SYMPOSIUM “BESLISSEN VOOR EEN ANDER” Artikel 458bis Sw. Juridische implicaties Sonja Becq, Volksvertegenwoordiger CD&V 5-5-2012 Het nieuwe art. 458bis Sw. breidt het spreekrecht voor houders van het beroepsgeheim aanzienlijk uit. Hiermee beoogt men iets te doen aan het feit dat artsen soms gehinderd worden om slachtoffers van seksueel misbruik en andere kwetsbare personen de nodige hulp te bieden, omdat zij zich niet willen blootstellen aan een schending van het beroepsgeheim. Het gaat echter om een spreekrecht en geen spreekplicht, de arts behoudt een belangrijke beoordelingsmarge. Artikel 458bis Sw. – Juridische implicaties (Sonja Becq) CONTEXT VAN HET NIEUWE ARTIKEL 458BIS SW. De probleemsituaties waarmee de dragers van een beroepsgeheim worden geconfronteerd zijn soms zeer uiteenlopend van aard, en de individualiteit van elke situatie maakt het moeilijk om een eenduidig antwoord of een eenduidige oplossing te formuleren. Een moeilijke vraagstelling waar men in de praktijk mee wordt geconfronteerd, is wanneer men als drager van een beroepsgeheim toch mag, kan of moet spreken. Deze vraagstelling is zeer reëel in zaken die betrekking hebben op minderjarige en kwetsbare slachtoffers. De Bijzondere Commissie Seksueel Misbruik kwam tijdens haar hoorzittingen tot de vaststelling dat er in de praktijk aanzienlijke onduidelijkheid bestond over de mogelijkheden om het beroepsgeheim te doorbreken wanneer men kennis krijgt van feiten van seksueel misbruik gepleegd op een minderjarige. Het beroepsgeheim werd in bepaalde gevallen ook gebruikt als alibi om te zwijgen over deze totaal ontoelaatbare feiten. De Bijzondere Commissie vond het dan ook tijd om de mogelijkheden tot spreken voor de houders van het beroepsgeheim duidelijker af te lijnen, zonder echter het nut ervan te miskennen. Het beroepsgeheim is immers niet enkel een juridische constructie, het is ook een belangrijke waarde binnen de gezondheidssector. De vertrouwensrelatie met de patiënt is een essentiële voorwaarde voor de uitoefening van de functie van geneesheer. Dit vertrouwen is belangrijk voor de individuele patiënt, maar ook voor de geloofwaardigheid van het beroep in het algemeen. Zonder het belang van het beroepsgeheim te miskennen, vond de wetgever het toch nodig om artsen de mogelijkheid te bieden situaties waarin minderjarigen en kwetsbare personen in gevaar zijn te melden aan het parket, zonder dat hiermee strafrechtelijk in de fout wordt gegaan. (NB: ingevoegd bij Wet 28 november 2000 in de nasleep van de Dutroux-affaire). 1 Artikel 458bis Sw. – Juridische implicaties (Sonja Becq) HET OUDE VS. NIEUWE ARTIKEL 458BIS SW. (veranderde elementen schuin vetgedrukt) Oud artikel 458bis Sw.: Nieuw artikel 458bis Sw.: “Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en die hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 372 tot 377, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425 en 426, gepleegd op een minderjarige kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, op voorwaarde dat hij het slachtoffer heeft onderzocht of door het slachtoffer in vertrouwen werd genomen, er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de psychische of fysieke integriteit van de betrokkene en hij deze integriteit zelf of met hulp van anderen niet kan beschermen. “Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 372 tot 377, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425 en 426, gepleegd op een minderjarige of op een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, hetzij wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of de bedoelde kwetsbare persoon en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het slachtoffer worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen.” Wat houdt het spreekrecht van artikel 458bis Sw. in? Het (nieuw) artikel 458bis Sw., dat in werking is sinds 30 januari 2012, bevat een spreekrecht. Dit spreekrecht moet gezien worden als wettelijke uitzondering op het beroepsgeheim. Het spreekrecht is in feite één van de vier gradaties binnen het beroepsgeheim: 1. De zwijgplicht: dit is de regel en impliceert de principiële verplichting om te zwijgen over wat men in het kader van de beroepsuitoefening of functie vernomen of vastgesteld heeft. 2. Het zwijgrecht: men moet niet alleen zwijgen, maar men mag ook zwijgen zonder daarvoor gesanctioneerd te worden. 3. Het spreekrecht: in sommige gevallen mag men spreken zonder daarvoor gesanctioneerd te kunnen worden. 