Proefexamen I - Antwoorden 1 De moedernegotie was de handel

advertisement
Proefexamen I - Antwoorden
1 De moedernegotie was de handel die de Nederlanders in het Oostzeegebied dreven.
Daar haalden ze graan, hout en andere producten die in eigen land beperkt voorradig
waren. De import van grote hoeveelheden graan betekende dat de landbouw zich kon
specialiseren in veeteelt (zuivel en vlees) en gewassen voor de nijverheid, zoals vlas en
hennep. Boeren produceerden niet alleen voor eigen gebruik, maar voor een groeiende
stedelijke bevolking. Zo ontstond de gecommercialiseerde landbouw.
2 De juiste volgorde is: 2 - 6 - 3 - 4 - 5 - 1
3 De edelen keren zich in het Smeekschrift tegen de beschuldiging dat ze van ‘vorst
willen veranderen’. Ze willen de vorst Filips II juist adviseren om te voorkomen dat er
meer onrust in zijn rijk ontstaat.
De edelen zeggen dat ze door de landvoogdes en hoge bestuurders beschuldigd zijn van
het ontketenen van oproer. Daaruit zou je kunnen opmaken dat zij en de landvoogdes
concurrenten van elkaar waren, iets wat een indirect gevolg was van de centralisatie van
het bestuur die Filips II had doorgevoerd. Iets dergelijks blijkt ook uit de laatste zin,
waarin de edelen de landvoogdes verzoeken om het advies van de Staten-Generaal
‘nederig’ op te volgen. Blijkbaar gebeurde dit in hun ogen te weinig en ging de
landvoogdes vooral haar eigen gang. Deze gang van zaken was voor veel edelen reden
om zich bij het verzet aan te sluiten.
De edelen vragen de landvoogdes om de strenge vervolging van ketters te staken.
Omdat zij daar geen gehoor aan gaf, liep de spanning op. De ketterijvervolging was één
van de oorzaken van de Nederlandse Opstand.
4 Vier kenmerken van de tirannie van Alva in het schilderij (de beeldelementen staan
tussen haakjes; één beeldelement per kenmerk is voldoende):
-
Alva liet de hoge edelen Horne en Egmont terechtstellen, omdat zij het beleid van
hun landsheer onvoldoende loyaal hadden uitgevoerd (het schavot midden-boven).
© Noordhoff Uitgevers B.V.
Geschiedeniswerkplaats / De Republiek in een tijd van vorsten / havo / antwoorden Proefexamen-I
1
-
Alva stelde de ‘Bloedraad’ (Raad van Beroerten) in die zich bezighield met de
berechting van ketters (zie het blad van bloed waar Margaretha in roert; zie ook de
blaasgalg van de katholieke geestelijke naast Alva).
-
Alva versterkte de centralisatie, de gewesten werden onderworpen aan het centraal
gezag vanuit Brussel (de vrouwen, die de gewesten moeten voorstellen, zijn geknield
en geketend; zie ook het boek en de papieren die verscheurd op de grond liggen: de
oude voorrechten werden niet langer gerespecteerd; zie ook de hond linksonder, die
de gewesten dreigt aan te vallen).
-
Alva voerde een politiek van terreur, hij liet zijn leger hard optreden om zo met
angst de orde te herstellen (zie de lijken aan de bomen rechtsboven en de
terechtgestelde lichamen linksboven; zie de hond linksonder die de vrouwen [=
gewesten] dreigt aan te vallen).
5 Horne en Egmont werden veroordeeld door de Raad van Beroerten, die door de hertog
van Alva (met goedkeuring van koning Filips II) was ingesteld om de deelnemers aan de
Beeldenstorm en calvinistische ‘ketters’ te straffen. Omdat de edelen Horne en Egmont
volgens Filips II en Alva te slap waren opgetreden tegen de Beeldenstormers werden ze
ter dood veroordeeld.
Het optreden van de Raad der Beroerten had niet het beoogde effect. Ondanks de
strenge vervolging bleef de calvinistische beweging groeien.
6 Bijvoorbeeld:
-
De komst van welvarende kooplieden uit Antwerpen (zoals Hans Thijs) zorgde voor
een economische impuls in de Republiek, in het bijzonder in het gewest Holland.
Deze kooplieden waren Antwerpen ontvlucht omdat de Spanjaarden de stad hadden
ingenomen.
-
De oprichting van de VOC in 1602 leidde ertoe dat de handel op Azië erg
winstgevend werd. Dat leidde tot economische bloei in de Republiek.
7 Om de handel te vergemakkelijken, werden nieuwe instellingen opgericht, zoals de
Amsterdamse Wisselbank en de Amsterdamse Beurs. Bij de wisselbank konden
kooplieden geld in bewaring geven en wisselen en konden ze geld overboeken naar
© Noordhoff Uitgevers B.V.
Geschiedeniswerkplaats / De Republiek in een tijd van vorsten / havo / antwoorden Proefexamen-I
2
andere handelaren. Op de beurs werd gehandeld in alles wat er maar te verhandelen
viel. Door deze instellingen werd Amsterdam een aantrekkelijke handelsplaats voor
buitenlandse kooplieden.
