Uitwerkingen VPS ARSZ 2017-2018. hoofdstuk 18

advertisement
Uitwerkingen hoofdstuk 18 VPS ASZ niveau 5, 2017 – 2018
18.
09-06-2017
De volksverzekeringen
Opgave 18.1
1.
De sociale verzekeringen worden ingedeeld in volksverzekeringen en werknemersverzekeringen. Daarnaast kennen we de Zvw. Dit is officieel geen volksverzekering, maar de
doelgroep omvat dezelfde populatie.
2.
Werknemersverzekeringen: WW, ZW, WAO en WIA.
3.
Uitgezonderd van de AOW-verzekering zijn:
 AOW-gerechtigden (2017: vanaf 65 jaar en 9 maanden).
 Nederlanders die in het buitenland wonen en een uitkering hebben (WIA, WAO, WAZ,
Wajong, AOW, Anw, Wamil of invaliditeitspensioen van de overheid).
 Nederlanders die in Nederland wonen maar ten minste 3 maanden in het buitenland
werken (Vaak blijft men toch verzekerd als de werkgever in Nederland gevestigd is).
 Nederlanders die in Nederland wonen maar hier werken voor een volkenrechtelijke
organisatie en via die organisatie voldoende verzekerd zijn.
4.
Op de dag waarop iemand 65 jaar en 9 maanden wordt (2017).
5.
Deze ontvangt voor zichzelf 50% van het netto-minimumloon en daarnaast een toeslag van
eveneens 50% van het netto-minimumloon. Hierop worden eventuele inkomsten uit uitkering
van de partner volledig gekort en inkomsten uit arbeid van de partner gedeeltelijk. Bij een
hoger gezinsinkomen vindt korting van 10% plaats op de partnertoeslag. Let op: Sinds 1 april
2015 is deze 50% toeslag vervallen voor nieuwe AOW-ers met een jongere partner.
6.
De overledene moet verzekerd geweest zijn voor de Anw. De nabestaande moet zwanger zijn
of een kind onder de 18 jaar hebben of voor ten minste 45% arbeidsongeschikt zijn.
7.
Als beide ouders overleden zijn. De uitkering is gebaseerd op de leeftijd van het kind. Er zijn
drie leeftijdsgroepen: 0-9 jaar, 10-15 jaar en 16-20 jaar.
8.
Voor de volgende drie groepen kinderen van 16 of 17 jaar bestaat recht op AKW:
 kinderen die ten minste 213 uren onderwijs per kwartaal volgen;
 kinderen die werkloos zijn en in het bezit van een startkwalificatie;
 kinderen die arbeidsongeschikt zijn.
Als voorwaarde geldt dat het kind geen recht mag hebben op studiefinanciering.
Opgave 18.2
1.
Het doel van de volksverzekeringen is het verzekeren van alle ingezetenen (het hele volk).
2.
Hiermee bereikt hij dat er later geen korting op zijn AOW-uitkering wordt toegepast in
verband met niet-verzekerde jaren.
3.
Een alleenstaande ongehuwde ontvangt een AOW-uitkering ter hoogte van 70% van het
nettominimumloon.
4.
Dat geldt voor degene die op of na 1 april 2015 de AOW-leeftijd bereikt (en dus is geboren na
31 december 1949).
5.
In de volgende situaties bestaat er geen recht op een Anw-uitkering, hoewel aan alle
voorwaarden daarvoor wordt voldaan:
 Als de Anw-verzekerde overleden is binnen 1 jaar na het huwelijk, het geregistreerd
partnerschap of de datum van aanvang van het samenwonen en het overlijden
redelijkerwijs te verwachten was.
 Als de Anw-verzekerde overleden is binnen 1 jaar na aanvang van de verzekering én het
overlijden redelijkerwijs te verwachten was. Met aanvang verzekering wordt bedoeld: het
in Nederland komen wonen of werken.
6.
Een Anw-uitkering wordt beëindigd:
 als betrokkene niet meer tot de doelgroep behoort (dus geen kind onder 18 jaar meer in het
huishouden of niet langer minstens 45% arbeidsongeschikt);
 bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd;
 vanaf de maand nadat de nabestaande hertrouwt of gaat samenwonen;
© Convoy Uitgevers
1
Uitwerkingen hoofdstuk 18 VPS ASZ niveau 5, 2017 – 2018
09-06-2017

7.
