante predictor gevonden: F (1, 234) = 19.405, p<.001, R =.28. 8% van de variantie werd verklaard door tevredenheid over het leven. Des te meer ouders tevreden zijn over hun leven, des te positiever oordelen zij over informatie en voortgang: b = .28, t = 4.41. p<.001. De duur van de opname en de tevredenheid over het leven waren significante predictoren voor tevredenheid over doel en resultaat van de behandeling: F (2, 233) = 14,49, p <.001, R = .33, met respectievelijk 2% en 10% verklaarde variantie. De duur van de opname hing negatief samen met tevredenheid over doel en resultaat: b = -.13, t = -2.02, p <. 05. Tevredenheid over het leven hing positief samen met doel en resultaat: b = .30, t = 4.83, p <.001. Voor algemene tevredenheid werden twee significante predictoren gevonden, tevredenheid over het leven en behandelduur, die respectievelijk 9% en 2% van de variantie verklaarden: F (2,233) = 14.45, p < .001, R = .33. Er bestaat een positief verband tussen de tevredenheid over het leven en de algemene tevredenheid over de hulpverlening: b = .30, t = 4.80, p < .001. De behandelduur hing negatief samen met algemene tevredenheid: b = -.13, t = -2.07, p < .05. De regressieanalyse op het rapportcijfer resulteerde in drie significante predictoren: F (3,223) = 8.96, p<.001, R = .33. Tevredenheid over het leven, de culturele achtergrond van de ouder, en de duur van de behandeling verklaarden respectievelijk 6%, 3% en 2% van de verschillen in het rapportcijfer. Tevredenheid over het leven hing positief samen met de hoogte van het rapportcijfer: b = .23, t = 3.58, p <. 001. Allochtone ouders gaven een hoger cijfer dan autochtone ouders: b = .18, t = 2.75, p < .01. De duur van de behandeling hing negatief samen met de hoogte van het rapportcijfer, des te langer de behandeling duurde, des te lager was het cijfer dat de ouders gaven: b = -.13, t = -1.98, p < .05. Tabel 1 Factorstructuur van de C-toets en Levenssatisfactie schaal 1-orde factoren Schalen en items 1 2 3 4 2-orde factor 5 Contact en bejegening .80 De medewerkers zijn vriendelijk .80 Er is begrip voor onze problemen .83 Professionaliteit .92 Ik krijg goede adviezen .78 We werden meteen geholpen toen dat nodig was .68 Informatie en voortgang .99 Ik ken de inhoud van het hulpverleningsplan .63 Onze persoonlijke gegevens worden zorgvuldig behandeld .79 Ik ben tevreden over het aantal hulpverleners dat ons gezin .87 bij de instelling heeft gehad Doel en resultaat .95 Ik weet wat het doel van de hulp is .79 Mijn mening is bepalend bij beslissingen over de hulp .73 De hulp sluit goed aan op wat ik wil veranderen .80 Ik zou een ander aanraden hulp te zoeken bij de instelling .71 Tevredenheid over het leven Mijn leven komt in het algemeen dicht bij mijn ideaal .81 Mijn leven ziet er prima uit .93 Ik ben tevreden met mijn leven .91 Tot nu toe heb ik de belangrijkste dingen die ik in het leven wil .67 ook gekregen Als ik mijn leven over kon doen, zou ik er vrijwel niets aan .60 veranderen Tabel 2 Gemiddelden, standaarddeviaties en correlaties tussen de schalen van de C-toets en de Levenssatisfactie schaal. M SD 1 2 3 4 5 6 1. Contact en bejegening 3.52 .53 1.00 2. Professionaliteit 3.11 .70 .85 1.00 3. Informatie en voortgang 3.30 .55 .81 .91 1.00 4. Doel en resultaat 3.28 .57 .74 .85 .95 1.00 5. Tevredenheid over leven 2.66 .65 .24 .35 .31 .37 1.00 6. Rapportcijfer tevredenheid 7.45 1.65 .69 .73 .66 .71 .24 1.00 Discussie Het doel van deze studie was het onderzoeken van de factoriële validiteit, betrouwbaarheid en het onderscheidend vermogen van de C-toets. Daarnaast werd gekeken naar de invloed van tevredenheid over het leven op tevredenheid over de hulpverlening. De steekproef