Toespraak bij de uitreiking van de Galenusprijzen 2014 Wouter Bos, voorzitter VUmc Ede, 7 oktober 2014 Do it to them before they do it to you [Dames en heren, ik sta hier met gemengde gevoelens voor u. Allereerst blij en trots omdat ‘onze’ Tom Würdinger dit jaar de Galenus Researchprijs heeft gewonnen. Maar daarnaast ook licht vertwijfeld. Dat heeft te maken met een zinnetje in de brief waarmee professor Henk Timmerman mij uitnodigde. Daarin stond dat bij de uitreiking van de Galenusprijzen “ieder jaar mensen uit de politiek, wetenschap of maatschappelijke organisaties” worden uitgenodigd om de prijzen uit te reiken en een voordracht te houden. En ik me maar afvragen in welke categorie ik val. Wetenschappelijk valt mijn eenvoudige status als dubbele doctorandus in het niet bij wat zich hier verzameld heeft vandaag. Een maatschappelijke organisatie vertegenwoordig ik ook niet echt. En de politiek heb ik toch echt al weer vier en een half jaar geleden verlaten – als dat niet is opgevallen heb ik een probleem van heel andere orde…. Ik sta hier dus niet als politicus maar wel als betrokken zorgbestuurder; en een beetje als econoom. En met een verhaal over waarom politici zich met bepaalde zaken vooral NIET moeten bemoeien. ] In zijn prachtige boek ‘De keizer aller ziektes; een biografie van kanker” (2011) beschrijft de New Yorkse oncoloog Siddhartha Mukherjee de strijd tegen kanker vanaf de oudheid. Kanker lijkt een draak met vele koppen, voor elke afgehakte kop komt een nieuwe terug, of meerdere. Een niet te winnen strijd misschien ook wel. In één van de meest intrigerende passages van zijn boek schrijft Mukherjee daarover dat alle vormen van kanker met elkaar gemeen hebben dat het gaat om (snelle) celdeling: precies ook het kenmerk van leven: “als we de confrontatie aangaan met kanker maken we kennis met een parallelle soort, die misschien nog wel sterker gericht is op overleven dan wij. Dit beeld –van kanker als onze desperate, kwaadaardige, hedendaagse doppelgänger- is zo beklemmend omdat het in elk geval voor een deel waar is.” Binnen de medische wetenschap zijn de afgelopen decennia niettemin imposante overwinningen geboekt op allerlei soorten kanker. Ook dat beschrijft Mukherjee. Voor sommige kankersoorten is het perspectief nabij of reeds bereikt dat de ziekte van levensbedreigend, chronisch wordt. Maar voor elke overwonnen kanker kwamen er ook nieuwe terug, met steeds weer nieuwe genetische karakteristieken –de draak met de vele koppen. De innovaties op dit terrein zijn niettemin revolutionair en intrigerend. Met name de enorme toename van kennis op het gebied van genetica en afweersystemen, stelt ons in staat ons een steeds preciezer beeld te vormen van wat er precies met een kankerpatiënt aan de hand is. En naarmate we dat beter begrijpen, wordt het beeld van de ziekte ook steeds individueler. Blijkt de ene vorm van borstkanker de andere niet. Kunnen genetische afwijkingen voor steeds kleinere en specifiekere groepen individuen, of zelfs voor één individu, verklaren wat er precies aan de hand is. Maar ook hier weer dat dubbele beeld. Enerzijds de toegenomen kennis en daarmee de mogelijkheden om met individueel maatwerk precisie medicatie toe te dienen. Anderzijds weer die draak met de vele koppen: “De effectiviteit van personalised medicine is beperkt: telkens weer blijkt de tumor in staat om aan de controle van geneesmiddelen te ontsnappen omdat de tumor gedurende de behandeling van eigenschappen verandert. Daarom volgen verschillende dure behandelingen elkaar vaak op”. Dit laatste citaat is niet van Mukherjee maar van de Leidse oncoloog Koos