8.
vanaf de dag dat de nabestaande niet meer in Nederland, de Europese Unie of een
verdragsland woont.
Het doel van de AKW is het geven van een financiële tegemoetkoming aan ouders en
verzorgers van kinderen.
Enkelvoudige kinderbijslag is de meest voorkomende situatie. Deze wordt door de ouders
ontvangen als een kind ‘in belangrijke’ mate wordt onderhouden.
In twee gevallen is er recht op tweevoudige kinderbijslag:
 het kind is tussen 3 en 18 jaar, woont thuis en heeft een CIZ-indicatie voor intensieve
zorg;
 het kind is uitwonend en wordt 'grotendeels' onderhouden.
Opgave 18.3
1.
Het doel van de werknemersverzekeringen is het verzekeren van werknemers (degenen die in
dienstbetrekking werkzaam zijn) tegen de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid en
werkloosheid.
2.
Het doel van de AOW is de hele bevolking van Nederland te verzekeren tegen de financiële
gevolgen van ouderdom.
3.
Als iemand vanuit het buitenland in Nederland komt en nog nooit verzekerd was voor de
AOW, kunnen de ontbrekende verzekeringsjaren worden ingekocht. Aanmelding moet binnen
10 jaar plaatsvinden bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
4.
Een ongehuwde met een kind jonger dan 18 jaar ontvangt een AOW-uitkering van 70% van
het netto-minimumloon. (Daarnaast heeft hij recht op extra kindgebonden budget, de
zogenoemde alleenstaande-ouderkop).
5.
Voor elk niet-verzekerd jaar wordt 2% korting toegepast op de AOW-uitkering. In dit voorbeeld is dus niet 50 x 2% = 100% AOW opgebouwd, maar 45 x 2% = 90%. De korting op de
AOW-uitkering bedraagt 5 x 2% = 10%.
6.
De nabestaanden ontvangen direct na het overlijden van een AOW-gerechtigde belasting- en
premievrij een AOW-uitkering van een maand.
7.
Een Anw-nabestaandenuitkering bedraagt 70% van het netto-minimumloon. Zolang er een
kind onder de 18 jaar tot het huishouden behoort, heeft de weduwe of weduwnaar recht op
extra kindgebonden budget. Eventuele uitkeringen worden volledig in mindering gebracht.
Inkomsten uit arbeid worden gedeeltelijk in mindering gebracht.
8.
De AKW onderscheidt tot 15 jaar:
 kinderen die tot het huishouden behoren;
 kinderen die niet tot het huishouden behoren en voor wie de verzekerde voldoet aan de
zogenoemde 'onderhoudseis’.
Opgave 18.4
1.
Onjuist. Voor een volledige AOW-uitkering moet men 50 jaar verzekerd zijn geweest.
2.
Juist.
3.
Onjuist. Bij de AOW eindigt de verzekeringsplicht op 65 jaar en 9 maanden (2017), bij de
AKW blijven ouderen ook verzekerd.
Opgave 18.5
1.
Juist.
2.
Onjuist. Zij hebben recht op een extra maand AOW zonder dat er sprake is van inhoudingen.
3.
Onjuist. De ingangsdatum van het recht op AKW is 1 januari van het volgende jaar.
Opgave 18.6
1.
Juist. Dit is het geval als het totale inkomen onder het sociaal minimum ligt. De uitkering heet
Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO). Voor deze aanvulling geldt wel de
kostendelersnorm. De SVB declareert het bedrag bij de gemeente.
2.
Onjuist. Eventuele andere uitkeringen worden wel volledig in mindering gebracht, maar
inkomsten uit arbeid worden slechts gedeeltelijk gekort op de Anw-uitkering.
3.
Onjuist. Dat is alleen het geval als het kind grotendeels door de ouders wordt onderhouden.
© Convoy Uitgevers
2
Uitwerkingen hoofdstuk 18 VPS ASZ niveau 5, 2017 – 2018
09-06-2017
Opgave 18.7
1.
Een gehuwde of samenwonende AOW-er heeft recht op 50% van het netto-minimumloon aan
AOW.
2.
Een alleenstaande AOW-er heeft recht op een AOW-uitkering van 70% van het netto-minimumloon.
3.
Een ongehuwde AOW-er met een kind jonger dan 18 jaar heeft recht op een AOW-uitkering
van 70% van het netto-minimumloon. (Daarnaast heeft hij recht op extra kindgebonden
budget, de zogenoemde alleenstaande-ouderkop).
