Samenvatting SAMENVATTING BIOLOGIE

advertisement
Samenvatting
SAMENVATTING BIOLOGIE / LEERSTOFOVERZICHT 3 WETENSCHAPPEN
INLEIDING
1. Organismen kunnen reageren op prikkels
1.1 Wat is een prikkel?
Een waarneembare verandering die bij een organisme een reactie uitlokt.
Een reactie = een activiteit.
1.2 Uitwendige en inwendige prikkels.
Verandering in de omgeving. Verandering in het lichaam.
1.3 Chemische en fysische prikkels.
i.v.m. stoffen
i.v.m. kracht en energie
1.4 Wat is een prikkeldrempel?
De minimumsterkte waarbij een prikkel nog waarneembaar is.
2. Structuren
2.1 Receptoren
(de ontvangers)
Zintuig: het orgaan (Het oor)
Receptor: prikkelgevoelige cellen ( geluidsgevoelige cellen in het binnenoor)
Zin: het vermogen om dit zintuig te gebruiken (horen)
2.2 Effectoren
(de uitvoerders)
Spieren of klieren
2.3 Conductoren
(geleiders)
Het zenuwstelsel en het hormoonstelsel
Kijk telkens de vetgedrukt woorden na in de tekst in uw boek. Zij zijn meestal al de
samenvatting van een hoofdstuk.
1
Samenvatting
THEMA 1 LICHTRECEPTOREN
1. AARD VAN DE PRIKKEL
Zie samenvatting blz. 38
2. BOUW VAN HET OOG
2.1
Uitwendige delen herkennen en functies geven.
Oogkassen: bescherming
Wenkbrauwen: beletten dat zweet en water in het oog komt
Oogleden: beschermen tegen stof en te fel licht
Traanklieren en traanvocht : bevochtigen
Wimpers: beschermen tegen stof en tastzin.
2.2
Kunnen aanduiden niet kennen
2.3
2..3.1 Inwendige delen
kennen fig 1.08
Harde oogvlies: witte harde schil die inwendig oog beschermt
Hoornvlies: voorste vlies dat het licht breekt.
Vaatvlies: bloedvoorziening van het netvlies.
Straallichaam: bevat de accommodatiespier
Lensbandjes: vezeltjes waarmee de lens vast hangt aan het straallichaam
Iris: regeling van de lichttoevoer.
Netvlies: bevat de lichtreceptoren.
Gele vlek: grote concentratie van kegeltjes op het netvlies.
Blinde vlek: plaats op het netvlies waaruit de oogzenuw vertrekt.
2.3.2. Afwijking van het hoornvlies: bij ongelijke kromming = waas beeld. Astigmatisme.
2.3.3
Oogkamers: bevatten oogvocht dat het licht breekt.
Ooglens: is doorzichtig en vervormbaar, breekt het licht.
Glasachtig lichaam: doorzichtige geleiachtige massa die de druk in het oog juist houdt.
2.3.4 Vertroebeling van de ooglens: cataract.
2.3.5 Door het krimpen van het glasachtige lichaam ontstaat: netvliesloslating
2
Samenvatting
3. WERKING VAN HET OOG
3.1 Regeling van de lichttoevoer. Waarom en hoe werkt dit.
+ Zie samenvatting in boek
3.2 Beeldvorming in het oog
3.2.1 Lichtbreking. Begrijp deze figuren eerst goed.
3.2.2 Beeldvorming op het netvlies. Zie samenvatting boek
3.3 Accommodatie
3.3.1
3.3.2 Begrijp en ken zeker de figuren goed in normale toestand.
3.3.3 De afwijkingen. De figuren op de extra nota’s zijn beter te begrijpen dan in het boek.
De tekst in het boek is goed
Wat is de oorzaak van deze afwijkingen? + Hoe verhelpen?
Wat is de oorzaak van ouderdomsverziendheid + hoe kunnen we dit oplossen?
3.4 Fotoreceptoren in het netvlies
3.4.1 Ken en begrijp de bouw van het netvlies aan de hand van de samenvatting in het boek.
3.4.2 Wat is de functie van de pigmentlaag? Zie samenvatting boek
3.4.3 Wat is de functie van de fotoreceptoren? Zie samenvatting boek
3.4.4 Zie samenvatting boek
3.4.5 Wat is nachtblindheid?
3.4.6 Wat is kleurenblindheid?
4. ZIEN MET JE HERSENEN
4.1 Interpretatie van de netvliesbeelden door onze hersenen.
Het is voor onze veiligheid belangrijk om snel een beeld van onze omgeving te hebben.
De hersenen gaan ons beeld daarom aanvullen.
4.3 Bij optische illusie gaan onze hersenen deze aanvulling soms fout doen.
4.2 Dieptezicht heb je nodig om afstanden te kunnen inschatten.
Wat is het verschil bij een roof- en een prooidier? Waarom? Dit moet je enkel kunnen
afleiden uit figuren die je krijgt.
4.4 Waarom is nabeeld belangrijk?
Het is vooral belangrijk zodat we vloeiende beelden kunnen zien en de andere kleuren dan
de drie hoofdkleuren kunnen vormen.
Zorg dat je zeker de samenvatting in het boek kent. Veel vragen op toets worden gesteld op
een vergelijkbare manier als de opdrachten in het werkboek. Hermaak deze zeker.
3
Samenvatting
Thema 2: Geluidsreceptoren
1. GELUID
Kijk telkens de vetgedrukt woorden na in de tekst in uw boek. Zij zijn meestal al de
samenvatting van een deeltje.
1.1 GELUIDEN ZIJN TRILLINGEN.
1.2 TOONHOOGTE
1.3 GELUIDSTERKTE
Zie samenvatting boek
Zie samenvatting boek
Zie samenvatting boek
+ Vanaf 80 dB is schadelijk voor ons gehoor.
+
Lage frequentie = weinig trilling per seconde = langere golflengte = lage toon
Hoge frequentie = veel trillingen per seconde = kortere golflengte = hoge toon
1.4 Resonantie Zie samenvatting boek
1.5 Gehoorspectrum. De mens hoort vanaf 16 Hz tot 20 000Hz
2. SITUERING VAN HET GEHOORZINTUIG.
3. BOUW EN WERKING VAN HET OOR
Van het uitwendige, middenoor en inwendig oor moet je enkel de samenvatting in het boek
leren. Let op als je de werking niet meer begrijpt moet je de tekst terug gaan lezen.
Studeer zeker ook alle figuren op de samenvatting in uw boek.
De werking van het oor en het orgaan van Corti kan bv. gevraagd worden via toepassingen.
4. HOREN MET JE HERSENEN
Zie samenvatting boek
Studeer zeker altijd de volledige samenvatting in het boek op het eind van elk thema.
Veel vragen op toets worden gesteld op een vergelijkbare manier als de opdrachten in het
werkboek. Hermaak deze zeker.
Thema 3 Evenwichtsreceptoren
De samenvatting in het boek blz 72 en 73
Nr 1 t.e.m. 5.
SUCCES.
4
Download