8 Een voorbeeld van continuïteit: over de gehele periode wordt er meer ingevoerd dan
uitgevoerd.
9 De raadpensionaris van Holland was de hoogste ambtenaar van de Staten van Holland.
Omdat Holland het meest bijdroeg aan de staatskas van de Republiek, was dat gewest
veruit het belangrijkst. Daardoor was de raadpensionaris een zeer machtig man. Doordat
hij namens Holland het woord voerde in de Staten-Generaal was hij een soort
regeringsleider.
Van Oldenbarnevelt kreeg het aan de stok met prins Maurits, die als stadhouder
bevelhebber was van het leger en daardoor ook veel macht had. Aanleiding was een
godsdienstig meningsverschil over de interpretatie van de calvinistische leer. Maurits
koos partij voor de calvinisten die de leer streng interpreteerden, Van Oldenbarnevelt
koos voor de calvinisten die de leer minder precies namen. Van Oldenbarnevelt vond dat
elk gewest zelf mocht bepalen welke interpretatie (streng of gematigd) de juiste was. Hij
was voorstander van gewestelijke soevereiniteit. Maurits was het daar niet mee eens.
Als stadhouder wilde hij invloed behouden in alle gewesten. Om zijn politieke macht te
behouden liet hij Van Oldenbarnevelt arresteren en onthoofden.
De maker van het schilderij sluit zich aan bij het oordeel over Van Oldenbarnevelt als
bekwaam en wijs bestuurder: de mannen om hem heen stralen ontzetting en onrust uit,
hijzelf gaat zijn dood kalm en waardig tegemoet.
10 Frederik Hendrik wist een groot aantal steden terug te veroveren op het Spaanse
leger; vandaar zijn bijnaam ‘de stedendwinger’. In deze muurschildering is hij afgebeeld
als zegevierend veldheer, gezeten op een troon, getrokken door een vierspan, omgeven
door dankbare en bewonderende onderdanen, de dood trotserend.
Frederik Hendrik behaalde als stadhouder grote militaire successen, die zijn faam als
stadhouder en legeraanvoerder zeer vergrootten. Omdat hij als prins van Oranje in de
voetsporen trad van zijn vader Willem van Oranje, die de opstand tegen de Spanjaarden
© Noordhoff Uitgevers B.V.
Geschiedeniswerkplaats / De Republiek in een tijd van vorsten / havo / antwoorden Proefexamen-I
3
was begonnen, leek het net alsof hij behoorde tot een vorstelijk geslacht dat over de
noordelijke gewesten regeerde.
Frederik Hendrik wilde geen bestand sluiten met Spanje, omdat hij dacht dat er met
oorlog meer te winnen viel. De Republiek stond er namelijk internationaal goed voor. De
Engelse koning liet zijn dochter in 1641 met de zoon van Frederik Hendrik trouwen om
steun van de Republiek te krijgen en met de Franse koning Lodewijk XIII besprak
Frederik Hendrik plannen om de Zuidelijke Nederlanden te verdelen. Toch werd er vrede
met Spanje gesloten.
11 In 1650 overleed stadhouder Willem II. Omdat hij geen opvolger had, maakten de
tegenstanders van de Oranjes meteen van de situatie gebruik. Zij vonden een
stadhouder in vredestijd niet nodig. Stadhouders waren volgens hen te oorlogszuchtig,
terwijl oorlogen duur waren en schadelijk voor de handel. De Hollandse Staten riep
honderden regenten uit alle gewesten bijeen voor een Grote Vergadering in de Haagse
Ridderzaal. Daar werd besloten geen nieuwe stadhouder te benoemen. Zo begon het
Eerste Stadhouderloze Tijdperk, dat duurde tot 1672.
12 In 1672 werd de Republiek op het land aangevallen door Frankijk en op zee door
Engeland. De Nederlandse vloot onder leiding van vlootvoogd Michiel de Ruyter hield
stand, maar op het land was het verwaarloosde leger kansloos. Binnen de kortste keren
werden Gelderland, Overijssel en Utrecht onder de voet gelopen. Staatsgezinde
(Hollandse) regenten als Johann de Witt werden ervan beschuldigd het landleger te
hebben verwaarloosd.
Swildens pleit zowel voor een sterk landleger als een sterke vloot. Hij ziet een sterke
vloot als een waarborg voor winstgevende handel die nodig is om het landleger te
financieren.
13 Twee argumenten:
-
Het betreft een brief die voor privédoeleinden is geschreven en dus niet bestemd is
voor de openbaarheid. Hinlopen heeft niet de intentie om een bepaald publiek ergens
van te overtuigen en dat komt de betrouwbaarheid van de bron ten goede.
© Noordhoff Uitgevers B.V.
Geschiedeniswerkplaats / De Republiek in een tijd van vorsten / havo / antwoorden Proefexamen-I
4
-
Hinlopen schrijft de brief aan een vriend. We mogen aannemen dat hij zijn vriend
eerlijk wil vertellen hoe de zaken ervoor staan. Het gaat om vertrouwelijke
correspondentie zonder zakelijk belang.
© Noordhoff Uitgevers B.V.
Geschiedeniswerkplaats / De Republiek in een tijd van vorsten / havo / antwoorden Proefexamen-I
5
Download