van der Hoeven die een rapport schreef voor het KWF onder de titel “Toegankelijkheid van dure kankergeneesmiddelen; nu en in de toekomst”. Hij ziet een toename van kankermedicatie, met name ook in de sfeer van personalised medicine, die uitblinkt door hoge kosten, een kleine groep baathebbenden en vaak geringe levensverlenging. Zijn stelling is dat die trend onontkoombaar tot pijnlijke keuzes leidt over hoe we effectiviteit en kosten op een zinvolle wijze aan elkaar koppelen en hoe we houvast ontwikkelen, gemeenschappelijke taal en normen, om met elkaar de best mogelijke afwegingen te maken. Ik heb met een andere pet op, die van tweewekelijks columnist in de Volkskrant, dit pleidooi van van der Hoeven gesteund. En volgens Een Vandaag gold dat desgevraagd ook voor 70% van de medisch specialisten. Ik wil drie reacties op dit pleidooi er hier vandaag uit lichten. De eerste kwam uit de hoek van bijvoorbeeld de SP. Het Tweede Kamerlid van de SP en woordvoerder volksgezondheid, Henk van Gerven, sprak in een column in Medisch Contact over ‘duikgedrag’ en ‘specialisten als burgemeesters in oorlogstijd’. Vervolgens neemt hij, als zijn column in iets rustiger vaarwater is gekomen de volgende interessante positie in, ik citeer: “Zijn er dan geen grenzen? Ja zeker, maar deze dienen te worden bepaald in de spreekkamer, in samenspraak met de patiënt en zijn familie of vertegenwoordigers, niet willekeurig landelijk bepaald.” Hij sluit af met de grote trom: “ Het is een verkeerde ontwikkeling als specialisten zich opstellen als burgemeesters in oorlogstijd en op de stoel van managers en economen gaan zitten. Het is een griezelige gedachte voor patiënten dat de prijs van een leven een rol speelt in het handelen van de arts. Een patiënt moet erop kunnen vertrouwen dat een arts het welzijn en het belang van de patiënt als leidraad neemt en niets anders. Een prijsplafond voor medische behandelingen? Niet doen! “ In deze bijdrage aan het debat zit veel waars en waardevols maar ook wel een paar zaken die om kritische kanttekeningen vragen. Bijvoorbeeld van Gerven’s punt over willekeur. Zijn stelling is kennelijk dat landelijke normen tot willekeur leiden en dat de spreekkamer willekeur uitsluit. Dat begrijp ik niet en lijkt me ook onjuist. Van der Hoeven schrijft in zijn rapport dat ten gevolge van de trends in nieuwe kankermedicatie “…een onwenselijke situatie kan ontstaan waarbij op ziekenhuisof spreekkamerniveau vanwege financiële overwegingen wordt bepaald welk duur geneesmiddel wel en niet wordt voorgeschreven.” Willekeur ontstaat juist door geen enkel houvast te bieden. Dan een tweede commentaar. Nu uit de hoek van geneesmiddelenfabrikanten, misschien ook wel van sommigen hier in de zaal. Eén van hun verwijten was dat van der Hoeven en ik te weinig rekening hielden met de grote successen die recent geboekt zijn bij het verlagen van de prijzen van geneesmiddelen. Daarmee is de urgentie om paal en perk te stellen aan het gebruik van dure geneesmiddelen misschien minder groot dan door ons gesuggereerd. Die successen zijn er inderdaad en iedereen die daaraan heeft meegewerkt krijgt daar ook wat mij betreft alle krediet voor. Maar laten we nu niet doen alsof daarmee het kostenprobleem in de zorg onder controle is. Alle berichten over meevallers in de zorgkosten ten spijt, inclusief alle verhalen daaromheen over hoe dit vooral veroorzaakt wordt door meevallers bij de kosten van medicatie, laten onverlet dat dit meevallers zijn ten opzichte van een raming. In het afgelopen decennium waren de zorgkosten altijd hoger dan geraamd, het is dus vooral een meevaller dat ze nu