4.
Mirjam Coenraads heeft geen recht op een Anw-uitkering omdat zij recht heeft op een AOWuitkering.
5.
Voor de kinderen van Peter van Driel bestaat geen recht op een wezenuitkering ingevolge de
Anw. Zij zijn geen wees, maar halfwees. Eric is ouder dan 18 jaar. Chantal is jonger dan 18
jaar, maar haar vader Peter ontvangt voor haar extra kindgebonden budget, de zogenoemde
alleenstaande-ouderkop).
Opgave 18.8
1.
Gerrit heeft recht op een AOW-uitkering ter hoogte van 50% van het netto-minimumloon.
2.
Voor zijn jongere partner heeft Gerrit recht op een AOW-toeslag van 50% van het minimumloon. Hij had namelijk vóór 1 april 2015 al recht op AOW.
3.
De uitkering die Karin ontvangt, komt volledig in mindering op de AOW-toeslag. Vanwege de
hoogte van de WAO-uitkering (€ 1.000) wordt de toeslag op de AOW-uitkering in het geheel
niet uitbetaald.
4.
Bij Debby gaat het niet om een uitkering, maar om inkomsten uit arbeid. Hiervan is 15% van
het bruto-minimumloon vrijgesteld en nog 1/3 van de inkomsten die daar boven uit stijgen.
15% van het bruto-minimumloon betekent een vrijstelling van € 232,74 (2017). Van de hogere
inkomsten (€ 67,26) is nog 1/3 deel vrijgesteld, dit is € 22,42. De totale vrijstelling is dus
€ 255,16. In verband met het inkomen uit arbeid van Debby ter hoogte van € 300 wordt
€ 44,84 in mindering gebracht op de maandelijkse partnertoeslag.
5.
Blijkbaar gaat deze vraag over Henri. In verband met het overlijden op 1 december eindigt
ingaande 2 december de AOW-uitkering van Henri en ook de toeslag die hij voor Debby
genoot.
6.
Debby heeft over de periode 2 december tot en met 1 januari recht op een maand uitkering,
waarop geen heffingen van toepassing zijn. Zij ontvangt de bruto-uitkering.
7.
Debby heeft geen recht op een Anw-uitkering, omdat ze niet aan de voorwaarden voldoet. Ze
is niet zwanger, heeft geen kind onder de 18 jaar en is niet minstens 45% arbeidsongeschikt.
Opgave 18.9
1.
Recht op een Anw-nabestaandenuitkering is aanwezig als de nabestaande:
 zwanger is; of
 een kind onder de 18 jaar heeft; of
 voor ten minste 45% arbeidsongeschikt is.
2.
Janny heeft twee kinderen onder de 18 jaar en heeft dus recht op Anw. Haar
nabestaandenuitkering bedraagt 70% van het netto minimumloon. (Daarnaast heeft zij recht op
extra kindgebonden budget, de zogenoemde alleenstaande-ouderkop).
3.
Een wezenuitkering ingevolge de Anw is bedoeld voor kinderen van wie beide ouders
overleden zijn. Dat is hier niet aan de orde.
4.
Als Esther, het jongste kind, 18 jaar geworden is, zijn er geen kinderen meer onder de 18 jaar
en vervalt het recht op een nabestaandenuitkering (en op het kindgebonden budget). Janny
voldoet ook niet aan een van de overige voorwaarden voor een Anw-uitkering.
5.
Zowel voor Sander als voor Esther is er recht op kinderbijslag.
6.
Sander is 14 jaar: kwartaalbedrag AKW is € 283,40 (2017). Esther is 10 jaar: kwartaalbedrag
AKW is € 240,89 (2017).
7.
Tot de leeftijd van 16 jaar mag een kind onbeperkt bijverdienen. Het recht op AKW komt tot
deze leeftijd niet in gevaar door bijverdiensten.
© Convoy Uitgevers
3
Uitwerkingen hoofdstuk 18 VPS ASZ niveau 5, 2017 – 2018
09-06-2017
Opgave 18.10
1.
Nee. De aanvraag voor een AOW-uitkering moet bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB)
worden gedaan.
2.
Recht op een AOW-uitkering bestaat met ingang van de dag waarop Piet 65 jaar en 9 maanden
wordt. De ingangsdatum is 25 maart 2017.
3.
Op 1 juli 2017 is Piet niet meer verzekerd voor de werknemersverzekeringen. De
verzekeringsplicht hiervoor is geëindigd toen hij AOW-gerechtigd werd.
