DE TWEEDE WERELDOORLOG Pedagogisch dossier voor het basisonderwijs Educatieve Dienst van het Legermuseum ISBN 9789071936234 Wettelijk depot 2007/0935/4 "Hitler Ja", verkiezingsaffiche, Duitsland, 1934, © KLM "Belgium fights on", affiche 1940-1944, © KLM 2 Educatief aanbod voor het publiek Ons educatieve team zet zich voortdurend in om bezoekers en collectiestukken dichter bij elkaar te brengen. In ons uitgebreide en gevarieerde aanbod vindt u zeker uw gading! Vanzelfsprekend kunt u bij ons in de eerste plaats terecht voor een boeiende rondleiding. Daarbij kiest u voor een kennismaking met het geheel van onze collecties of voor het uitdiepen van één of meerdere zalen of periodes (middeleeuwen, renaissance, 19e eeuw, Eerste Wereldoorlog, Interbellum, Tweede Wereldoorlog, geschiedenis van de luchtvaart,...). Op aanvraag kunnen echter ook specifieke thema’s worden behandeld (propaganda, de geschiedenis van de soldaat of van de vuurwapens, enz...). Daarnaast besteden wij bijzondere aandacht aan de talrijke schoolgroepen die het Legermuseum jaarlijks bezoeken. Naast een speciale bijscholing voor leerkrachten die wij jaarlijks organiseren, beschikken we over tal van pedagogische dossiers die de leerkrachten een handje helpen bij het voorbereiden van hun bezoek. Een aantal van die publicaties zijn geschikt voor het basisonderwijs. Het Belgische vorstenhuis is een rijk geïllustreerd dossier dat de leerlingen aan de hand van foto’s, kaarten, stambomen en eenvoudige vraagjes vertrouwd maakt met de diverse leden van het Belgische vorstenhuis van Leopold I tot Albert II. De middeleeuwen en de bijhorende vragenlijst vormen een ruime aanvulling op de verzameling wapens en harnassen die vooral jonge kinderen buitengewoon boeit. Onderwerpen als het ridderbestaan, oorlogen en belegeringen, de middeleeuwse maatschappij en de evolutie van de wapens komen hier uitgebreid aan bod. In De geschiedenis van de luchtvaart komt het avontuurlijke verhaal van de verovering van het luchtruim, van de eerste luchtballons tot en met de moderne straaljagers, aan bod. Met behulp van een vragenlijst gaan de kinderen op zoek naar de Blériot, de Spitfire, de C119 en de F16. Leven en dood in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog vertelt aan de hand van officiële archiefstukken en privé-documenten, getuigenissen van soldaten en foto’s van het front over de verschillende aspecten van het leven in de loopgraven. Ook onze geanimeerde rondleidingen zijn geschikt voor kinderen van 6 tot 13 jaar. Tijdens zo’n animatie krijgen ze de kans om het museum in kleine groepjes en op een ludieke en aangename manier te ontdekken. Ze maken kennis met de onderdelen van een echt harnas, een 19e eeuws uniform of een helm uit de Eerste Wereldoorlog door de collectiestukken aan te raken, iets wat in normale omstandigheden niet mag! Verder moeten ze voorwerpen zoeken, tekeningen maken, foto’s in elkaar puzzelen en andere opdrachten tot een goed einde brengen. Zo leren ze al spelenderwijs iets over het leven van de soldaten in verschillende periodes en worden ze bewust gemaakt van het feit dat oorlog geen spelletje is. 3 I N L E I D I N G Plan eerste verdieping: Bezet België Plan tweede verdieping: interbellum en begin van de Tweede Wereldoorlog A O I II D III IV B C V VI VII VIII 4 Pedagogisch dossier over de Tweede Wereldoorlog Ter voorbereiding van uw bezoek Om een bezoek aan ons museum voor te bereiden is het interessant om de discussie rond bepaalde onderwerpen reeds van tevoren in de klas op gang te brengen. • Wat is een oorlog? • Waarom breken oorlogen uit? • Hoe worden mensen beïnvloed door de oorlog? Is er een groot verschil tussen heden en verleden? De leerlingen en de oorlog • Zijn ze al persoonlijk in contact gekomen met oorlog? Of mensen uit hun familie? Ze kunnen familiale getuigenissen verzamelen, een oudstrijder of een hedendaagse soldaat ondervragen. Na het bezoek... • Lectuur van persoonlijke documenten, dagboeken, brieven, pers, analyse van televisie-uitzendingen en films over de twee wereldoorlogen of de hedendaagse conflicten. • Opzoekingen over de impact van de oorlog op de kunst, het speelgoed, de boeken, de fotografie, de muziek,... • Belichting van de permanente elementen die in het museum worden voorgesteld en die terug te vinden zijn in de hedendaagse oorlogen. Hoe gebruikt u dit dossier? Deel 1: de informatie voor de leerkracht Het bevat de titel en het plan van elke afdeling. De achtergrondinformatie herneemt de inhoud van de verklarende panelen in de zalen. De uit te diepen teksten geven informatie over de vragen die de leerlingen moeten beantwoorden. Ze doen een beroep op vaardigheden als kaartlezen, het ontleden van een affiche of foto, het begrijpen van een document, enz. Gezien de omvang van het onderwerp gaat het hier uiteraard slechts om suggesties. De belangrijkste thema’s uit de periode komen aan bod in een gevariëerd aantal bronnen die de leerlingen wellicht kunnen aanspreken en warm maken voor de verscheidenheid van onze museumcollecties. Een korte bibliografie aan het einde van elk deeltje bevat enkele boeken die de periode en de thema’s in kwestie behandelen of verder toelichten. Deel 2: de leerlingenfiches (gratis te downloaden op onze site) Deze fiches bevatten de onderwerpen en plattegronden van de verschillende zalen. Om de vragen te beantwoorden, moeten de leerlingen de vele voorwerpen, affiches, foto’s en getuigenissen nauwkeurig observeren en trachten te begrijpen, wat de discussie over de thema’s die in de verschillende zalen aan bod komen, moet stimuleren. Praktische gegevens Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis (KLM) Jubelpark 3, 1000 Brussel Tel : 02 737 79 07 - 02 737 78 07 Fax: 02 737 78 02 [email protected] Prijs van het dossier: 5 euro 5 I N L E I D I N G O/I B A L A N S Zone O: De gevolgen van de Eerste Wereldoorlog Armprothese van oud-strijder Ierland circa 1920, © KLM V A N Ruïnes van het begijnhof in Diksmuide, 1918, © KLM D E E E R S T E De kaart van Europa voor 1914 W E R E L D O O R L O G 6 Balans van de Eerste Wereldoorlog De gevolgen op menselijk vlak De oorlogvoerende landen betreuren samen niet alleen 8 tot 10 miljoen doden, zowel burgers als militairen, maar ook 30 tot 40 miljoen oorlogsinvaliden (oud-strijders met verminkte gezichten, geamputeerde lichaamsdelen, ademhalingsproblemen, brandwonden, neuroses,...) De herintegratie van deze mensen brengt vaak de nodige problemen met zich mee: zowel op professioneel, economisch als familiaal vlak is het vaak moeilijk om de draad opnieuw op te pikken. Bovendien hebben de vele doden, vooral jonge mannen, het demografische evenwicht volledig verstoord. De gevolgen op economisch vlak In bepaalde streken is het landschap zwaar verminkt door de oorlog. De bombardementen hebben ganse dorpen volledig van de kaart geveegd. Landbouwgebieden dienen gesaneerd te worden (verwijderen van achtergebleven oorlogsmaterieel en lijken van gesneuvelden) en de door de Duitsers ontmantelde fabrieken moeten opnieuw operationeel worden gemaakt. De gevolgen op politiek vlak Vòòr de Eerste Wereldoorlog is Europa verdeeld in vier grote, centrale rijken. Op de kaart in de zaal hebben ze vier kleuren: groen voor het Ottomaanse Rijk, rood voor Rusland, blauw voor Oostenrijk-Hongarije en bruin voor Duitsland. De verschillende verdragen die in de jaren na de Eerste Wereldoorlog door de overwinnaars worden ondertekend, brengen de definitieve ontmanteling van deze vier rijken met zich mee en geven aanleiding tot het ontstaan van een reeks nieuwe staten. Op de kaart in de zaal hebben die landen de kleur van het rijk waarvan ze eerder deel uitmaakten: groen voor Turkije, Irak, Syrië en Palestina, rood voor Finland, Litouwen, Estland, Letland en Polen, blauw voor Oostenrijk, Hongarije en Tsjecho-Slowakije en bruin voor Polen. Duitsland verliest 1/8 van zijn territorium: Elzas-Lotharingen, de kantons Eupen, Malmedy, een deel van Sleeswijk, West-Pruisen, het Memelland, Gdansk, en een deel van Silesië. De oprichting van die nieuwe staten straft de verliezers van de oorlog (vooral Duitsland) af en beloont de landen die de geallieerden hebben gesteund. Er wordt een Volkerenbond opgericht waartoe haast alle landen ter wereld (behalve de Verenigde Staten, die nochtans aan de basis van het project lagen) toetreden. Haar doel is de spanning tussen de landen te doen afnemen en toekomstige oorlogen te voorkomen. 7 B A L A N S V A N D E E E R S T E W E R E L D O O R L O G Zone I: Duistland B A L A N S V A N Noodgeld, Duitsland, 1920-1925, © KLM D E E E R S T E W E R E L D O O R L O G Le Patriote Illustré, 26 augustus 1926, p. 537, “de portemonnee van de krantenverkoopster” 8 Duitsland Het verdrag van Versailles straft Duitsland zwaar af en brengt het land een harde slag toe: de aanzienlijke territoriale verliezen en de zware herstelbetalingen worden door de bevolking bijzonder slecht verteerd. Economisch gaat het land er zwaar op achteruit. De devaluatie heeft hallucinante prijsstijgingen tot gevolg. Steden en bedrijven beginnen noodgeld uit te geven in de plaats van de staat die de vraag niet langer kan bijhouden. Op politiek gebied heeft dit ernstige instabiliteit tot gevolg: zowel extreem rechts als extreem links ondernemen verschillende pogingen tot staatsgrepen. Die situatie vormt een goede voedingsbodem voor het extremistische gedachtegoed van onder andere Hitlers NationaalSocialistische partij. Een voorbeeld van de duizelingwekkende prijsstijgingen: Prijzen van een aantal levensmiddelen in Berlijn Levensmiddel Jan. 1922 Mark/kg April 1923 Mark/kg Aug. 1923 X1000M/kg 1 okt 1923 x1miljoenM/kg 3 dec 1923 x1miljardM/kg Roggebrood 7,41 1389 414,8 14,1 467 Rijst 17,00 1900 600 22 700 Erwtjes 12,00 2100 640 28 1200 Aardappelen 2,60 68 50 2,4 90 Stoofkarbonaden 36,00 7600 2400 80 4000 Varkensvlees 48,00 8400 4400 128 5200 Spek 68,00 12000 6400 240 10400 Boter 88,00 17600 3600 128 5600 Margarine 46,00 5600 1600 64 2000 Schelvis 24,00 2200 1100 18 1200 Suiker 13,60 2200 440 26 1240 Eieren (per stuk) 4,60 320 130 5,5 320 Volle melk (per liter) 6,20 960 178 8 360 Bron: Wirtschaft und Statistik, Statistischen Reichsamt, Berlin, 1922-1923 9 B A L A N S V A N D E E E R S T E W E R E L D O O R L O G II B E L G I E Zone II: België na de oorlog Koning Albert, © KLM De kazemat van de Vesder, © KLM N A D E O O R L O G Kaart met de Belgische versterkingen tijdens het Interbellum © KLM 10 België na de oorlog Koning Albert Albert, de aanvoerder van het leger, belichaamt de mythe van de KoningRidder. Zijn prestige straalt af op dat van België, slachtoffer én overwinnaar van de oorlog. Uit de talrijke medailles die hij van andere landen ontvangt, blijkt de internationale prestige die hij geniet. De hervormingen op politiek en sociaal gebied De oorlog brengt een zekere democratisering van het politieke leven met zich mee, met name de invoering van het algemeen stemrecht volgens het principe één man, één stem. Vrouwen krijgen voorlopig nog geen stemrecht, hoewel er bij de gemeenteraadsverkiezingen een uitzondering wordt gemaakt voor niet-hertrouwde oorlogsweduwen, moeders van gesneuvelde soldaten en vrouwen die tijdens de bezetting werden opgesloten om vaderlandslievende redenen. De nieuwe sociale wetgeving introduceert de pensioenleeftijd op 65 jaar, de 8-uren werkdag en de verplichte ouderdomsverzekering. Twee verdedigingsstrategieën In 1919 ziet België af van zijn gegarandeerde neutraliteit en in 1920 sluit het een geheim militair defensieakkoord met Frankrijk. Verder is ons land verontrust over de wrok bij de Duitse bevolking en de herbewapening van dat land. Er ontstaat een hevige discussie tussen de aanhangers van een verdediging in de diepte en die van een grensverdediging. De pleitbezorgers van het grensverdedigingssysteem (de ‘integrale verdediging’) willen mobiele en goed bewapende elite-eenheden gesteund door versterkte stellingen. Hun tegenstanders voeren aan dat de oostelijke grens van bijna 300 km onmogelijk te verdedigen is en dringen aan op een “verdediging in de diepte”, met verdedigingslinies die enkel het centrum van het land beschermen en de grenzen ongedekt laten. Deze optie ging uit van de idee dat de Ardennen onneembaar waren. De interne verdedigingslinies moeten de kern van het leger voor een vroegtijdige vernietiging of overgave behoeden. Beide stellingnamen worden in grote lijnen door geografische overwegingen bepaald: in de Ardennen wordt er geopteerd voor een grensverdediging, terwijl er voor de rest van het land in de diepte wordt gewerkt. In 1936 kiest men uiteindelijk voor een combinatie van beide systemen: oude forten worden opgeknapt en opnieuw in gebruik genomen, terwijl er langs de Maas nieuwe versterkingen (o.a. de kazemat van de Vesder) worden opgericht. Om die vooruitgeschoven stellingen te verdedigen worden er in 1934 twee speciale eenheden opgericht: de grenswielrijders en de Ardense jagers. 