30 december 2013. De Nervus Vagus-infectie Hypothese Er begint zich een hoopvol en belangrijk fenomeen af te tekenen op het gebied van ME/cvs in onderzoeksland. Onderzoeksresultaten van researchers van aandoeningen met veel overeenkomsten in symptomen met ME zoals fibromyalgie (FM) en Lyme worden op het plaatje ME gelegd. Dat leidt soms tot verrassende en hoopgevende resultaten! Een goed voorbeeld zijn de onderzoeksresultaten van de aan Simmaron verbonden neurobioloog Michael VanElzakker. Hij ontwikkelde aan de hand daarvan een hypothese over hoe een infectie ME/cvs kan veroorzaken om daarna zelf schijnbaar te verdwijnen. Daarbij spelen twee hoofdrolspelers bij ME/cvs mee: het autonome zenuwstelsel en het immuunsysteem. De kern vormen de herpesvirussen, en ook betrokken zijn de sensibele zenuwen, een hot topic bij ME/cvs en FM. En het loopt langs de lijnen van een vaststaand fibromyalgie-model. Wat ook hoopvol is, is dat dit inzicht een mogelijkheid biedt om er binnen enkele jaren een geneesmiddel op los te laten waarvan de werkzaamheid op dit moment door de NIH wordt onderzocht bij drugsverslaving. De theorie heet de nervus vagus infectie-hypothese. De gedachte is dat virussen met een voorkeur voor het zenuwstelsel een moeilijk te traceren immuunrespons opwekken die de bij ME/cvs optredende chronische vermoeidheid en andere symptomen veroorzaakt. Belangrijk is alleen niet welke infectie dat is, maar waar die plaatsvindt. En dat ‘waar’ is in dit geval de grootste zenuw in ons lichaam, de vagale zenuw – een ‘zwervende’ zenuw die langs een groot deel van onze borstkas loopt en vertakt is naar de meeste organen van ons lichaam. Hij is niet zomaar een zenuw: de nervus vagus of vagale zenuw. Hij vormt de hoofdleiding van het immuunsysteem naar de hersenen. Volgens VanElzakker hoeft een infectie daaraan niet eens groot te zijn om chaos te scheppen in de hersenen; de aanwezigheid ervan volstaat al. In zeker opzicht lijkt de vagale zenuw bij ME/cvs rijp te zijn voor infecties. Bij zijn omzwervingen door het lichaam raakt hij virushaarden als de slokdarm, de maag, de longen en de milt, die allemaal weleens gastheer zijn geweest voor de herpesvirussen HHV6, HHV5 (cytomegalovirus) en HHV4 (Epstein Barr-virus) waarvan al tientallen jaren gedacht wordt dat ze verband houden met ME/cvs. VanElzakker gelooft dat die virussen zich bij reactivatie verdubbelen en zich buiten de zenuwen begeven, waar zij gliacellen treffen die hen proberen op te slokken. Gliacellen leven zichtbaar op bij aanwezigheid van een virus en scheiden allerlei anti-inflammatoire en zenuwstimulerende stoffen af zoals IL-1B, IL-6, TNF-alfa, glutamaat, prostaglandines, stikstofoxide en vrije radicalen. Receptoren op de vagale zenuw, die die alarmsignalen ‘ruiken’, geven de hersenen te kennen dat er een infectie heerst, waarop de hersenen door signalen als vermoeidheid, griepachtige symptomen en pijn het lichaam afremmen, en het vertellen niet meer te bewegen, te eten en te denken. Copyright ME/cvs Vereniging VanElzakker gelooft dat die infecties niet de extra sterke cytokine-respons hoeven te geven waarnaar wetenschappers doorgaans zoeken, omdat ze zich precies op de hoofdleiding bevinden van het immuunsysteem naar de hersenen. Ze hoeven de vagale zenuw alleen maar af te knellen waardoor die samen met de hersenen de rest doet. De gliacellen – de sleutelrol. De gliacellen die om de vagale zenuw heen zitten en hem beschermen, vormen de sleutel. Vroeger dacht men dat ze alleen maar een structurele beschermlaag over de zenuw waren, maar van deze cellen zoals de astrocyten weet men tegenwoordig dat ze voor de signalering van het zenuwstelsel zorgen, iets wat door onderzoek naar fibromyalgie ontdekt is. De door gliacellen in de dorsale hoorn vrijkomende cytokines en dergelijke veroorzaken een grotere gevoeligheid voor pijn en allodynie. Op een zeker moment zet de continue productie van die prikkelende stoffen een schakelaar aan waardoor de pijnspiraal intenser wordt in plaats van af te zwakken. VanElzakker suggereert dat door hetzelfde proces als in de dorsale hoorn een pijngewaarwording plaatsvindt die vermoeidheid en andere symptomen van ME/cvs veroorzaakt. Alleen heeft die in dit geval te maken met de gliacellen rondom de vagale zenuw. Volgens hem is er geen enkele reden waarom een herpesinfectie in de vagale zenuw er anders uit zou zien dan elders in het