4. De spreekplicht: in sommige gevallen zal men het geheim moeten doorbreken omdat er ernstige belangen in het gedrag zijn. 2 Artikel 458bis Sw. – Juridische implicaties (Sonja Becq) Voor wie geldt dit spreekrecht? Het artikel bepaalt: “Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en hierdoor kennis heeft van…”. De wetgever heeft niet gekozen voor een limitatieve lijst van beroepen, maar voor een algemeen criterium. Concreet vallen hieronder: artsen, opvoeders, maatschappelijk werkers en hulpverleners allerhande, maar ook bijvoorbeeld notarissen en advocaten. Wanneer geldt het spreekrecht? Het spreekrecht geldt slechts wanneer aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldaan is: Ten eerste moet het gaan om een misdrijf opgenomen in de limitatieve lijst in het artikel: “een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 372 tot 377, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425 en 426,”. Dit zijn: verkrachting en aanranding van de eerbaarheid, moord en doodslag, opzettelijke slagen, genitale verminking, achterlaten van kinderen en kinderverwaarlozing. Ten tweede moet het slachtoffer een minderjarige persoon (< 18 jaar) OF een kwetsbare persoon zijn. Hierover verder meer. Ten derde moet er een ernstig en dreigend gevaar bestaan voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of de kwetsbare persoon OF moeten er aanwijzingen van een gewichtig en reëel gevaar bestaan dat deze personen het slachtoffer zullen worden van deze misdrijven. Ten vierde moet de beroepsbeoefenaar niet in staat zijn om zelf of met hulp van anderen deze integriteit te beschermen. Wat bedoelt men met “kwetsbare personen”? Het begrip “kwetsbare personen” slaat op categorieën van personen die omwille van fysieke en/of psychische redenen te kampen hebben met een verminderde zelfredzaamheid, en dus minder weerbaar zijn tegen de in het artikel bedoelde aantastingen van de fysieke en psychische integriteit. Men kan hierbij bijvoorbeeld denken aan hulpbehoevende ouderlingen die het slachtoffer zijn van oudermishandeling. Hoewel het artikel spreekt over kwetsbaarheid ten gevolge van leeftijd, zwangerschap, ziekte, etc. is het niet zo dat bijvoorbeeld personen vanaf een bepaalde leeftijd of met een bepaalde fysieke handicap per definitie kwetsbaar zijn. De arts zal dit geval per geval moeten beoordelen. Het feit dat er sprake is van een beschermingsregeling uit het burgerlijk wetboek, zoals de verlengde minderjarigheid, onbekwaamverklaring, plaatsing onder voorlopig bewind etc. doet weliswaar een sterk vermoeden rijzen dat het om een kwetsbare persoon gaat, maar ook hier hangt het af van de concrete omstandigheden. 3 Artikel 458bis Sw. – Juridische implicaties (Sonja Becq) Wat bedoelt men met “aanwijzingen van een gewichtig en reëel gevaar”? Het beroepsgeheim kan niet enkel doorbroken worden op grond van informatie bekomen uit monde van het slachtoffer zelf, maar ook op grond van informatie bekomen van daders of derden. Het komt daarbij aan de arts toe om de hem meegedeelde feiten op hun ernst en waarheidsgehalte te beoordelen. De arts moet dus op basis van aanwijsbare elementen een persoonlijke overweging maken van het al dan niet ter kennis brengen van de feiten aan de gerechtelijke overheden. Bovendien mag de arts niet alleen gebruik maken van zijn spreekrecht wanneer het slachtoffer dat hem de feiten meldde zélf terug slachtoffer dreigt te worden, maar ook wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of kwetsbare personen het slachtoffer zouden kunnen worden van misdrijven die aan hem gemeld werden. Er werd bewust gekozen voor het invoeren van het woord “aanwijzingen”, daar waar er in het oorspronkelijke voorstel enkel gesproken werd van “wanneer er een gewichtig en reëel risico bestaat”. (zie tekst hieronder). Door het gebruik van het woord “aanwijzingen” wordt de nadruk meer gelegd op preventie en wordt het risico op een al te restrictieve interpretatie weggewerkt. Oorspronkelijk voorgestelde wijziging: Uiteindelijke wijziging art. 458bis Sw. “Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 372 tot 377, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425 en 426, gepleegd op een minderjarige of op een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid kan het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, hetzij wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of op de bedoelde kwetsbare persoon en het slachtoffer deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, hetzij wanneer er een gewichtig en reëel risico bestaat dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het slachtoffer worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven. Een persoon die in voormelde omstandigheden de procureur des Konings niet inlicht, kan worden vervolgd met toepassing van artikel 422bis.” “Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 372 tot 377, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425 en 426, gepleegd op een minderjarige of op een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, hetzij wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of de bedoelde kwetsbare persoon en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het slachtoffer worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen.” 4 Artikel 458bis Sw. – Juridische implicaties (Sonja Becq) Wat kan er gedaan worden? Het misdrijf of de aanwijzingen kunnen ter kennis worden gebracht van de procureur des Konings. Twee zaken zijn hierbij van belang. Bij de aangifte mag de geneesheer niet meer vertrouwelijke informatie bekendmaken dan noodzakelijk is ter ondersteuning van de aangifte. Het woord “kunnen” impliceert dat de beroepsbeoefenaar over een zekere beoordelingsvrijheid beschikt. Hij heeft een spreekrecht, maar geen spreekplicht, en hij beoordeelt dit van geval tot geval. Wat dan met schuldig verzuim? (art. 422bis Sw.) Art. 422bis Sw.: Met gevangenisstraf van acht dagen tot (een jaar) en met geldboete van vijftig [euro] tot vijfhonderd [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die verzuimt hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert, hetzij hij zelf diens toestand heeft vastgesteld, hetzij die toestand hem is beschreven door degenen die zijn hulp inroepen. Voor het misdrijf is vereist dat de verzuimer kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen. Heeft de verzuimer niet persoonlijk het gevaar vastgesteld waarin de hulpbehoevende verkeerde, dan kan hij niet worden gestraft, indien hij op grond van de omstandigheden waarin hij werd verzocht te helpen, kon geloven dat het verzoek niet ernstig was of dat er gevaar aan verbonden was. (De straf bedoeld in het eerste lid wordt op twee jaar gebracht indien de persoon die in groot gevaar verkeert, minderjarig is of een persoon is van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk was of de dader bekend was.) Hulpverleners die, hoewel ze weten dat de minderjarige of de kwetsbare persoon in groot gevaar verkeert, doelbewust geen bijstand verlenen kunnen vervolgd worden wegens schuldig verzuim. Het artikel over schuldig verzuim voert echter géén meldingsplicht in. Het verlenen van hulp aan personen in nood is niet noodzakelijkerwijs hetzelfde als aangifte bij de politiële of justitiële overheden doen. Men kan immers ook zelf hulp bieden of er voor zorgen dat er door anderen hulp wordt geboden. Hulp kan eveneens worden verleend door naar de patiënt te luisteren en hem in contact te brengen met een gespecialiseerde dienst die de hulpverlening overneemt. Het spreekrecht kan wel evolueren naar een aangifteplicht als de aangifte het enige middel is om het gevaar af te wenden. In de aanbevelingen van de Bijzondere Commissie Seksueel Misbruik werd gesuggereerd dat in het artikel een uitdrukkelijke link werd gemaakt met dit artikel 422bis Sw. (zie tekst hieronder). Hierop kwamen tal van bemerkingen uit de academische wereld en van practici. Er werd gesteld dat met deze zinsnede meer gedaan zou worden dan alleen het bestaan van artikel 422bis Sw. in herinnering brengen. Juridisch technisch gezien werd immers de delictsomschrijving van dit artikel 5 Artikel 458bis Sw. – Juridische implicaties (Sonja Becq) over schuldig verzuim uitgebreid tot de niet-correcte toepassing van het meldingsrecht. Wie geen gebruik maakt van zijn informatieverstrekkingsrecht, terwijl voldaan is aan de voorwaarden voor de afwijking van het beroepsgeheim, zou zich schuldig kunnen maken aan schuldig verzuim. Aldus zou een meldingsrecht worden gecreëerd dat met de koppeling naar artikel 422bis, eigenlijk een meldingsplicht wordt. Dit werd uiteindelijk niet weerhouden omdat men dus verkeerdelijk zou denken dat het om een aangifteplicht gaat, terwijl dit niet het geval is. Het blijft gaan om een mogelijkheid voor de geneesheer, tenzij in het geval waarin aangifte het enige middel is om het gevaar af te wenden. Oorspronkelijk voorgestelde wijziging: Uiteindelijke wijziging art. 458bis Sw. “Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 372 tot 377, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425 en 426, gepleegd op een minderjarige of op een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid kan het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, hetzij wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of op de bedoelde kwetsbare persoon en het slachtoffer deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, hetzij wanneer er een gewichtig en reëel risico bestaat dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het slachtoffer worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven. Een persoon die in voormelde omstandigheden de procureur des Konings niet inlicht, kan worden vervolgd met toepassing van artikel 422bis.” “Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 