11 B E L G I E N A D E O O R L O G III/ IV D E T O T A L I T A I R E Adolf Hitler, Affiche "Ein Volk, ein Reich, ein Führer", impr. Carl Werner Reichenbach, Duitsland, s.d., © KLM - vertaling: "Een volk, een rijk, een leider" Zones III/IV: De totalitaire regimes R E G I M E S Benito Mussolini, De Mars op Rome, © KLM Jozef Stalin, © KLM 12 De totalitaire regimes Een voorbeeld: nazi-Duitsland D E Dictaturen Een totalitair regime onderscheidt zich van een de democratisch bewind doordat de ganse samenleving door één enkele partij wordt beheerst. Rond de leider die aan het hoofd van die partij staat, wordt een personencultus ontwikkeld. Via propaganda die met simpele slagzinnen eenvoudige oplossingen biedt voor de politieke, economische en sociale problemen, wordt er ideologische controle uitgeoefend. De samenleving wordt met een angstbewind dat elke mogelijke vorm van oppositie de mond snoert in het gareel gehouden. In Duitsland uit dat zich onder andere in een rassenpolitiek, die de superioriteit van het Arische ras predikt en de gevangenzetting en uitroeiing van alle “Untermenschen” en “asocialen” (Joden, zigeuners, homoseksuelen, gehandicapten) nastreeft. De wrok, de frustratie, het politieke instabiliteit en de ogenschijnlijke onmacht van de democratische partijen om alle problemen op te lossen, zijn een uitstekende voedingsbodem voor de opkomst van de verschillende dictatoriale regimes. Biografie Adolf Hitler 20 april 1889 1914-1918 1919 1921 1923 1932 1933 Adolf Hitler wordt geboren in Braunau am Inn, een klein stadje op de Oostenrijkse grens. Korporaal in een Beiers regiment in het Duitse leger. Hitler wordt lid van de Deutsche Arbeiterpartei (DAP) die in 1920 de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP –nationaal-socialistische Duitse arbeiderspartij) zal worden. Hitler wordt Führer (leider) van de NSDAP. In 1923 ondernemen Hitler en generaal Ludendorff in een klimaat van politieke instabiliteit en geweld en met de steun van een groep oud-strijders, een mislukte staatsgreep in München. Na zijn veroordeling schrijft Hitler tijdens zijn verblijf in de gevangenis het programmaboek Mein Kampf. Gesterkt door deze ervaring besluit Hitler om via legale weg aan de macht te komen. Dankzij samenkomsten, radiotoespraken, betogingen, affiches en parades, gaan de nazi’s publieke aandacht monopoliseren. De NSDAP verkrijgt 33,1% van de stemmen tijdens de parlementsverkiezingen, ofwel 196 zetels op 584 in de Reichstag (parlement). President von Hindenburg benoemt Hitler tot kanselier 13 T O T A L I T A I R E R E G I M E S D E T O T A L I T A I R E Optocht van werkvrijwilligers met de vlaggen van Italië, Duitsland en Japan, de drie ondertekenaars van het anti-Kominternpact, Padua, Italië, 1940, © KLM Hitler feliciteert een SA-er en een SS-er die gewond raakten tijdens een treffen met de communisten, Duitsland, circa 1933, © KLM R E G I M E S Verkiezingsaffiche, Duitsland, 1934, © KLM 14 1934 1935 1938-39 1 sept. 1939 30 april 1945 (eerste minister). Bij de dood van von Hindenburg wordt Hitler Führer en Reichskanzler. Hij oefent de bevoegdheden van de president en de kanselier uit. Hij zet de herbewapening van Duitsland in. De “Wetten van Neurenberg” (antisemitische wetten die de Joden uit hun burgerrechten ontzetten) worden uitgevaardigd. Hitler gaat van start met zijn expansionistische politiek door de aanhechting van Oostenrijk en het Sudetengebied van Tsjecho-Slowakije. Duitsland bezet Polen. De Tweede Wereldoorlog begint. Berlijn wordt belegerd door het rode leger. Hitler en zijn echtgenote Eva Braun plegen zelfmoord in de bunker van de Rijkskanselarij. Het expansionisme Tussen 1925 en 1933 raakt Duitsland stap voor stap uit zijn isolement (Verdrag van Locarno, 1925; lid van de Volkerenbond, 1926; einde van de herstelbetalingen, 1932; enz.). De machtsovername door Hitler in 1933 betekent een keerpunt in de buitenlandse politiek. Vanaf 1924 herneemt en ontwikkelt de Führer in Mein Kampf de theorie van de Lebensraum (vitale ruimte) die de eenmaking van de grondgebieden vereist (grondstoffen en landbouw) om de autarchie van Grossdeutschland mogelijk te maken. De beoogde gebieden zijn Oostenrijk, de Sudetenregio in Tsjecho-Slowakije, de “Poolse corridor” rond Dantzig evenals het oosten van Europa. De Slavische bevolkingen van deze laatste streek worden aanzien als Untermenschen en zouden slaven kunnen worden ten dienste van het Reich. De greep op de samenleving Dankzij de goed geoliede propagandamachine en het feit dat de bevolking (met name de jeugd) wordt gedwongen zich in te schrijven in bepaalde verenigingen, wordt de samenleving volledig gecontroleerd. In de nationaal-socialistische samenleving is de Hitlerjugend de enige toegelaten jeugdvereniging. Ze staat in voor de fysieke, maar ook politieke en morele opvoeding van alle jongens en meisjes van 8 tot 18, voor wie het lidmaatschap verplicht is. De Hitlerjugend bereidt ze voor op de rol van soldaat (oefenkarabijnen en trofeeën voor schietwedstrijden in de vitrine) of moeder (zie affiche “idealer Beruf” en de decoraties voor moeders van kroostrijke gezinnen) die ze in de nationaal-socialistische samenleving zullen moeten gaan vervullen. Zowel meisjes als jongens dragen uniformen en nemen deel aan massabijeenkomsten als optochten en politieke meetings. 15 D E T O T A L I T A I R E R E G I M E S D E T O T A L I T A I R E R E G I M E S Affiche "Idealer Beruf", NSDAP, Amt für Volkswohlfahrt, Gau Berlijn, Duitsland 1943, © KLM Vertaling: “Het ideale beroep voor de vrouw in de nationaal-socialistische Volkswohlfahrt (de publieke sector). Kinderverzorgster Kleuterjuf, Voedster, Verpleegster, Verzorgster" Radiotoestel, type Volksempfänger, Duitsland, 1933, © KLM Als subversief beschouwde boeken worden verbrand in Berlijn, mei 1933 © IWM, London 16 In de nationaal-socialistische samenleving bestaat de rol van de vrouw erin zich over kinderen, zieken en het huishouden te ontfermen of zich bezig te houden met liefdadigheidswerk. Verder wordt er van hen verwacht dat ze thuis bij de haard zitten en zich ten dienste stellen van de voortzetting van het Arische ras. Moeders van kroostrijke gezinnen ontvangen een medaille, het Mutterkreuz (er bestaat een gouden en een zilveren versie, gesigneerd door Adolf Hitler). In 1942 wordt er bovendien een Moederdag in het leven geroepen. De propaganda, waarin Jozef Goebbels grootmeester is, beheerst het volledige culturele leven en de media. Het is vooral via de radio dat ze binnendringt bij alle gezinnen en dat ze de massa controleert, beïnvloedt en hersenspoelt. Met trefwoorden, die eerder het gevoel dan het verstand bespelen, wordt een wereld in zwart-wit getekend, waar alle problemen simpele en evidente oplossingen hebben. Ze moedigt een personencultus aan rond de figuur van de Leider door zorgvuldig voorbereide massamanifestaties: choreografie, muziek, zang, uniformen, vlaggen en symbolen scheppen een gevoel van samenhorigheid binnen eenzelfde gemeenschap. D E T O T A L I T A I R E R E G I M E S 17 V H E T B E L G I E Zone V: De mobilisatie van België Leopold III en het leger, © KLM V A N L E O P O L D III Gasmasker voor kleuters, Groot-Brittannië, ca. 1938, © KLM T. Beuren, De liga voor luchtbescherming, Drukkerij J. Devos, Brussel, 1937, © KLM 18 Het België van Leopold III H E T De oorlogsdreiging Ondanks de beperkingen die het verdrag van Versailles oplegt, voert Duitsland openlijk een herbewapeningspolitiek. Met de herbezetting van het Rijnland in 1936 staan de Duitse troepen aan de Belgische grens. Ons land, dat zich buiten een nieuw conflict wenst te houden, kiest voor een “politiek van strikte onafhankelijkheid”. Dit houdt in dat er een principiële neutraliteit wordt nageleefd om niet automatisch te worden meegesleurd in een oorlog. Om een eventuele bezetter te ontmoedigen, besluit België zich niet alleen van nieuwe versterkingen te voorzien, maar ook het leger uit te breiden tot 600.000 man. Dat leger is echter niet geweldig bewapend en omkaderd. Enkel de elite-eenheden zijn volledig gemotoriseerd, de luchtmacht is over het algemeen weinig performant en pas in september 1939 wordt in allerijl een zeemacht opgericht. In 1938 gaat de internationale toestand erop achteruit. Hitler dreigt ermee om een deel van Tsjechië in te nemen. In dit klimaat van toenemende spanning wordt het Belgische leger in september op versterkte vredesvoet geplaatst. De elite-eenheden (de grenswielrijders en de Ardense jagers) worden in staat van paraatheid gebracht: veel eenheden krijgen meer manschappen en materieel. Actieve en passieve verdediging Gifgassen worden voor het eerst gebruikt tijdens de Eerste Wereldoorlog en de psychologische impact is enorm. Na de oorlog wordt grote vooruitgang geboekt in de luchtvaart (en dan vooral in de ontwikkeling van bommenwerpers); de angst voor luchtbombardementen op de grote steden neemt daarom sterk toe. De meest pessimistische hypothesen doen de ronde: als gifgasbommen zouden vallen, zou dat kunnen leiden tot een uitroeiing van de burgerbevolking en door een kettingreactie zelfs tot de totale vernietiging van de mensheid. Overal wordt de bevolking geïnformeerd over de risico’s en de mogelijkheden om zich te beschermen. In het kader van de passieve verdediging, verzekerd door burgers, worden gasmaskers en beschermingskledij in grote hoeveelheden verdeeld en in de steden worden schuilkelders gebouwd. Bovendien worden er burgerploegen opgeleid om in geval van nood de hulpdiensten te kunnen bijstaan. De territoriale luchtruimbewaking, verantwoordelijk voor de luchtafweer boven de grote agglomeraties, wordt opgericht in 1939. Ze bestaat uit vrijwilligers en is onderverdeeld in 3 afdelingen die respectievelijk instaan voor de Brusselse regio, de regio Antwerpen-Gent en de regio Luik-Namen-Charleroi. De afdelingen worden uitgerust met lichte Zweedse Bofors kanonnen van 40 mm, 19 B E L G I E V A N L E O P O L D III H E T B E L G I E Cabrol, Contre ça! Votez communiste! (Wees hiertegen! Stem voor de communisten!) Ontwerp van Wilchar, Brussel, 1936, © AVB V A N L E O P O L D Tegen de plunderaars der kleine spaarders, uitgegeven door Rex, 1936, © Soma III Ik stem Degrelle, optocht tegen het fascisme, België, 1936, © AMSAB 20 middelzware Franse 75 mm kanonnen en zware Britse Vickers kanonnen van 94 mm. Het aantal luchtafweerkanonnen is evenwel te gering en de reikwijdte van het geschut is te beperkt om toestellen te raken die op grote hoogte vliegen. Ten slotte worden er observatieposten ingericht op hoger gelegen plaatsen (zoals daken en hooggelegen terreinen) om snel alarm te kunnen slaan. De verkiezingen van 1936 Bovenop de grote economische crisis van de vroege jaren dertig enten zich enkele politiek-financiële schandalen die de onvrede bij een groot deel van de bevolking nog doen toenemen. De weliswaar efficiënte maatregelen die worden voorgesteld om de toestand te verbeteren, zoals de devaluatie van de frank, blijken negatieve gevolgen te hebben voor de middenklasse. Hierdoor zullen de traditionele partijen heel wat kiezers verliezen aan nieuwe extremistische organisaties. Door hun monsterscore bij de parlementsverkiezingen van 1936 bemachtigen de extreem-rechtse partij Rex en de Vlaams-nationalistische partij VNV (Vlaams Nationaal Verbond) respectievelijk 21 en 16 zetels, terwijl de communisten 9 zetels behalen. Om deze politieke vloedgolf in te dijken, wordt een regering van nationale eenheid gevormd onder leiding van de katholiek Paul Van Zeeland. De volgende jaren zullen geen politieke stabiliteit kennen. H E T B E L G I E V A N L E O P O L D III 21 VI/ VII/ VIII D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G Inname van het fort van Eben Emael, mei 1940, © KLM Zone VI: België in de oorlog Het bloedbad van Vinkt, België, mei 1940, © Soma Affiche voor de veertiendaagse van de krijgsgevangene, © KLM De exodus in mei 1940, © ECPAD 22 De Tweede Wereldoorlog De Belgische veldtocht In september 1939 wordt het begin van de Tweede Wereldoorlog ingeluid door de Duitse inval in Polen waar meteen een regime wordt ingesteld waarbij alles is toegelaten en dat voor de burgerbevolking bloedbaden en ordeloosheid met zich meebrengt. Groot-Brittannië en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog. Het neutrale België hoopt nog steeds dat het zich buiten het op til zijnde conflict zal kunnen houden. Niettemin worden er een aantal opeenvolgende mobilisatiefases afgekondigd om een leger van 600.000 man (46% van de mannelijke bevolking tussen 20 en 40 jaar oud) samen te stellen. Op 10 mei 1940 valt het Duitse leger België, Nederland en Luxemburg binnen. Voor die landen betekent dit het begin van de Blitzkrieg: de Duitsers rukken snel op door tanks en vliegtuigen gecombineerd in te zetten. Na 18 dagen weerstand te hebben geboden ter hoogte van de versterkte linies van Luik, Namen en Antwerpen op het Albertkanaal en de KW-linie (‘Koningshooikt-Waver’) geeft België zich over. De video rond de 18-daagse veldtocht brengt deze operatie in beeld. Het bloedbad van Vinkt Op 25 mei 1940 vestigen de Ardense jagers zich tijdens hun terugtrekking in Vinkt, een dorp op 20 km van Gent. Zij bieden heftig weerstand en doen de Duitse troepen verschillende keren wijken. Tegenover de Belgen bevinden zich tamelijk onervaren Duitse soldaten en officieren die totaal verrast zijn door de Belgische weerstand en het gerichte schieten van de artillerie. Hun verliezen zijn enorm. De Belgen zijn talrijker maar toch moeten ze wijken. De Duitsers zijn woedend door de verliezen die ze hebben geleden en ze geloven de geruchten dat burgers (vrijschutters) deel hebben genomen aan de strijd aan Belgische zijde. Dat schema lag aan de basis van de slachtpartijen bij de burgerbevolking in augustus 1914. Hetzelfde doet zich nu voor. Zodra de Duitsers het dorp in handen hebben, op 27 mei, verzamelen ze mannen en schieten ze neer onder de ogen van de rest van de bevolking. 