4.
Een IOAW-uitkering is niet bestemd voor personen in de AOW-gerechtigde leeftijd. Indien
men door niet verzekerde jaren een dusdanig lage AOW-uitkering ontvangt dat het inkomen
beneden het sociaal minimum komt, bestaat er mogelijk recht op een AIO-uitkering ingevolge
de Participatiewet (Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen). Deze uitkering wordt
verstrekt door de Gemeentelijke Sociale Dienst, maar uitgekeerd door tussenkomst van de
SVB.
Opgave 18.11
1.
De AOW-uitkering wordt toegekend door de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
2.
De AOW-uitkering gaat in op de dag waarop de leeftijd van 66 jaar wordt bereikt, dus op 15
mei 2018. (Ingaande 2018 is de AOW-gerechtigde leeftijd 66 jaar).
3.
Per verzekerd jaar (50 jaar lang) wordt 2% AOW-uitkering opgebouwd. Hiervoor moet men
ingezetene van Nederland zijn of ter zake van zijn dienstbetrekking aan de Nederlandse
loonheffing onderworpen zijn. Betrokkene heeft 10 jaar in het buitenland gewoond en is niet
aan de loonheffing onderworpen geweest. Hij krijgt op grond hiervan een korting van 10 x 2%
= 20% op zijn AOW-uitkering.
Opgave 18.12
Uitkering
Ja
Ziektewet
x (maximaal 13 weken)
Nee
WIA
x
Anw
x
AOW
x
Opgave 18.13
1.
Het recht op een AOW-uitkering gaat in op de dag waarop hij de leeftijd van 66 jaar bereikt,
dus op 10 januari 2018. Zie art. 7 AOW, art. 7a AOW en art. 16 lid 1 AOW. Johan moet
hiervoor een aanvraag indienen bij de SVB.
2.
Johan heeft 10 jaar geen AOW-rechten opgebouwd wegens verblijf elders. In totaal resteren
40 verzekerde jaren.
3.
Johan is gedurende 10 jaren niet verzekerd geweest en mist dus een opbouw van 10 x 2% =
20%. Op basis van zijn 40 verzekerde jaren heeft Johan recht op een AOW-uitkering van 80%
van wat gebruikelijk is. Zie art. 13 lid 2 AOW.
4.
Johan had zich binnen een jaar na het einde van de verplichte verzekering bij de SVB moeten
melden voor een vrijwillige verzekering. Dit had dus vóór 1 januari 2001 moeten gebeuren.
Zie artt. 35 en 36 AOW.
5.
Deze mogelijkheid is er voor Johan niet, omdat hij vóór 2000 verplicht verzekerd was voor de
AOW. Alleen degene die voorheen nooit verplicht verzekerd was, kan ontbrekende jaren
inkopen. Zie art. 38 AOW.
Opgave 18.14
1.
Aan alle voorwaarden van art. 4 Anw (pseudo-weduwe) wordt voldaan:
 Het huwelijk tussen Elly en Freek is anders dan door de dood ontbonden (lid 1 letter a).
 Freek was voor zijn overlijden verplicht aan Elly levensonderhoud te verschaffen (lid 1
letter b).
© Convoy Uitgevers
4
Uitwerkingen hoofdstuk 18 VPS ASZ niveau 5, 2017 – 2018
09-06-2017

2.
3.
4.
5.
Als Freek op 1 januari 2010 zou zijn overleden zou Elly ook recht gehad hebben op Anw,
omdat ze aan de voorwaarden voldeed (lid 1 letter c). Ze is voor ten minste 45-55%
arbeidsongeschikt (art. 14 lid 1 letter b Anw).
Een andere voorwaarde voor het recht op Anw is dat de overledene (dus niet de nabestaande)
verzekerd was. Freek was verzekerd op grond van art. 13 lid 1 letter a Anw.
De conclusie kan dan ook zijn dat Elly met ingang van 1 juli 2014 recht heeft op een
overlijdensuitkering in verband met het overlijden van haar ex-echtgenoot. Zie art. 14 lid 2
Anw.
Op grond van art. 1 letter d Anw en art. 3 lid 1 letter a wordt een geregistreerd partner
gelijkgesteld met een echtgenoot, zodat ook Martha als nabestaande te beschouwen is. Freek
was wel verzekerd voor de Anw. Maar Martha voldoet niet aan één van de voorwaarden
genoemd in art. 14 lid 1 Anw. Ze heeft geen recht een Anw-uitkering.
