Stuurgroep integrale veiligheid en overlastmanager

advertisement
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
Het bestuursakkoord 2001-2006
Het beleidsplan Integrale veiligheidszorg’
College van burgemeester en schepen
College van burgemeester en schepen
College van burgemeester en schepen
College van burgemeester en schepen
Bewonerscontactgroep Antwerpen Noord
SODA themagroep drugoverlast
Bewonerscontactgroep Antwerpen Noord
SODA themagroep drugoverlast
College van burgemeester en schepenen
College van burgemeester en schepenen
Bewonerscontactgroep Antwerpen Noord
Gesprek met de burgemeester
Overleg Deconcentratie Drugs
Stadsplan Veilig
Overleg Deconcentratie Drugs
Gemeenteraad
Politiecodex
Senaat
VOLVOX
18 december 2000
5 juli 2002
4 september 2002
16 oktober 2002
19 februari 2003
7 mei 2003
9 oktober 2003
16 oktober 2003
6 november 2003
26 november 2003
5 maart 2004
2 april 2004
12 mei 2004
13 juni 2004
25 juni 2004
10 november 2004
24 december 2004
17 mei 2005
17 mei 2005
2 juni 2005
In deze documenten hebben we de term overlast en gerelateerde termen onderstreept. De
passages waarin die termen voorkomen hebben we chronologisch onder elkaar geplaatst.
Conclusie
Het straatverbod is niet als een donderslag ui heldere hemel komen gevallen.
Binnen de veiligheidsketen, zijn zowel sociale zaken, gezondheidszorg als onderwijs
onderhevig zijn aan veiligheid.(zie beleidsplkan Integrale Veiligheidszorg).
Het hele veiligheidsbeleid lijkt tegen thuislozen gericht te zijn.
Beleidsdocumenten
en
collegeverslagen
spreken
onveiligheidsgevoeles, subjectieve- en ervaren overlast.
sinds
2000
van
Tegen ‘storend jongerengedrag’ en daaraan verbonden ‘drugoverlast’ wordt sinds
2002 een ‘integrale aanpak van overlast’ vooropgesteld.(zie college 16 oktober 2002)
In 2004 besliste de stad om het geld van het Grootstedenbeleid te gebruiken voor
hun integrale veiligheidszorg. Bronnen van overlast zouden op korte termijn
weggewerkt worden.(zie college 2 april 2004)
Jongeren van allochtone afkomst worden geviseerd(zie Stadsplan Veilig).
De politie trad niet of nauwelijks op tegen straatdealers tijdens de 2 keer 100 dagen
wanneer een mobiel politiekantoor op het plein of in de buurt daarvan stond.(zie
Deconcentratie Drugs)
We kunnen u op aanvraag alle documenten in hun volledigheid toesturen.
1
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
Het bestuursakkoord 2001-2006
P 56 Veiligheid een veilige stad
Het concept van integrale veiligheidszorg
De stad wil de veiligheid van haar inwoners garanderen. Iedereen moet zich in de stad veilig
kunnen voelen. Veiligheid is ook een voorwaarde om de fundamentele rechten en vrijheden van de
mens te waarborgen. Deze vrijheden mogen niet worden ingeperkt door onveiligheidsgevoelens.
Veiligheid is een fundamentele behoefte van mens en maatschappij en sinds enkele decennia ook
erkend als een van de fundamentele rechten van de mens.(Universele Verklaring van de Rechten
van de Mens, art 3,10,10 december 1948)
Maatschappelijke entiteiten, gaande van het gezin tot de staat, hebben nood aan veiligheid om zich
te kunnen ontplooien. Onveiligheid tast de kwaliteit van het leven aan en is een voedingsbodem
voor allerlei extreme fenomenen die een democratische evolutie van de samenleving belemmeren.
In het kader van een invulling van het begrip onveiligheid in een stedelijke context maken wij een
onderscheid tussen:

objectieve onveiligheid: het effectieve risico om slachtoffer te worden van criminele en/of
maatschappelijke overlast;

subjectieve onveiligheid: de gevoelens van angst om slachtoffer te worden en gevoelens van
onzekerheid;

overlast: het ongenoegen dat bij de bevolking ontstaat wanneer een bepaald storend
gedrag al te vaak voorkomt of wanneer een andere omgevingsfactor die ergernis
veroorzaakt maar blijft aanslepen en waardoor een onveiligheidsgevoel wordt
veroorzaakt.
p. 62
Wegwerken van de overlast

Streven naar "nul overlast"
Waar nodig moet overlast snel, efficiënt en accuraat worden aangepakt. Dat moet wijk per wijk
gebeuren omdat het storend gedrag of de storende factor waarmee een bepaalde wijk geplaagd
wordt zich in andere wijken niet of maar heel weinig voordoet zodat hij er niet echt voor overlast
zorgt. In een samenleving zoals de stad Antwerpen is het utopisch om alle vormen van gedrag die
door ten minste iemand als overlast wordt ervaren weg te werken. Bepaalde fenomenen vormen
overlast in één buurt maar niet noodzakelijk in een andere.
Het beleidsplan Integrale veiligheidszorg’
5 juli 2002
2. HET CONCEPT VAN INTEGRALE VEILIGHEIDSZORG
Onder integrale veiligheidszorg verstaat het federaal veiligheidsplan een allesomvattende aanpak
die inspeelt op alle factoren die de veiligheid kunnen bedreigen of bevorderen.
Integrale veiligheidszorg werkt de vijf verschillende schakels van de veiligheidsketen uit waarbij
voor een prioriteit proactieve, preventieve, preparatieve, repressieve maatregelen en nazorg in
onderlinge samenhang worden genomen. (Proactie en preparatie worden dikwijls onder de noemer
preventie opgenomen waardoor drie schakels overblijven).
2
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
PROACTIEF
PREVENTIEF
PREPARATIEF
REPRESSIEF
CURATIEF
Creëren van een
positief sociaal
klimaat
Voorkomen van
de diverse
oorzaken van
problemen of
beperken van de
gevolgen
Gepaste reactie,
door en in
samenwerking met
alle mogelijk
betrokken partners
Maatschappelijke
reactie op
ontolereerbaar
gedrag door
politie, justitie,
onderwijs, ..
Opvang en
begeleiding van
daders en
slachtoffers
Veiligheidsketen
Deze aanpak veronderstelt een horizontale en een verticale integratie van veiligheid. De
vijf schakels moeten met elkaar horizontaal verbonden zijn door het veiligheidsbeleid als
een taak van iedereen te beschouwen: onderwijs, welzijn, economische ontwikkeling,
ruimtelijke ordening en leefmilieu, sociale zaken, volksgezondheid, verkeer, politie en
justitie.
De integrale veiligheidszorg moet er toe bijdragen dat ook andere publieke en private partners dan
politie en justitie hun verantwoordelijkheid opnemen en vrijwillig meewerken aan het bevorderen
van de veiligheid. Dit veronderstelt een goede samenwerking tussen alle betrokken actoren.
Op basis van overleg en partnership en op grond van behoud van de eigen verantwoordelijk-heden,
draagt elke betrokken partner bij tot een gecoördineerde aanpak van onveiligheid. Door deze ruime
veiligheidsbenadering kan het gezamenlijke doel van alle actoren gedefinieerd worden als de
verbetering van de stedelijke leefbaarheid.
De integrale veiligheidszorg impliceert ook een verticale integratie van overheidsinterventies van
het lokale niveau tot het internationale niveau waarbij beleidsafstemming tussen de diverse
beleidsniveaus wordt betracht.
Geïntegreerde veiligheidszorg impliceert ook vormen van co-financiering op basis van diverse
financieringsbronnen. Mogelijke financieringsbronnen zijn werkingsstructuren zoals het Europees
Sociaal Fonds (Europees niveau), het Veiligheids- en Preventiecontract en het Grootstedenbeleid
(federaal niveau), het Sociaal Impulsfonds (Stedenfonds) en het Jeugdwerkbeleidsplan
(gemeenschapsniveau) en het stads- of gemeentebestuur en het OCMW (stedelijk of gemeentelijk
niveau).
Integrale en geïntegreerde veiligheidszorg vraagt afstemming tussen de reeds bestaande
beleidsplannen waarbij rekening wordt gehouden met het integraal veiligheidsbeleid en aandacht
voor het veiligheidsthema vanuit verschillende disciplines en actoren.
3. CONCEPTUALISERING VEILIGHEID
Het concept van integrale veiligheidszorg, met inbegrip van de veiligheidsketen, houdt dus een
ruime veiligheidsbenadering in die veel meer omvat dan het bestrijden van criminaliteit alleen.
Een veiligheidsbeleid dient daarbij rekening te houden met drie invalshoeken



de objectieve of feitelijke onveiligheid;
de subjectieve onveiligheid of onveiligheidsgevoelens;
de mogelijke onveiligheid of onveiligheidsrisico’s.
Volgens het Federaal Veiligheidsplan wordt onder veiligheid verstaan
3
STAD