83 lijken zullen worden teruggevonden in een gemeenschappelijk graf. De Belgische bevolking: de exodus en de krijgsgevangenen De burgerbevolking herinnert zich de bloedbaden die de Duitse inval in augustus 1914 kenmerkten maar al te goed en neemt massaal de benen naar Frankrijk of Groot-Brittannië. Die honderdduizenden mensen zijn vooral 23 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G Materiaal dat de geallieerden tijdens de terugtocht in Duinkerken op de stranden achterlieten, © KLM Zone VII: De oorlog duurt voort in het westen Maarschalk Pétain. Ph. Noyer, Révolution nationale, Drukkerij Giraud-Rivoire, Lyon, ca. 1940, © Mémorial de Caen Karikatuur van Winston Churchill, Uitg. A. Brouwers, Brussel, 1940-1944 © KLM Generaal de Gaulle, © KLM 24 vrouwen, kinderen en bejaarden, vermits de mannen gemobiliseerd werden. In de daaropvolgende dagen en weken worden zo’n 200.000 Belgische militairen naar gevangenenkampen gestuurd: het zijn gewone soldaten die op de boerderijen of in de fabrieken worden tewerkgesteld. Ze vervelen zich, hebben heimwee en maken zich zorgen over hun familie in bezet België. De oorlog duurt voort Frankrijk wordt door de vijandelijke inval overrompeld. Het land verliest de controle over het luchtruim dat nu in Duitse handen is en de tankeenheden worden op een slechte manier ingezet. De Franse, Britse en een aantal Belgische legers worden met omsingeling bedreigd in de zak van Duinkerken. Ze maken echter gebruik van de korte pauze die hen dankzij de vertragingsoperaties en het hergroeperen van de Duitse divisies is gegund en slagen erin om dankzij operatie-Dynamo in te schepen. In negen dagen tijd (van 26 mei tot 3 juni 1940) staan 850 schepen van allerlei soort (vissersboten, oorlogsbodems, pleziervaartuigen, enz) onder bescherming van de Britse luchtmacht in voor de evacuatie van zo’n 338.000 geallieerde soldaten (waaronder meer dan 110.000 Franse) naar Engeland. Hoewel meer dan 35.000 manschappen (vooral Fransen) die niet geëvacueerd konden worden, krijgsgevangen worden genomen en er een enorme hoeveelheid materieel (vrachtwagens, kanonnen, tanks) verloren gaat, is de operatie een succes voor Groot-Brittannië en de geallieerden. Na de inscheping van de troepen blijven er enkele divisies achter om weerstand te bieden tegen de Duitsers. Na 40 dagen van gevechten legt echter ook het Franse leger de wapens neer en op 22 juni 1940 ondertekent het de wapenstilstand. Het land wordt nu verdeeld in een bezette en een niet-bezette zone. Die laatste wordt vanuit Vichy bestuurd door maarschalk Pétain. De Fransen die de overgave weigeren, verzamelen opnieuw te Londen, waar ze samen met generaal de Gaulle de strijd verder zetten aan de zijde van de Britten. Groot-Brittannië, dat iedere vorm van vredesonderhandelingen weigert, biedt onder leiding van eerste minister Winston Churchill hard weerstand tegen Hitler die plannen maakt om het eiland te veroveren. Met dat doel voor ogen begint de Duitse luchtmacht, de Luftwaffe, eerst militaire luchthavens en vervolgens steden te bombarderen, met de dood van duizenden burgers tot gevolg. De Royal Air Force verdedigt het Britse grondgebied tijdens de Battle of Britain. Eind september stelt Hitler de verovering van Groot-Brittannië uit wegens de enorme verliezen bij de luchtmacht en het relatieve tekortschieten van zijn vloot. 25 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G Zone IX D E W E R E L D O O R L O G Moeilijkheden v/h terrein T W E E D E Balkan (Griekeland & Joegoslavië) Kreta & Fallshirmjäger 9.5 9.6 9.4 9.7 MiddenOosten 9.3 Luchtmacht i/d Woestijn 9.1 Asmogendheden in Afrika 9.2 De geällieerden Italiaanse soldaten in de woestijn, © KLM De Duitsers in Joegoslavië, © KLM Rommel in Afrika, © KLM 26 De oorlog in de Middellandse Zee april 1940 - november 1942 De Middellandse Zee In juni 1940 doet Italië, dat zich aan Duitse zijde schaart, haar intrede in de oorlog, waardoor het conflict zich uitbreidt naar het Middellandse Zeegebied. De doorgangen naar de Middellandse Zee, Gibraltar in het westen en het Suezkanaal in het oosten (dat de verbinding met de kolonies in Azië vormt), worden door de Britten versperd. Tussen die beide blokkades bezetten de Britten ook Malta: van daaruit bombarderen ze de Italiaanse havens en de vijandelijke konvooien. Het eiland, dat het sleutelelement vormt van de Britse verdediging, wordt op 11 juni 1940 voor het eerst gebombardeerd door de Duitsers die zowel het eiland als de schepen van de Royal Navy bestoken. Pas in de zomer van 1943 zal aan de slag om Malta een einde komen. Het eiland raakt echter nooit volledig geïsoleerd: altijd waren er wel een paar schepen of onderzeeërs die erin slagen het te bereiken. In de Balkan In oktober krijgen de fascistische troepen in Griekenland een nieuwe tegenslag te verwerken: vanuit Albanië, dat sinds 1939 bezet wordt, denken ze het schiereiland makkelijk te kunnen veroveren. Ze stuiten echter op onverwachte weerstand. Mussolini ziet zich genoodzaakt om de hulp van zijn machtige Duitse bondgenoot in te roepen. Daarop valt Duitsland op 6 april 1941 zowel Griekenland als Joegoslavië binnen. Joegoslavië gaat na 13 dagen door de knieën, terwijl Griekenland op 24 april 1941 bezwijkt. In beide landen wordt een schrikbewind geïnstalleerd. In Afrika Vanuit de Italiaanse kolonie Libië start Mussolini in september 1940 een eerste offensief tegen Egypte en het Suezkanaal. Ondanks hun numerieke overwicht worden de Italianen relatief snel door de Britten teruggedrongen. De komst van Duitse versterking (het Deutsches Afrika Korps) in februari 1941 doet het overwicht in de woestijn echter overslaan naar de Asmogendheden. Beide zeer mobiele legers veroveren even snel enorme stukken gebied als ze ze terug verliezen en maken tienduizenden krijgsgevangenen. In die omstandigheden wordt nu het ene, dan weer het andere kamp tot staan gebracht, telkens om logistieke redenen. De bevoorrading moet de legers immers over enorme afstanden zien bij te houden of moet geëscorteerd worden door schepen die constant door Duitse vliegtuigen en onderzeeërs worden bestookt. Slechts met de hulp van de Commonwealth, de Fransen van de Gaulle en de Brits-Amerikaanse troepen die in november 1942 in Algerije en Marokko 27 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G D E T W E E D E De weersomstandigheden, © KLM W E R E L D O O R L O G Pearl Harbor, © History Navy Mil. 28 landen (operatie-Torch), zullen de Britten erin slagen om de Asmogendheden in Noord-Afrika definitief te verslaan. D E De specifieke weersomstandigheden in de woestijn De strijdkrachten krijgen met gebrek aan water te kampen en vinden geen brandhout om vuur te maken. De manschappen lijden voortdurend honger en dorst; omdat ze niets kunnen koken, zijn ze ook erg vatbaar voor ziektes (vooral dysenterie, waarvan de symptomen zwermen insecten aantrekken die de troepen lastigvallen). Door de grote afstanden, het gebrek aan herkenningspunten en de slechte staat van de wegen (vaak niet meer dan een soort rotsachtige pistes) is er behoefte aan goede bevoorradingslijnen en voldoende aangepaste voertuigen (uitgerust voor de woestijn met rupsbanden of halfrupsbanden en radio’s om zich te oriënteren). Om zich in een landschap zonder natuurlijke beschutting tegen de hitte te beschermen, moeten de soldaten zowel zichzelf als hun materieel ingraven. De nachten zijn echter bar koud en de manschappen, die daar niet altijd de geschikte uitrusting voor hebben, krijgen last van winterhanden en -voeten. Door de hitte lijden ze meer en meer dorst en de zoektocht naar drinkwater wordt hun belangrijkste doel; indien er geen wordt gevonden, moeten ze zich met zout water tevreden stellen. Ten slotte worden de troepen geteisterd door krachtige, plots opstekende winden die heuse zandstormen ontketenen die de soldaten verblinden en verstikken en de woestijnpistes wegvagen. Pearl Harbor Op 7 december 1941 - wanneer de onderhandelingen om de oorlog te vermijden op een dood punt zijn beland in Washington - valt de Japanse luchtmacht in twee golven de Amerikaanse vloot aan die voor anker ligt in Pearl Harbor (Hawaï). De Amerikanen betreuren 2.400 doden en verliezen acht slagschepen en drie kruisers. Talrijke kleinere schepen worden tot zinken gebracht of raken zwaar beschadigd. De Japanners daarentegen verliezen slechts 29 vliegtuigen en 5 zakduikboten. Toch gaat het hier slechts om een gedeeltelijk succes: de drie grote Amerikaanse vliegdekschepen (die later van primordiaal strategisch belang zullen blijken en die normaal gezien in Pearl Harbor hadden moeten liggen) bevinden zich immers elders en ontsnappen aan de vernietiging. Deze aanval zonder oorlogsverklaring zal de Amerikaanse publieke opinie doen omslaan in het voordeel van een directe deelname van het land aan de oorlog. De Verenigde Staten worden meegesleept in een conflict dat nu werkelijk mondiaal wordt. 29 T W E E D E W E R E L D O O R L O G Zone X D E Luftwaffe a/h Oostfront Ideologische kruistocht 10.3 10.7 10.1 en Duitse soldaten vallen in een Russisch dorp een huis binnen, © KLM Leningrad, © MCFA 30 Moskou 9.7 De Duitsers vallen aan MiddenOosten 10.6 maquette schip 10.5 Stalinggrad Leninggrad 10.2 De Sjovets worden aangevallen T W E E D E W E R E L D O O R L O G 10.4 10.3bis De oorlog in Oost-Europa Ondanks de ondertekening van het niet-aanvalsverdrag tussen Duitsland en de Sovjet-Unie beschouwt Hitler de vernietiging van het Bolsjewistische regime als zijn topprioriteit. Voor hem is de verovering van een deel van de USSR absoluut noodzakelijk om het Duitse volk “leefruimte” te geven. Gedreven door ideologische, strategische en economische motieven stellen de Führer en zijn staf eind 1940 een invasieplan voor het Oosten op (operatieBarbarossa). De Duitse aanval begint op 22 juni 1941 en is aanvankelijk een overdonderend succes. Bijgestaan door Roemeense, Hongaarse, Italiaanse en Finse troepen dringt het Duitse leger diep in het Sovjetgebied door en maakt honderdduizenden gevangenen. Tegelijk worden interventiegroepen (Einsatzgruppen) naar de USSR gezonden met als enig doel het ‘Joods bolsjewisme’ met wortel en tak uit te roeien. Ze krijgen steun van de Wehrmacht en helpen bij het installeren van een extreem gewelddadig bezettingsregime. Het beleg van Leningrad Na een bliksemsnelle opmars worden de Duitse troepen aan het begin van de winter tot staan gebracht voor de poorten van Leningrad en begint de belegering van de stad. Hitler eist dat zijn soldaten Leningrad met de grond gelijkmaken. Eind september is Leningrad bijna volledig van de rest van de USSR afgesneden, er is alleen nog verbinding langs het bevroren Ladogameer of via luchttransport. Er is geen bevoorrading meer, de stad ligt dag en nacht onder vuur en de inwoners leven in rampzalige hygiënische omstandigheden. Tijdens die verschrikkelijke winter van 1941-1942 komen tienduizenden mensen om van honger en dorst, van koude en ziekte. De aanleg in november van een route over het bevroren Ladogameer maakt de bevoorrading van de stad opnieuw