bestond uit 264 ouders verdeeld over 46 behandelunits. De hulpverlening varieerde van daghulp, crisisopvang, ambulante hulp tot gecombineerde hulpverlening. Met behulp van een confirmatieve factoranalyse werd er een exact fit model gevonden met 5 factoren (10 items), namelijk contact en bejegening, professionaliteit, informatie en voortgang, doel en resultaat, tevredenheid over het leven en de hogere orde factor algemene tevredenheid. De interne consistentie van de schalen was hoog, wat duidt op een hoge betrouwbaarheid. Wel moet hierbij opgemerkt worden dat er tussen de schalen sprake was van een hoge correlaties, wat betekent dat de subdimensies van de C-toets weinig specifiek zijn, wat zou kunnen betekenen dat er een hogere orde factor is die de relaties tussen de schalen zou kunnen verklaren. Daarnaast moet opgemerkt worden dat de factorstructuur die gevonden is in het onderzoek, niet geheel overeenkomt met de factorstructuur uit het onderzoek van Ramos et al. (2006). Er is dezelfde dimensionaliteit gevonden, maar op itemniveau zijn verschillen geconstateerd. Dit duidt erop dat de C-toets op itemniveau niet geheel stabiel is, maar de 4-factoroplossing wel, zelfs na decontaminatie. Opgemerkt kan worden dat de vergelijking van het model van Ramos et al. (2006) en model uit deze studie alleen door interpretatie gebeurd is en niet door toetsing. Tussen het rapportcijfer en de totaalscore voor tevredenheid over hulpverlening is een significante hoge correlatie gevonden. Dit wijst op convergente validiteit van de C-toets. Met behulp van een multilevel analyse is gekeken naar de mate waarin cliënttevredenheid bepaald wordt door contextfactoren en individuele factoren. Er kan geconcludeerd worden dat tevredenheid over de hulpverlening in dit onderzoek geheel door individuele kenmerken werd bepaald en niet door contextfactoren. Door middel van multiple regressie analyse is gekeken door welke variabelen individuele verschillen in cliënttevredenheid voorspeld worden. Op de schalen contact en bejegening, doel en resultaat en algemene tevredenheid is een positieve samenhang gevonden met tevredenheid over het leven en een negatieve samenhang met de behandelingsduur. Op de schalen professionaliteit en informatie en voortgang is er een positieve samenhang gevonden met tevredenheid over het leven. De verwachting was dat tevredenheid over het leven een sterke voorspeller zou zijn van tevredenheid over de hulpverlening. In dit onderzoek is een significante positieve correlatie gevonden tussen de levenssatisfactieschaal en de vier schalen van de C-toets (zie tabel 2). Er kan dus geconcludeerd worden dat tevredenheid over het leven een voorspeller is voor de tevredenheid over de hulpverlening. In dit onderzoek zijn voor het rapportcijfer drie significante predictoren gevonden, namelijk tevredenheid over het leven, de culturele achtergrond van de ouder en de duur van de behandeling. Het rapportcijfer wordt volgens Jumelet et al. (2003) gebruikt als indicator voor het algemene oordeel, maar het is geen goede indicator voor de hele vragenlijst. Er mag niet te veel waarde gehecht worden aan de vergelijking van de rapportcijfers van verschillende instellingen (Jumelet et al., 2003). Dit zou wel kunnen als het rapportcijfer daadwerkelijk de kwaliteit van de geboden hulpverlening zou weergeven. Aanpassing van de C-toets lijkt nodig te zijn. In dit onderzoek is een passend model gevonden voor de C-toets, maar de factoren zijn op itemniveau instabiel en weinig specifiek. Er vallen veel items uit (meer dan de helft), waardoor de betrouwbaarheid van de schalen afneemt. Dit is met name het geval bij de schalen contact en bejegening, professionaliteit en