29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
de objectieve criminaliteit;
de subjectieve veiligheid;
overlast.
Dikwijls treedt verwarring op bij de invulling van de begrippen criminaliteit, onveiligheid,
onveiligheidsgevoelens en overlast.
Een onderscheid kan gemaakt worden tussen drie niveaus van vormen van onveiligheid (integriteit,
leefomgeving, leefkwaliteit) en in drie niveaus van onveiligheidsbeleving (angst, onrust,
onzekerheid).
Op micro-niveau (het niveau van het individu en de persoonlijke integriteit) wordt een situatie
onveilig als ze beleefd wordt als een aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële
integriteit. Dit veroorzaakt angst.
Op meso-niveau, het niveau van de eigen leefomgeving, wordt een situatie onveilig als ze beleefd
wordt als een aantasting van de eigen materiële en immateriële leefomgeving. Dit gaat gepaard
met onrustgevoelens waarbinnen ergernis en onbehagen worden onderscheiden.
Op macro-niveau, het niveau van de bredere leefcontext en leefkwaliteit, wordt een situatie
onveilig als ze beleefd wordt als een aantasting van de eigen leefkwaliteit. Het betreft hier de
situering van het individu in de verschillende maatschappelijke domeinen zoals gezin, onderwijs,
arbeid en vrije tijd. Aantasting veroorzaakt op dit niveau onzekerheid.
Het duiden van een situatie als veilig of onveilig is een interpretatie op grond van
contextelementen en individuele basisschema’s en persoonskenmerken.
Het criterium om een situatie als veilig te duiden is de afwezigheid van dreiging voor de fysieke,
psychische of materiële integriteit en de afwezigheid van gerelateerde angstgevoelens.
Angstgevoelens zijn de noodzakelijke en voorwaardelijke gevoelens die affectief beleefd moeten
worden opdat men van een onveiligheidsgevoel kan spreken.
Onrust- en onzekerheidsgevoelens op zich zijn niet het gevolg van een bedreiging van de integriteit
en maken dus niet het voorwerp van veiligheid uit.
In die zin dienen overlastfactoren onderscheiden te worden van onveiligheidsgevoelens.
Allerlei als storend geïnterpreteerde elementen in de onmiddellijke leefomgeving die
onder de noemer overlast vallen, geven aanleiding tot onrustgevoelens, ergernis, onbehagen.
Zij vormen echter geen onmiddellijke bedreiging voor de fysieke, psychische en materiële
integriteit van iemand. Evenzo leiden aantastingen van de leefkwaliteit niet de facto tot angst maar
eerder tot (bestaans)onzekerheid.
Overlast wordt in verschillende bronnen als volgt gedefinieerd:

bestuursakkoord 2001 - 2006
‘Het ongenoegen dat bij de bevolking ontstaat wanneer een bepaald storend gedrag al te vaak
voorkomt of wanneer een omgevingsfactor die ergernis veroorzaakt maar blijft aanslepen en
waardoor een onveiligheidsgevoel wordt veroorzaakt.’

federaal veiligheids- en detentieplan
‘De aantasting van de leefbaarheid of het leefbaarheidsgevoel door omgevingsfactoren van
materiële of personele aard.’

omzendbrief OOP van 2 mei 2001 (administratieve sancties)
4
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
‘De openbare overlast heeft betrekking op, voornamelijk individuele, materiële gedragingen die het
harmonieuze verloop van de menselijke activiteiten kunnen verstoren en de levenskwaliteit van de
inwoners van een gemeente, een wijk, een straat, kunnen beperken op een manier die de normale
druk van het sociale leven overschrijdt.
Men kan de openbare overlast beschouwen als lichte vormen van verstoringen van de openbare
rust, veiligheid, gezondheid en zindelijkheid.’
Deze laatste definitie lijkt de best hanteerbare mits schrapping van het woord ‘openbare’.
Nochtans is er een wisselwerking tussen de drie niveaus. Afhankelijk van het individu en de context
kan een overlastfactor of een cumul van overlastfactoren worden geïnterpreteerd als een
integriteitsdreiging en aanleiding geven tot onveiligheidsgevoelens. Zo kan ook een aantasting
van de leefkwaliteit een individu gevoeliger maken om een situatie te interpreteren als onveilig.
CBS
4 september 2002
Stad pakt overlast aan (SD A)
Het college keurde vandaag het project ‘integrale aanpak van de overlast’ via het concept
‘projectmanager overlast’ goed. De ‘projectmanager overlast’ zal via de vzw SOMA de
overlastproblemen duiden, een geïntegreerde aanpak voorstellen en, na rapportering aan de
stuurgroep en in samenwerking met het managementcomité, een actiegericht beleid voeren.
CBS
16 oktober 2002
Stuurgroep integrale veiligheid en overlastmanager pakken overlast
verder aan
Verschillende bronnen - waaronder de indicatoren van professor Kesteloot (KUL), de
criminaliteitscijfers van de Lokale Politie Antwerpen, de kwalitatieve en kwantitatieve gegevens
verzameld door de beleidscel preventie, de geanalyseerde cijfers van de stedelijke sluikstortcel, de
activiteiten en wensen van bewonersgroepen en de statistische gegevens over leegstand en
verkrotting - werden ondertussen geraadpleegd om tot een oplijsting van de meest voorkomende
types van overlast te komen:







Storend jongerengedrag
Druggebruik of -dealen
Conflicten
Lawaaihinder
Verkrotting
Zwerfvuil en sluikstort
Verkeersdrukte
De aanpak van overlast in de stad door het stadsbestuur is niet nieuw. Het stadsbestuur levert
al geruime tijd veel inspanningen om Antwerpen-Noord opnieuw aangenaam te maken. Met tal van
acties werden onder meer huisjesmelkers (Krot Op), de drugsproblematiek, het sluikstorten en
de tippelprostitutie in deze buurten aangepakt. Acties die mogelijk werden gemaakt door een
uitbreiding van het personeelskader en nauwgezet opgevolgd worden door speciaal hiervoor
ingezette medewerkers. De initiatieven zijn allesbehalve onopgemerkt voorbij gegaan en werpen
ondertussen hun vruchten af: de sluikstortcijfers dalen en de verkrotting wordt teruggedrongen via
het sluiten van verwaarloosde gebouwen en het uitvoeren van renovaties. De overlastmanager
gaat deze acties mee coördineren en zo goed mogelijk op mekaar afstemmen, zodat een optimaal
resultaat kan bekomen worden.
Een uitbreiding van acties wordt op korte termijn in eerste fase voorzien naar drie omgevingen. Het
gaat om buurten waar de overlast ook hoog scoort en er momenteel nog geen integrale aanpak
5
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
uitgebouwd is. Concreet gaat het om de omgeving Den Drink en Krugerplein, Abdijstraat en
omgeving en de Provinciestraat, gekoppeld aan een gedeelte van de wijk Oud-Borgerhout. De
overlastmanager gaat ook voor deze buurten erop toezien dat het sluikstorten, het storend en
crimineel gedrag van sommige jongeren, de verkrotting en leegstand en de drugsproblematiek
zullen aangepakt worden. Hiervoor zal hij aan het college van burgemeester en schepenen
voorstellen formuleren voor een goede samenwerking van alle betrokken diensten en een optimale
integratie van de verschillende acties.
CBS
19 februari 2003
Collegeteam overlast gaat van start
CBS
7 mei 2003
Project overlast
Overzicht gevoerde actie
� Waar?
– Borgerhout Noord
– Provinciestraat
� Periode?
20 februari tot en met 20 maart 2003.
� Doel
– Tastbaar verschil voor de wijk.
– Nog geen rechtstreekse impact op de oorzaken.
2003 Project overlast 5
� Rondhanggedrag en drugdealen
– Uit straatbeeld tijdens actieperiode.
– Vermoeden van verschuivingseffect
� Oorzakenaanpak
� Verschuiving actie
� Geregistreerde criminaliteit
– Daling door “toezichts- en aandachtspunten” en “symptoomaanpak”
Bewonerscontactgroep Antwerpen Noord
9 oktober 2003
THEMA SPREIDINGSBELEID
1



2




Prostitutie
Spoedige beslissing aanduiding gedoogzone tippelprostitutie (buiten de zone 2060!).
Toepassing van het verbod voor tippelprostitutie in Rooseveltbuurt, controle door de
politie.
Kan er een uitbreiding komen van het WOT team politie City voor 24u permanentie ten
aanzien van prostitutie?
Drugsverslaving
Strengere aanpak van de drugsverslaafden.
Betere opvang, snellere hulpverlening.
Spreiding van de hulpverlening, instellingen over de hele stad.
De opvang en spreiding van gebruikers moet op korte termijn naar andere stadsdelen
verhuizen.
SODA themagroep drugoverlast
16 oktober 2003
6
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
Beknopte samenvatting van het initiatief
Het Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen (SODA) organiseert sinds maart 2003 een
themagroep drugoverlast bestaande uit vertegenwoordigers van drughulpverlening, algemeen
welzijnswerk, preventie, politie, druggebruikers en bewoners. De focus van deze themagroep
ligt op het gebied Atheneumbuurt (postcode 2060). Ze is intersectoraal samengesteld met het
oog op de ontwikkeling van een omvattend plan voor betere zorg en opvang van
druggebruikers en voor vermindering van drugoverlast. Een globaal maatregelenpakket
bestaande uit een actieplan voor de buurt en een actieplan voor risicogroepen wordt
gepresenteerd in het ‘Draaiboek Oorzakenaanpak Drugoverlast’.
In het overgangsjaar 2004 kan reeds begonnen worden met de uitvoering van initiatieven die
in beide actieplannen voorkomen: acties omtrent tijdsbesteding van druggebruikers en
communicatie met de buurtbewoners. Dat laatste wordt in het draaiboek beschouwd als een
conditio sine qua non om bij alle betrokkenen een realistisch verwachtingspatroon te
ontwikkelen aangaande de mogelijkheden in de aanpak van overlast.
Dit projectvoorstel is gericht op de (gespannen) verhouding tussen het druggebeuren en de
buurtbewoners. Het project wil enerzijds druggebruikers activeren om positieve actie te
ondernemen in de buurt. Anderzijds dient communicatie opgezet om onder meer
buurtbewoners en (toekomstige) buurtgebruikers (bibliotheek, stadskantoor enz.) te
informeren over het drugfenomeen en de stedelijke en niet-stedelijke initiatieven die hier
professioneel rond werken.
Activiteiten

