STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen Het bestuursakkoord 2001-2006 Het beleidsplan Integrale veiligheidszorg’ College van burgemeester en schepen College van burgemeester en schepen College van burgemeester en schepen College van burgemeester en schepen Bewonerscontactgroep Antwerpen Noord SODA themagroep drugoverlast Bewonerscontactgroep Antwerpen Noord SODA themagroep drugoverlast College van burgemeester en schepenen College van burgemeester en schepenen Bewonerscontactgroep Antwerpen Noord Gesprek met de burgemeester Overleg Deconcentratie Drugs Stadsplan Veilig Overleg Deconcentratie Drugs Gemeenteraad Politiecodex Senaat VOLVOX 18 december 2000 5 juli 2002 4 september 2002 16 oktober 2002 19 februari 2003 7 mei 2003 9 oktober 2003 16 oktober 2003 6 november 2003 26 november 2003 5 maart 2004 2 april 2004 12 mei 2004 13 juni 2004 25 juni 2004 10 november 2004 24 december 2004 17 mei 2005 17 mei 2005 2 juni 2005 In deze documenten hebben we de term overlast en gerelateerde termen onderstreept. De passages waarin die termen voorkomen hebben we chronologisch onder elkaar geplaatst. Conclusie Het straatverbod is niet als een donderslag ui heldere hemel komen gevallen. Binnen de veiligheidsketen, zijn zowel sociale zaken, gezondheidszorg als onderwijs onderhevig zijn aan veiligheid.(zie beleidsplkan Integrale Veiligheidszorg). Het hele veiligheidsbeleid lijkt tegen thuislozen gericht te zijn. Beleidsdocumenten en collegeverslagen spreken onveiligheidsgevoeles, subjectieve- en ervaren overlast. sinds 2000 van Tegen ‘storend jongerengedrag’ en daaraan verbonden ‘drugoverlast’ wordt sinds 2002 een ‘integrale aanpak van overlast’ vooropgesteld.(zie college 16 oktober 2002) In 2004 besliste de stad om het geld van het Grootstedenbeleid te gebruiken voor hun integrale veiligheidszorg. Bronnen van overlast zouden op korte termijn weggewerkt worden.(zie college 2 april 2004) Jongeren van allochtone afkomst worden geviseerd(zie Stadsplan Veilig). De politie trad niet of nauwelijks op tegen straatdealers tijdens de 2 keer 100 dagen wanneer een mobiel politiekantoor op het plein of in de buurt daarvan stond.(zie Deconcentratie Drugs) We kunnen u op aanvraag alle documenten in hun volledigheid toesturen. 1 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX Het bestuursakkoord 2001-2006 P 56 Veiligheid een veilige stad Het concept van integrale veiligheidszorg De stad wil de veiligheid van haar inwoners garanderen. Iedereen moet zich in de stad veilig kunnen voelen. Veiligheid is ook een voorwaarde om de fundamentele rechten en vrijheden van de mens te waarborgen. Deze vrijheden mogen niet worden ingeperkt door onveiligheidsgevoelens. Veiligheid is een fundamentele behoefte van mens en maatschappij en sinds enkele decennia ook erkend als een van de fundamentele rechten van de mens.(Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, art 3,10,10 december 1948) Maatschappelijke entiteiten, gaande van het gezin tot de staat, hebben nood aan veiligheid om zich te kunnen ontplooien. Onveiligheid tast de kwaliteit van het leven aan en is een voedingsbodem voor allerlei extreme fenomenen die een democratische evolutie van de samenleving belemmeren. In het kader van een invulling van het begrip onveiligheid in een stedelijke context maken wij een onderscheid tussen: objectieve onveiligheid: het effectieve risico om slachtoffer te worden van criminele en/of maatschappelijke overlast; subjectieve onveiligheid: de gevoelens van angst om slachtoffer te worden en gevoelens van onzekerheid; overlast: het ongenoegen dat bij de bevolking ontstaat wanneer een bepaald storend gedrag al te vaak voorkomt of wanneer een andere omgevingsfactor die ergernis veroorzaakt maar blijft aanslepen en waardoor een onveiligheidsgevoel wordt veroorzaakt. p. 62 Wegwerken van de overlast Streven naar "nul overlast" Waar nodig moet overlast snel, efficiënt en accuraat worden aangepakt. Dat moet wijk per wijk gebeuren omdat het storend gedrag of de storende factor waarmee een bepaalde wijk geplaagd wordt zich in andere wijken niet of maar heel weinig voordoet zodat hij er niet echt voor overlast zorgt. In een samenleving zoals de stad Antwerpen is het utopisch om alle vormen van gedrag die door ten minste iemand als overlast wordt ervaren weg te werken. Bepaalde fenomenen vormen overlast in één buurt maar niet noodzakelijk in een andere. Het beleidsplan Integrale veiligheidszorg’ 5 juli 2002 2. HET CONCEPT VAN INTEGRALE VEILIGHEIDSZORG Onder integrale veiligheidszorg verstaat het federaal veiligheidsplan een allesomvattende aanpak die inspeelt op alle factoren die de veiligheid kunnen bedreigen of bevorderen. Integrale veiligheidszorg werkt de vijf verschillende schakels van de veiligheidsketen uit waarbij voor een prioriteit proactieve, preventieve, preparatieve, repressieve maatregelen en nazorg in onderlinge samenhang worden genomen. (Proactie en preparatie worden dikwijls onder de noemer preventie opgenomen waardoor drie schakels overblijven). 