informatie en voortgang. De C-toets beschikt over factoriële validiteit, maar deze kan nog versterkt worden door items toe te voegen die voor meer specificiteit van de schalen zorgen. Omdat er bij het ontwikkelen van de C-toets bewust gekozen is voor een balans tussen een zo volledig mogelijke en toch eenvoudig en overzichtelijke vragenlijst, gaat de voorkeur uit naar het aanpassen van de bestaande items in plaats van het toevoegen van nieuwe items (Jumelet, Welling, Jurrius en Havinga, 2003). Jumelet et al. (2003) geven aan dat een lage factorlading betekent dat een item niet duidelijk bij een schaal is onder te brengen, maar dat deze wel informatief kan zijn. Men kan zich echter afvragen of dit een juiste opvatting is, aangezien factoranalyse nu juist duidelijk maakt wat de inhoudsvaliditeit van zowel de schalen als de afzonderlijke items is. Hoewel de items van de C-toets 4 antwoordcategorieën hebben, was er weinig spreiding van de antwoorden. In feite is er sprake van dichotome vraagstellingen. Door de vragen anders te formuleren bestaat de kans dat mensen minder op een ja/nee wijze zullen antwoorden. Dit onderzoek heeft een aantal beperkingen. Ondanks de steekproefgrootte was er een ongelijke verdeling van de respondenten over de behandelunits. Verder is in dit onderzoek alleen gebruik gemaakt van schriftelijke vragenlijsten, in vervolgonderzoek zou er ook een interview afgenomen kunnen worden. Door het houden van een interview met ouders kan er een duidelijker beeld ontstaan over de tevredenheid van de hulpverlening, omdat het zelfde construct dan op twee verschillende manieren gemeten wordt. De belangrijkste conclusies van dit onderzoek zijn dat er een passend model gevonden is voor de C-toets, maar de factoren zijn weinig specifiek en op itemniveau instabiel. Daarnaast is de tevredenheid over het leven een voorspeller voor de tevredenheid over de hulpverlening op individueel niveau. Tenslotte blijkt de C-toets vooral individuele kenmerken van tevredenheid te meten, terwijl de doelstelling van het meten van cliënttevredenheid is dat het moet leiden tot meer inzicht in de kwaliteit van de geboden hulpverlening. Literatuur Bransen, M., Van Wijngaarden, B., & Kok, I. (2003). De ontwikkeling van de GGZ Jeugdthermometer. Utrecht: Trimbos-instituut Cremer, Brenninkmeijer & Blonk (2002). Tevreden cliënt, geslaagde reïntegratie? Hoofddorp: TNO Diener, E., Emmons, R.A., Larsen, R. J., & Griffin, S. (1985). The Satisfaction With Life Scale. Journal of Personality Assessment, 49, 1 Franssen, J., & Jurrius, K. (2005). De C-toets getoetst: Ervaringen, ontwikkelingen, en plannen rondom de C-toets. Nederlands Tijdschrift voor Jeugdzorg, 6, 293 - 296 Gotlieb, J.B., Grewal, D., & Brown, W. (1994). Consumer satisfaction and perceived quality: Compelmentary or divergent constructs? Journal of Applied Psychology, 79, 875 – 885 Jumelet, H., Welling, M., Jurrius, K., & Havinga, L. (2003). Verantwoording C-toets. Amsterdam: Stichting Alexander Konijn, C. (2003). De jeugdthermometer: Waardering van bureau jeugdzorg door cliënten. Utrecht: NIWZ Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2005) Informatiebrochure Wet op de Jeugdzorg. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Paulussen Hoogeboom, M. C., Stams, G. J. J. M., Hermanns, J. M. A., & Peetsma, T. T. D. (in press). Negative emotionality and parenting from infancy to preschool: A meta-analytic review. Developmental Psychology. Ramos, C., Stams, G.J.J.M., Stoel, R., Faas, M., Van Yperen, T., & Dekovic, M. (2006). Het meten van cliënttevredenheid in de Jeugdzorg Satorra, A., & Bentler, P.M. (1994). Corrections to test statistics and standards errors in covariance structure analysis. In A. von Eye and C.C. Cloggs (Eds), Latent Variable Analysis: Applications to Developmental Research (pp. 399-419). Newbury Park: Sage Publication. Shin, D.C. & Johnson, D.M. (1978). Avowed happinessasan overall assessment of the quality of life. Social Indicators Research, 5, 475-492 Sixma, H.L., Spreeuwenberg. P.M.M., & Pasch van der, M.A.A.M. (1998) Patient satisfaction with the general practitioner: A two level analysis. Med Care, 36, 212-229 Van Buuren, Van Vree & Scholten (2001). Tevredenheidsonderzoek hulpmiddelen. Voorstudie naar modellen voor het uitvoeren van tevredenheidsonderzoek. Leiden: Ministerie van Volkshuisvesting, Welzijn en Sport Van Halen, C. & Bosma, H. (1993) Zelfconceptieproblematiek bij adolescenten. Tijdschrift voor pedagogiek, psychiatrie en psychologie, 14, 3 Van Yperen, T.A. (2003). Gaandeweg. Utrecht: NIWZ Uitgeverij Initieel Model TESTS OF MODEL FIT Chi-Square Test of Model Fit Value 629.717* Degrees of Freedom 289 P-Value 0.0000 CFI/TLI CFI 0.892 TLI 0.878 RMSEA (Root Mean Square Error Of Approximation) Estimate 0.072 MODEL RESULTS Estimates S.E. Est./S.E. V1 1.000 0.000 0.000 0.450 0.827 V2 1.237 0.041 30.156 0.557 0.902 V3 1.111 0.102 10.842 0.500 0.835 V4 0.990 0.110 9.031 0.446 0.582 V5 1.082 0.083 13.114 0.488 0.708 V6 1.000 0.000 0.000 0.535 0.827 V7 1.024 0.039 26.569 0.548 0.814 V8 0.873 0.062 14.037 0.467 0.766 V9 1.108 0.059 18.756 0.593 0.838 V10 1.045 0.071 14.813 0.559 0.622 F1 StdYX BY F2 F3 Std BY BY V11 1.000 0.000 0.000 0.604 0.785 V12 0.715 0.066 10.877 0.432 0.658 V13 0.648 0.084 7.734 0.392 0.502 V14 0.742 0.091 8.174 0.448 0.758 V15 0.966 0.076 12.759 0.584 0.831 V16 1.000 0.000 0.000 0.434 0.785 V17 1.164 0.107 10.881 0.505 0.722 V18 1.310 0.083 15.792 0.568 0.827 V19 1.359 0.099 13.746 0.589 0.811 V20 0.714 0.037 19.520 0.310 0.574 V21 1.339 0.077 17.391 0.580 0.714 V22 1.000 0.000 0.000 0.581 0.806 V23 1.183 0.088 13.379 0.687 0.920 V24 1.162 0.087 13.392 0.675 0.912 V25 0.854 0.070 12.250 0.497 0.683 V26 0.951 0.080 11.903 0.553 0.620 0.204 0.027 7.437 0.845 0.845 F1 0.221 0.041 5.335 0.811 0.811 F2 0.302 0.046 6.577 0.934 0.934 F1 0.147 0.026 5.741 0.751 0.751 F2 0.202 0.020 10.215 0.870 0.870 F3 0.247 0.032 7.715 0.942 0.942 F1 0.066 0.026 2.496 0.253 0.253 F2 0.094 0.023 4.025 0.302 0.302 F3 0.118 0.032 3.748 0.337 0.337 F4 0.094 0.021 4.532 0.371 0.371 F4 BY F5 BY F2 WITH F1 F3 WITH F4 WITH F5 WITH MODEL MODIFICATION INDICES Minimum M.I. value for printing the modification index M.I. E.P.C. Std E.P.C. 10.000 StdYX E.P.C. Deze items hadden een significante lading op een verkeerde factor. Merk op dat geen geen enkel item een lading had op factor (tevredenheid over het leven). BY Statements F1 BY V13 17.655 -0.887 -0.399 -0.512 F2 BY V4 15.180 0.727 0.389 0.508 F2 BY V5 12.477 0.535 0.287 0.416 F2 BY V13 11.725 -1.296 -0.694 -0.889 F2 BY V20 11.038 -0.515 -0.276 -0.510 F3 BY V2 15.836 -0.355 -0.215 -0.348 F3 BY V4 14.642 0.555 0.336 0.438 F3 BY V5 22.701 0.560 0.338 0.492 F3 BY V6 17.988 -0.939 -0.567 -0.877 F3 BY V20 11.592 -0.843 -0.510 -0.944 F4 BY V5 22.761 0.671 0.291 0.422 F4 BY V6 11.721 -0.635 -0.275 -0.425 WITH Statements V2 WITH V1 22.751 0.044 0.044 0.132 V5 WITH V2 10.502 -0.040 -0.040 -0.093 V5 WITH V4 26.778 0.112 0.112 0.212 V7 WITH V6 17.850 0.050 0.050 0.116 V11 WITH V5 24.310 0.083 0.083 0.157 V13 WITH V2 12.442 -0.052 -0.052 -0.108 V15 WITH V14 10.138 0.040 0.040 0.096 V16 WITH V12 22.073 0.058 0.058 0.160 V17 WITH V12 15.277 0.067 0.067 0.145 V17 WITH V15 16.469 -0.058 -0.058 -0.119 V18 WITH V11 16.960 0.059 0.059 0.112 V19 WITH V12 20.008 -0.070 -0.070 -0.146 V19 WITH V16 30.898 -0.066 -0.066 -0.164 V26 WITH V25 17.304 0.109 0.109 0.168 f5