mogelijk, zij het slechts heel geleidelijk. Door het verzet van het Rode Leger slaagt de Wehrmacht er echter maar niet in om Leningrad in te nemen. De belegering blijft duren tot 27 januari 1944 en zal het leven eisen van bijna 1 miljoen inwoners. De slag om Stalingrad In juli 1942 vertraagt de opmars van generaal Paulus naar Stalingrad door gebrek aan mankracht, reserves en materieel. De vertraging geeft het Rode Leger de kans om zich te reorganiseren. Er worden versterkingen (waaronder de beste officieren) en materieel aangevoerd. De inwoners mogen absoluut 31 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G D E T W E E D E Russische affiche, © MCFA W E R E L D O O R L O G Vlaamse vrijwilligers, © KLM De opmars van de Duitse cavalerie, © KLM 32 niet worden geëvacueerd, ze worden aan het werk gezet. Stalin wil kost wat kost vermijden dat de stad die zijn naam draagt in Duitse handen valt en maakt van de verdediging ervan een ware kruistocht om het vaderland te redden. Op 23 augustus bereiken de Duitsers de directe omgeving van Stalingrad, die door brandbommen is verwoest. In de buitenwijken botsen ze echter op een verwoede weerstand van de Sovjets. De strijd gaat dag en nacht door, men vecht voor elke ruïne. In november zet het Rode Leger de zorgvuldig geplande tegenaanval in (operatie-Uranus). Ze omsingelen het 6de en een deel van het 4de Duitse leger. Systematisch bombarderen en vernietigen de Sovjets het vijandelijke leger dat sterk is uitgedund door honger, koude en ziekte. Op 2 februari 1943 ondertekent maarschalk Paulus de capitulatie, tegen het bevel van Hitler in. De Duitse verliezen zijn enorm: bijna 200.000 doden en meer dan 91.000 gevangenen waarvan er slechts 5.000 zullen terugkeren naar Duitsland. Ideologische kruistocht De motieven voor de campagne tegen de USSR zijn in de eerste plaats van ideologische aard. Voor Hitler is het Slavische ras inferieur (Untermenschen). Hij wil het ‘Joodse bolsjewisme’ en de Sovjetstaat vernietigen en levensruimte (Lebensraum) veroveren waar hij Duitse nederzettingen kan vestigen. SS-troepen en interventiegroepen (Einsatzgruppen) worden met heuse uitroeiingsmissies tegen Joden en communisten ter plaatse gestuurd, samen met de Wehrmacht die hen occasioneel bijstaat. Tegelijkertijd organiseert hij in de bezette Europese gebieden rekruteringscampagnes voor het oostfront waarbij hij Duitsland voorstelt als het enige bolwerk tegen het bolsjewisme. Na een vaak minimale militaire opleiding sluiten honderdduizenden vrijwilligers zich aan bij het Duitse leger. Het strenge Russische klimaat Napoleons nederlaag in Rusland blijft Hitler door het hoofd spoken, tot hij uiteindelijk zelf een aanval op de USSR voorbereidt. Om de strenge winter te vermijden, gaat de campagne op 1 mei van start. Maar door de tussenkomst van de Wehrmacht in de Balkan loopt de inval vertraging op en wordt naar 22 juni verplaatst. De Duitse troepen slagen er niet meer in om het tijdverlies goed te maken en de Sovjetunie te veroveren voor het begin van de herfst. De modder die dit seizoen met zich meebrengt doet zelfs de meest mobiele legeronderdelen vastlopen en verhindert zo de Blitzkrieg. Via de lange bevoorradingslinies die door partizanen onveilig worden gemaakt, arriveren er niet langer voldoende wisselstukken en brandstof. Hoewel de kou de wegen beter begaanbaar maakt, brengt de vorst zware schade toe aan de voertuigen (motoren lopen vast, olie bevriest en rubber gaat kapot). Bovendien krijgen de Duitse soldaten het zwaar te verduren omdat ze geen passende uitrusting hebben. De nazi-propaganda zal de strenge weersomstandigheden uitbuiten om de militaire tegenslagen van de legers aan het oostfront te verklaren. 33 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G Zone XI Royal navy D E 11.2 11.4 11.1 Transmissie & Jacht Stalinggrad maquette schip 11.3 T W E E D E e3g n re we m aq u et te 11.7 11.5 Du ike rs Flak 11.6 Kriegsmarine / Commando / Onderzeeërs W E R E L D O O R L O G De Atlantische konvooien, © KLM Middenin een storm, © KLM 34 De slag om de Atlantische Oceaan De Duitse Kriegsmarine wordt door Hitler ingezet om de blokkade rond de Britse eilanden, die in alle opzichten erg afhankelijk zijn van import, te verzekeren. Omdat Duitsland sinds de veldtocht tegen Noorwegen niet langer over een sterke oppervlaktevloot beschikt, worden er daarbij vooral onderzeeërs ingezet en (meer dan 500.000) mijnen te water gelaten. Van bij de aanvang van de oorlog kunnen de Britten echter rekenen op steun van manschappen en schepen uit de door het Reich bezette gebieden. Ook de landen van het Gemenebest springen in de bres (vooral de Canadese marine waarvan de inzet tijdens het conflict zal vertienvoudigen). De slag om de Atlantische Oceaan betekent voor de Geallieerden van dan af het tot zinken brengen van zoveel mogelijk Duitse duikboten. Voor de eindoverwinning moeten ze zelf veel meer transportschepen bouwen dan de Duitsers er tot zinken brengen, zodat genoeg mankracht en materiaal naar de Britse eilanden en naar de USSR kan worden verscheept. Met de veralgemening van het escortesysteem, de technische verbeteringen (sonar, antiduikbootwapens, radar, ...), de tactische vooruitgang (verhoging van het aantal escorteschepen, samenstelling van "hunter-killer" groepen, duikbootbestrijding, meer luchtdekking, ...) en de strategische zetten (bezetting van IJsland, beter gebruik van inlichtingen, ...) trekken de Geallieerden in het voorjaar van 1943 dan toch aan het langste eind. De koopvaardijvloot betaalt voor deze overwinning wel de zwaarste tol: 9.000 konvooien - met 35 miljoen ton aan proviand - steken de Atlantische Oceaan over richting Groot-Brittannië. Ze verliezen daarbij meer dan 30.000 manschappen en meer dan 2.500 schepen. De Belgen in de slag om de Atlantische Oceaan België heeft in 1939 geen marine meer en mobiliseert in allerijl een klein marinekorps. Dit korps is weliswaar slecht uitgerust maar levert toch een nuttige bijdrage. Het verdwijnt echter tijdens het debacle van mei en juni 1940. Veel Belgen beslissen dan naar Groot-Brittannië te trekken om er de strijd voort te zetten in de rangen van de geallieerde zeemacht. Luitenant Victor Billet van de Staatsmarine stelt alles in het werk om binnen de Royal Navy een Belgische sectie op te richten, vergelijkbaar met andere nationale groepen (Poolse, Franse, Tsjecho-Slowaakse, Nederlandse,... ). De sectie ziet het licht op 3 april 1941 en telt weldra 400 vrijwilligers. Het zijn bijna allen beroepsmatrozen, afkomstig uit de visserij, de Staatsmarine of de koopvaardij. De mannen krijgen hun opleiding in de basis HMS Royal Arthur in Skegness. Sommigen schepen in op verschillende soorten vaartuigen (van vliegdekschepen tot duikboten). Anderen vertrekken naar de mijnenvegersschool HMS Lochinvar in Schotland. De Belgen bemannen een mijnenvegersflottielje, drie patrouillevaartuigen en twee korvetten (de HMS Buttercup en de HMS Godetia). Tijdens de slag om 35 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G Luisterpost in een Duitse onderzeeër, © KLM Duits commandoschip (Admiral Scheer), © KLM 36 de Atlantische Oceaan escorteren deze twee korvetten de handelsschepen, waaronder een honderdtal Belgische vaartuigen. Na de oorlog zullen de 58 officieren en 385 onderofficieren en matrozen van de ‘Belgische sectie van de Royal Navy’ de kern vormen van de zeemacht. De koopvaardij is al lang vóór 10 mei 1940 bij het conflict betrokken (7 schepen werden vóór die dag al tot zinken gebracht). Aan het eind van de oorlog bedragen de totale verliezen 80 schepen. 855 van de 3.000 Belgische koopvaardijmatrozen (één man op drie) komen om. Lokaliseren van duikboten : asdic / sonar, radar De Duitse duikbotenvloot vormt een ernstige bedreiging voor de Geallieerden, maar deze beschikken over verschillende peilingtechnieken, die in de loop van de oorlog verder ontwikkeld en geperfectioneerd worden. Om aan de oppervlakte duikboten en andere vijandelijke schepen te lokaliseren, wordt het gebruik van twee soorten toestellen veralgemeend aan boord van de geallieerde oorlogsschepen: de radar (radio detection and ranging) op basis van radiogolven en het Huff-Duff-systeem (HF/DF High frequency / direction finding) dat de zenders lokaliseert in functie van de richting van de radiouitzendingen. Om duikboten onder water op te sporen gebruikt de geallieerde oppervlaktevloot een toestel met twee functies: de hydrofonie waarbij gewoon wordt geluisterd naar het geluid van de motoren in het water en de asdic, het product van een in 1917 opgericht Frans-Brits comité voor opsporing van duikboten (Anti-Submarine Detection Investigation Committee). De asdic zendt een geluid uit dat wanneer het op een onder water liggende massa stoot, terugkeert naar de bron. De tijd die de echo er over doet om zijn doel te bereiken en de hoek waarin de echo wordt uitgezonden maken de lokalisering van deze massa mogelijk. Met deze techniek kan de afstand waarop de duikboot zich bevindt, worden ingeschat, evenals de richting waarin hij vaart, maar niet zijn exacte snelheid, noch z’n diepte. Overigens is de asdic alleen maar operationeel voor snelheden onder de 18 knopen (wat overeenstemt met 33,5 km per uur). Zijn reikwijdte is niet groter dan 2.500 meter en hij is uiterst gevoelig voor temperatuurschommelingen en veranderingen in de waterdichtheid. In de Verenigde Staten wordt een gelijkaardig systeem ontwikkeld: de sonar (Sound Navigation And Ranging). Vanaf 1943 wordt deze term gemeengoed. De Duitsers ontwikkelen gelijkaardige technieken die evenwel minder efficiënt zullen blijken. 37 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G Zone XII D E 12.3 T W E E D E W E R E L D O O R L O G 12.2 12.1 Lancaster vanuit de lucht , © KLM Luchtfoto van Cleve na een bombardement van de geallieerden in november 1944 © KLM 38 12.4 12.5 12.6 De strategische bombardementen Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog biedt de luchtvaart voornamelijk steun bij operaties te land en ter zee. De Britten van hun kant geven Duitsland vanaf september 1939 tegenvuur met zeer gerichte bombardementen. Vooral militaire en economische doelwitten worden onder vuur genomen. De bommenwerpers vliegen eerst overdag, later ‘s nachts. Nachtbombardementen zijn veiliger maar missen nauwkeurigheid. Vooral door de installatie van een geavanceerd Duits interceptiesysteem stapelen de verliezen zich op en moet Bomber Command zijn aanvalstactiek op het hele continent herzien. De nachtelijke precisiebombardementen worden gestaakt en er wordt alleen nog gemikt op hele gebieden. Deze grootschalige aanvallen op vijandelijke steden zijn niet meer gericht op nauwkeurig vastgestelde doelwitten maar mikken op het platgooien of in vuur en vlam zetten van uitgestrekte bewoonde gebieden met spring- en brandbommen. De Amerikanen blijven trouw aan hun voor de oorlog ontwikkelde tactiek van Daylight Precision Bombing ondanks de waarschuwingen van de Britten. Hun zware bommenwerpers opereren bij daglicht en van op zeer grote hoogte en mikken vooral op economische en militaire doelwitten. Ze zijn er vast van overtuigd dat hun zwaarbewapende toestellen - die steeds in grote formaties vliegen - elkaar kunnen beschermen en dat ze het kunnen rooien zonder escorterende jachtvliegtuigen, waarvan de actieradius sowieso toch te beperkt is. Zonder escortes gaan echter onnoemelijk veel bommenwerpers en hun bemanningen verloren. In 1943 beslist de Staf daarom de aanvallen op het Reich voorlopig te staken. Enkele maanden later escorteren voortaan jachtvliegtuigen met een grotere actieradius de Amerikaanse bommenwerpers. Ze kunnen nu het volledige vijandelijke grondgebied bestoken. De Geallieerden proberen niet alleen de moraal van de Duitse bevolking te ondermijnen maar ook hun oorlogseconomie te ontwrichten. De Rijksluchtbeschermingsbond Reeds vóór de oorlog waarschuwt de Rijksluchtbeschermingsbond de Duitse bevolking voor eventuele chemische, bacteriologische of luchtaanvallen. Op het hoogtepunt van de Brits-Amerikaanse aanvallen kan de per wijk gestructureerde luchtbescherming rekenen op zo’n kleine twintig miljoen - vooral vrouwelijke - hulpkrachten. Zij signaleren branden en helpen de brandweerlui bij het blussen. Ze ruimen puin en staan de slachtoffers bij. Andere nationaal-socialistische organisaties nemen vrij snel de fakkel over en verdelen maaltijden of zorgen voor tijdelijk onderdak. Geconfronteerd met het gevaar van de luchtaanvallen wordt geleidelijk aan een netwerk van schuilplaatsen gebouwd. Kelderverdiepingen van huizen en openbare 39 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G