lichaam. Als de gliacellen om de vagale zenuw net zo werken als in de dorsale hoorn, kan een slepende of sluimerende infectie een zelfde hypersensitieve reactie in de vagale zenuw veroorzaken. Zo redenerend kunnen VanElzakkers ME/cvs en fibromyalgie allebei ‘gliacel-ziektes’ zijn! Studies met muizen hebben aangetoond dat bij een infectie in de vagale zenuw geen cytokines terug te vinden waren in de bloedsomloop. Heeft VanElzakker gelijk, dan zijn de cytokineniveaus in het bloed bij ME/cvs een indicatie van de plek waar de vagale zenuw geïnfecteerd is. Is dat in de buik, dan kunnen er cytokines in het bloed te vinden zijn, maar is dat in het ruggenmergvocht dan zal je er waarschijnlijk geen in het bloed terugvinden. Een van de volgende stappen moet zijn dat er nieuwe protocollen komen om het functioneren van de vagale zenuw en de hersenstam bij ME/cvs te kunnen beoordelen. In toekomstige studies moet voor de ernstig zieken een prominente plaats worden ingeruimd. Klopt VanElzakkers theorie, dan zouden ergens in de toekomst gliacelremmers om de immuunactivatie te stoppen een optie zijn, samen met antivirale middelen om de ziekteverwekkers aan te vallen, samen met stimulatie van en chirurgische ingrepen aan de vagale zenuw. Gliacelremmers lijken veilig te zijn, hebben geholpen om neuropathische pijn in te perken en worden bij ME/cvs of fibromyalgie niet vaak gebruikt. Dan zou bijvoorbeeld Ibudilast een mogelijkheid zijn. Dat slaat gliacel-activiteit neer door de productie te remmen van MIF, een cytokine die voorafgaat aan een infectie en van TNF-alfa. Het extra effect van verlaagd TNF-alfa is dat de neurotransmitter glutamaat sterker wordt afgebroken, waardoor het centrale zenuwstelsel minder op tilt slaat. Op ’t ogenblik financiert de NIH onderzoeken in de Verenigde Staten naar Ibudilast om te kijken of het effectief is tegen drugsverslaving. Mocht dat succes hebben, dan zou het over drie á vier jaar onofficieel verkrijgbaar kunnen zijn tegen ME/cvs. Er bestaan nog andere microgliacel-remmers zoals minocycline, maar die hebben ongewenste bijwerkingen. Copyright ME/cvs Vereniging Het stoppen van de activatie van gliacellen zal waarschijnlijk eenvoudiger zijn dan bij de virussen zelf te komen. In de zintuiglijke zenuwknopen huizende herpesvirussen zijn mogelijk beschermd tegen antivirale geneesmiddelen en antilichamen (al komt er misschien binnenkort een nieuw middel tegen herpesvirussen op de markt). Maar ook andere virussen kunnen de vagale zenuw infecteren. Mogelijk verklaart de nervus vagus infectie-hypothese meer raadselachtige aspecten van ME/cvs dan enig andere hypothese. Bron: Cort Johnson, Health Rising http://simmaronresearch.com/2013/12/one-theory-explain-vagus-nerve-infection-chronic-fatigue-syndrome/ *** Verklarende woordenlijst Allodynie: stoornis in de pijngewaarwording, waardoor niet pijnlijke prikkels als pijnlijk worden gevoeld. Astrocyten: gliacellen die contact maken met de bloedvaten en de zenuwcellen, nauw betrokken bij de bloed-hersenbarrière (uitwisseling bloed <-> neuronen). Ependymcellen: vormen de wandbekleding van de hersenventrikels en het centrale kanaal van het ruggenmerg, bevorderen de liquorcirculatie. Gliacellen: verzamelnaam van de cellen die het steunweefsel of de neuroglia van het zenuwstelsel vormen. Macrofaag: eenkernige ‘vreetcel’ die het vermogen heeft vreemde materie, bv een bacterie, in zich op te nemen en te vernietigen. Microglia: cellen van de neuroglia die micro-organismen en afgestorven cellen in de hersenen en het ruggenmerg kunnen opruimen. Nervus vagus of vagus: ‘zwervende’ of ‘dwalende’ zenuw; het tiende hersenzenuwpaar, betrokken bij o.a. ademhaling, spijsvertering en werking van het hart. Neuroglia: steunweefsel van het zenuwstelsel dat bestaat uit gliavezels die uitlopers zijn van de vier soorten neuroglia-cellen, t.w. astrocyten, ependymcellen, microgliacellen en oligodendrocyten. Neuropathie: niet-ontstekingsachtige aandoening van het zenuwstelsel. NIH: National Institutes of Health. Amerikaans medisch onderzoeksinstituut, verbonden met het ministerie van volksgezondheid van de Verenigde Staten. Oligodendrocyten: vormen de witte stof, de isolerende myelinescheden van het zenuwstelsel. TNF: tumornecrosefactor, voornamelijk geproduceerd door macrofagen. Necrose is het plaatselijk afsterven van weefsel Vagus: zie nervus vagus. Copyright ME/cvs Vereniging