Beschrijving van de geplande acties
Een team van projectmedewerkers zal instaan voor de uitvoering van volgende opdrachten:
1. Activering en empowerment van de doelgroep om naar de buurt toe positieve acties te
ontplooien. Via de uitbouw van een peersupport-netwerk worden druggebruikers
gemobiliseerd om:
 positieve (en zichtbare) acties te verrichten die de buurt rechtstreeks ten goede komen
zoals afval opruimen, ophalen van injectienaalden via de spuitenpatrouille enz. Binnen
dit luik dienen de mogelijkheden te worden onderzocht om druggebruikers in te
schakelen via een PWA of ander statuut.
 elkaar te sensibiliseren in het opnemen van verantwoordelijkheid ten aanzien van
zichzelf (veilig gebruiken, gezondheidspromotie) en de buurt (overlast, achterlaten
van gebruikte spuiten en afval).

een activiteitenaanbod uit te werken, i.s.m. de partners, dat een alternatief vorm voor
(storend) rondhanggedrag.
2. Communicatie opzetten naar o.m. buurtbewoners en (toekomstige) buurtgebruikers
(bezoekers bibliotheek, stadskantoor) om hen te informeren over het overlast- en
drugfenomeen en de stedelijke en niet-stedelijke initiatieven die hier professioneel rond
7
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
werken. De communicatie kan o.m. gaan over oorzaken en effecten van druggebruik,
hulpverlening; over marginaliteit, restgroepen; over diverse vormen van overlast en de
aanpak ervan. Communicatie wordt gericht naar:
 Buurtbewoners en buurtgebruikers via stedelijk wijkoverleg, bewonersgroepen,
publicaties,...
 Druggebruikers: informeren over initiatieven, bewonersvragen, overbrengen van
preventieboodschappen,...
 Professionele
partners:
(drug)hulpverlening,
straathoekwerk,
outreachwerk,
opbouwwerk, Bibliotheek, DEMOS e.a. i.v.m. initiatieven van druggebruikers,
partnerorganisaties, …
 Stedelijk beleid.
Randvoorwaarden: intensieve ondersteuning van de projectmedewerkers en inhoudelijke
uitbouw van beide projectpijlers door een stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van
o.m. Dagcentrum De Sleutel, MSOC/Free Clinic, buurtbewoners, DEMOS (Kenniscentrum
Stedelijkheid, Permeke-site), Volvox, BAD, Politie, ’t Vlot, Opbouwwerk, SODA.

Communicatie in verband met het initiatief
Communicatie is een cruciaal onderdeel van het project. De ontwikkeling van een
strategie om naar derden te communiceren over het project ligt voor de hand.

Bewonerscontactgroep Antwerpen Noord
6 november 2003
 De extra capaciteit wordt voor een aantal belangrijke projecten ingezet:
Tippelprostitutie in de Atheneumbuurt opnieuw aanpakken. Deze moet volledig
verdwijnen. Er komt ook geen tippelzone elders in Antwerpen. Serge Muyters heeft een
100-dagen plan dat na afloop zal geëvalueerd en bijgestuurd worden. Dit project wordt
echter niet losgelaten na 100 dagen.
Aanpak van de problemen op het De Coninckplein: het naleven van bestaande regels,
wetten, reglementeringen en dergelijke wordt strenger aangepakt. Deze aanpak wordt
geëvalueerd naargelang de resultaten zichtbaar worden.
SODA themagroep drugoverlast
26 november 2003
1. 100-dagen actie van politie in de Atheneumbuurt
Situatie

Op de bewonerscontactgroep van 6/11 kondigde de burgemeester repressieve
acties aan ten aanzien van tippelprostitutie. Morgen (27/11) vindt, op
uitnodiging van de politie, een overleg plaats met betrokken actoren van de
Atheneumbuurt (drughulpverlening, BAD, SODA, …). Verwacht wordt dat politie
8
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
zal vragen naar de mogelijkheden van de hulpverlening in het opvangen van de
prostituees.

De huidige mogelijkheden vanuit de hulpverlening zijn beperkt. Free Clinic heeft
contact met de vrouwen en voorziet in begeleiding, maar hen van de straat
houden
gaat
nu
eenmaal
niet
vanuit
een
hulpverleningskader.
Een
huiskamerproject kan een tussenoplossing zijn, maar het heeft geen zin
dergelijk project uit te voeren wanneer het beleid vertrekt vanuit een repressief
kader. Van de installatie van een tippelzone is vanuit het beleid geen sprake
meer. Een oplossing bestaat er nog steeds in, zoals vermeld in het draaiboek,
enkele hotels te gedogen (2 à3).
Korte termijn versus lange termijn acties
 Er zijn twee stromingen. Enerzijds zijn er binnen het stedelijk wijkoverleg
bepaalde bewoners die veel druk leggen op het beleid om op korte termijn actie
te ondernemen. Anderzijds is er het lange termijn beleid dat binnen deze
themagroep wordt uitgewerkt. Vraag is wat de gevolgen zijn van de korte termijn
acties op de beleidsvisie en de maatregelen die de themagroep uitwerkt?

De communicatie die de stad voert rond prostitutie is niet realistisch. Het is zeer
onwaarschijnlijk dat de prostitutie nooit meer terugkomt naar de buurt. Toch
lijkt het niet zinvol om vanuit deze groep de bewoners ervan te overtuigen dat de
korte
termijn
aanpak
niet
realistisch
is.
Immers,
heel
wat
bewoners
kunnen/willen dit niet zien.

Beleidsvoorstellen
voor
die
lange
termijn
aanpak
worden
binnen
deze
themagroep uitgewerkt en kunnen als dusdanig het tegengewicht zijn voor de
korte termijn aanpak.
Boodschap aan het bestuur
 De themagroep drugoverlast vindt het belangrijk om aan politie en beleid mee te
geven dat de repressieve acties verregaande gevolgen zullen hebben en de
problemen op lange termijn niet zullen oplossen: de vrouwen zullen meer thuis
gaan werken, escorte doen, werken op afgelegen plekken en meer verspreid, er
zullen meer verkrachtingen plaats vinden, … kortom de prostitutie zal minder
beheersbaar worden, nog problematischer en op lange termijn meer risico’s
inhouden voor de algemene volksgezondheid. Het oppakken van de prostituees
zal er ook voor zorgen dat de schulden die zij hebben nog verhogen.
9
STAD

De
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
burgemeester
heeft
op
de
bewonerscontactgroep
VOLVOX
gezegd
dat
de
hulpverlening wordt gemobiliseerd eens de acties van politie voorbij zijn.
Bijgevolg dient met de burgemeester en met schepen Grootjans overleg te komen
over de lange termijn aanpak die in deze themagroep, en op vraag van schepen
Grootjans, wordt uitgewerkt.

Aan burgemeester en schepen Grootjans wordt tevens het advies gegeven om na
de 100-dagen actie uit te pakken in de media met de lange termijn aanpak.
Visie vanuit de bibliotheek

Voor de bib zijn twee zaken belangrijk die verband houden met de beeldvorming
van de omgeving: 1) het personeel van de bib moet willen verhuizen naar het De
Coninckplein en het publiek moet er willen komen en 2) de vrees dat wanneer de
bib opent in april 2005 het een plek zal worden waar mensen gaan gebruiken.

De
bib ondersteunt bijgevolg
het
onderzoek naar de
haalbaarheid en
wenselijkheid van de installatie van een gebruiksruimte. Daarnaast staan ze
achter het idee van kwaliteitslabels voor de horeca op en rond het plein. Ze
willen de diensten die hier rond werken mobiliseren om op het De Coninckplein
een pilootproject te starten. Het probleem is dat de betrokken diensten aan het
kwaliteitslabel een andere invulling geven. Ook speelt de vraag hoe je een plein
opwaardeert zonder de oorspronkelijke bewoners weg te jagen.
De toekomst
 In januari start een stuurgroep gemeenschappelijke aanpak Atheneumbuurt.
Dit is een initiatief van schepen Grootjans, Marjan Knockaert, wd. korpschef
Baelemans en Tina Janssens. Deze stuurgroep zal alle facetten van de wijk
bekijken.