2 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX PROACTIEF PREVENTIEF PREPARATIEF REPRESSIEF CURATIEF Creëren van een positief sociaal klimaat Voorkomen van de diverse oorzaken van problemen of beperken van de gevolgen Gepaste reactie, door en in samenwerking met alle mogelijk betrokken partners Maatschappelijke reactie op ontolereerbaar gedrag door politie, justitie, onderwijs, .. Opvang en begeleiding van daders en slachtoffers Veiligheidsketen Deze aanpak veronderstelt een horizontale en een verticale integratie van veiligheid. De vijf schakels moeten met elkaar horizontaal verbonden zijn door het veiligheidsbeleid als een taak van iedereen te beschouwen: onderwijs, welzijn, economische ontwikkeling, ruimtelijke ordening en leefmilieu, sociale zaken, volksgezondheid, verkeer, politie en justitie. De integrale veiligheidszorg moet er toe bijdragen dat ook andere publieke en private partners dan politie en justitie hun verantwoordelijkheid opnemen en vrijwillig meewerken aan het bevorderen van de veiligheid. Dit veronderstelt een goede samenwerking tussen alle betrokken actoren. Op basis van overleg en partnership en op grond van behoud van de eigen verantwoordelijk-heden, draagt elke betrokken partner bij tot een gecoördineerde aanpak van onveiligheid. Door deze ruime veiligheidsbenadering kan het gezamenlijke doel van alle actoren gedefinieerd worden als de verbetering van de stedelijke leefbaarheid. De integrale veiligheidszorg impliceert ook een verticale integratie van overheidsinterventies van het lokale niveau tot het internationale niveau waarbij beleidsafstemming tussen de diverse beleidsniveaus wordt betracht. Geïntegreerde veiligheidszorg impliceert ook vormen van co-financiering op basis van diverse financieringsbronnen. Mogelijke financieringsbronnen zijn werkingsstructuren zoals het Europees Sociaal Fonds (Europees niveau), het Veiligheids- en Preventiecontract en het Grootstedenbeleid (federaal niveau), het Sociaal Impulsfonds (Stedenfonds) en het Jeugdwerkbeleidsplan (gemeenschapsniveau) en het stads- of gemeentebestuur en het OCMW (stedelijk of gemeentelijk niveau). Integrale en geïntegreerde veiligheidszorg vraagt afstemming tussen de reeds bestaande beleidsplannen waarbij rekening wordt gehouden met het integraal veiligheidsbeleid en aandacht voor het veiligheidsthema vanuit verschillende disciplines en actoren. 3. CONCEPTUALISERING VEILIGHEID Het concept van integrale veiligheidszorg, met inbegrip van de veiligheidsketen, houdt dus een ruime veiligheidsbenadering in die veel meer omvat dan het bestrijden van criminaliteit alleen. Een veiligheidsbeleid dient daarbij rekening te houden met drie invalshoeken de objectieve of feitelijke onveiligheid; de subjectieve onveiligheid of onveiligheidsgevoelens; de mogelijke onveiligheid of onveiligheidsrisico’s. Volgens het Federaal Veiligheidsplan wordt onder veiligheid verstaan 3 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX de objectieve criminaliteit; de subjectieve veiligheid; overlast. Dikwijls treedt verwarring op bij de invulling van de begrippen criminaliteit, onveiligheid, onveiligheidsgevoelens en overlast. Een onderscheid kan gemaakt worden tussen drie niveaus van vormen van onveiligheid (integriteit, leefomgeving, leefkwaliteit) en in drie niveaus van onveiligheidsbeleving (angst, onrust, onzekerheid). Op micro-niveau (het niveau van het individu en de persoonlijke integriteit) wordt een situatie onveilig als ze beleefd wordt als een aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit. Dit veroorzaakt angst. Op meso-niveau, het niveau van de eigen leefomgeving, wordt een situatie onveilig als ze beleefd wordt als een aantasting van de eigen materiële en immateriële leefomgeving. Dit gaat gepaard met onrustgevoelens waarbinnen ergernis en onbehagen worden onderscheiden. Op macro-niveau, het niveau van de bredere leefcontext en leefkwaliteit, wordt een situatie onveilig als ze beleefd wordt als een aantasting van de eigen leefkwaliteit. Het betreft hier de situering van het individu in de verschillende maatschappelijke domeinen zoals gezin, onderwijs, arbeid en vrije tijd. Aantasting veroorzaakt op dit niveau onzekerheid. Het duiden van een situatie als veilig of onveilig is een interpretatie op grond van contextelementen en individuele basisschema’s en persoonskenmerken. Het criterium om een situatie als veilig te duiden is de afwezigheid van dreiging voor de fysieke, psychische of materiële integriteit en de afwezigheid van gerelateerde angstgevoelens. Angstgevoelens zijn de noodzakelijke en voorwaardelijke gevoelens die affectief beleefd moeten worden opdat men van een onveiligheidsgevoel kan spreken. Onrust- en onzekerheidsgevoelens op zich zijn niet het gevolg van een