Elly ontvangt 70% van het netto-minimumloon. Hoe dit bedrag tot stand komt, is geregeld in
art. 17 Anw. Een definitie van het bruto-minimumloon en het netto-minimumloon is
bovendien te vinden in art. 2 Anw. Daarnaast ontvangt ze een netto-vakantieuitkering die
overeenkomt met 70% van de netto-minimumvakantiebijslag per maand. Zie art. 30 en 31 lid
1 Anw. Het over de laatste 12 maanden opgebouwde bedrag aan vakantiebijslag wordt in mei
uitbetaald. Zie art. 50 Anw.
Elly is geen 5 jaar alleenstaand geweest, maar 8 jaar. Dit heeft geen gevolgen voor de
vraagstelling en voor het antwoord. Op grond van art. 16 lid 1 letter b en lid 2 Anw eindigt de
Anw-uitkering van Elly op 1 februari.
Omdat de samenleving tussen Elly en Theo binnen zes maanden na 1 februari wordt
beëindigd, krijgt zij opnieuw recht op de Anw-nabestaandenuitkering. Zie art. 16 lid 3 Anw.
Opgave 18.15
1.
Zij heeft recht op AOW met ingang van 5 april 2018 (66 jaar). Artt. 7, 7a en 16 AOW.
2.
De AOW-uitkering wordt gekort met 20 x 2% = 40% wegens niet AOW-verzekerde jaren.
3.
Nee. Remco heeft geen kinderen en is niet arbeidsongeschikt. Art. 14 Anw.
Opgave 18.16
1.
Als men samenwoont met een broer of zus (tweedegraads bloedverwant), wordt dit beschouwd
als 'ongehuwd samenwonen'. Art. 1 lid 3 letter a AOW. Als Stanley per maand een bedrag van
€ 1.000 verdient, telt de eerste € 232,74 (bedrag 2017) niet mee. Ook is een derde deel van (€
1000 -/- € 232,74) = € 767,26 vrijgesteld, wat uitkomt op een bedrag van € 255,75. In totaal is
dan (€ 232,74 + € 255,75) = € 488,49 vrijgesteld. Van de partnertoeslag wordt dus € 1.000 -/€ 488,49 = € 511,51 ingehouden. Hij ontvangt een partnertoeslag van € 769,03 (bedrag
2017 volledige partnertoeslag) -/- € 511,51 = € 257,52. Zie art. 8,10 en 11 AOW.
2.
Harold heeft geen recht op partnertoeslagregeling omdat de uitkering volledig wordt gekort op
de partnertoeslag (€ 769,03 (bedrag 2017) -/- € 1.000 = nihil). Een WW-uitkering is geen
inkomen uit arbeid, daarom geldt een volledige korting. Bij de volgende inkomens wordt de
partnertoeslag geheel in mindering gebracht:
 een uitkering van de ZW, WW, WIA, of WAO;
 een RVU-uitkering.
3.
Harold kan met behoud van zijn AOW-uitkering in het buitenland gaan wonen. De
partnertoeslagregeling blijft ook behouden. De AOW en de partnertoeslagregeling blijven
behouden als zij gaan wonen in:
 een land van de EU of EER;
 Aruba, Curaçao, Sint Maarten of Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
 een land waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten.
Zie art. 8a AOW.
4.
Door de emigratie is Stanley niet meer verzekerd voor de AOW. Als Stanley de AOW-leeftijd
bereikt, wordt per onverzekerd jaar een korting van 2% toegepast op zijn AOW-uitkering.
Stanley heeft ook de mogelijkheid een vrijwillige verzekering voor de AOW af te sluiten met
de SVB. De voorwaarden zijn:
© Convoy Uitgevers
5
Uitwerkingen hoofdstuk 18 VPS ASZ niveau 5, 2017 – 2018
09-06-2017




Stanley moet 16 jaar of ouder zijn (ofwel 50 jaar vóór de pensioenleeftijd).
Voorafgaand aan de vrijwillige verzekering moet Stanley minstens één jaar onafgebroken
verplicht verzekerd zijn geweest voor de AOW.
Stanley moet zich uiterlijk binnen twaalf maanden na het einde van de verplichte
verzekering aanmelden bij de SVB.
Zie artt. 35 en 36 AOW.
© Convoy Uitgevers
6
Download