Het project veiligheidsproblemen (zie verder), het stedelijk overlastproject en
de werkzaamheden van de themagroep drugoverlast dienen op elkaar afgestemd
te worden. Het project ‘veiligheidsproblemen in de stad Antwerpen’ (hotspots) is
een samenwerking tussen vzw Potva, de stad en de universiteit van Gent.
Jessica Hoste is projectleidster. Het begeleidingscomité van het project (met
daarin o.m. wd. korpschef Baelemans) heeft aan de projectfiche ‘Activering van
harde kern druggebruikers’ de hoogste prioriteit toegekend. Dit project is
ingediend binnen het Grootstedenbeleid 2004 en wordt mits goedkeuring van de
Federale overheid uitgevoerd door Dagcentrum De Sleutel.
10
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
College van burgemeester en schepenen
VOLVOX
5 maart 2004
Federaal grootstedenbeleid 2004 - goedkeuring programmavoorstel
Het programma bestaat uit 3 inhoudelijke luiken: · Leefbare wijken · Integrale aanpak
risicojongeren en jongerencriminaliteit · Pilootproject Straatbeeld
Luik 1: Leefbare wijken Met het federale Grootstedenbeleid wil de stad de leefbaarheid in vier
sleutelwijken verbeteren. De middelen gaan in hoofdzaak naar heraanleg van het openbare
domein, de verbetering van de woonkwaliteit van de wijken, versterking van de
wijkontmoetingsfunctie, bewonersondersteuning en overlastbestrijding.
In de vier sleutelwijken zal op een verschillende manier gewerkt worden aan leefbaarheid.
College van burgemeester en schepenen
2 april 2004
Atheneumbuurt en omgeving: federaal Grootstedenbeleid
Procesaanpak 2004-2007
De werkgroep "Integrale veiligheid" kreeg van het college opdracht om een actieplan uit te
werken voor de Atheneumbuurt voor 2004-2007. Wegens opportuniteiten naar subsidiëring
binnen het federaal grootstedenbeleid voor 2004 werd de oorspronkelijke timing - waarbij het
actieplan 2004-2007 eind 2004 aan het college zou worden voorgelegd - doorkruist. Het federaal
grootstedenbeleid is een subsidieprogramma van de federale regering ter ondersteuning van de
grote steden.
Bij collegebeslissing van 4 september 2002 en van 16 oktober 2002 werd het project 'integrale
aanpak van overlast' opgestart in drie wijken, en werd een stuurgroep samengesteld en
geïnstalleerd. Er werd beslist te werken rond 4 prioritaire fenomenen namelijk sluikstorten,
storend en crimineel gedrag van sommige jongeren, de verkrotting en de leegstand en de
drugsproblematiek. Op 19 februari 2003 gaf het college zijn goedkeuring aan de uitbreiding van
het werkterrein met een vierde wijk, namelijk Atheneumbuurt-De Coninckplein.
Actieplan
Het actieplan Atheneumbuurt 2004 situeert zich op volgende vlakken:




Thematische acties focussen op het wegwerken van (de bronnen van) overlast op
korte termijn, zoals huisjesmelkerij, drugs, sluikstort, verkeer en openbaar domein.
Gebiedsgerichte acties: er werden twee strategische zones weerhouden die een nefaste
invloed hebben op het imago en het functioneren van de wijk, nl. De Coninckplein en de
Centrumas.
Meerdere ruimtelijk ondersteunende acties op bouwblokniveau zijn noodzakelijk om de
wijken terug een aantrekkelijk woonklimaat te geven.
Communicatieve acties zijn noodzakelijk om de negatieve berichtgeving rond deze buurt
een halt toe te roepen en de nadruk te leggen op de vele initiatieven die de Stad er de
afgelopen jaren heeft gerealiseerd. Het creëren van een positief klimaat draagt bij tot de
coöperatie met alle betrokken actoren, het bereiken van een consensus en brengt een
nieuw elan naar de buurt.
Voorgeschiedenis
datum jaarnummer onderwerp
04/09/2002 9803 Opstart project “Integrale aanpak van Overlast”
19/02/2003 1834 Toevoegen Atheneumbuurt aan project Overlast
07/05/2003 4558 Opdracht tot uitwerken actieplan en langetermijnvisie voor
de Atheneumbuurt door Overlast en Planningscel
11
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
07/11/2003 11933 Goedkeuring actievoorstellen Atheneumbuurt in het
programmavoorstel FGSB 2004 (via AG VESPA)
29/12/2003 13844 Bijkomend onderzoek naar concept Gebruikersruimte Drugs
door het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen &
Verslaving (via bedrijfseenheid burgerzaken /stedelijk
overleg drugs Antwerpen)
Dit collegepunt werd verdaagd in collegezitting van 12 maart 2004 (jaarnummer 2380).
Feiten en context
Bij collegebeslissing van 4 september 2002 (jaarnummer 9803) en van 16 oktober 2002
(jaarnummer 11755) werd het project ‘integrale aanpak van overlast’ opgestart in drie wijken, en
werd een stuurgroep samengesteld en geïnstalleerd. Er werd beslist te werken rond 4 prioritaire
collegebesluit: 3294 van vrijdag 2 april 2004
Pagina 2 van 4
fenomenen namelijk sluikstorten, storend en crimineel gedrag van sommige jongeren, de
verkrotting en de leegstand en de drugsproblematiek.
Op 19 februari 2003 (jaarnummer 1834) gaf het college zijn goedkeuring aan de uitbreiding van
het werkterrein met een vierde wijk, namelijk Atheneumbuurt-De Coninckplein.
Op 7 mei kreeg de stuurgroep de opdracht om:
1 een draaiboek te ontwikkelen voor de oorzakenaanpak in de 4 geselecteerde buurten:
- drugs (Atheneumbuurt – korte en lange termijnacties) tegen einde juni 2003
- storend rondhanggedrag door jongeren tegen half september 2003
- sluikstort tegen half juni 2003
- verkrotting en verloedering tegen half juni 2003
2 in samenwerking met de planningscel een actieplan te ontwikkelen voor de Atheneumbuurt
tegen einde 2003;
3 een voorstel uit te werken voor het project “Karavaan” met opgave van de implicaties op het
vlak van personeel en middelen;
4 een opvolgings- en evaluatiesysteem voor het project overlast te ontwikkelen.
Op 1 juli 2003 werd de verkenningsnota Atheneumbuurt toegelicht op een kabinettenoverleg.
In de periode september-december 2003 werd het actieplan uitgewerkt ter indiening bij het
Federaal Grootstedenbeleid. Op 5 februari 2004 werd het aangepaste actieplan, projectenoverzicht
en aangepaste timing voorgelegd aan dit kabinettenoverleg.
Argumentatie
In de voorbereidende fase werd heel wat informatie verzameld en werden veel contacten gelegd
met aanwezige actoren. Dit resulteerde in een aantal tussentijdse documenten:
- “verkenningsnota - analyse van ruimtelijke structuur in deelzones”: gebrek aan visie en
profilering voor ‘De Coninckplein’ en ‘Centrumas’, mobiliteitsconflicten,
- “verkenningsnota - analyse van sociale structuur”: kwetsbare groepen, weinig socioeconomische
draagkracht, multiculturaliteit, sterke concentratie van drughulpverlening,
- “Buurtinterviews”: nadruk op huisjesmelkerij, straatbeeld, verkeersdruk en drugs-gerelateerde
overlast,
- project “Veiligheidsproblemen in Antwerpen” door prof. Ponsaers, nota “Contextualisering
van
Overlast” door Veiligheid/Integrale Veiligheid, “Omgevingsanalyse Atheneumbuurt” door door
Veiligheid/Integrale Veiligheid in samenwerking met de Databank Sociale Planning,
“Terreinopname Atheneumbuurt” door Ontwikkelingsbedrijf / Beleid / Planningscel / G.I.S. ism
Tempera vzw.
Op basis hiervan, en wegens de uitgelezen kans om projectvoorstellen in te dienen bij het Federaal
Grootstedenbeleid, werd in overleg met de kabinetten zeer snel overgegaan tot het opstellen van
een voorstel van actieplan Atheneumbuurt 2004. Deze situeren zich op volgende vlakken:
1 Thematische acties focussen op het wegwerken van (de bronnen van) overlast op korte termijn,
zoals huisjesmelkerij, drugs, sluikstort, verkeer en openbaar domein. Hierin werden volgende
12
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
acties uitgewerkt:
collegebesluit: 3294 van vrijdag 2 april 2004
Pagina 3 van 4
Actie 1- KROT SPOT op vlak van huisjesmelkerij,
Actie 2 - deconcentratie van drugshulpverleningscentra en (publiek) druggebruik,
2 Gebiedsgerichte acties: er werden twee strategische zones weerhouden die een nefaste invloed
hebben op het imago en het functioneren van de wijk:
Actie 3 - De centrumas (Rooseveltplaats – Astridplaats tot Ommeganckstraat) wordt
momenteel
fragmentair aangepakt maar is chaotisch georganiseerd qua mobiliteit en functies en moet
ontegensprekelijk vernieuwd worden als krachtige grootstedelijke plek.
Actie 4 - De Coninckplein is centraal gelegen maar huisvest meerdere (groot)stedelijke functies
die niet altijd in harmonie zijn met het woonkarakter van de omliggende wijken.
3 Meerdere ruimtelijk ondersteunende acties op bouwblokniveau zijn noodzakelijk om de wijken
terug een aantrekkelijk woonklimaat te geven.
4 Communicatieve acties zijn noodzakelijk om de negatieve berichtgeving rond deze buurt een
halt toe te roepen en de nadruk te leggen op de vele initiatieven die de Stad er de afgelopen jaren
heeft gerealiseerd. Het creëren van een positief klimaat draagt bij tot de coöperatie met alle
betrokken actoren, het bereiken van een consensus en brengt een nieuw elan naar de buurt.
Deze vier acties – Krotspot, Deconcentratie, De Coninckplein en Centrumas - werden ingediend
via het programmavoorstel Federaal Grootstedenbeleid 2004 van AG VESPA – en goedgekeurd
op het college van 7 november 2003 (jaarnummer 11933). Deze acties dienen verder uitgediept en
worden na één jaar geëvalueerd, waarna ze verder opgenomen worden in het actieplan 2005-2007.
Deze lijst is bovendien niet limitatief: meerdere acties kunnen in overleg met de actoren nog
gedetecteerd - en ingediend - worden.
In overleg met de kabinetten werd ervoor geopteerd om de opmaak van het actieplan 2005-2007
uit te werken in 2004, voortbouwend op de voorgestelde acties in 2004. Deze worden opgemaakt
door het projectteam Atheneumbuurt dat wordt versterkt met nieuw aangeworven (of aan te
werven) en gemandateerd personeel voor de Atheneumbuurt. Sollicitaties in de verschillende
betrokken diensten zijn hangende, wachtend op goedkeuring van het projectvoorstel Federaal
Grootstedenbeleid 2004 op Federaal niveau.
Op vlak van coördinatie wordt een organisatiestructuur voorgesteld waarbinnen alle betrokken
actoren rond deze buurt zullen samenwerken. Wegens de complexiteit en verscheidenheid van dit
dossier, waarbij de invalshoeken sterk gericht zijn op veiligheid&overlast enerzijds en op
duurzame ruimtelijke ingrepen anderzijds, wordt aanbevolen om de coördinatie op te nemen door
meerdere regisseurs, zijnde respectievelijk de bedrijfsdirecteur Sociale Zaken mevr. Marjan
Knockaert, de aan te stellen bedrijfsdirecteur integrale veiligheid en de coördinator Planningscel
dhr. Dries Willems. Onder deze regisseurs komen de projectverantwoordelijken binnen de
verschillende betrokken actoren, zijnde het stedelijk ontwikkelingsbedrijf/beleid/planningscel,
bedrijfseenheid burgerzaken/woondienst, bedrijfseenheid burgerzaken /stedelijk overleg drugs
Antwerpen, bedrijfseenheid veiligheid/politie, bedrijfseenheid veiligheid /integrale veiligheid,
bijgestaan door hun projectmedewerkers.
Veiligheid A-Punt
2 Integrale Veiligheid. Structuur bedrijfseenheid integrale veiligheid.
Princiepsbeslissing. Introductie beleidsrichtlijn (Jaarnummer 3627)
Het college keurt de structuur van de bedrijfseenheid integrale veiligheid goed.
Motivering
Voorgeschiedenis
Het bestuursakkoord 2001-2006 beklemtoont het belang van integrale veiligheid: ‘veiligheid in
een grote stad omvat veel meer dan politioneel of justitieel optreden en past in een globale
benadering van de samenleving. Veiligheid is een zaak van iedereen, van de overheid, van de
verenigingen, van het bedrijfsleven en natuurlijk van de burgers zelf. In een democratische
13
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
samenleving spelen de overheidsdiensten, het stadsbestuur, de politie en justitie natuurlijk een
zeer
belangrijke rol, vooral omdat zij over de macht beschikken om te normeren, te reguleren en om de
naleving van de gestelde normen desnoods af te dwingen. Een veiligheidsbeleid kan echter maar
efficiënt zijn wanneer het de resultante is van de inspanningen van alle partners, maar waarbij de
overheidsdiensten de regie moeten voeren’.
Op 4 september 2002 (jaarnummer 9803) keurde het college de organisatie van de integrale
aanpak overlast via het project ‘overlastmanager’ goed.
Na een klacht van de CCOD bij de gouverneur van de provincie Antwerpen tegen dit
collegebesluit oordeelde het college dat, gezien de hoge stedelijke prioriteit van het project
overlast, een mogelijke opschorting ervan in het kader van het administratief toezicht moest
vermeden worden. In zitting van 10 januari 2003 (jaarnummer 201) trok het college de artikels 4
en 6 van het collegiaal besluit van 4 september 2002 (jaarnummer 9803) in.
Op 7 mei 2003 (jaarnummer 4558) gaf het college opdracht aan het project overlast om o.m. een
voorstel uit te werken voor het project “Karavaan” met opgave van de implicaties op het vlak van
personeel en middelen.
Met zijn beslissing van 13 oktober 2003 (jaarnummer 1979) keurde de gemeenteraad het
personeelsbehoefteplan, met ingang van 1 januari 2004, goed dat voorziet in een projectdirecteur
integrale veiligheid.
Feiten en context
De voorbije tien jaar werden vanuit verschillende beleidsinstanties en -domeinen verscheidene
maatregelen genomen ter verhoging van de leefbaarheid en veiligheid in de stad.
Bij de politie startten onder de noemer ‘gemeenschapsgerichte politiezorg’ opeenvolgende
reorganisatieprocessen. Binnen de veiligheids- en preventiecontracten werden afzonderlijke
projecten opgestart zowel naar specifieke onveiligheidsfenomenen als doelgroepen.
Ook vanuit de grootstedelijke problematiek werden specifieke initiatieven genomen o.m. op het
vlak van risicojongeren, prostitutie en verloedering van de wijk en het straatbeeld.
Er kwamen afzonderlijke projecten in het kader van de drughulpverlening en voor de aanpak van
drugsgerelateerde onveiligheid. Tenslotte zagen ook meerdere projecten het licht inzake