bedreiging van de integriteit en maken dus niet het voorwerp van veiligheid uit. In die zin dienen overlastfactoren onderscheiden te worden van onveiligheidsgevoelens. Allerlei als storend geïnterpreteerde elementen in de onmiddellijke leefomgeving die onder de noemer overlast vallen, geven aanleiding tot onrustgevoelens, ergernis, onbehagen. Zij vormen echter geen onmiddellijke bedreiging voor de fysieke, psychische en materiële integriteit van iemand. Evenzo leiden aantastingen van de leefkwaliteit niet de facto tot angst maar eerder tot (bestaans)onzekerheid. Overlast wordt in verschillende bronnen als volgt gedefinieerd: bestuursakkoord 2001 - 2006 ‘Het ongenoegen dat bij de bevolking ontstaat wanneer een bepaald storend gedrag al te vaak voorkomt of wanneer een omgevingsfactor die ergernis veroorzaakt maar blijft aanslepen en waardoor een onveiligheidsgevoel wordt veroorzaakt.’ federaal veiligheids- en detentieplan ‘De aantasting van de leefbaarheid of het leefbaarheidsgevoel door omgevingsfactoren van materiële of personele aard.’ omzendbrief OOP van 2 mei 2001 (administratieve sancties) 4 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX ‘De openbare overlast heeft betrekking op, voornamelijk individuele, materiële gedragingen die het harmonieuze verloop van de menselijke activiteiten kunnen verstoren en de levenskwaliteit van de inwoners van een gemeente, een wijk, een straat, kunnen beperken op een manier die de normale druk van het sociale leven overschrijdt. Men kan de openbare overlast beschouwen als lichte vormen van verstoringen van de openbare rust, veiligheid, gezondheid en zindelijkheid.’ Deze laatste definitie lijkt de best hanteerbare mits schrapping van het woord ‘openbare’. Nochtans is er een wisselwerking tussen de drie niveaus. Afhankelijk van het individu en de context kan een overlastfactor of een cumul van overlastfactoren worden geïnterpreteerd als een integriteitsdreiging en aanleiding geven tot onveiligheidsgevoelens. Zo kan ook een aantasting van de leefkwaliteit een individu gevoeliger maken om een situatie te interpreteren als onveilig. CBS 4 september 2002 Stad pakt overlast aan (SD A) Het college keurde vandaag het project ‘integrale aanpak van de overlast’ via het concept ‘projectmanager overlast’ goed. De ‘projectmanager overlast’ zal via de vzw SOMA de overlastproblemen duiden, een geïntegreerde aanpak voorstellen en, na rapportering aan de stuurgroep en in samenwerking met het managementcomité, een actiegericht beleid voeren. CBS 16 oktober 2002 Stuurgroep integrale veiligheid en overlastmanager pakken overlast verder aan Verschillende bronnen - waaronder de indicatoren van professor Kesteloot (KUL), de criminaliteitscijfers van de Lokale Politie Antwerpen, de kwalitatieve en kwantitatieve gegevens verzameld door de beleidscel preventie, de geanalyseerde cijfers van de stedelijke sluikstortcel, de activiteiten en wensen van bewonersgroepen en de statistische gegevens over leegstand en verkrotting - werden ondertussen geraadpleegd om tot een oplijsting van de meest voorkomende types van overlast te komen: Storend jongerengedrag Druggebruik of -dealen Conflicten Lawaaihinder Verkrotting Zwerfvuil en sluikstort Verkeersdrukte De aanpak van overlast in de stad door het stadsbestuur is niet nieuw. Het stadsbestuur levert al geruime tijd veel inspanningen om Antwerpen-Noord opnieuw aangenaam te maken. Met tal van acties werden onder meer huisjesmelkers (Krot Op), de drugsproblematiek, het sluikstorten en de tippelprostitutie in deze buurten aangepakt. Acties die mogelijk werden gemaakt door een uitbreiding van het personeelskader en nauwgezet opgevolgd worden door speciaal hiervoor ingezette medewerkers. De initiatieven zijn allesbehalve onopgemerkt voorbij gegaan en werpen ondertussen hun vruchten af: de sluikstortcijfers dalen en de verkrotting wordt teruggedrongen via het sluiten van verwaarloosde gebouwen en het uitvoeren van renovaties. De overlastmanager gaat deze acties mee coördineren en zo goed mogelijk op mekaar afstemmen, zodat een optimaal resultaat kan bekomen worden. Een uitbreiding van acties wordt op korte termijn in eerste fase voorzien naar drie omgevingen. Het gaat om buurten waar de overlast ook hoog scoort en er momenteel nog geen integrale aanpak 5 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX uitgebouwd is. Concreet gaat het om de omgeving Den Drink en Krugerplein, Abdijstraat en omgeving en de Provinciestraat, gekoppeld aan een gedeelte van de wijk Oud-Borgerhout. De overlastmanager gaat ook voor deze buurten erop toezien dat het sluikstorten, het storend en crimineel gedrag van sommige jongeren, de verkrotting en leegstand en de drugsproblematiek zullen aangepakt worden. Hiervoor zal hij aan het college van burgemeester en schepenen voorstellen formuleren voor een goede samenwerking van alle betrokken diensten en een optimale integratie van de verschillende acties. CBS 19 februari 2003 Collegeteam overlast gaat van start CBS 7 mei 2003 Project overlast Overzicht gevoerde actie � Waar? – Borgerhout Noord – Provinciestraat � Periode? 