Advies deugdelijkheid invoering wetgeving boordcomputer Op verzoek heeft Vallenduuk Advocaten de volgende vragen onderzocht: o of invoering van de boordcomputer taxi (BCT) formeel juridisch correct heeft plaatsgevonden; o of de inspraak van de bedrijfstak correct heeft plaatsgevonden; o of rekening is gehouden met de (financiële) belangen van de bedrijfstak; o of het apparaat ook voldoende tegemoet komt aan de gestelde doelen. Deze doelen zijn in hoofdzaak het bevorderen van de eerlijkheid van de handel en het verminderen van de administratieve lasten voor de vervoerders door het registreren van de rij- en rusttijden, de ritten zelf en de opbrengsten registreren. Het verplicht stellen van de boordcomputer zal echter ook een impuls geven aan een effectievere controle en handhaving. Een belangrijk neveneffect zal eruit bestaan dat de controle op de naleving en handhaving op bijvoorbeeld de rij- en rusttijden zal worden verbeterd. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 802, nr. 5 5) Formeel juridische aspecten invoering BCT De invoering van de boordcomputer voor de taxi’s kent een lange aanloop. Al in 1999, in het wetsontwerp Wet personenvervoer 2000, wordt deze genoemd. De invoering van de boordcomputer is afhankelijk van de Europese besluitvorming over de Richtlijn meetinstrumenten, wordt in de 2e Kamer in 2004 medegedeeld. De richtlijn meetinstrumenten is 31 maart 2004 vastgesteld en dient op 30 april 2006 in de nationale wetgeving geïmplementeerd te zijn (in de IJkwet). In 2008 werd een eerste notificatieprocedure in werking gesteld en in mei 2010 werd de definitieve aanvraag zonder problemen geaccepteerd, omdat er geen handelsbelemmeringen waren. Pas in 2009 wordt bij koninklijk besluit1 de boordcomputer ingevoerd, Daarop steunen verder een aantal uitvoeringsregelingen. In onze visie is de wetstechnische procedure juist verlopen en is er geen strijd met Europese wetgeving, met name niet nu rij- en rusttijden taxi niet steunen op Europese regelgeving. Op de inspraak van het bedrijfsleven komen we hier na terug. Inspraak bedrijfsleven Gedurende het wetgevingsproces is geregeld met de bedrijfstak gecommuniceerd. Dat heeft in twee lagen plaats gevonden. Bij wijze van inspraak in een officieel overheidsadvieslichaam, te weten de Overlegorgaan Personenvervoer met onafhankelijke deskundigen.2 Dit Overlegorgaan Personenvervoer zag een sterke meerwaarde in de opslag van positiegegevens, maar vroeg wel maatregelen op het gebeid van de privacy. In de latere trajecten is veel overleg geweest met KNV Taxi. Ondermeer zou op hun verzoek een langere overgangsperiode voor het overstappen op de BCT zijn overeengekomen. Ook wordt in de Nota van Toelichting (zie voetnoot 1 blz. 27) door KNV aandacht gevraagd om de verantwoordelijk voor een omissie van de chauffeur niet altijd bij de werkgever te leggen . Dat zou worden meegenomen, maar is inde regelgeving niet terug te zien. Integendeel de 1 Besluit van 16 oktober 2009, houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000, het Arbeidstijdenbesluit vervoer en het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van de boordcomputer taxi, de afschaffing van de vergunning voor collectief personenvervoer en een technische wijziging in verband met het elektronisch vervoerbewijs 2 Overlegorgaan Personenvervoer (rapport d.d. 13 februari 2007; OPV-2008/117). Minister wil de situatie uit 1937 dat de ‘werkgever wordt geacht het feit te hebben gepleegd’ bestendigen, zo blijkt uit reacties op a.s wetgeving uit Brussel over de digitale tachograaf 3 Uit de latere stukken blijkt dat Connexxion naast KNV wordt genoemd als ‘bedrijfstak’ bij het verder uitwerking van de invoering van de BCT. Onder ander is deze betrokken bij het bepalen van de effectieve startdatum van de invoering. Uit een bron weten wij dat de vergaderingen van KNV worden gekenmerkt door een geringe opkomst, waar de grote bedrijven de boventoon voerde en waar niet werd geluisterd naar de kleinere bedrijven en hun problemen (kapitaalvernietiging) bij de invoering. Wat betreft de KNV en Connexxion als vertegenwoordiger van de taxiwereld, kan gesteld worden dat deze de taxiwereld slechts ten dele vertegenwoordigen. Zelfs leidde die organisatiegraad ertoe dat KNV in 2010 opgaf slechts 58% van de werknemers te vertegenwoordigen. Onvoldoende voor algemeen verbindend verklaring van de CAO (moet zijn 60% ). Met steun van Connexxion – niet lid van KNV – kan een voldoende representativiteit worden gehaald. Duidelijk is dat het geluid van een grote groep kleine bedrijven en eigen rijders niet doordringt. De (financiële) belangen van de bedrijfstak. De invoering van de BCT-regeling betekent kapitaalvernietiging voor veel bedrijven. Huidige taxameters, die perfect in staat zijn de gegevens te genereren, die de BCT behoort te produceren, en een back-office (software en randapparatuur) worden waardeloos. De kapitaalvernietiging wordt in een individueel geval begroot op € 60.000,--. In antwoorden op Kamervragen (25 augustus 2011)4 zegt de Minister dat ‘meest grote taxi-ondernemingen over een systeem beschikken waarmee op geautomatiseerde wijze gegevens van ritten verkregen kunnen worden. Maar: de boordcomputer is veel efficiënter en effectiever! Ook zouden de administratieve lasten omlaag gaan. De toegezegde subsidie van € 600 per voertuig is een subsidie op de hardware (‘het kastje’). Thans is nog steeds onbekend welk bedrag ‘het kastje’ gaat kosten.5 De Minister zegt dat ‘een boordcomputer’ volgens haar ca. € 1.000 à € 1.200 kost. En men krijgt dus € 600 subsidie per kastje! Rekening moet worden gehouden met nieuwe randapparatuur om de chauffeurskaarten en ondernemingskaarten uit te lezen. Daarnaast is de verwachting dat de eerste versies van de hard- en software de nodige updates zullen krijgen, zodat ongemak en kosten in het verschiet liggen. Uit de stukken blijkt dat een initiële investering voor de branche van bijna 70 miljoen wordt begroot. Pas op langere termijn zullen inverdieneffecten ontstaan. Het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) stelt in haar advies van 16 oktober 2008: ‘Uw ministerie heeft berekend dat het besluit leidt tot een daling van de structurele administratieve lasten voor bedrijven met 6,1 miljoen euro. De initiële administratieve lasten voor bedrijven bedragen 89,5 miljoen euro.’ Verder merkt Actal op ‘De sector zal uiteindelijk moeten overgaan tot aanschaf van nieuwe boordcomputers door vervanging van defecte boordcomputers of als gevolg van het verstrijken van de economische levensduur van de computers. En: ‘ Wij constateren dat er sprake is van een aanzienlijke hoeveelheid onderwerpen die nog bij ministeriële regelingen worden uitgewerkt. Wij gaan er vanuit dat 3 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 1228 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN aan de Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 22 112, nr. 1228 blz. 9 4 5 Vragen van de Mos, Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, Aanhangsel 2, no 3409 Zie bijlagen van de fabrikanten………. deze lagere regelgeving met gevolgen voor administratieve lasten ter toetsing wordt voorgelegd aan Actal.’ Dat laatste is niet gebeurd. In de Nota van Toelichting wordt meegedeeld dat de hoogte van de administratieve lasten geen doorslaggevende rol heeft gespeeld bij de keuze voor de boordcomputer. Daarom zijn de andere modellen niet door gerekend, omdat ‘alleen beoordeeld [is] in hoeverre de alternatieven aan de gestelde eisen voldeden: de wens om de rij- en rusttijden en de ritadministratie op een goede wijze te kunnen handhaven én het draagvlak van de branche hiervoor.’ (voetnoot 1, blz. 33). Wel wordt in de Nota van Toelichting gesproken over een geringere daling van de (structurele) administratieve lasten met 4,6 miljoen per jaar. Was 12,6 en daalt naar bijna 8 miljoen. Initiële administratieve lasten van zouden nu maar 58 miljoen bedragen. Over het draagvlak van de branche is reeds een kritische opmerking gemaakt en de wens om de rij- en rusttijden en ritadministratie op een goede wijze te handhaven, wordt hierna in gegaan. Voor de Minister is er echter geen probleem. In de antwoorden op de Kamervragen van 25 augustus 2011 spreekt zij over ‘een breed draagvlak bij werkgevers en werknemers”. Komt de BCT ook voldoende tegemoet aan de gestelde doelen. Al in 1999 komt naar voren dat een ‘adequate controle en handhaving door uitbreiding van het aantal inspecteurs van de Rijksverkeersinspectie en door de invoering van de boordcomputer en het taxikenteken’ een hoofddoel is van de Wet Personenvervoer 2000.6 Intussen weten we dat de overheid denkt juist te kunnen bezuinigen op IVW inspecteurs door middel van de boordcomputer. In de Tweede kamer in 2004 somde Minister Peijs nog eens de doelen op: ‘Deze doelen zijn in hoofdzaak het bevorderen van de eerlijkheid van de handel en het verminderen van de administratieve lasten voor de vervoerders door het registreren van de rij- en rusttijden, de ritten zelf en de opbrengsten registreren. Het verplicht stellen van de boordcomputer zal echter ook een impuls geven aan een effectievere controle en handhaving. Een belangrijk neveneffect zal eruit bestaan dat de controle op de naleving en handhaving op bijvoorbeeld de rij- en rusttijden zal worden verbeterd.’7 (onderstreping Vallenduuk Advocaten). In 2011 is er kennelijk sprake van een nieuwe visie op de bedrijfstak. Allereerst verklaart de Minister in de antwoorden op de kamervragen van augustus 2011: ‘De taxibranche houdt zich voldoende aan de regels.’ (?) en ‘Doel van de BCT is vooral vereenvoudiging van de registratie van ritten en werktijden. Effectievere controle op met name rij- en rusttijden omwille van verhoging van de verkeersveiligheid is niet het hoofddoel.’ Opvallend is deze insteek. Opvallend is helemaal dat de taxisector zich voldoende aan de regels zou houden. Als dat zo is, hetgeen wij betwijfelen, kan beter worden afgezien van een investering van € 60 miljoen in deze crisistijd. Ook blijkt nu dat de effectieve controle niet meer een hoofddoel is. Dat is zeer opmerkelijk. Is dat ingegeven door vraag 4 van de Mos, die zegt dat de boordcomputer zeer fraudegevoelig is? Het antwoord, na enige uitweidingen over veiligheidstests, is onthutsend: ‘Sommige informatie, zoals het starten en stoppen van een rit, is niet met sensoren vast te stellen. De chauffeur zal moeten aangeven dat een rit start of stopt. Op basis van dat seintje worden vervolgens automatisch de registratiegegevens 6 Antwoord op de vragen van de heer Baarda (CDA) wetsvoorstel Wijziging van de Wet personenvervoer voor het taxivervoer (deregulering taxivervoer) (25910). 30 november 1999 Eerste Kamer (HAN7047A03) 7 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 802, nr. 5 5 verzameld, zoals de GPS- coördinaten, tijd en kilometerstand. Op deze gegevens kan de chauffeur geen invloed uitoefenen.’