Affiche, © KLM Europa is een dakloze vesting,1943, © Soma 40 gebouwen worden omgebouwd tot schuilkelders. Wie daar zijn toevlucht zoekt, kan immers nog stikken, verkolen of bedolven worden onder puin. In de steden en hun randgebieden worden ook natuurlijke of aangelegde onderaardse ruimten opgevorderd en ingericht om mensen onderdak te bieden of om archieven en kunstschatten te herbergen. Deze bunkers worden vanaf 1943 massaal gebouwd. Ze vormen een schuiloord waar de voor de oorlogsinspanningen broodnodige arbeiders en later de fabrieken zelf onderdak vinden. Tegelijkertijd zetten de nazi-autoriteiten een programma op voor evacuatie en verhuizing van de bevolking naar gebieden die minder blootgesteld zijn aan aanvallen. Zo worden bijna 2,5 miljoen kinderen naar het platteland gestuurd. De historische steden met hun smalle en bochtige straatjes waar het vuur zich genadeloos snel kan verspreiden, worden ontruimd, de inwoners geëvacueerd naar de veiliger geachte voorsteden. Luchtalarm en afdalingen naar een schuilkelder vormen dagelijkse kost voor hen die in de risicozones blijven. Het gecombineerde effect van de springen brandbommen veroorzaakt soms een ware ‘vuurzee’ die neerdaalt over de steden en hun inwoners. In het totaal vallen er zo tussen de 300.000 en 600.000 slachtoffers, 20% van de gebouwen gaat in de vlammen op en 7,5 miljoen mensen blijven dakloos achter. Impact van de strategische bombardementen Het effect van de strategische bombardementen op het moreel van de Duitse bevolking en op de Duitse oorlogseconomie is sterk omstreden. Deze uiterst dodelijke aanvallen leveren voor de geallieerde staf blijkbaar niet het verhoopte resultaat op. De door de propaganda beïnvloede Duitse bevolking is verontwaardigd bij de eerste aanvallen maar blijft tot in 1943 stoïcijns kalm. Tijdens de zomer zakt hun moreel, die reeds serieus aangetast is door de militaire tegenslagen in Stalingrad (februari) en Tunis (mei), tot een dieptepunt door de bombardementen van Hamburg en vervolgens Berlijn. Alleen de nationaal-socialistische organisaties blijven met hart en ziel puin ruimen en slachtoffers helpen. Sommigen beginnen openlijk te twijfelen aan de afloop van de oorlog. Om te voorkomen dat die defaitistische uitspraken en houding overslaan, staat op dergelijk gedrag de doodstraf. Ondanks de strategische bombardementen stijgt de Duitse oorlogsproductie, die net in deze periode (vanaf 1942) op een efficiëntere manier wordt georganiseerd door Albert Speer. Alhoewel de strategische aanvallen op het Reich niet het verhoopte effect hebben op het moreel van de Duitse bevolking, hebben ze toch het nationaalsocialistisch regime verplicht om aanzienlijke menselijke en materiële middelen in te zetten voor de luchtafweer of de puinruiming. 41 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G Zone XIII D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G 13.2 13.3 13.1 13.4 13.5 13.5bis Duitse gevangenen, © KLM 42 13.6 Het Rode Leger slaat terug Om de “grote vaderlandse oorlog” te kunnen winnen, zet Stalin al zijn productiemiddelen in voor de vervaardiging van oorlogsmaterieel. Zowel in de steden als op het platteland wordt de bevolking – vooral vrouwen – tewerkgesteld in mensonterende omstandigheden. Eind 1942 is het doel bereikt: de militaire productie van de Sovjetunie overtreft die van Duitsland. Tegelijkertijd zijn er anderhalve maal zoveel Sovjetstrijders dan Duitse soldaten. Na hun overwinning in Stalingrad – tijdens de winter van 1942-1943 – winnen de Sovjets terrein en strekt hun frontlinie zich uit van Leningrad tot aan de Kaukasus. Ze slagen er echter niet in om munt te slaan uit hun succes. Door de dooi bij het aanbreken van de lente lopen de troepen vast in de modder en stabiliseert het front. In juli 1943, tijdens de slag om Koersk (zie het schilderij in de zaal) moet het Duitse leger zich terugtrekken tot achter de oorspronkelijke posities. Het fiasco in Koersk is een keerpunt voor de oorlog aan het oostfront. De Duitsers zijn niet meer in staat om een zet te doen en worden steeds verder teruggedrongen door de onstuitbare opmars van het Rode Leger. Hitler weigert versterkingen te sturen (de Geallieerden zijn op 10 juli 1943 geland in Sicilië) en moet in januari 1944 noodgedwongen de aftocht blazen. De Sovjets rukken verder op en staan in juni aan de Roemeense grens. De rol van het NKVD aan het Oostfront De geheime politie van de USSR wordt vanaf 1934 een afdeling van het NKVD (het Volkscommissariaat voor Binnenlandse Zaken). Samen met de communistische partij wordt de NKVD de grondpijler van het Sovjetbestuur en de basis voor het stalinistische onderdrukkingsregime. In 1938 neemt Beria er de leiding over. Tijdens de oorlog zijn de politieke commissarissen verantwoordelijk voor de binnenlandse aangelegenheden, de staatsveiligheid en de grensbewaking. Sommige eenheden van het NKVD nemen actief deel aan de grote veldslagen en werken samen met de partizanen. Anderen voeren een actieve politiek van geweld en terreur tegen verdachte burgers en militairen van de Sovjetunie. Bij de inval van de Sovjetunie in Polen in 1939 deporteert het NKVD honderdduizenden Polen naar werkkampen in Siberië of Centraal-Azië. Velen keren nooit meer terug. Op bevel van Stalin vermoordt het NKVD ook bijna 15.000 Poolse officieren. Nadat de Sovjetunie in juni 1940 de Baltische staten inlijft, beginnen de politieke commissarissen ook met massale deportaties naar de werkkampen (goelags) en worden zo’n 150.000 mensen afgeslacht. Uit Bessarabië deporteren ze bijna 300.000 "verdachten". In de dwangarbeidskampen komen zo meer dan één miljoen mensen terecht 43 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G Redevoering op 18 februari 1943 waarin Goebbels de ‘totale oorlog’ verklaart , © KLM 44 die omwille van hun nationaliteit verdacht zijn in de ogen van de Sovjetleiding (Duitsers op Sovjetgrondgebied, Balkaren, Karatsjajers, Kalmoeken, Mescheten, Krim-Tartaren, Ingoesjeten, Tsjetsjenen, ...). Na de Duitse invasie dient de NKVD terreur uit te oefenen tegen iedereen die niet "tot de dood" tegen de vijand vecht. Er worden "versperringseenheden" opgericht om van het slagveld wegvluchtende soldaten te onderscheppen. Verdachte of defaitistische elementen of individuen die verantwoordelijk worden geacht voor militaire nederlagen worden "gezuiverd" of naar disciplinaire bataljons gestuurd. Soldaten die uit Duits gevangenschap ontsnappen, worden hardhandig ondervraagd en vaak ook opgesloten. Politieke of gemeenrechtelijke Sovjetgevangenen worden meegenomen op gedwongen marsen en/of ter plaatse geëxecuteerd. Bijna 158.000 van de ondermeer van collaboratie verdachte Sovjetburgers krijgen tijdens de oorlog de kogel. D E T W E E D E De partizanenoorlog Van bij de Duitse invasie doet de Sovjetunie beroep op het volksverzet in de bezette gebieden. Er worden richtlijnen gepubliceerd om de rol van de partizanen te omschrijven en om de controle door de Partij te verzekeren. Aanvankelijk hebben de partizanen te kampen met een gebrekkige organisatie en communicatie en beschikken ze over minderwaardig materieel. Ze spelen nochtans een grote rol in de slag om Moskou in 1941. Op het einde van 1942 verbetert de situatie door het ontstaan van een steeds efficiëntere samenwerking tussen de partizanen, de verzetsorganisatie van de Partij, het Rode Leger en de NKVD. De partizanen tellen zo’n 250.000 gewapende manschappen. Ze krijgen meer en meer steun van de bevolking die walgt van de extreme gewelddadigheid van het bezettingsregime en van de deportaties van hun landgenoten naar de fabrieken van het Reich (Ostarbeiter). Ze schuilen in de wouden die ze door en door kennen. Ze moeten de Duitsers op Sovjetgebied in de rug aanvallen en deze beletten het terrein in hun voordeel te gebruiken. Zo vallen ze vijandelijke colonnes aan, vernietigen Duitse wapendepots, saboteren zonder ophouden de communicatielijnen, verstoppen landbouwwerktuigen, maken elke vorm van beheer onmogelijk en verzamelen inlichtingen in verband met troepenbewegingen, acties tegen de partizanen en hergroeperingen van de Duitse reservetroepen. De omvang van de beweging verrast zowel de Duitsers als de Sovjets. De aanhoudende partizanenacties houden zo’n 10% van de nazitroepen bezig, die daardoor moeten instaan voor beveiliging van hun achterhoedes. 45 W E R E L D O O R L O G Zone XIV D E 14.7 14.8 T W E E D E 14.6bis 14.6tris 14.6 14.2 14.1 14.3 14.5 14.4 W E R E L D O O R L O G De Atlantische muur, © KLM 46 Het einde van de oorlog in Noord-Afrika en de Italiaanse veldtocht In maart 1943 lanceren de Geallieerden een offensief in Tunesië, waar de laatste Duitse en Italiaanse troepen in Afrika zich verschansen. Deze worden teruggedreven tot in Tunis en Bizerte en leggen uiteindelijk op 12 mei de wapens neer. De Geallieerden zijn nu heer en meester aan de zuidkust van de Middellandse Zee en maken zich op om Italië te veroveren. Op 10 juli landen ze op Sicilië. Ze leveren zwaar slag en veroveren op vijf weken tijd het hele eiland. Op 25 juli valt het fascistische regime van Mussolini. De door de koning benoemde maarschalk Badoglio start geheime onderhandelingen met de Geallieerden met het oog op een mogelijke wapenstilstand. Deze wordt ondertekend op 3 september, de dag dat de Geallieerden voet aan wal zetten op het continent in Calabrië. Ondertussen hebben de Duitsers versterking gekregen en verdedigingsposities ingenomen. Ze bevrijden de in Gran Sasso gevangengezette Mussolini die prompt de ‘Italiaanse Sociale Republiek’ uitroept. Eigenlijk is de republiek alleen maar een instrument voor de Duitsers die het land uitbuiten en leegplunderen. Ze deporteren meer dan 600.000 Italiaanse soldaten om te vechten op vreemde bodem, alsook tienduizenden burgers en Joden, de eersten om dwangarbeid te verrichten in werkkampen en de laatsten om uit te roeien. De herbewapening van de fascisten en de dreiging van de deportaties doen vanaf de herfst van 1943 de rangen van de partizanen (die vooral van communistische signatuur zijn) aanzwellen. Hun activiteiten helpen de Geallieerden bij de verovering van het land. Door het Duits-Italiaanse verzet en de aard van het terrein rukken de Geallieerden slechts langzaam op richting Noord-Italië. Daarenboven wordt dit front voor de Geallieerden van ondergeschikt belang, want zij concentreren zich nu op een landing op de noordwestelijke kust van Frankrijk. De Atlantische muur In juni 1940 bezet het Duitse leger de Europese kustlijn van Noorwegen tot aan de Pyreneeën. Tot in december 1941 is de versterking van deze kustlijn zeker geen prioriteit voor het Duitse opperbevel. Toch worden er enkele grote werken aangevat zoals de opstelling van een aantal zware kustbatterijen (1940) en het bouwen van enkele duikbootbasissen (1941). Wanneer de Verenigde Staten mee in het strijdperk stappen, beslist Hitler om de kusten toch te versterken, om de in het oosten ingezette troepen te beschermen tegen een aanval in de rug. Het verdedigingsapparaat wordt in maart 1942 geconcentreerd rond de havens, waarvan de verovering in Duitse ogen een noodzakelijke voorwaarde is voor een eventuele landing. De bouw van zo’n 15.000 verdedigingswerken wordt toevertrouwd aan de organisatie Todt. In de winter van 1943 stelt veldmaarschalk von Rundstedt echter een alarmerend verslag op over de staat van de kustverdediging. Hitler reageert hierop door o.a. maarschalk Rommel als algemeen inspecteur van de vestingwerken (van de Loire tot de Schelde) aan te stellen. Van bij zijn 47 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G Voorpagina van het tijdschrift Pourquoi Pas?, 4 juni 1954, © KLM 48 aankomst onderneemt Rommel de ene inspectie na de andere en stelt de zwakke punten vast van deze zogenaamd onneembare muur. Tijdens de maanden vóór de landing spant hij zich in om de vuurkracht van de bunkers op te drijven, de camouflage te verbeteren, de stranden met duizenden obstakels te bezaaien en miljoenen mijnen onder het zand te stoppen. Zo hoopt hij de stranden ontoegankelijk te maken en de open ruimtes tussen de verdedigingswerken op te vullen. Maar door opgedreven geallieerde luchtaanvallen verlopen de werken moeizaam. Zo lijkt de muur aan de vooravond van de landing op een vesting die dan wel indrukwekkend is, maar van ongelijke sterkte. Bovendien zijn de troepen van de kustverdediging doorgaans van middelmatige kwaliteit. Naast de SS divisies, de pantsereenheden en de parachutisteneenheden, die zeer goed bewapend en gemotiveerd zijn, zijn er een twintigtal statische divisies die voornamelijk uit oudere of herstellende mannen of Osttruppen (vrijwilligers uit de in het oosten bezette gebieden) bestaan en die alleen maar over verouderde of op de vijand buitgemaakte wapens beschikken. Hugo Van Kuyck (1902-1975) Hugo Van Kuyck stamt uit een Belgische artistieke familie. Hij begint in de architectuur maar wordt in 1932 burgerlijk ingenieur. De luchtvaart en de zeemacht hebben hem altijd mateloos geboeid. In 1934 en 1936 behaalt hij het brevet van stuurman en schipper ter kustvaart. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vertrekt hij naar de Verenigde Staten waar hij aan verschillende technische instituten en universiteiten cursussen en lezingen geeft. De US-Army contacteert hem en hij wordt hun adviseur, voornamelijk inzake camouflage. In juli 1942 komt hij officieel met de graad van luitenant bij de Genie. Hij zal een witte raaf zijn, één van de weinige buitenlandse officieren in het Amerikaanse leger. Hij wordt ingedeeld bij de Engineer Amphibian Command. Hij houdt zich bezig met de productie van de DUKW’s (GMC amfibievoertuig). In Groot-Brittannië komt hij aan het hoofd te staan van de Beach Intelligence Section. Vanaf 1943 moet deze groep – met het oog op de landing – kaarten van de Franse kustlijn opstellen. In de weken vóór Overlord tekent de ploeg van Van Kuyck zeer gedetailleerde kaarten van de Normandische stranden waar de operatie zal plaatsvinden. Ze doen dit op basis van tussen half maart en half mei 1944 gemaakte luchtfoto’s. Al naargelang hun editie, worden de kaarten en profieltekeningen aangevuld met een aantal voor het succes van de operatie noodzakelijke hydrografische, fysieke en militaire gegevens. Ze belanden uiteindelijk in de handen van de stuurlui van de landingsvaartuigen die zo op elk moment hun positie zullen kunnen bepalen. In de vroege ochtend van 6 juni neemt Van Kuyck de leiding over de Beach Survey Party. Deze moet de weerstand van het zand peilen om te zien of de zware voertuigen kunnen ontschepen in de Amerikaanse sector van Omaha. Zijn prestaties zullen hem een ereteken en de graad van luitenantkolonel van de US-Army opleveren; later wordt hij korvetkapitein bij de Belgische zeemacht. 49 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G Spoorwegsabotage, © Soma 50 De meteorologische en maritieme omstandigheden van de landing D E De meteorologische en maritieme omstandigheden van de landing Operatie-Overlord kan alleen succesvol verlopen bij gunstige meteorologische omstandigheden. Het weer is niet alleen cruciaal op D-day, maar blijft ook belangrijk op de daaropvolgende dagen en weken (met name voor de interventies van de luchtmacht). Een ploeg meteorologen is er, naast de strategen, dan ook voortdurend mee bezig. In de maanden vóór de landing worden voor elke fase van de operatie de minimaal noodzakelijke weersomstandigheden bepaald. Er is een licht bewolkte hemel nodig voor de voorafgaande bombardementen, een zwakke wind voor de parachutisten en een kalme zee voor de verscheping en ontscheping van manschappen en materieel. Gelukkig spelen ook meer voorspelbare elementen een rol, zoals de stand van de maan en het tijdstip en de omvang van de getijden. Alle puzzelstukken vallen gemiddeld slechts drie keer per maand in elkaar. T W E E D E Het verzet De staf van de speciale eenheden, die is ontstaan uit de fusie tussen eenheden van de Britse en Amerikaanse geheime diensten, bereidt in de maanden vóór de landing verschillende verzetsacties voor in Frankrijk en leidt ze daarna in goede banen. Haar instructies worden in mei 1944 overal in Frankrijk rondgestuurd. Deze richtlijnen worden opgevat als tactische handleiding voor de verzetslui; ze beschrijven in detail de belangrijkste acties die de komst van de Duitse versterkingen in de beslissende uren net na de ontscheping zo mogelijk moeten verhinderen of minstens vertragen. De sabotageplannen betreffen vooral spoorwegen (groen plan), telefoonlijnen (paars plan) en elektrische installaties (blauw plan). De voor de uitvoering van deze sabotagedaden samengestelde teams worden verwittigd door middel van door de BBC uitgezonden "waarschuwingscodezinnen" gevolgd door "actiecodezinnen", waaronder de bekende verzen van Verlaine: Les sanglots longs des violons de l’automne... blessent mon coeur d’une langueur monotone. In de nacht van 5 op 6 juni 1944 voeren de verzetsnetwerken (bijna 40 in de Normandische regio) meer dan duizend sabotagedaden uit. Hun doeltreffendheid overtreft de verwachtingen en leidt tot een spectaculaire stijging van het ledenaantal van het verzet. Bijna overal leidt het enthousiasme en de hoop op een nakend eind van de oorlog ertoe dat men tot guerrilla overgaat. 51 W E R E L D O O R L O G Zone XV D E 15.6bis 15.5 15.6 15.7 T W E E D E W E R E L D O O R L O G 15.4 15.3 E 15.1 15.2 De landing, © KLM De Funnies, © KLM 52 D C B A De landing van Normandië De operatie zal uiteindelijk op 6 juni 1944 plaatsvinden onder het opperbevel van de Amerikaanse generaal Eisenhower. In de aanloop naar D-Day verzamelt een oorlogsvloot van 7.000 schepen van alle mogelijke types zich in de havens van Groot-Brittannië. Operatie-Neptune, de maritieme fase van Overlord, kan van start gaan. De al sedert enkele dagen bemande schepen steken van wal en komen samen bij het eiland Wight waar de konvooien worden samengesteld. Onder bescherming van kabelballonnen en voorafgegaan door kunstmatige nevelsluiers, kiezen ze uiteindelijk open zee richting Normandië en varen in het kielzog van de mijnenvegers. Terwijl de vloot de kust nadert, worden ’s nacht enkele luchtlandingsdivisies gedropt aan weerskanten van het toekomstige slagveld waarvan ze de toegangen moeten blokkeren. Om de aandacht van de Duitse verdediging af te leiden, wordt de kustlijn massaal gebombardeerd. Tussen Cherbourg en Le Havre vallen meer dan 8.000 ton bommen. Enkele uren later worden de landingsvaartuigen te water gelaten. Volgeladen met manschappen en materiaal varen ze door een woelige zee en onder een regen van kogels naar de kust, waar de vijand intussen van zijn verrassing bekomen is. De logistiek van de landing Hobarts funnies Onder leiding van de Britse pantserexpert generaal Percy Hobart werd een reeks tanks omgebouwd met het oog op de landing. Ze worden funnies genoemd en een aantal ervan hebben dierennamen. Deze bijzondere tanks zijn in staat om het mulle strandzand te overbruggen zonder erin weg te zakken (dankzij een grote rol canvas die als een tapijt voor de tank uitrolt), vijandelijke verdedigingen als antitankgrachten of muren te overschrijden (met een brug die ze op hun rug vervoeren), of te vernietigen, door mijnvelden te rijden (de ‘crab’ is uitgerust met een vlegel met metalen kettingen die mijnen veegt), bunkers in as te leggen (de ‘crocodile’ beschikt over een vlammenwerper die van 1.800 liter brandstof is voorzien en een bereik heeft van 110 meter) en zo de opmars van de eenheden te bevorderen. De Mulberry havens Na de landing is het een onophoudelijk komen en gaan van schepen die pendelen tussen de Britse havens en de Normandische stranden om er de nodige troepen te ontschepen. De geallieerden beschikken vooralsnog niet over grote haveninstallaties. Daarom installeren ze in Arromanches en in Vierville twee artificiële havens – Mulberries – elk met een capaciteit vergelijkbaar met die van de haven van Dover. De bouw van deze twee technische hoogstandjes begint in Groot-Brittannië. De dag na de invasie 53 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G De oliepijpleiding Pluto, © NARA De stad Caen in puin, © KLM 54 worden de afzonderlijke onderdelen over het Kanaal verscheept om ter plaatse te worden geassembleerd. De kunstmatige haven van Vierville wordt evenwel tijdens de opbouw vernietigd door een storm. Door het gebruik van deze infrastructuur, de landing op de stranden en het onverhoopte rendement van de Normandische haventjes, kunnen de Geallieerden hun troepen versterken. De oliepijpleiding Pluto Bij het hervatten van de bewegingsoorlog in augustus verplaatst het front zich snel naar het oosten en worden de aanvoerlijnen langer. Er is dringend nood aan brandstof. De brandstof wordt gedeeltelijk aangevoerd via de onderzeese Pluto (Pipe-line under the Ocean) brandstofpijplijn, die op het land wordt voortgezet. Het grootste deel van de brandstof wordt evenwel vervoerd in jerrycans op duizenden vrachtwagens die de Red Ball route afleggen. Deze voor burgertransport verboden routes worden dag en nacht bereden door vrachtwagens beladen met prioritaire goederen (brandstof, munitie, voedsel en voorraden). In de daaropvolgende maanden volgt dit netwerk de opmars van de Geallieerden doorheen Frankrijk en België. De burgerbevolking Ondanks de talrijke oproepen waarmee de BBC de inwoners van de streek aanspoort om het risicogebied te evacueren (de bevolking beschikt echter niet langer over radio’s, omdat die door de Duitsers in beslag zijn genomen) en de duizenden strooibiljetten (die door de locale bewoners niet ernstig worden genomen) wordt de locale bevolking volledig verrast door de landing. Aanvankelijk denken sommigen dat het om een oefening van de Duitsers of om een test gaat, zoals in Dieppe. Al snel zitten de inwoners echter middenin het strijdgewoel. De boerderijen, velden en moerassen van de ganse kuststreek worden door geallieerde soldaten overspoeld. Sommige boeren snellen paracommando’s die in de moerassen verzeild zijn geraakt te hulp en verstoppen ze voor de Duitsers. Wanneer die opnieuw in het offensief gaan, fusilleren ze alle burgers waarvan ze vermoeden dat ze de Geallieerden hebben geholpen. Ondanks de beschietingen zijn er boeren die rustig hun koeien blijven melken en zich liever in hun boerderijen opsluiten dan weg te vluchten. Maar in het heggenlandschap waar de vijand zich achter elke haag kan verschuilen, worden er wel eens per ongeluk burgers door geallieerde soldaten doodgeschoten. Ook de steden hebben het zwaar te lijden. Zo wordt Caen eerst door de Geallieerden bestookt, om vervolgens tot 19 juli aan de Duitsers bombardementen te worden onderworpen. Ze zaaien dood, vernielen ganse wijken en laten straten onherkenbaar achter. Een aantal bewoners tracht naar het platteland te vluchten maar ook daar raken ze bij dezelfde bloedige gevechten betrokken. 55 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G Zone XVI 16.2 D E 16.1 T W E E D E 16.3 W E R E L D O O R L O G Colonne Duitse krijgsgevangenen, © KLM 56 De slag om Normandië Van 7 juni tot 22 augustus slaagt de Duitse krijgsmacht erin om de uitbreiding van de geallieerde bruggenhoofden in het dichtbeboste heggenlandschap van de bocage tegen te houden en de Britten elke vorm van terreinwinst in de omgeving van Caen te beletten. Caen, het middelpunt van de slag om Normandië, zal na wekenlange intensieve bombardementen en verschillende tactiekwijzigingen op 19 juli eindelijk in Britse handen vallen. Tegelijkertijd steken de Amerikanen het schiereiland Contentin over en rukken ze op naar Cherbourg, dat ze op 27 juni veroveren. Om door de Bocage heen te komen en hun opmars naar het zuiden en vervolgens het westen te kunnen hervatten, lanceren de Amerikanen op 25 juli operatie-Cobra: een kortstondig offensief dat wordt voorafgegaan door intensieve luchtbombardementen. Door op de stranden achtergelaten drakentanden op Shermantanks te monteren, slagen de Amerikaanse divisies er uiteindelijk in om de Duitse verdediging te doorbreken. Verzwakt, ontwricht en op sommige plaatsen omsingeld, moeten de Duitsers gaandeweg stukken terrein opgeven, zodat de Amerikanen er op 30 juli in slagen om Avraches te bereiken. De troepen storten zich in de bres die is geslagen en rukken aan een snel tempo op richting Loire en Bretagne. Op 7 augustus doen de Duitsers in Mortain een laatste poging tot een tegenaanval, die echter op niets uitloopt. Onder gezamelijke druk van de Canadezen en de Polen in het noorden, de Britten in het westen en de Amerikanen in het zuiden, sluit het net zich om de Duitse eenheden, die op 19 augustus een omsingeling in de streek van Falaise niet kunnen vermijden. Op 21 augustus eindigt de slag om Normandië met de inname van de "poche de Falaise", de "zak" waarin de laatste Duitse troepen gevangen zitten. Naast tal van verwoeste steden en dorpen betreuren de Normandiërs 20.000 doden. Overal begint het Duitse leger aan zijn terugtocht. Wel blijven er omvangrijke garnizoenen achter in de belangrijke havens van Brest in de Verdon, SaintNazaire en Lorient. Het Duitse verzet tegen het Hitler-regime Van bij zijn aantreden stelt Hitler een terreurregime in (straatgeweld, opsluiting in kampen en gevangenissen, ...). Elke daad van weerspannigheid die wordt beschouwd als