20 februari tot en met 20 maart 2003. � Doel – Tastbaar verschil voor de wijk. – Nog geen rechtstreekse impact op de oorzaken. 2003 Project overlast 5 � Rondhanggedrag en drugdealen – Uit straatbeeld tijdens actieperiode. – Vermoeden van verschuivingseffect � Oorzakenaanpak � Verschuiving actie � Geregistreerde criminaliteit – Daling door “toezichts- en aandachtspunten” en “symptoomaanpak” Bewonerscontactgroep Antwerpen Noord 9 oktober 2003 THEMA SPREIDINGSBELEID 1 2 Prostitutie Spoedige beslissing aanduiding gedoogzone tippelprostitutie (buiten de zone 2060!). Toepassing van het verbod voor tippelprostitutie in Rooseveltbuurt, controle door de politie. Kan er een uitbreiding komen van het WOT team politie City voor 24u permanentie ten aanzien van prostitutie? Drugsverslaving Strengere aanpak van de drugsverslaafden. Betere opvang, snellere hulpverlening. Spreiding van de hulpverlening, instellingen over de hele stad. De opvang en spreiding van gebruikers moet op korte termijn naar andere stadsdelen verhuizen. SODA themagroep drugoverlast 16 oktober 2003 6 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX Beknopte samenvatting van het initiatief Het Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen (SODA) organiseert sinds maart 2003 een themagroep drugoverlast bestaande uit vertegenwoordigers van drughulpverlening, algemeen welzijnswerk, preventie, politie, druggebruikers en bewoners. De focus van deze themagroep ligt op het gebied Atheneumbuurt (postcode 2060). Ze is intersectoraal samengesteld met het oog op de ontwikkeling van een omvattend plan voor betere zorg en opvang van druggebruikers en voor vermindering van drugoverlast. Een globaal maatregelenpakket bestaande uit een actieplan voor de buurt en een actieplan voor risicogroepen wordt gepresenteerd in het ‘Draaiboek Oorzakenaanpak Drugoverlast’. In het overgangsjaar 2004 kan reeds begonnen worden met de uitvoering van initiatieven die in beide actieplannen voorkomen: acties omtrent tijdsbesteding van druggebruikers en communicatie met de buurtbewoners. Dat laatste wordt in het draaiboek beschouwd als een conditio sine qua non om bij alle betrokkenen een realistisch verwachtingspatroon te ontwikkelen aangaande de mogelijkheden in de aanpak van overlast. Dit projectvoorstel is gericht op de (gespannen) verhouding tussen het druggebeuren en de buurtbewoners. Het project wil enerzijds druggebruikers activeren om positieve actie te ondernemen in de buurt. Anderzijds dient communicatie opgezet om onder meer buurtbewoners en (toekomstige) buurtgebruikers (bibliotheek, stadskantoor enz.) te informeren over het drugfenomeen en de stedelijke en niet-stedelijke initiatieven die hier professioneel rond werken. Activiteiten Beschrijving van de geplande acties Een team van projectmedewerkers zal instaan voor de uitvoering van volgende opdrachten: 1. Activering en empowerment van de doelgroep om naar de buurt toe positieve acties te ontplooien. Via de uitbouw van een peersupport-netwerk worden druggebruikers gemobiliseerd om: positieve (en zichtbare) acties te verrichten die de buurt rechtstreeks ten goede komen zoals afval opruimen, ophalen van injectienaalden via de spuitenpatrouille enz. Binnen dit luik dienen de mogelijkheden te worden onderzocht om druggebruikers in te schakelen via een PWA of ander statuut. elkaar te sensibiliseren in het opnemen van verantwoordelijkheid ten aanzien van zichzelf (veilig gebruiken, gezondheidspromotie) en de buurt (overlast, achterlaten van gebruikte spuiten en afval). een activiteitenaanbod uit te werken, i.s.m. de partners, dat een alternatief vorm voor (storend) rondhanggedrag. 2. Communicatie opzetten naar o.m. buurtbewoners en (toekomstige) buurtgebruikers (bezoekers bibliotheek, stadskantoor) om hen te informeren over het overlast- en drugfenomeen en de stedelijke en niet-stedelijke initiatieven die hier professioneel rond 7 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX werken. De communicatie kan o.m. gaan over oorzaken en effecten van druggebruik, hulpverlening; over marginaliteit, restgroepen; over diverse vormen van overlast en de aanpak ervan. Communicatie wordt gericht naar: Buurtbewoners en buurtgebruikers via stedelijk wijkoverleg, bewonersgroepen, publicaties,... Druggebruikers: informeren over initiatieven, bewonersvragen, overbrengen van preventieboodschappen,... Professionele partners: (drug)hulpverlening, straathoekwerk, outreachwerk, opbouwwerk, Bibliotheek, DEMOS e.a. i.v.m. initiatieven van druggebruikers, partnerorganisaties, … Stedelijk beleid. Randvoorwaarden: intensieve ondersteuning van de projectmedewerkers en inhoudelijke uitbouw van beide projectpijlers door een stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van o.m. Dagcentrum De Sleutel, MSOC/Free Clinic, buurtbewoners, DEMOS (Kenniscentrum Stedelijkheid, Permeke-site), Volvox, BAD, Politie, ’t Vlot, Opbouwwerk, SODA. Communicatie in verband met het initiatief Communicatie is een cruciaal onderdeel van het project. De ontwikkeling van een strategie om naar derden te communiceren over het project ligt voor de hand. Bewonerscontactgroep Antwerpen Noord 6 november 2003 De extra capaciteit wordt voor een aantal belangrijke projecten ingezet: Tippelprostitutie in de Atheneumbuurt opnieuw aanpakken. Deze moet volledig verdwijnen. Er komt ook geen tippelzone elders in Antwerpen. Serge Muyters heeft een 100-dagen plan dat na afloop zal geëvalueerd en bijgestuurd worden. Dit project wordt echter niet losgelaten na 100 dagen. Aanpak van de problemen op het De Coninckplein: het naleven van bestaande regels, wetten, reglementeringen en dergelijke wordt strenger aangepakt. Deze aanpak wordt geëvalueerd naargelang de resultaten zichtbaar worden. SODA themagroep drugoverlast 26 november 2003 1. 100-dagen actie van politie in de Atheneumbuurt Situatie Op de bewonerscontactgroep van 6/11 kondigde de burgemeester repressieve acties aan ten aanzien van tippelprostitutie. Morgen (27/11) vindt, op uitnodiging van de politie, een overleg plaats met betrokken actoren van de Atheneumbuurt (drughulpverlening, BAD, SODA, …). Verwacht wordt dat politie 8 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX zal vragen naar de mogelijkheden van de hulpverlening in het opvangen van de prostituees. De huidige mogelijkheden vanuit de hulpverlening zijn beperkt. Free Clinic heeft contact met de vrouwen en voorziet in begeleiding, maar hen van de straat houden gaat nu eenmaal niet vanuit een hulpverleningskader. Een huiskamerproject kan een tussenoplossing zijn, maar het heeft geen zin dergelijk project uit te voeren wanneer het beleid vertrekt vanuit een repressief kader. Van de installatie van een tippelzone is vanuit het beleid geen sprake meer. Een oplossing bestaat er nog steeds in, zoals vermeld in het draaiboek, enkele hotels te gedogen (2 à3). Korte termijn versus lange termijn acties Er zijn twee stromingen. Enerzijds zijn er binnen het stedelijk wijkoverleg bepaalde bewoners die veel druk leggen op het beleid om op korte termijn actie te ondernemen. Anderzijds is er het lange termijn beleid dat binnen deze themagroep wordt uitgewerkt. Vraag is wat de gevolgen zijn van de korte termijn acties op de beleidsvisie en de maatregelen die de themagroep uitwerkt? De communicatie die de stad voert rond prostitutie is niet realistisch. Het is zeer onwaarschijnlijk dat de prostitutie nooit meer terugkomt naar de buurt. Toch lijkt het niet zinvol om vanuit deze groep de bewoners ervan te overtuigen dat de korte termijn aanpak niet realistisch is. Immers, heel wat bewoners kunnen/willen dit niet zien. Beleidsvoorstellen voor die lange termijn aanpak worden binnen deze themagroep uitgewerkt en kunnen als dusdanig het tegengewicht zijn voor de korte termijn aanpak. Boodschap aan het bestuur De themagroep drugoverlast vindt het belangrijk om aan politie en beleid mee te geven dat de repressieve acties verregaande gevolgen zullen hebben en de problemen op lange termijn niet zullen oplossen: de vrouwen zullen meer thuis gaan werken, escorte doen, werken op afgelegen plekken en meer verspreid, er zullen meer verkrachtingen plaats vinden, … kortom de prostitutie zal minder beheersbaar worden, nog problematischer en op lange termijn meer risico’s inhouden voor de algemene volksgezondheid. Het oppakken van de prostituees zal er ook voor zorgen dat de schulden die zij hebben nog verhogen. 9 STAD De 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen burgemeester heeft op de bewonerscontactgroep VOLVOX gezegd dat de hulpverlening wordt gemobiliseerd eens de acties van politie voorbij zijn. Bijgevolg dient met de burgemeester en met schepen Grootjans overleg te komen over de lange termijn aanpak die in deze themagroep, en op vraag van schepen Grootjans, wordt uitgewerkt. Aan burgemeester en schepen Grootjans wordt tevens het advies gegeven om na de 100-dagen actie uit te pakken in de media met de lange termijn aanpak. Visie vanuit de bibliotheek Voor de bib zijn twee zaken belangrijk die verband houden met de beeldvorming van de omgeving: 1) het personeel van de bib moet willen verhuizen naar het De Coninckplein en het publiek moet er willen komen en 2) de vrees dat wanneer de bib opent in april 2005 het een plek zal worden waar mensen gaan gebruiken. De bib ondersteunt bijgevolg het onderzoek naar de haalbaarheid en wenselijkheid van de installatie van een gebruiksruimte. Daarnaast staan ze achter het idee van kwaliteitslabels voor de horeca op en rond het plein. Ze willen de diensten die hier rond werken mobiliseren om op het De