stadsrenovatie en stadsherwaardering.
Ondanks de grote en waardevolle inzet vanuit al deze projecten en actoren werken deze
initiatieven evenwel vaak zonder voldoende interne en onderlinge afstemming en coördinatie, zijn
de doelstellingen van deze projecten en beleidsmaatregelen zowel intern als onderling
onvoldoende coherent uitgewerkt, en hanteren ze een verschillende timing onder meer te wijten
aan een complexe en versnipperde financieringswijze.
In verscheidene wijken van de stad leidde dit soms tot een problematische beleidsuitvoering, en
dit
in het bijzonder wat betreft de gezamenlijke aanpak van wat onder fysieke en sociale overlast kan
worden verstaan: verkrotting van de buurt en verloedering van het straatbeeld, de kwalitatieve
aftakeling van handels- en horecazaken, de toenemende interpersoonlijke en escalerende
conflicten
en geweldplegingen, vaak met racistische vertalingen, het daarmee verbonden problematisch
claimgedrag van jongerengroepen, de verkeersoverlast, de druggerelateerde overlast e.a..
Met andere woorden bij de vele projecten en actoren op het terrein is er een grote behoefte
ontstaan aan inhoudelijke en organisatorische afstemming en samenhang, en dit vanaf het
beleidsniveau doorheen de verschillende projectorganisaties tot op de werkvloer, om alzo tot een
meer integrale aanpak van onveiligheid en leefbaarheid in de buurt te komen.
Om zulke integrale aanpak te realiseren is een bedrijfseenheid integrale veiligheidszorg nodig, die
kan instaan voor een efficiënte beleidscoördinatie en regievoering over de verscheidene
veiligheids- en preventieprojecten in de stad.
Onder regie van deze bedrijfseenheid werken de verschillende actoren gezamenlijk een integraal
beleid uit ten aanzien van fenomenen die onveiligheid en onleefbaarheid veroorzaken.
14
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
In die zin dienen projecten en projectstructuren zoals het veiligheids-en preventiecontract, de
projecten uit het grootstedenbeleid zoals o.m. VISIEr, de projecten van SODA, de
verkeersveiligheidsinitiatieven e.a. gezamenlijk integrale en coherente beleidsanalyses en
beleidsmethodieken te ontwikkelen en vervolgens aan te geven hoe ze deze door middel van
goede
coördinatie op het terrein zullen realiseren.
Anderzijds is voor de beleidsrealisering van deze integrale aanpak nood aan een goed aangestuurd
team van lokale actoren. Zij zorgen ervoor dat op maat van specifieke buurten of plaatsen zoals
bv.
pleintjes de verschillende lokale veiligheids- en leefbaarheidsproblemen, en in het bijzonder de
overlast, op integrale en goed gecoördineerde wijze duurzaam worden aangepakt.
In die zin worden de pleinconsulenten en hun coördinator ingebed in de bedrijfseenheid integrale
veiligheidszorg en wordt hun taak verruimd met de coördinatie en aansturing op het terrein van
deze integrale aanpak. Zij behoeven hiertoe ook een goede afstemming met en ondersteuning
vanuit verschillende stedelijke bedrijfseenheden, alsook vanuit politie.
Om maximale fijnmazigheid en beleid op maat te realiseren werken de pleinconsulenten vanuit de
buurten, aangeduid op basis van objectieve analyse, waar ze al dan niet voor een bepaalde termijn
worden ingezet.
Met betrekking tot de politie is het dan van groot belang dat via de bedrijfseenheid integrale
veiligheidszorg een goede afstemming wordt gerealiseerd tussen het politiebeleid, i.c. de aanpak
en uitvoering van de beleidsprioriteiten uit het zonale veiligheidsplan, en de andere lokale actoren
en projecten in de stad.
Een integrale aanpak van veiligheid behoeft tenslotte een verdere ontwikkeling van het zgn.
‘gewapend bestuur’ en het ‘rampenbeleid en technische openbare veiligheid’, twee zaken die
gezien hun specificiteit en benodigde expertise een aparte afdeling worden binnen de
bedrijfseenheid integrale veiligheidszorg.
De bedrijfseenheid integrale veiligheidszorg bestaat daarom uit vier cellen:
a) een cel ‘integrale projecten’ die fenomeengericht werkt
b) een cel‘overlast en leefbaarheid’ die plaatsgericht werkt
c) een cel ‘gewapend bestuur’
d) een cel ‘rampenbeleid en technische openbare veiligheid’
Advies
Er werd advies gevraagd aan IF op 7 april 2004.
IF heeft kennisgenomen van de princiepsbeslissing en heeft geen verdere bemerkingen
(ref:00/2004/04/041).
Argumentatie
De bedrijfsdirecteur integrale veiligheid
De bedrijfsdirecteur integrale veiligheid staat in voor de regie, de coördinatie en de uitvoering van
het integrale veiligheidsbeleid. In nauwe samenwerking met de strategisch coördinator en de
stadssecretaris, en tevens als lid van het managementcomité, creëert de bedrijfsdirecteur integrale
veiligheid hiertoe de nodige beleidsmatige ruimte en operationele capaciteit. Dit wordt
geëxpliciteerd in bindende dienstverleningsovereenkomsten met de stedelijke bedrijfseenheden en
andere betrokken actoren. Tevens wordt structureel afgestemd en samengewerkt met politie en
brandweer onder meer via participatie aan de zonale veiligheidsraad en de politiebriefing.
Anderzijds heeft de directeur de leiding over de verschillende cellen en bewaakt hij/zij daarbij hun
onderlinge samenhang en afstemming. De bedrijfsdirecteur integrale veiligheid wordt ondersteund
door een stafdienst. Deze laatste staat in voor de integrale beleidsconceptie en voorbereiding, en
dit op basis van gedegen analyse en evaluatie. Op stafniveau zorgt een terbeschikkinggestelde
politieofficier voor de permanente afstemming met politie. Verder verzorgt de stafdienst het
fondsenmanagement en –beheer van de betrokken projecten en contracten, inclusief boekhouding
en administratieve ondersteuning (onder andere notulussysteem). Tenslotte wordt van hieruit een
coherente interne en externe communicatie over het integrale veiligheidsbeleid ontwikkeld.
15
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
De cel ‘integrale projecten’
De cel ‘integrale projecten’ staat in voor de uitwerking van een integrale aanpak van de diverse
stedelijke onveiligheidsfenomenen. Ze steunt hierbij op gedegen en gezamenlijke
fenomeenanalyses van waaruit coherente beleidsplannen en methodieken worden ontwikkeld.
Vervolgens zorgt ze voor onderlinge afstemming van de verschillende projecten, alsook voor de
opvolging en evaluatie ervan. Kerntaak van de cel vormt m.a.w. de bewaking van de integraliteit
en dit in functie van interne en externe coherentie.
Qua fenomenen spitst de afdeling zich toe op een integrale aanpak van drugs, risicojongeren,
prostitutie, verkeersveiligheid en zorgt hierbij ook voor afstemming met de politionele (ook
preventieve) projecten uit het zonaal veiligheidsplan. Per fenomeen worden hiertoe
beleidsplannen
met methodieken uitgewerkt, waarbij alle elementen uit de veiligheidsketen, pro-actie, preventie,
preparatie, repressie en curatie aan bod komen en waarin de engagementen van de betrokken
partners geëxpliciteerd worden.
De cel ‘overlast en leefbaarheid’
Deze plannen en methodieken worden vervolgens in de cel ‘overlast en leefbaarheid’
geconcretiseerd tot op het niveau van de specifieke buurt of plaats waarin wordt opgetreden. In
die
zin stelt ze in samenspraak met de betrokken partners tactische en operationele plannen op waarbij
voor de nodige uitvoeringscapaciteit op het terrein wordt gezorgd. Op dit niveau worden daartoe
ook de nodige verantwoordelijkheden van de betrokken partners vastgelegd. Tenslotte wordt de
concrete plaatsgerichte aanpak geëvalueerd.
Op het terrein worden de acties ten behoeve van de aanpak van overlast- en
leefbaarheidsproblemen gerealiseerd en opgevolgd door de pleinconsulenten en dit in nauwe
samenwerking en synergie met de stedelijke en niet stedelijke partners, alsook met input vanuit
bewoners en bewonersgroepen. Specifiek voor de aanpak van de fysieke overlast (verloedering
straatbeeld, sluikstorten e.a.) worden de pleinconsulenten ondersteund door een GTI-team, alsook
door andere relevante stedelijke en niet-stedelijke partners.
De cel ‘gewapend bestuur’
De cel ‘gewapend bestuur’ ontwikkelt en coördineert het bestuurlijk arsenaal aan maatregelen
voor
de aanpak van specifieke veiligheids- en leefbaarheidsproblemen en dit via een aangepaste
reglementering en een vergunningsbeleid dat administratieve sancties en eventueel sluitingen
mogelijk maakt. De cel inventariseert en analyseert plaatselijke problemen ter zake, bereidt
vervolgens integrale aanpak voor.
Daarnaast staat de cel ‘gewapend bestuur’ in voor de administratieve afhandeling van de
specifieke bevoegdheden van de burgemeester zoals momenteel uitgevoerd door VE/IV.
Het betreft hier ondermee attesten en adviezen kansspelinrichtingen klasse II.
De mogelijkheden tot afstemming tussen de cel gewapend bestuur en het bureau voor integriteit
zullen worden onderzocht.
De cel ‘rampenbeleid en technische openbare veiligheid’
De ambtenaar-coördinator van deze cel staat, in nauwe samenwerking met de brandweer en
andere
betrokken actoren, in voor het uitwerken, opvolgen en begeleiden van een pro-actief en preventief
rampenbeleid, incl. rampendossiers en rampenplanning.
De veiligheidsingenieur staat in voor de controle en/of advies in het kader van de openbare
veiligheid in uitvoering van de specifieke bevoegdheden van de burgemeester en de algemeen
technische behandeling van grote veiligheidsdossiers.
Bewonerscontactgroep Antwerpen Noord
12 mei 2004
Wat betreft het thema drugoverlast wordt hier ongenoegen geuit over het recente onderzoek ‘drugs
en overlast’. De bewoners kunnen niet geloven dat drugoverlast zo’n kleine rol in hun buurt speelt en
16
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
zijn niet akkooord met de stelling dat de burgers niet tevreden zijn over de aanpak van de politie. Ze
spreken dan ook hun steun uit aan Serge Muyters en de gevoerde acties door de politie.
(Kort daarvoor verscheen in opdracht van de Programmatorische Overheidsdienst Wetenschapsbeleid “drugs en overlast”.
Onderzoekers kwamen tot de bevinding dat de associatie tussen drugs en overlast zwak te noemen is. Uit 250 telefonische
enquêtes die afgenomen zijn van bewoners ut de buurt van het De Coninckplein blijkt dat het overlastfenomeen dominant
wordt toegeschreven aan andere maatschappelijke groepen dn de druggebruikers. Gemiddeld wordt minder dan 1% van de
gesignaleerde overlast als druggerelateerde overlast beschouwd. Qua ervaren overlast in het algemeen springt het De
Coninckplein sterk uit boven de andere onderzoeksgebieden. De meest voorkomende overlastfenomenen op het De
Coninckplein zijn rommel op straat of sluikstorten, geluid van verkeer en uitwerpselen van dieren.
Gesprek met de burgemeester
13 juni 2004
In het kader van de ABC mars werden actievoerders uitgenodigd op het stadhuis . Vraag aan de
burgemeester waarom de discrepantie tussen colleges van 5 maart en van 2 april. Daaruit blijkt dat
deze het sociaal geld van het Grootstedenbeleid zal gebruiken voor sociale uitdrijving en repressie. En
waarom zijn exclusieve contacten ivm beleidvorming bij de bewoners met representatieve