niet hoger zijn dan geraamd en de mate waarin dat structureel is of samenhangt met het effect van de economische crisis, en een daaraan gerelateerde daling van de vraag naar zorg, valt nog te bezien. Maar belangrijker is het om ons te realiseren dat zelfs als we dit jaar en de komende jaren iets onder de geraamde zorgkostenstijging blijven, we ons wel moeten realiseren dat de geraamde zorgkostenstijging nog altijd ruim twee keer zo hoog is als de geraamde stijging van ons nationaal inkomen. In dat verschil zit de onhoudbaarheid van de stijging van onze zorgkosten en dat verandert helaas niet door deze meevallers. Tenslotte een derde commentaar, eigenlijk het spiegelbeeld van de kritiek van van Gerven. Waar hij zei dat dokters niet moeten duiken en ‘gewoon’ keuzes moeten maken, zeggen anderen dat we dokters hier juist niet mee moeten vermoeien en deze moeilijke discussie over QALY’s en wat dies meer zij vooral buiten de spreekkamer van de dokter moeten houden. Daar ben ik het zeer mee oneens. Natuurlijk, de politiek moet uit maken hoeveel geld we als samenleving voor de zorg moeten uittrekken. Onderwijzers bepalen ook niet het onderwijsbudget, politie-agenten ook niet het veiligheidsbudget dus waarom zouden artsen bepalen wat we als samenleving aan gezondheidszorg moeten uit geven? Nee, dat is een politieke keuze, laat die verantwoordelijkheid dus vooral daar. Maar over wat de beste aanwending van al die euro’s is, hoor ik artsen wel graag. En misschien is dit wel het moment waarop u begrijpt waarom ik aan deze lezing de titel “Do it tot hem before they do it to you” heb gegeven. Want de keuze is simpel en de keuze is aan u: of u pakt zelf de discussie over kwaliteit, effectiviteit en kosten op of de verzekeraars en politici doen het. En zouden we dan beter af zijn? Ik denk het niet. Integendeel, ik ben bang dat als zij de discussie over QALY’s en maximum bedragen per QALY gaan voeren en bepalen, het al heel snel een platte discussie over kosten en prijzen wordt. Zoals het nu al dreigt te worden getuige de enorme versmalling van de discussie op het moment dat het alleen nog maar gaat over een zogeheten prijsplafond. De discussie over de beste aanwending van de voor gezondheidszorg beschikbare euro’s moet niet beginnen met geld en kosten maar met effectiviteit, kwaliteit en medisch zinvol handelen. Het mooie is dat een consistente benadering vanuit die perspectieven in de praktijk vaak bijdraagt aan een hogere doelmatigheid en het vermijden van onnodige kosten. Vooral naarmate het perspectief van de patiënt op kwaliteit en kwaliteit van leven meer gewicht krijgt in de discussie en klassieke aanbodgedreven klinische opvattingen over kwaliteit net wat minder. Als dat de discussie is die we allereerst willen voeren, als daar het startpunt gevonden moet worden bij het ontwikkelen van QALYachtige normen, dan kan dat niet zonder betrokkenheid van de artsen. Do it to them before they do it to you. Het waren de woorden van sergeant Stan Jablonski als hij in de befaamde TV-serie Hill Street Blues zijn agenten de straat op stuurde. De “they” in dit citaat zijn de boeven en moordenaars die de straten van New York onveilig maken. De “they” in mijn oproep vandaag zijn de verzekeraars en politici die ik –uiteraard- op geen enkele wijze met boeven en moordenaars zou willen vergelijken. Maar laten we ze in deze discussie toch nog maar even op de achtergrond houden en artsen zelf de ruimte geven om afwegingen over kwaliteit van leven gebalanceerd, consistent en rechtvaardig te kunnen maken. Pak die ruimte zou ik zeggen. Do it to them before they do it to you. Dank u wel.