Coninckplein een pilootproject te starten. Het probleem is dat de betrokken diensten aan het kwaliteitslabel een andere invulling geven. Ook speelt de vraag hoe je een plein opwaardeert zonder de oorspronkelijke bewoners weg te jagen. De toekomst In januari start een stuurgroep gemeenschappelijke aanpak Atheneumbuurt. Dit is een initiatief van schepen Grootjans, Marjan Knockaert, wd. korpschef Baelemans en Tina Janssens. Deze stuurgroep zal alle facetten van de wijk bekijken. Het project veiligheidsproblemen (zie verder), het stedelijk overlastproject en de werkzaamheden van de themagroep drugoverlast dienen op elkaar afgestemd te worden. Het project ‘veiligheidsproblemen in de stad Antwerpen’ (hotspots) is een samenwerking tussen vzw Potva, de stad en de universiteit van Gent. Jessica Hoste is projectleidster. Het begeleidingscomité van het project (met daarin o.m. wd. korpschef Baelemans) heeft aan de projectfiche ‘Activering van harde kern druggebruikers’ de hoogste prioriteit toegekend. Dit project is ingediend binnen het Grootstedenbeleid 2004 en wordt mits goedkeuring van de Federale overheid uitgevoerd door Dagcentrum De Sleutel. 10 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen College van burgemeester en schepenen VOLVOX 5 maart 2004 Federaal grootstedenbeleid 2004 - goedkeuring programmavoorstel Het programma bestaat uit 3 inhoudelijke luiken: · Leefbare wijken · Integrale aanpak risicojongeren en jongerencriminaliteit · Pilootproject Straatbeeld Luik 1: Leefbare wijken Met het federale Grootstedenbeleid wil de stad de leefbaarheid in vier sleutelwijken verbeteren. De middelen gaan in hoofdzaak naar heraanleg van het openbare domein, de verbetering van de woonkwaliteit van de wijken, versterking van de wijkontmoetingsfunctie, bewonersondersteuning en overlastbestrijding. In de vier sleutelwijken zal op een verschillende manier gewerkt worden aan leefbaarheid. College van burgemeester en schepenen 2 april 2004 Atheneumbuurt en omgeving: federaal Grootstedenbeleid Procesaanpak 2004-2007 De werkgroep "Integrale veiligheid" kreeg van het college opdracht om een actieplan uit te werken voor de Atheneumbuurt voor 2004-2007. Wegens opportuniteiten naar subsidiëring binnen het federaal grootstedenbeleid voor 2004 werd de oorspronkelijke timing - waarbij het actieplan 2004-2007 eind 2004 aan het college zou worden voorgelegd - doorkruist. Het federaal grootstedenbeleid is een subsidieprogramma van de federale regering ter ondersteuning van de grote steden. Bij collegebeslissing van 4 september 2002 en van 16 oktober 2002 werd het project 'integrale aanpak van overlast' opgestart in drie wijken, en werd een stuurgroep samengesteld en geïnstalleerd. Er werd beslist te werken rond 4 prioritaire fenomenen namelijk sluikstorten, storend en crimineel gedrag van sommige jongeren, de verkrotting en de leegstand en de drugsproblematiek. Op 19 februari 2003 gaf het college zijn goedkeuring aan de uitbreiding van het werkterrein met een vierde wijk, namelijk Atheneumbuurt-De Coninckplein. Actieplan Het actieplan Atheneumbuurt 2004 situeert zich op volgende vlakken: Thematische acties focussen op het wegwerken van (de bronnen van) overlast op korte termijn, zoals huisjesmelkerij, drugs, sluikstort, verkeer en openbaar domein. Gebiedsgerichte acties: er werden twee strategische zones weerhouden die een nefaste invloed hebben op het imago en het functioneren van de wijk, nl. De Coninckplein en de Centrumas. Meerdere ruimtelijk ondersteunende acties op bouwblokniveau zijn noodzakelijk om de wijken terug een aantrekkelijk woonklimaat te geven. Communicatieve acties zijn noodzakelijk om de negatieve berichtgeving rond deze buurt een halt toe te roepen en de nadruk te leggen op de vele initiatieven die de Stad er de afgelopen jaren heeft gerealiseerd. Het creëren van een positief klimaat draagt bij tot de coöperatie met alle betrokken actoren, het bereiken van een consensus en brengt een nieuw elan naar de buurt. Voorgeschiedenis datum jaarnummer onderwerp 04/09/2002 9803 Opstart project “Integrale aanpak van Overlast” 19/02/2003 1834 Toevoegen Atheneumbuurt aan project Overlast 07/05/2003 4558 Opdracht tot uitwerken actieplan en langetermijnvisie voor de Atheneumbuurt door Overlast en Planningscel 11 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX 07/11/2003 11933 Goedkeuring actievoorstellen Atheneumbuurt in het programmavoorstel FGSB 2004 (via AG VESPA) 29/12/2003 13844 Bijkomend onderzoek naar concept Gebruikersruimte Drugs door het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving (via bedrijfseenheid burgerzaken /stedelijk overleg drugs Antwerpen) Dit collegepunt werd verdaagd in collegezitting van 12 maart 2004 (jaarnummer 2380). Feiten en context Bij collegebeslissing van 4 september 2002 (jaarnummer 9803) en van 16 oktober 2002 (jaarnummer 11755) werd het project ‘integrale aanpak