372 tot 377, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425 en 426, gepleegd op een minderjarige of op een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, hetzij wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of de bedoelde kwetsbare persoon en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het slachtoffer worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen.” Wat met situaties die niet onder dit artikel vallen? Vóór de uitbreiding van het artikel 458bis Sw. kon de houder van het beroepsgeheim zich enkel beroepen op de figuur van de “noodtoestand” om vertrouwelijke informatie aan het gerecht bekend te maken. Deze figuur werd in België ingevoerd via de rechtspraak. Van noodtoestand is er sprake als de minderjarige zich in een ernstige gevaarsituatie bevindt en het doel van het beroepsgeheim niet opweegt tegen het belang van de minderjarige. Het gevaar moet zo ernstig en dreigend zijn dat de geheimhouder geen andere keus heeft dan de feiten aan de politie of het parket te melden. De voorwaarden van het nieuwe spreekrecht komen grotendeels overeen met de voorwaarden van de noodtoestand. Toch kunnen er nog steeds situaties zijn die buiten de toepassing van het artikel 458bis Sw. vallen. Denk bijvoorbeeld aan het misdrijf van aanzetten tot ontucht (art. 379 Sw.) dat niet in de limitatieve 6 Artikel 458bis Sw. – Juridische implicaties (Sonja Becq) lijst van misdrijven in het artikel is opgenomen. Ook het gebruik van drugs in het bijzijn van minderjarigen (art. 11§3 Drugwet) is hier niet in terug te vinden. In die gevallen kan men zich dus nog steeds beroepen op de figuur van de noodtoestand. DE CODE VAN GENEESKUNDIGE PLICHTENLEER De strafrechtelijke uitzonderingen op het beroepsgeheim zijn in overeenstemming met de code van de geneeskundige plichtenleer. Artikel 61 van deze code bepaalde immers al langer dat wanneer een geneesheer vermoedt dat een kind wordt mishandeld, seksueel wordt misbruikt of ernstig wordt verwaarloosd hij onmiddellijk het nodige dient te doen om het kind te beschermen. Indien het gevaar dreigend is en er geen andere middelen zijn om het kind te beschermen, kan de geneesheer de procureur des Konings in kennis stellen van zijn bevindingen. Hetzelfde geldt wanneer een geneesheer vermoedt dat een door ziekte, handicap of leeftijd weerloze patiënt wordt mishandeld, misbruikt of ernstig wordt verwaarloosd. De geneesheer zal dan, indien de verstandelijke mogelijkheden van de patiënt dit toelaten, zijn bevindingen met de patiënt bespreken en hem ertoe aansporen zelf de nodige initiatieven te nemen, zoals onder meer het informeren van zijn naaste verwanten. Indien de patiënt in ernstig gevaar verkeert en er geen andere middelen zijn om hem te beschermen, kan de geneesheer de procureur des Konings in kennis stellen van zijn bevindingen. Deze lijn van redenering moet ook hier gevolgd worden: de geneesheer kan de problematiek eerst met zijn patiënt bespreken, voor zover dit mogelijk is. Het gaat niet per definitie over een systeem van “achter de rug van de patiënt gaan verklikken”. Dit zou uiteraard nefast zijn voor de vertrouwensrelatie tussen beiden. SCHEMATISCH: TOEPASSING ARTIKEL 458BIS SW.? Minderjarigen, kwetsbare personen slachtoffers van partnersgeweld? Limitatieve lijst misdrijven? of NEEN: ev. noodtoestand of schuldig verzuim NEEN: ev. noodtoestand of schuldig verzuim Ernstig of dreigend gevaar voor NEEN: beroepsgeheim fysieke/psychische integriteit OF aanwijzingen van een gewichtig en reëel gevaar voor fysieke/psychische integriteit? Houder van het beroepsgeheim niet in staat NEEN: beroepsgeheim zelf of met behulp van anderen integriteit te beschermen? Spreekrecht 7 Artikel 458bis Sw. – Juridische implicaties (Sonja Becq) CONCLUSIE: WAT IS ER CONCREET GEWIJZIGD? Voortaan zullen ook misdrijven gepleegd op kwetsbare personen aanleiding kunnen zijn voor het gebruik van het spreekrecht, vroeger kon dit enkel voor feiten gepleegd op minderjarigen. Het beroepsgeheim kan niet enkel doorbroken worden op grond van informatie bekomen uit monde van het slachtoffer zelf, maar ook op grond van informatie bekomen van daders of derden, waarbij het aan de beroepsbeoefenaar toekomt om de feiten op hun ernst en waarheidsgehalte te beoordelen. Ook mag het spreekrecht gebruikt worden niet alleen indien het slachtoffer dat de feiten bij de geneesheer meldde zelf terug slachtoffer dreigt te worden, doch ook wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarige of kwetsbare personen slachtoffer zouden kunnen worden. * PARTNERGEWELD Toekomstig recht: in artikel 458bis Sw. zal een derde categorie van slachtoffers worden ingevoerd, naast minderjarigen en kwetsbare personen, namelijk slachtoffers van partnergeweld. 8