antinationaal en anti-Duits, wordt streng bestraft. Toch besluit een kleine minderheid van Duitsers vanaf 1933 actief of passief verzet te plegen, zonder evenwel georganiseerde netwerken te vormen. Het uitbreken van de oorlog zal hun actie radicaliseren. De communistische, socialistische, sociaal-democratische en syndicale dissidenten zullen de eerste slachtoffers zijn van deze repressie. Om hieraan te ontsnappen, duiken sommigen onder, terwijl anderen voor ballingschap kiezen, waar ze het gezelschap krijgen van 57 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G De ruïnes van Hitlers hoofdkwartier na de aanslag, © DHM 58 opposanten van diverse strekkingen. Vanuit het buitenland probeert elk van deze groepen de rest van de wereld te informeren over wat er in Duitsland gebeurt en het binnenlandse verzet te steunen. De (katholieke en protestantse) kerken nemen geen collectief standpunt in tegen het naziregime, maar ijveren voor hun autonomie. In kerkelijke kringen gaan wel geïsoleerde stemmen op die de euthanasie openlijk veroordelen - wat het regime zal dwingen een eind te stellen aan deze praktijk - zoals ook de Jodenvervolging. Sommige jongeren uit jeugdbewegingen of intellectuele kringen (zoals de Weiße Rose of Witte Roos) organiseren het verzet tegen het naziregime door het plegen van burgerlijke ongehoorzaamheid, het verspreiden van vlugschriften met antipropaganda of het onderdak verschaffen aan mensen die blootstaan aan vervolging. Bepaalde, vaak conservatieve burgerelites, organiseren denktanks over het lot van Duitsland in het post-Hitler tijdperk. Deze benaderen hooggeplaatste militairen die vijandig staan tegenover het naziregime. Vóór de oorlog proberen ze samen de andere naties in te lichten over de gevaren van het naziregime, maar ze vinden nauwelijks gehoor. Na het begin van de oorlog smeden ze een complot om Hitlers regime door een staatsgreep omver te werpen. Geïsoleerde verzetslieden of weerstandsgroepen zullen er nooit in slagen om Hitler in verlegenheid te brengen. De aanslag van 20 juli 1944 was de meest geslaagde poging om Hitler te elimineren. Behoudsgezinde burgers en militairen, gesteund door progressieve milieus, verenigen hun krachten en beginnen aan de voorbereiding. De aanslag moet worden gevolgd door een staatsgreep die Duitsland moet verlossen van het nationaal-socialistische regime en een eind moet maken aan een oorlog die ze als misdadig beschouwen. Kolonel von Stauffenberg wordt de centrale figuur van de samenzwering te Berlijn. Dankzij een nieuwe aanstelling in juni 1944 slaagt hij erin om in de buurt van de Führer te geraken. Op 20 juli kan von Stauffenberg doordringen tot in het hoofdkwartier van Hitler nabij Rastenburg, met in zijn boekentas twee bommen. Hij slaagt er slechts in om één van beide op scherp te stellen; hij plaatst zijn boekentas in de nabijheid van de Führer en verlaat het hoofdkwartier. Ondanks een geweldige explosie raakt Hitler slechts lichtgewond. von Stauffenberg is echter overtuigd van Hitlers dood. Hij verwittigt de samenzweerders in Berlijn, die echter blijven twijfelen, zodat de operatie met vertraging van start gaat. Wanneer ze op het einde van de dag vernemen dat de aanslag is mislukt, blazen ze alles af. Officieel schrijven de nazi’s deze aanslag toe aan ‘een kliekje’, maar in het geheim lanceren ze een grootschalige repressie tegen de verdachten en hun familie. von Stauffenberg wordt in de nacht van 20 juli gefusilleerd samen met 3 andere samenzweerders; andere hooggeplaatste militairen (Rommel, von Kluge, enz...) worden tot zelfmoord gedwongen. Het naziregime zal deze zaak als voorwendsel aangrijpen om zowat 5.000 opposanten die van dichtbij of veraf betrokken zijn bij de samenzwering te arresteren of om te brengen. 59 D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G B E Z E T Bezet België: Zone A: de bezetting B E L G I E Koning Leopold III, © KLM De Belgische regering in Londen, © KLM 60 België bezet De bezetting Het Belgische leger capituleert op 28 mei 1940. Vanaf dan wordt er een Duits militair bestuur geïnstalleerd onder leiding van generaal Alexander von Falkenhausen. Als staatshoofd en opperbevelhebber van het leger beslist Koning Leopold III zichzelf net als zijn soldaten als krijgsgevangene te beschouwen. Hij beschouwt de oorlog, die door de Duitsers is gewonnen, als voorbij en hoopt door zijn aanwezigheid in België het lot van zijn medeburgers te kunnen verlichten en een nieuw statuut voor België te kunnen afdwingen. Het kasteel van Laken wordt hem als residentie toegewezen. Door zijn functie als opperbevelhebber van het leger te laten primeren op die van staatshoofd, snijdt hij zichzelf af van de Belgische regering, die beslist om de strijd verder te zetten. Nadat ze naar Frankrijk zijn gevlucht, bereiken verschillende regeringsleden, in sommige gevallen na erg onwaarschijnlijke omzwervingen, Groot-Brittannië, het laatste land dat weerstand weet te bieden aan de Duitsers. Eind oktober 1940 stellen eerste minister Hubert Pierlot, minister van buitenlandse zaken Paul-Henri Spaak, minister van financiën Camille Gutt en minister van kolonies Albert De Vleeschauwer een Belgische regering in ballingschap samen, die zich net als die van andere landen als Nederland, Polen, Noorwegen, Tsjecho-Slowakije en Frankrijk aan de zijde van de Geallieerden schaart om de strijd tegen Hitler verder te zetten. Het Belgische parlement is door de oorlog feitelijk ontbonden en een Duitse verordening verbiedt de parlementariërs elke politieke activiteit. Velen zijn echter gevlucht voor de Duitse opmars. De meesten keren daarop terug naar België, waar sommigen gedwongen zijn om onder te duiken. Een dertigtal slaagt er echter in Londen te bereiken waar ze een parlement vormen dat in de praktijk echter weinig zeggingskracht heeft. In bezet België zijn de secretarissen-generaal, de hoogste ambtenaren in rang in de ministeries, de “verplichte” aanspreekpersonen voor de Duitsers. Vanaf 10 mei 1940 krijgen ze opdracht van hun respectievelijke ministers om op post te blijven en zo de bestuurlijke continuïteit te verzekeren, zonder dat ze echter over enige wetgevende macht beschikken. Geconfronteerd met de realiteit van de bezetting besluiten ze op 12 juni 1940 echter om toch besluiten met wetgevende kracht uit te vaardigen om op die manier een rechtstreeks bestuur door de Duitsers te vermijden. Die zijn op hun beurt tevreden dat ze de last van een administratie niet zelf hoeven te dragen. Niettemin oefenen ze een zekere controle uit en zetten ze de secretarissen-generaal voortdurend onder druk. Al bij al verloopt deze gedwongen samenwerking echter relatief vlot. De minder soepele secretarissen-generaal worden echter ontslagen of op 61 B E Z E T B E L G I E B E Z E T B E L G I E Feldgendarme, © KLM Staf Declercq, © KLM Léon Degrelle, © KLM Recruteringsaffiche voor de NSKK, een Duitse militaire organisatie voor transport, © KLM 62 verplicht pensioen gesteld en vervangen door personen die de Duitsers goed gezind zijn. Op economisch vlak voert Alexandre Galopin, gouverneur van de Generale Maatschappij, een politiek van het “minste kwaad”: de zogenaamde Galopindoctrine. Zo probeert men de Belgische industrie in gang te houden om een al te grote economische crisis en werkloosheid te vermijden. Het gaat er dus om de fabrieken te doen draaien, ook wanneer dat leveren aan de Duitsers betekent, hoewel het niet om strategisch materiaal gaat. Zo’n riskant beleid was echter moeilijk in de praktijk te brengen en vaak oefenden de Duitsers zoveel druk uit dat men niet kon weigeren om voor de Wehrmacht te produceren. Die druk neemt toe na de invoering van de verplichte tewerkstelling. Van bij het begin van de oorlog worden Belgische arbeiders aangezet om in Duitsland te gaan werken. Omdat haar eigen mannen massaal onder de wapens zijn geroepen, zit er voor Duitsland niets anders op dan buitenlandse werkkrachten aan te trekken. Een aantal Belgen die werkloos zijn, op de hogere lonen uit zijn of er ideologische beweegredenen op na houden, gaan in Duitsland werken. In de ogen van de Duitsers zijn de vrijwilligers echter niet talrijk genoeg: daarom voeren ze de verplichte tewerkstelling in voor mannen tussen 18 en 50 jaar oud en voor ongehuwde vrouwen tussen 21 en 35 jaar, eerst in België (vanaf maart 1942) en vervolgens in Duitsland (oktober 1942). Die maatregel brengt de slechte herinneringen aan de deportatie van arbeiders tijdens de Eerste Wereldoorlog terug naar boven en geeft massaal aanleiding tot burgerlijke ongehoorzaamheid waarbij werkweigeraars onderduiken. Het verzet wint talrijke nieuwe leden. De collaboratie Een beperkt percentage van de Belgische bevolking (ongeveer 0,64 % wordt na de oorlog voor collaboratie vervolgd) kiest ervoor om samen te werken met de Duitsers. Die collaboratie neemt verschillende vormen aan en is het gevolg van diverse beweegredenen. Sommigen kiezen de kant van de bezetter omdat ze er materiële voordelen in zien, anderen gebruiken het als een middel om hun persoonlijke vetes op te lossen. Nog anderen laten zich beïnvloeden door familieleden, terwijl sommigen trouw blijven aan de extreem rechtse sympathieën die ze tijdens het Interbellum (binnen het VNV -Vlaams Nationaal Verbond- van Staf Declerq of het Rex van Léon Degrelle) ontwikkelden. De Vlaams-nationalisten hopen dankzij de Duitse aanwezigheid diepgaande hervormingen te kunnen doorvoeren en sommigen hopen zelfs op de oprichting van een Vlaamse staat. Vlaams-nationalisten en Rexisten infiltreren met de hulp van de Duitsers op verschillende plaatsen het openbare leven doordat ze tot secretaris-generaal of burgemeester worden benoemd. Collaboratie kan uit geïsoleerde, individuele daden bestaan, bijvoorbeeld het schrijven van brieven om iemand te verklikken, bepaalde zaken aan de Duitsers verkopen, omgaan met de bezetter (voor vrouwen is er in dat geval 63 B E Z E T B E L G I E B E Z E T Paspoort van Isaac Assael, met de vermelding “Jood”, © Adm des Victimes de guerre B E L G I E Het kamp van Nordhausen, Duitland, bij de bevrijding in 1945, © KLM 64 sprake van ‘horizontale collaboratie’). Daarnaast kan ze zich echter in een meer georganiseerd kader voordoen: het kan gaan om politionele of militaire collaboratie: de collaborateurs nemen dienst bij de politieke politie of Gestapo door para-militaire eenheden op te richten, dienst te nemen bij organisaties zoals de NSKK of door het samenstellen van Vlaamse of Waalse legioenen die tijdens de oorlog tegen de Sovjet-Unie in het Duitse leger aan het Oostfront worden opgenomen. Het kan ook gaan om intellectuele collaboratie door artikels te schrijven in door de Duitsers gecontroleerde kranten waarin de lof van de nazi-samenleving wordt gezongen of door te werken voor radiozenders die in Duitse handen zijn. Op alle maatschappelijke niveaus en in alle regio’s treffen we occasionele of overtuigde collaborateurs aan. Ze worden meestal “zwarten” genoemd omwille van de kleur van het uniform dat wordt gedragen door degenen die het meest in de kijker lopen. Ze worden door het overgrote deel van de bevolking gehaat en gevreesd: vaak zijn ze het slachtoffer van aanslagen door het verzet, wat dan weer gruwelijke vergeldingsmaatregelen van de Duitsers met zich meebrengt. De repressie De bezetter oefent strenge controle uit op de burgerbevolking en voert een georganiseerd schrikbewind tegen bepaalde categorieën, in de eerste plaats Joden. Volgens Hitler, die zijn obsessieve Jodenhaat in zijn boek Mein Kampf uiteenzet, is antisemitisme een essentieel onderdeel van de “wereldfilosofie”. In september 1935 wordt het “staatsburgerschap van het Reich”, waarvan Joden zijn uitgesloten, door de wetten van Nüremberg gecodificeerd, om het Duitse bloed en de Duitse eer te beschermen. Concrete maatregelen hebben tot doel het Arische ras te zuiveren en emigratie te bevorderen: Joden worden uit het Reich verwijderd, eerst door ze in getto’s onder te brengen en later door ze uit te roeien. In 1940 bestaat de Joodse gemeenschap in België uit zo’n 66.000 mensen waarvan er slechts 4.000 de Belgische nationaliteit bezitten. Van oktober 1940 tot augustus 1942 vaardigen de Duitse militaire machthebbers 18 antisemitische verordeningen uit die toelaten de Joodse bevolking te tellen, af te zonderen, te immobiliseren en te identificeren (door het dragen van een gele Jodenster of door aanplakbiljetten in winkelvitrines) om hun bezittingen te inventariseren en in beslag te nemen. De gevolgen voor de Joodse gemeenschap zijn vanzelfsprekend dramatisch. Onder het mom van Arbeitseinsatz (de verplichte tewerkstelling) worden alle in kaart gebrachte Joden geconvoceerd en verzameld in de Mechelse Dossinkazerne. Terwijl het deel dat gehoor geeft aan de oproep gedeporteerd wordt, zijn er anderen die weigeren om te gehoorzamen: ze worden opgepakt tijdens razzia’s of duiken onder. Van 4 augustus 1942 tot 31 juli 1944 vertrekken er vanuit de Dossinkazerne 28 spoorwegkonvooien die samen 24.906 Joden naar Auschwitz voeren. Twee derden van hen wordt onmiddellijk uitgeroeid. Slechts 1.205 zullen na de oorlog terugkeren. Discriminatiemaatregelen, gevangenzetting en deportatie zijn maatregelen die ook communisten (na de inval in de USSR in juni 1941), verzetsstrijders, werkweigeraars, zigeuners, vrijmetselaars en homoseksuelen ten deel vallen. 