van overlast’ opgestart in drie wijken, en werd een stuurgroep samengesteld en geïnstalleerd. Er werd beslist te werken rond 4 prioritaire collegebesluit: 3294 van vrijdag 2 april 2004 Pagina 2 van 4 fenomenen namelijk sluikstorten, storend en crimineel gedrag van sommige jongeren, de verkrotting en de leegstand en de drugsproblematiek. Op 19 februari 2003 (jaarnummer 1834) gaf het college zijn goedkeuring aan de uitbreiding van het werkterrein met een vierde wijk, namelijk Atheneumbuurt-De Coninckplein. Op 7 mei kreeg de stuurgroep de opdracht om: 1 een draaiboek te ontwikkelen voor de oorzakenaanpak in de 4 geselecteerde buurten: - drugs (Atheneumbuurt – korte en lange termijnacties) tegen einde juni 2003 - storend rondhanggedrag door jongeren tegen half september 2003 - sluikstort tegen half juni 2003 - verkrotting en verloedering tegen half juni 2003 2 in samenwerking met de planningscel een actieplan te ontwikkelen voor de Atheneumbuurt tegen einde 2003; 3 een voorstel uit te werken voor het project “Karavaan” met opgave van de implicaties op het vlak van personeel en middelen; 4 een opvolgings- en evaluatiesysteem voor het project overlast te ontwikkelen. Op 1 juli 2003 werd de verkenningsnota Atheneumbuurt toegelicht op een kabinettenoverleg. In de periode september-december 2003 werd het actieplan uitgewerkt ter indiening bij het Federaal Grootstedenbeleid. Op 5 februari 2004 werd het aangepaste actieplan, projectenoverzicht en aangepaste timing voorgelegd aan dit kabinettenoverleg. Argumentatie In de voorbereidende fase werd heel wat informatie verzameld en werden veel contacten gelegd met aanwezige actoren. Dit resulteerde in een aantal tussentijdse documenten: - “verkenningsnota - analyse van ruimtelijke structuur in deelzones”: gebrek aan visie en profilering voor ‘De Coninckplein’ en ‘Centrumas’, mobiliteitsconflicten, - “verkenningsnota - analyse van sociale structuur”: kwetsbare groepen, weinig socioeconomische draagkracht, multiculturaliteit, sterke concentratie van drughulpverlening, - “Buurtinterviews”: nadruk op huisjesmelkerij, straatbeeld, verkeersdruk en drugs-gerelateerde overlast, - project “Veiligheidsproblemen in Antwerpen” door prof. Ponsaers, nota “Contextualisering van Overlast” door Veiligheid/Integrale Veiligheid, “Omgevingsanalyse Atheneumbuurt” door door Veiligheid/Integrale Veiligheid in samenwerking met de Databank Sociale Planning, “Terreinopname Atheneumbuurt” door Ontwikkelingsbedrijf / Beleid / Planningscel / G.I.S. ism Tempera vzw. Op basis hiervan, en wegens de uitgelezen kans om projectvoorstellen in te dienen bij het Federaal Grootstedenbeleid, werd in overleg met de kabinetten zeer snel overgegaan tot het opstellen van een voorstel van actieplan Atheneumbuurt 2004. Deze situeren zich op volgende vlakken: 1 Thematische acties focussen op het wegwerken van (de bronnen van) overlast op korte termijn, zoals huisjesmelkerij, drugs, sluikstort, verkeer en openbaar domein. Hierin werden volgende 12 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX acties uitgewerkt: collegebesluit: 3294 van vrijdag 2 april 2004 Pagina 3 van 4 Actie 1- KROT SPOT op vlak van huisjesmelkerij, Actie 2 - deconcentratie van drugshulpverleningscentra en (publiek) druggebruik, 2 Gebiedsgerichte acties: er werden twee strategische zones weerhouden die een nefaste invloed hebben op het imago en het functioneren van de wijk: Actie 3 - De centrumas (Rooseveltplaats – Astridplaats tot Ommeganckstraat) wordt momenteel fragmentair aangepakt maar is chaotisch georganiseerd qua mobiliteit en functies en moet ontegensprekelijk vernieuwd worden als krachtige grootstedelijke plek. Actie 4 - De Coninckplein is centraal gelegen maar huisvest meerdere (groot)stedelijke functies die niet altijd in harmonie zijn met het woonkarakter van de omliggende wijken. 3 Meerdere ruimtelijk ondersteunende acties op bouwblokniveau zijn noodzakelijk om de wijken terug een aantrekkelijk woonklimaat te geven. 4 Communicatieve acties zijn noodzakelijk om de negatieve berichtgeving rond deze buurt een halt toe te roepen en de nadruk te leggen op de vele initiatieven die de Stad er de afgelopen jaren heeft gerealiseerd. Het creëren van een positief klimaat draagt bij tot de coöperatie met alle betrokken actoren, het bereiken van een consensus en brengt een nieuw elan naar de buurt. Deze vier acties – Krotspot, Deconcentratie, De Coninckplein en Centrumas - werden ingediend via het programmavoorstel Federaal Grootstedenbeleid 2004 van AG VESPA – en goedgekeurd op het college van 7 november 2003 (jaarnummer 11933). Deze acties dienen verder uitgediept en worden na één jaar geëvalueerd, waarna ze verder opgenomen worden in het actieplan 2005-2007. Deze lijst is bovendien niet limitatief: meerdere acties kunnen in overleg met de actoren nog gedetecteerd - en ingediend - worden. In overleg met de kabinetten werd ervoor