. Het antwoord op vraag 2, dat de taxibranche zich voldoende houdt aan de regels, was onbegrijpelijk. Maar dit wordt begrijpelijk als in het antwoord op vraag 4 te lezen valt dat de chauffeur zelf een handeling moet verrichten, wanneer hij start of stopt. Volgens de Minister is dat niet met sensoren vast te stellen!? De ‘oertachograaf, zoals deze van de Duitse klokkenmakerfabriek Kienzle uit het Schwarzwald meer dan 50 jaar gelden op de markt werd gebracht ontleende juist zijn kracht aan het onafhankelijk van de wil van de chauffeur registreren van de rijtijd. Als de chauffeur zelf een schakelorgaan moet bedienen, waaruit blijkt of er sprake is van rijden, pauze of overige werkzaamheden, is de boordcomputer nog fraudegevoeliger dan het werkboekje. Immers daar moet hij in noteren van waar naar waar hij heeft gereden en of er sprake was van taxivervoer. Daar kan de chauffeur op worden gehoord door de inspecteur of politieagent Maar deelt de chauffeur mede dat de vorige verrichte rit een privé rit was – hij bracht zijn vrouw naar haar werk – dan hebben de controleurs het nakijken. De privacy van de chauffeur is in de wet zo goed afgedicht dat alleen na een vermoeden van valse opgave een mogelijkheid bestaat om de afgezonderde gegevensopslag te onderzoeken. Daar geldt het vier-ogen-principe.8 De gevonden oplossing is zeer ondoordacht. Als er al een inventieve groep werknemers is, zijn het wel de taxichauffeurs. Tientallen jaren procedures met de tachograaf ( in het beroepsgoederenvervoer) gaf altijd één zekerheid. Namelijk het tijdstip waarop het voertuig zich in beweging zet. Dat geschiedde onafhankelijk van de chauffeur. Zodra de chauffeur een knopje moest bedienen gaf dat bewijs problemen. Om de chauffeur de aanvang van de diensttijd te laten bepalen is een elementaire fout. De bescherming van de privacy van de chauffeur brengt een tweede klap toe aan het systeem van handhaving. Anders dan een vrachtauto of autobus is een taxi als personenauto gemakkelijk voor privé doeleinden te gebruiken. Terecht wel dat het Ministerie de privacy-aspecten heeft onderzocht. Maar de gevonden oplossing zet de gehele handhaving – in ieder geval bij wegcontrole - op losse schroeven. 8 Om de privacy van chauffeurs zoveel mogelijk te waarborgen, worden de positiegegevens uitsluitend decentraal opgeslagen in de boordcomputer. Er vindt dus geen grootschalige centrale verwerking van persoonsgegevens plaats, waardoor het risico van ongewenst gebruik van deze gegevens laag is . Verder is de inzage in de gegevens tot een minimum beperkt. Inzage mag alleen plaatsvinden bij een vermoeden van overtreding van het Besluit personenvervoer 2000 en technisch is het daarbij zo geregeld dat de positiegegevens niet zomaar kunnen worden ingezien daarvoor zijn twee verschillende controleurs nodig. Zoals in de nota van toelichting is aangegeven is er een set van maatregelen getroffen om de privacy van de taxichauffeur zoveel mogelijk te waarborgen: – geen van de vier gebruikers (werkgever, chauffeur, toezichthouder of keuringsinstantie) kan rechtstreeks bij de gegevens; – de chauffeur zelf en de werkgever kunnen nooit bij de gegevens; – alleen de combinatie van een keuringskaart en een inspectiekaart geven toegang tot de gegevens (vier ogen principe); – die toegang vindt uitsluitend plaats indien er sprake is van een vermoeden van overtreding van de plicht tot het registreren van gegevens (men heeft taxivervoer verricht, maar geen gegevens geregistreerd); – de opslag van de positiegegevens vindt in de boordcomputer plaats (decentraal) en er is dan ook geen sprake van een backoffice met grootschalige verwerkingsmogelijkheden