Zakelijke gegevens naam student: Andrea van Bilsen stageschool: OBS Hagen Iselinge klas: DT1 mentor/mentrix: Marjolein van Mechelen datum: 20-01-2014 aantal leerlingen: 30 tijd: 45 min, 11.00 – 11.45 uur groep: 4 Inhoudelijke gegevens vak of vormingsgebied: Biologie activiteit: Het gehoor Componenten van de les beginsituatie van de leerlingen: - Leerlingen zitten in hun vaste groepjes De helft van de leerlingen heeft een andere afkomst van de Nederlandse De kinderen kennen de lesmethode niet Gedragsproblematiek: 1 leerling met ADHD (waar op dit moment geen medicatie voor genomen wordt) Eén leerling spreekt alleen Engels, maar volgt wel de Nederlandse les. Ik ga ervanuit dat de kinderen weten wat de seizoenen zijn en wat de kenmerken daarvan zijn. Doelen persoonlijk leerdoel (gericht op competenties): Op basis van eigen ideeën en bronnen ontwerpen van onderwijsactiviteiten voor alle schoolvakken, waarin activerende en interactieve werkvormen worden gebruikt die kinderen uitdagen actief te leren. Lesdoelen proces-/productdoelen; kennis-, vaardigheids-, vormingsdoelen: - Tijdens de les de leerlingen enthousiasmeren voor het nadenken over de werking van het gehoor. De leerlingen leren over de werking van het gehoor. De leerlingen laten herkennen van geluiden, van welk voorwerp het komt. Door middel van onderzoek leren ordenen van geluid (hoog/laag) Aan het einde van de les hebben de leerlingen geleerd over de werking van geluid en het gehoor. Ze hebben hier tevens zelfstandig onderzoek naar gedaan. - Alle zeven groepjes hebben dezelfde proefjes uitgevoerd. lesfase tijd didactische route (wat doen de kinderen?) interventies van de leerkracht organisatie en hulpmiddelen De kinderen luisteren naar de leerkracht die vertelt dat de les van vandaag over de werking van het gehoor en geluiden. De tafels zijn leeg. X De leerlingen vertellen wat ze weten over het gehoor. X Ik vertel de leerlingen dat we gaan beginnen met een les over het gehoor. Digibord De leerlingen luisteren naar de geluiden en geven aan welke geluiden een hoge of een lage toon maken. X Ik maak geluiden met de voorwerpen die ik heb meegenomen en bespreek welke geluiden een hard of zacht klinken. 12 voorwerpen die geluid maken. Klokkenspel, balpen, lepel in kopje roeren, balletje laten stuiteren, water langzaam in een emmer schenken. leerstof inleiding 11.00 11.02 11.04 leerling leefwereld Ik bespreek de kennis die de leerlingen op dit moment hebben over de werking van het oor. De kennis van de leerlingen noteer ik op het bord. klokkenspel, balpen, lepel en kopje, balletje, water, emmer Ik vertel dat geluid bestaat uit trillingen die het oor kan waarnemen. 11.06 De leerlingen zeggen iets en voelen aan hun hals wat de trilling is. X Ik laat per groepje voelen wat een trilling is door ze iets te laten zeggen en tegelijkertijd hun vingertoppen tegen hun hals te houden 11.08 De leerlingen 3 en 4 komen naar voren, nummer 3 gaat geblinddoekt zitten en nummer 4 maakt geluid. Nummer 3 raadt van welk voorwerp het geluid afkomstig is. X Ik ga een raadspelletje spelen met de voorwerpen. Per groepje mogen de nummer 3 en 4 naar voren komen. Nummer 3 gaat geblinddoekt op de stoel zitten en Blinddoek, stoel en bovenstaande voorwerpen. nummer 4 maakt geluid. kern 11.10 De leerlingen vertellen welke voorwerpen geluid maken en of dit geluid, hard, zacht, hoog of laag is. X Ik laat de praatplaat zien uit het werkboek en vraag de kinderen welke voorwerpen geluid maken. Ze kinderen geven ook aan of dit geluid, hard, zacht, hoog of laag is. Praatplaat 11.12 De kinderen luisteren naar de uitleg. X Ik vertel dat we in groepjes verschillende opdrachten uit gaan voeren die te maken hebben met geluiden. Ik leg de twee proefjes uit en vraag of daar nog onduidelijkheden over zijn. Stencil (p.12 werkboek) Ik vraag de kinderen voorafgaand aan de proefjes wat ze denken dat er zal gebeuren. 11.14 De nummers 1 van de groepjes delen de werkbladen uit. X Ik vraag of de nummers 1 van de groepjes de stencils willen uitdelen en de leerlingen pakken een potlood en gum. 11.16 De kinderen voorspellen wat er per proefje zal gebeuren. X Ik leg uit dat iedereen van het groepje de antwoorden van de proefjes noteert. Overleg vindt plaats met de pinkstem. 11.21 De kinderen gaan met hun tafelgroepje de opgezette opdrachten uitvoeren. Ik zet elke proef 4x op en begeleid de proefjes door iedereen tegelijk te laten starten. De leerlingen werken in kleine (tafel)groepjes, volgen de instructies op van het stencil en overleggen met pinkstem. X 11.23 De kinderen voeren in hun groepje de eerste proef uit, en iedereen noteert het antwoord. Terwijl de kinderen bezig zijn loop ik rond en stel vragen. Potlood, gum, flessen, glazen X afsluiting Ik Ik Ik Ik 11.30 De kinderen voeren in hun groepje de tweede proef uit en noteren de antwoorden. X Op mijn teken schuiven de kinderen door naar de volgende opdracht. 11.35 De leerlingen komen per groepje de materialen naar voren brengen, zodat alles compleet is. Als ze dat gedaan hebben blijven ze in het groepje zitten. De leerkracht vraagt de nummers 1 van de leerlingen uit het groepje naar voren. Die komt de materialen naar voren brengen. 11.40 We bespreken wat de leerlingen geleerd hebben en hoe zij de les ervaren hebben, wat ging er goed en wat ging er minder goed? Wat zouden ze de volgende keer anders kunnen doen? En wat de leerlingen hebben geleerd van deze les. X Ik stel deze vragen aan de leerlingen en laat de leerlingen zelf nadenken en antwoorden geven. en bedank de leerlingen voor hun inzet. Hoe evalueer je om na te gaan hoe de kinderen het gedaan hebben? sta voor de klas en kijk of iedereen aan het werk is. loop rond tijdens het maken van de opdracht. let op of iedereen actief deelneemt aan de samenwerkingsopdracht. bespreek na de les mijn persoonlijke doelen met mijn begeleidsters. Flessen en glazen