65 B E Z E T B E L G I E B E Z E T B E L G I E Bezet België Zone B: het dagelijks leven Voedselbonnen, © KLM Nagebouwde keuken, © KLM Het verzet stuurt Londen geheime inlichtingen over de Duitse troepenbewegingen, © KLM 66 Gijzelaars, die de Duitsers toevallig bij razzia’s of onder hooggeplaatste personen (gemeenteraadsleden, notarissen, dokters) buitmaken, worden opgesloten of gefusilleerd als vergeldingsmaatregel wanneer er aanslagen worden gepleegd door het verzet. Het dagelijkse leven De verduistering Om de vliegtuigen van de vijand geen richtpunten te geven, moeten alle lichtbronnen worden afgeschermd. Luiken en gordijnen worden hermetisch gesloten of zijn met dik papier afgeplakt. In de straten worden de zaklamp van de voetgangers of ‘zing-zing’ en de lichten van de fietsen, auto’s en trams met stof afgedekt zodat er slechts een paar lichtstrepen zichtbaar blijven. De stad wordt akelig donker van zodra het duister valt. De rantsoenering Die wordt al ingesteld in de eerste dagen van de bezetting en heeft betrekking op noodzakelijke levensmiddelen als brood, vlees of aardappelen die tegen voedselbonnen (die de gemeentelijke administratie verstrekt) en geld moeten worden geruild. In sommige gevallen worden er bijkomende rantsoenen verstrekt aan zwakkere personen als kinderen, bejaarden en zwangere vrouwen. De officiële rantsoenen bestaan uit 1.300 calorieën (veel minder dan de vereiste 2.400 calorieën) en zelfs daarvan is vaak maar 30% tot 50% voorhanden. Inkopen doen wordt een beproeving, omdat men constant in de rij staat om kleren, voedingswaren of brandstof te kopen. Wie de schaarste wil omzeilen, moet blijk geven van een grote vindingrijkheid. Speciale kookboeken bevatten tips om toch nog een gevarieerde maaltijd op tafel te zetten met zo weinig mogelijk geld, om het meeste uit voedingswaren te halen en gebruik te maken van ersatz (vervangproducten), bijvoorbeeld door koffie te maken van eikels of taarten van aardappelen. Daarnaast ontstaat er een parallel, illegaal circuit, een zwarte markt waar alles te krijgen is zonder bons maar aan waanzinnige prijzen. Ook kleding staat op de bon omdat er te weinig grondstoffen zijn. Zo worden zijden kousen, die niet meer te krijgen zijn, door “vloeibare kousen” vervangen. Het verzet Een klein deel van de bevolking (2,5 tot 3 %) pleegt verzet. Net als bij de collaborateurs gaat het hier zowel om individuele als georganiseerde acties. Op 21 juli, de nationale feestdag of op 11 november (de dag van de Duitse nederlaag in 1918) in de nationale kleuren gehuld onder de neus van de Duitsers in de straten rondlopen, brieven van verklikkers vernietigen, antiDuitse graffiti aanbrengen, clandestiene geschriften doen circuleren of naar radio Londen luisteren zijn stuk voor stuk daden van verzet. Sommigen gaan al op 10 mei 1940, bij het begin van de bezetting, 67 B E Z E T B E L G I E B E Z E T Bezet België. Zone C: het verzet B E L G I E De clandestiene pers tracht het moraal van de bevolking hoog te houden, © KLM Het verzet ontvangt containers met materiaal dat vanuit Londen met parachutes wordt gedropt, © KLM Het gewapende verzet saboteert vooral communicatiewegen die van vitaal belang zijn voor het Duitse troepentransport, © KLM 68 ondergronds. Het verzet organiseert zich vaak op de grondvesten van organisaties die tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn ontstaan. Haar rangen breiden zich uit naarmate het naziregime harder optreedt en nog meer wanneer het ernaar uitziet dat de Duitsers de oorlog gaan verliezen. Massale deportaties van politieke tegenstanders, Joden en arbeiders in het kader van de verplichte tewerkstellingen, het verdwijnen van elke vorm van juridische bescherming zorgen ervoor dat de rangen van het verzet zich voortdurend uitbreiden. Het verzet kan verschillende vormen aannemen: Hulp aan illegalen en het opzetten van vluchtroutes Of het nu gaat om ontsnapte gevangenen, in bezet gebied neergeschoten geallieerde piloten, verzetsstrijders, werkweigeraars of Joden, alle illegalen moeten over valse papieren beschikken om aan mogelijke politiecontroles te ontsnappen. Ze moeten worden verstopt om niet gearresteerd, gedeporteerd of gefusilleerd te worden. Verschillende verzetsnetwerken zetten ontsnappingsroutes op om geallieerde piloten uit de bezette gebieden te smokkelen of Joodse kinderen voor deportatie te vrijwaren. Zo slaagt L’Oeuvre Nationale de l’Enfance er onder leiding van Yvonne Nevejan in om voor 4.000 Joodse kinderen die bij gastgezinnen, in instellingen en scholen zijn ondergebracht, valse papieren en voedselbonnen te bemachtigen. De inlichtingendiensten Het inzamelen en verspreiden van zoveel mogelijk informatie over de Duitse, voornamelijk militaire, activiteiten in de bezette gebieden bezorgen de Geallieerden en de Belgische regering in ballingschap nuttige aanwijzingen die de oorlogsinspanning ten goede komen. Vanaf 1942 intensifiëren de Britse geheime diensten hun contacten met het verzet met het oog op de landing door geheimagenten en zendmateriaal ter plaatse te sturen en toe te zien op een betere organisatie van de netwerken. De clandestiene pers Op 19 mei 1940 wordt de Belgische pers onderworpen aan de Duitse censuur. Reeds in de zomer duiken de eerste clandestiene pamfletten op. Ze zijn belangrijk omdat ze het moraal van de bevolking hoog moeten houden, antiDuitse instructies geven en een ongecensureerde bron van informatie vormen. Door hun gedwongen anonimiteit genieten de journalisten een grote vrijheid van meningsuiting waarbij ze de bevolking zelfs aanzetten tot het plegen van aanslagen op collaborateurs of Duitsers of tot het uitvoeren van wraakacties. De clandestiene pers was één van de meest bekende en ontwikkelde verzetsvormen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het is dus geen verrassing dat de eerste clandestiene pamfletten al zo snel opduiken. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog kent deze vorm van verzet bijzonder veel bijval: tijdens de ganse duur van de oorlog circuleren er niet minder dan 600 verschillende titels! Het gewapende verzet Naast sabotage -op locaal initiatief of in coördinatie met de Britse geheime 69 B E Z E T B E L G I E B E Z E T Bezet België Zone D: de deportatie B E L G I E Duits concentratiekamp, © KLM Het Duitse kamp van Orianenburg , © DHM Het fort van Breendonk, © KLM 70 diensten in Londen- van de infrastructuur die de bezetter gebruikt (spoorwegen, wegen, elektriciteitscentrales) trachten de leden van het gewapend verzet de vijand te ontwrichten door collaborateurs en verklikkers uit te schakelen. Hun aanslagen geven vaak aanleiding tot zware vergeldingsacties tegen onschuldige burgers vanwege de bezetter of de collaborerende milities. Naarmate de bevrijding nadert, worden er steeds meer wapens en materiaal per parachute gedropt. Na de landing in Normandië gaat het verzet zijn activiteit verhogen. Het gewapende verzet draagt bij tot de bevrijding door verkenningsmissies of veroveringsmissies uit te voeren voor de Geallieerden. Aan het einde van de oorlog speelt het Belgische verzet een belangrijke rol door de Duitsers het land uit te jagen, vooral tijdens de gevechten in de haven van Antwerpen. Door haar acties heeft ze de bijdrage van het Belgische leger aan de geallieerde overwinning vergroot. De deportatie Vanaf 1933 laat Hitler concentratiekampen bouwen die oorspronkelijk bedoeld zijn voor Duitse tegenstanders van het bewind (communisten, vakbondsmensen, socialisten,...), Joden en iedereen die het bewind op welke manier ook in verlegenheid zou kunnen brengen (asocialen, homoseksuelen, vrijmetselaars) of die niet aan de rassencriteria van de nazi’s beantwoordt (o.a. zigeuners). Tijdens de oorlog worden er ook verzetslui in opgesloten. Dachau is het eerste van de lange lijst van honderden kampen en satellietkampen in het Reich en de bezette gebieden (het Fort van Breendonk in België). De levensomstandigheden in de kampen die onder de bevoegdheid van de SS vallen, zijn erbarmelijk: gezondheidsomstandigheden beneden alle peil, ondervoeding, slagen en martelingen, executies zonder enige vorm van proces, sadistische bewakers en pseudo-wetenschappelijke experimenten maken deze kampen tot een hel op aarde en hun bewoners sterven dan ook massaal. Ook de dwangarbeid die de gevangenen in de kampen moeten verrichten, meestal ten voordele van Duitse bedrijven, brengt meestal hun dood met zich mee. Naast concentratiekampen zijn er ook uitroeiingskampen, vooral bestemd voor het uitroeien van Joden met zyklon B-gas. Er zijn echter ook concentratiekampen die over een uitroeiingssectie beschikken, zoals in Auschwitz het geval was. 71 B E Z E T B E L G I E B I B L I O G R A F I E BAUWENS, J., TERLOUW, P., EBELING, H.C. Dossier 1940-1945. Spitfires contra stuka’s. De slag om Engeland, Antwerpen, De Goudvink, z.d. BLOND, G. Landing in Normandie, s.l., Balans, 1984 CARELL, P. Operatie Barbarossa. Hitlers veldtocht tegen de Sovjet-Unie, Hoorn, West-Friesland, 1963 CORRELLI, B. De oorlog in de woestijn. Van Sidi Barrani tot El Ala mein, Baarn, Hollandia, 1961 COSTELLO, J. & HUGHES, T. De slag om de Atlantische Oceaan, Bussum, De Boer Maritiem, 1980 DEAR, I.C.B. The Oxford Companion to World War II, OxfordNew York University Press, 2001 FACON, P. La guerre aérienne (1933-1945), éd. Larivière, Rennes, 2003, 207p. Het Oostfront, Aartselaar, Zuidnederlandse UitgeFOWLER, W. verij, 2004 FRIEDRICH, J. L’incendie. L’Allemagne sous les bombes, 1940-1945, ed. Fallois, Paris, 2004 GALLO, M. L’Italie de Mussolini: vingt ans de l’ère fasciste, Bruxelles, Marabout, 1980 GELDHOF, J. Royal Navy - Section belge. 1940-1945. In Focus, Kortrijk, Verraes, 2002 GERARD-LIBOIS, J., GOTOVITCH, J. L’An 40. La Belgique occupée, Bruxelles, CRISP, 1971 GOTOVITCH, J. (réd.) La société belge sous l’occupation allemande (19401944), Bruxelles, Ed. Complexe, 2002 Grootboek van de Tweede Wereldoorlog, Amsterdam, Reader’s Digest, 1975 La résistance allemande contre Hitler, Balland, Paris, HOFFMANN, P. 1984 JACOBS, M. Raversijde, 1940-1945. De Atlantikwall: batterij Saltz wedel neu Tirpitz, uit. Provincië West-VLaanderen, Oostende, 1995 La société belge sous l’occupation allemande 1940JACQUEMYNS, G. 1944, Bruxelles, Office de publicité, 1950 JONES, V. Operatie Toorts. De Geallieerde Inval in Noord-Afrika, in Bibliotheek van De Tweede Wereldoorlog, Standaard Uitgeverij, 1995 MABILLE, X. Histoire politique de la Belgique. Facteurs et acteurs de changement, Bruxelles, CRISP, 1986 MASON, D. Operatie Avalanche. De Geallieerde Landing in ZuidItalië, in Bibliotheek Van de Tweede Wereldoorlog, 72 Antwerpen, Demoniah, 1991 MILZA, P., BERSTEIN, S. Dictionnaire historique des fascismes et du nazisme, Bruxelles, Ed. Complexe, 1992 H. LIDDELL-HART, B. Histoire de la Seconde Guerre mondiale, Librairie Fayard, Paris, 1973 PRITCHARD, R.A. D-day: Invasie in Normandie. Van de eerste plannen tot en met de bevrijding van Parijs, Weert, Uitgeverij M&P, 1994 PRITTIE, T. Des Allemands contre Hitler, Plon, Paris, 1966 REES, L. Operatie Barbarossa. De oorlog van Stalin en Hitler, Roeselare, Globe, 2001 SCHELFOUT, Ch. E. In het kielzog van Hugo Van Kuyck. Een uitzonderlijke Belg, Uitg. De Dijle, Bonheiden, 1988 SHIRER, W. Le Troisième Reich: des origines à la chute, Paris, Stock, 1967 STEINBERG, M. L’étoile et le fusil. La traque des Juifs 1942-1944, Bruxelles, Vie Ouvrière, 1986 STENGERS, J. Aux origines de la question royale, Léopold III et le gouvernement: les deux politiques belges de 1940, Paris, Duculot, 1980 VERHOEYEN, E., GOVAERT, S. La Belgique occupée de l’an 40 à la libération, Bruxelles, De Boeck Université, 1994 WERTH, N. Histoire de l’Union soviétique. De l’Empire russe à la Communauté des Etats indépendants, 1900-1991, Paris, Presses universitaires de France, 1993 WILLMOTT, H.P., MESSENGER, Ch., CROSS, R. De Tweede Wereldoorlog, Utrecht, Spectrum, 2006 73 B I B L I O G R A F I E 74