bewonersgroepen zijn zoals de Bilzen. De burgemeester zei dat er een vertrouwensbreuk met de
burger is. Hij wou wel eens over het Grootstedenbeleid praten en hij had grote hoop in het komende
Overleg Atheneumbuurt. Achteraf stuurde de burgemeester ons nog een mail waarin hij zei dat hij
tevreden was met zijn contacten met de bewoners.
over Overleg Atheneumbuurtdoor coördinator van de planningcel Centrum-As Dries Willems(
centrum-as) is een onderonsje tussen veiligheid en de gepriviligieerde bewonersgroepen.
Overleg Deconcentratie Drugs
25 juni 2004
Tijdens de eerste vergadering van de ‘Stuurgroep Deconcentratie Drugs’ een overleg in het kader van
het Actieplan Atheneumbuurt die plaats had bij de Free Clinic in juni 2004 meldde een
buurtbewoonster aan de politie dat zijzelf duidelijk dagelijks kon zien hoe er ondanks de aanwezigheid
van het mobiele politiekantoor, tijdens de 2e 100 dagen gewoon verder gedeald werd op het plein.
Terwijl in de stads- en andere media werd aangekondigd dat het tegen de drugdealers was. Ze vroeg
aan de aanwezige vertegenwoordigers van de politie of ze voor die gang van zaken een uitleg
hadden. Een van de twee aanwezige politiebeambten heeft toen geantwoord dat er veel klachten
waren binnengekomen van mensen die gecontroleerd werden op drugs terwijl ze er niks mee drugs te
maken hadden. Daarom werd toen het ordewoord gegeven om totaal niet meer achter de dealers aan
te gaan. Eén van de deelnemers aan de vergadering die vond dat die uitleg voor de discrepantie
tussen beleid en de uitvoering ervan ontoereikend was is daar toen verder op ingegaan en heeft toen
tot driemaal toe om nadere uitleg gevraagd aan de politie. De twee aanwezige politie beambten
weigerden toen tot driemaal toe om te antwoorden.
(De eerste paar weken van de eerste 100dagen lag het plein er inderdaad totaal verlaten bij. Maar toen de straatdealers én de
klanten beseften dat de politie effectief niet of nauwelijks optrad tegen de straatdealers ging de handel weer zijn normale
gangetje. Zulks verbaasde toen iedereen die op het plein komt ten zeerste.)
Stadsplan Veilig
10 november 2004
En de criminaliteitscijfers zitten in dalende lijn. We klokken vandaag met het aantal
geregistreerde misdrijven af onder het niveau van 2000.
Toch is de ontevredenheid en het onbehagen bij de inwoners groot. Terwijl de feitelijke
onveiligheid daalt, blijft de ervaren onveiligheid bij de Antwerpenaren groot. Bijna twintig
procent van de bevolking ervaart altijd of vaak onveiligheidsgevoelens. Eén op drie mijdt
altijd of vaak bepaalde plekken in de stad. En ook overlastgebonden buurtproblemen zijn
een zorg. Antwerpenaren ergeren zich aan rommel in hun buurt en aan agressief
verkeersgedrag.
De opdracht van het stadsbestuur is duidelijk. De criminaliteit moet verder naar omlaag. Maar
vooral de ervaren onveiligheid en de overlast dienen te worden aangepakt.
In de periode 2005-2008 ligt de prioriteit op het bestrijden van overlast,
2. Ervaren onveiligheid: het onveiligheidsgevoel
De federale veiligheidsmonitor meet tweejaarlijks met een telefonische enquête de
onveiligheidsgevoelens bij de bevolking. Antwerpenaren voelen zich een pak onveiliger
17
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
dan de gemiddelde Belg maar wel veiliger in vergelijking met andere Belgische
grootstadsbewoners onder de taalgrens.
Criminaliteitscijfers zijn hier van weinig tel. Onveiligheidsgevoelens zijn de doorsnede van
een verzameling van angstgevoelens, onzekerheid en onbehagen. Zo bepaalt de weerbaarheid
van mensen vaak in hoge mate of ze zich onveilig voelen op een plein of in een buurt. De
tolerantiegraad ten aanzien van fenomenen zoals vuile straten, nachtlawaai, sluikstort, rondhanggedrag van jongeren, de geconcentreerde aanwezigheid van ‘buitenstaanders’
(vreemdelingen) of sociaal kwetsbaren (bedelaars, daklozen) is voor iedereen anders.
Ervaren overlast heeft dus evenzeer een invloed op het onveiligheidsgevoel.
3. Overlast
Mensen ervaren overlast wanneer ze -meer dan hun lief is- geconfronteerd worden met
voor hen ontoelaatbaar gedrag dat plaatsgrijpt in hun directe leefomgeving. Lang niet
alle overlastgedrag kan beteugeld worden via strafrechterlijke weg. Maar vele zogenaamde kleine overlastfeiten hebben een groot storend karakter. Alleen een gezamenlijke
politionele, justitiële en bestuurlijke aanpak zal baat brengen.
In beginsel ervaren burgers veel overlastgedrag als onbeleefd en antisociaal. Maar dat
gedrag valt doorgaans niet gemakkelijk te bestraffen. Als gevolg daarvan voelen mensen
die ermee te maken hebben zich in de steek gelaten en niet gerespecteerd als burger. En
dat zorgt dan begrijpelijk voor onveiligheidsgevoelens en vertrouwensverlies in de
overheid. Op die manier leiden balorig gedrag en baldadigheid tot afkeer en onbegrip
tussen bevolkingsgroepen of regelrechte burenhaat. Daarom verdient overlast een
prominente plaats in het veiligheidsbeeld en –beleid van de stad.
Overlast valt niet simpel te vatten in cijfers. De Veiligheidsmonitor meet in hoeverre
mensen last hebben van overlastgebonden buurtproblemen. De top drie van de buurtproblemen van de Antwerpenaar bestaat uit: rommel op straat, agressief verkeersgedrag
en storend rondhanggedrag van jongeren. In onderstaande grafieken blijkt dat de
Antwerpenaar zich meer dan de gemiddelde Vlaming stoort aan die problemen.
Overlasttypes
Overlast bestaat, gezien haar subjectief karakter, in vele vormen en gedaanten. In de acties die
volgen uit dit plan onderscheiden we 12 overlasttypes, opgedeeld in fysieke (5) en sociale
overlast (7).
Fysieke overlast
1. Vuil op straat
2. Beschadigd straatmeubilair en defecte
voorzieningen
3. Commerciële verloedering
4. Verwaarlozing, leegstand en verkrotting
Sociale overlast
1. Intimidaties
2. Bedreigingen & conflicten
3. Storend rondhanggedrag
4. Overlastgevende drankgelegenheden
18
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
5. Lawaai en stank
VOLVOX
5. Drugsgebonden overlast
6. Huisjesmelkerij
7. Verkeersoverlast
Overlast is ongelijk gespreid over de stad. Buurten in de aandachtswijken hebben meer last van
een concentratie aan overlasttypes. In bijlage steken twee overzichtskaarten met de fysieke
(bijlage III) en sociale (bijlage IV) overlast in de verschillende buurten in Antwerpen. Deze
kaarten bundelen een aantal overlasttypes zoals storend rondhanggedrag, sluikstort,
drugsoverlast en verwaarlozing, leegstand en verkrotting. Het is duidelijk dat de overlast zich in
Antwerpen concentreert in het noordoosten (Antwerpen Noord, oud-Borgerhout, Merksem
Dokske) en in het zuiden (Kiel en een paar wijken in Hoboken).
Uitgangspunten voor de inhoud
Inhoudelijk kiezen we voor een dubbelspoor: een gebiedsgerichte aanpak van hotspots en een
doelgroepgerichte aanpak van hotshots, een bonte verzameling welomschreven daders en
risicogroepen.
Doelgroepregie
Omdat fenomenen en feiten altijd door mensen worden gepleegd, pakken we met
doelgroepregie daders en risicogroepen aan in plaats van delicten. Na een afgemeten
definiëring van iedere doelgroep, werken we met alle betrokken partners aan persoonsdossiers
om via doorgedreven casemanagement tot een sluitende aanpak op maat te komen.
Het merendeel van de mensen is redelijk succesvol, leeft in relatieve welvaart, voelt zich
relatief veilig en heeft weinig problemen met allochtonen of rondhangende jongeren.
In buurtactieteams en toezichsnetwerken werken betrokken diensten en organisaties
onder leiding van een buurtregisseur samen aan een draaiboek met acties en maatregelen
voor minder overlast en een leefbare hotspotbuurt. Afhankelijk van het criminografisch
profiel en het overlastprofiel van de buurt differentiëren we de aanpak. In de ene buurt
zullen we meer aandacht besteden aan het wegwerken van commerciële verloedering. In
een andere buurt kunnen de problemen zich concentreren rond storend
rondhanggedrag van jongeren. In sommige buurten zullen specifieke acties (sluiten
van een vzw, parkeeroverlast aanpakken, camerabewaking op een sluikstortspot) soelaas
moeten brengen.
Verslaafde veel- en vaakplegers
Veelplegers zijn personen tegen wie in totaal meer dan tien keer proces-verbaal is
opgemaakt. Zij volharden in crimineel gedrag. Ze zijn de zogenaamde
19
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
draaideurklanten van politie, justitie en hulpverleners, het vast cliënteel, overwegend
mannen die actief zijn in de grote steden.
Er is onmiskenbaar een verband tussen problematisch druggebruik, criminele veelplegerij
en criminele overlast. Naar schatting 80 procent van de veelplegers is verslaafd aan
harddrugs, alcohol of gokken. Minstens de helft van de gevangenisbevolking bestaat uit
druggebruikers. Bij de top 10 van Antwerpse veelplegers is de helft druggebruiker. Zij
plegen hoofdzakelijk inbraken en diefstallen om in hun verslavingsbehoefte te voorzien:
woninginbraak, auto-inbraken, handtassenroof, winkeldiefstal of diefstal met geweld. Zij
stellen ook overlastgevend gedrag in de vorm van psychische verwardheid, zwerven
en ongezond voorkomen. Systematische dataverzameling over het aantal druggebruikers
onder de gevatte daders ontbreekt vooralsnog. We weten wel dat de drugoverlast
geconcentreerd neerslaat in een aantal wijken.
Deze aanpak stelt enorme uitdagingen voor de samenwerking tussen verschillende diensten.
Maar het is de enige manier om schotten te slechten. De omslag van een doelgroep aanpak
van elke instantie afzonderlijk (als dader, MOF-jongere, POS-er, spijbelaar,
druggebruiker, leefloner, …) naar een case-managment op persoonsniveau vergt de
nodige voorzichtigheid met betrekking tot de deontologische code van de betrokken
instanties en de privacy wetgeving terzake. Kritieken zoals ‘de doos van pandora’ & ‘bigbrother-syndromen’ zijn immers snel geformuleerd.
Overleg Deconcentratie Drugs
24 december 2004
Tijdens de laatste vergadering van de ‘Stuurgroep Deconcentratie Drugs’ in december 2004 stelde de
vertegenwoordiger van de gebruikers opnieuw diezelfde vraag aan aanwezige vertegenwoordigers van
de politie. Toen antwoordde de politie dat het toch maar dweilen met de kraan open is dat, ze te
weinig effectieven hebben, dat de kleine dealertjes die ze kunnen aanhouden dezelfde dag of een
paar weken of maanden later vrij zijn en dat het zich toch maar zou verplaatsen als ze iets deden.
Volgens hen was de 2de 100 dagen nooit tegen de dealers was maar wel tegen de cafés.
Gemeenteraad
17 mei 2005
Gemeenteraad 17 mei
Op 9 mei keurde het college de nieuwe politiecodex goed. De gemeenteraad keurde het reglement
op 17 mei goed. Dat reglement bundelt bestaande politieregels en huishoudelijke reglementen. Het
bevat ook nieuwe artikels, die het de stad mogelijk moeten maken om snel en efficiënt op te
treden tegen overlast zoals sluikstort, nachtlawaai en vandalisme. Precies ter bestrijding van de
overlast komen er ook administratieve boetes, die de stad zelf kan innen.
Voor Antwerpen is de strijd tegen overlast prioritair
De stad wil haar burgers aanzetten tot meer sociaal gedrag. Prioritair zijn:



Overlast in het straatbeeld zoals sluikstort, nachtlawaai of vandalisme
Overlastgevende of brandonveilige publiek toegankelijke inrichtingen zoals cafés of clubs
Storend gedrag in openbare instellingen of op het openbaar domein.
Met de nieuwe politiecode kan de stad overtreders zelf straffen
Op 17 juni 2004 werd de gemeentewet gewijzigd, waardoor het toepassingsgebied van de
administratieve sancties gevoelig werd uitgebreid. Hierdoor worden het parket en de rechtbanken
ontlast en kunnen de gemeenten autonoom maatregelen tegen overlast nemen.
20
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
Met de stadsboetes is er een nieuw instrument om het samenleven in de stad te
verbeteren
Politiemensen, ambtenaren van vervoersmaatschappijen en gemeentelijke ambtenaren zullen
overtredingen kunnen vaststellen. Momenteel beschikt de stad Antwerpen over 245 beëdigde
ambtenaren van wie de buurttoezichters, parkwachters en medewerkers van stads- en
buurtonderhoud uiteraard in aanmerking komen om overlast in het openbaar domein vast te
stellen. Kandidaat-ambtenaren krijgen een vorming van minimaal 40 uren die onder leiding van de
politieschool plaatsvindt en vanaf 23 mei 2005 van start gaat. Tegen de zomer zullen maximaal
100 opgeleide en beëdigde ambtenaren overtredingen op de politiecode kunnen vaststellen en
burgers aanzetten tot meer sociaal gedrag.
Overlastgedrag wordt niet alleen vastgesteld, maar ook gesanctioneerd
Jan Huyghe en Cathy Vermeulen van de juridische dienst van de stad Antwerpen, werden
aangesteld als sanctioneringsambtenaar. Overtredingen kunnen bestraft worden met boetes tot
250 euro. Antwerpen voert ook het straatverbod in. De burgemeester kan, bij gemotiveerd
besluit, aan personen die herhaaldelijk de openbare orde ernstig verstoren of zware overlast
veroorzaken in eenzelfde omgeving, verbieden één of meerdere straten te betreden of er te
vertoeven gedurende een door hem te bepalen termijn die 8 dagen niet mag overschrijden. Het
straatverbod is een dwingende maatregel om zware overlast in te perken, maar is geen sanctie.
Het zich niet houden aan het straatverbod kan wel met een geldboete gesanctioneerd worden.
Bijkomende sancties om overlast te bestrijden zijn schorsing en intrekking van gemeentelijke
toelatingen en tijdelijke of definitieve sluiting van instellingen. Die maatregelen worden via een
besluit van de burgemeester getroffen. Ook huishoudelijke reglementen van bijvoorbeeld
zwembaden, sporthallen, recyclagecentra zijn aangepast en in de politiecode opgenomen. Ook hier
kan overlastgedrag beboet worden.
Nieuwe Politiecodex
(2),(3) : Politiecodex p.60
17 mei 2005
Afdeling 3 – Straat- en plaatsverbod
Artikel 291 §1.- Onverminderd zijn prerogatieven kan de burgemeester bij gemotiveerd besluit aan die personen, die
herhaaldelijk de openbare orde ernstig verstoren of zware overlast veroorzaken in dezelfde omgeving, verbieden één
of verscheidene straten te betreden of er te vertoeven gedurende een door hem te bepalen termijn die 8 dagen niet
mag overschrijden.
§2.- Dit verbod kan slechts opgelegd worden na herhaaldelijke vaststellingen en een mondelinge en een schriftelijke
verwittiging dat inbreuken zoals in paragraaf 1 vermeld, begaan werden en een straatverbod overwogen wordt. Het
straatverbod kan slechts opgelegd worden hetzij bij aangetekend schrijven, hetzij door overhandiging tegen
ontvangstbewijs, hetzij bij deurwaardersexploot. De betrokkene wordt de mogelijkheid geboden om vooraf gehoord te
worden in zijn middelen van verdediging.
§3.- In geval van herhaling, zoals omschreven in artikel 332 §1 van dit reglement, bedraagt de maximumtermijn 14
dagen.
§4.- In geval van nieuwe herhaling, zoals omschreven in artikel 332 §2, bedraagt de maximumtermijn 1 maand.
§5.- Indien de persoon, aan wie de burgemeester dergelijk verbod heeft opgelegd, in de aangewezen straat een
aantoonbaar belang heeft om ze te betreden of er te vertoeven, dan kan deze de burgemeester bij gemotiveerde vraag
verzoeken het verbod in tijd en plaats te beperken.
Wie een aantoonbaar belang heeft om de aangewezen straat te betreden of er te vertoeven, kan bij gemotiveerd
verzoek de burgemeester vragen om het verbod in tijd en plaats te beperken.
 Via de bedrijfseenheid Integrale veiligheid (1)
§6.- De burgemeester kan dergelijk verbod niet opleggen aan personen, die, blijkens het bevolkings- of
vreemdelingenregister, in de aangewezen straat zijn ingeschreven.
§7.- Personen die zich niet houden aan het door de burgemeester opgelegde straatverbod worden gestraft met een
administratieve geldboete zoals in artikel 331 e.v. van dit reglement voorzien.
21
STAD
29 juni 2005
Het straatverbod in Antwerpen
VOLVOX
Artikel 292 §1.- Onverminderd de bepalingen in de huishoudelijke reglementen en onverminderd zijn prerogatieven, kan
de burgemeester het verbod opleggen aan die personen die er herhaaldelijk de openbare orde ernstig verstoren of
zware overlast veroorzaken om bepaalde openbare inrichtingen te betreden of er te vertoeven, voor zover zij
afgebakend kunnen worden, zoals sportzalen, sportterreinen, zwembaden, ontspanningsgebieden, musea, bibliotheken
en culturele centra, enz… gedurende een door hem te bepalen termijn, die 8 dagen niet mag overschrijden.
§2.- De bepalingen van artikel 291 § 2, § 3, § 4, § 5 en § 7 zijn van overeenkomstige toepassing op de in paragraaf 1
van dit artikel vermelde plaatsen.
De overlast monitor
Senaat
2 juni 2005
Vraag om uitleg van mevrouw FauzayaTalhaoui aan de vice-eerste minister en
minister van Binnenlandse Zaken over «het straatverbod in Antwerpen» (nr. 3848)
De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken,Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en
GelijkeKansen. – Met een recent door de Antwerpse gemeenteraad goedgekeurd politiereglement wordt in
Antwerpen een straatverbod mogelijk met de bedoeling om in bepaalde straten komaf te maken met de blijvende
overlast veroorzaakt door straatprostituees. De minister van Binnenlandse Zaken vermoedt dat Antwerpen zich
vooral heeft geïnspireerd opeen Rotterdams model waar zulk straatverbod effectief bestaat. Het betreft hier
natuurlijk een fundamentele discussie: hoever mag de overheid gaan in een democratische rechtsstaat om de
veiligheid van haar onderdanen maximaal te garanderen.Het is in de eerste plaats de taak van de gemeente om de
nodige maatregelen te treffen ten einde de openbare orde en rust op haar grondgebied te handhaven. Het is dus
niet de taak van de federale overheid om in de plaats van de lokale overheden reglementerend op te treden voor
plaatselijke problemen van ordehandhaving. Dat zou een miskenning zijn van de bevoegdheden van de lokale
besturen. Bovendien berust het administratief toezicht op de gemeenten bij de gewestelijke overheid en dus niet
langer bij de federale overheid. De maatregelen genomen op lokaal niveau moeten echter beantwoorden aan de
beginselen en regels van onze democratische rechtsstaat. Naast respect voor het Europese
mensenrechtenverdrag en onze Grondwet, moet een maatregel als een straatverbod, die toch een
verregaande beperking inhoudt van de fundamentele rechten en vrijheden, beantwoorden aan principes
van proportionaliteit, subsidiariteit en noodzakelijkheid. Met dergelijke maatregelen moet dus
zeer omzichtig worden omgesprongen. Alleen als de overheid alle andere mogelijkheden
heeft uitgeput, zoals een versterkt politietoezicht, preventieve maatregelen en dergelijke meer en
als die maatregelen niet tot het gewenste effect leiden, zijnde het herstel van de openbare orde en
veiligheid, kan een maatregel als het straatverbod worden overwogen. Een van de principes van onze
rechtsstaat is ook dat regels op hun wettelijkheid kunnen worden getoetst door de rechterlijke macht. Als lid van
de uitvoerende macht kan de minister van Binnenlandse Zaken dus niet beoordelen of het straatverbodstrijdig is
met hogere regels in ons land. Bij zijn weten heeft de rechterlijke macht – in het geval van een straatverbod
uitgevaardigd bij politiereglement, de Raad van State – zich hierover echter nog niet uitgesproken. Wel wordt in
een arrest van het Europees hof voor de rechten van de mens een soortgelijke maatregel, namelijk de avondklok,
niet beschouwd als een inbreuk op artikel 5 EVRM, namelijk het verbod van willekeurige vrijheidsberoving De
bevoegdheid in die materie berust dus bij de lokale overheid. Naar verluidt zouden de problemen
hoofdzakelijk te wijten zijn aan het feit dat alle maatregelen, zij het preventief of repressief, politieel of
sanitair, die ten aanzien van de prostituees werden getroffen, mislukt zijn. De situatie is dus beperkt tot een
kleine groep, maar het is juist dat elke maatregel genomen op een welbepaald terrein, elders een weerslag kan
hebben en dat het fenomeen zich kan verplaatsen. Er bestaat geen wettelijke definitie van het begrip openbare
overlast. Het begrip vloeit voort uit de gemeentewet en werd gedeeltelijk omschreven in de omzendbrief OOP
30bis, die de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties omkadert. Dat begrip wijst inderdaad op
feiten die ervaren worden alsof ze een gevoel van onveiligheid creëren zonder dat ze door de wet worden
bestraft.
22
Download