geopteerd om de opmaak van het actieplan 2005-2007 uit te werken in 2004, voortbouwend op de voorgestelde acties in 2004. Deze worden opgemaakt door het projectteam Atheneumbuurt dat wordt versterkt met nieuw aangeworven (of aan te werven) en gemandateerd personeel voor de Atheneumbuurt. Sollicitaties in de verschillende betrokken diensten zijn hangende, wachtend op goedkeuring van het projectvoorstel Federaal Grootstedenbeleid 2004 op Federaal niveau. Op vlak van coördinatie wordt een organisatiestructuur voorgesteld waarbinnen alle betrokken actoren rond deze buurt zullen samenwerken. Wegens de complexiteit en verscheidenheid van dit dossier, waarbij de invalshoeken sterk gericht zijn op veiligheid&overlast enerzijds en op duurzame ruimtelijke ingrepen anderzijds, wordt aanbevolen om de coördinatie op te nemen door meerdere regisseurs, zijnde respectievelijk de bedrijfsdirecteur Sociale Zaken mevr. Marjan Knockaert, de aan te stellen bedrijfsdirecteur integrale veiligheid en de coördinator Planningscel dhr. Dries Willems. Onder deze regisseurs komen de projectverantwoordelijken binnen de verschillende betrokken actoren, zijnde het stedelijk ontwikkelingsbedrijf/beleid/planningscel, bedrijfseenheid burgerzaken/woondienst, bedrijfseenheid burgerzaken /stedelijk overleg drugs Antwerpen, bedrijfseenheid veiligheid/politie, bedrijfseenheid veiligheid /integrale veiligheid, bijgestaan door hun projectmedewerkers. Veiligheid A-Punt 2 Integrale Veiligheid. Structuur bedrijfseenheid integrale veiligheid. Princiepsbeslissing. Introductie beleidsrichtlijn (Jaarnummer 3627) Het college keurt de structuur van de bedrijfseenheid integrale veiligheid goed. Motivering Voorgeschiedenis Het bestuursakkoord 2001-2006 beklemtoont het belang van integrale veiligheid: ‘veiligheid in een grote stad omvat veel meer dan politioneel of justitieel optreden en past in een globale benadering van de samenleving. Veiligheid is een zaak van iedereen, van de overheid, van de verenigingen, van het bedrijfsleven en natuurlijk van de burgers zelf. In een democratische 13 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX samenleving spelen de overheidsdiensten, het stadsbestuur, de politie en justitie natuurlijk een zeer belangrijke rol, vooral omdat zij over de macht beschikken om te normeren, te reguleren en om de naleving van de gestelde normen desnoods af te dwingen. Een veiligheidsbeleid kan echter maar efficiënt zijn wanneer het de resultante is van de inspanningen van alle partners, maar waarbij de overheidsdiensten de regie moeten voeren’. Op 4 september 2002 (jaarnummer 9803) keurde het college de organisatie van de integrale aanpak overlast via het project ‘overlastmanager’ goed. Na een klacht van de CCOD bij de gouverneur van de provincie Antwerpen tegen dit collegebesluit oordeelde het college dat, gezien de hoge stedelijke prioriteit van het project overlast, een mogelijke opschorting ervan in het kader van het administratief toezicht moest vermeden worden. In zitting van 10 januari 2003 (jaarnummer 201) trok het college de artikels 4 en 6 van het collegiaal besluit van 4 september 2002 (jaarnummer 9803) in. Op 7 mei 2003 (jaarnummer 4558) gaf het college opdracht aan het project overlast om o.m. een voorstel uit te werken voor het project “Karavaan” met opgave van de implicaties op het vlak van personeel en middelen. Met zijn beslissing van 13 oktober 2003 (jaarnummer 1979) keurde de gemeenteraad het personeelsbehoefteplan, met ingang van 1 januari 2004, goed dat voorziet in een projectdirecteur integrale veiligheid. Feiten en context De voorbije tien jaar werden vanuit verschillende beleidsinstanties en -domeinen verscheidene maatregelen genomen ter verhoging van de leefbaarheid en veiligheid in de stad. Bij de politie startten onder de noemer ‘gemeenschapsgerichte politiezorg’ opeenvolgende reorganisatieprocessen. Binnen de veiligheids- en preventiecontracten werden afzonderlijke projecten opgestart zowel naar specifieke onveiligheidsfenomenen als doelgroepen. Ook vanuit de grootstedelijke problematiek werden specifieke initiatieven genomen o.m. op het vlak van risicojongeren, prostitutie en verloedering van de wijk en het straatbeeld. Er kwamen afzonderlijke projecten in het kader van de drughulpverlening en voor de aanpak van drugsgerelateerde onveiligheid. Tenslotte zagen ook meerdere projecten het licht inzake stadsrenovatie en stadsherwaardering. Ondanks de grote en waardevolle inzet vanuit al deze projecten en actoren werken deze initiatieven evenwel vaak zonder voldoende interne en onderlinge afstemming en coördinatie, zijn de doelstellingen van deze projecten en beleidsmaatregelen zowel intern als onderling onvoldoende coherent uitgewerkt, en hanteren ze een verschillende timing onder meer te wijten aan een complexe en versnipperde financieringswijze. In verscheidene wijken van de stad leidde dit soms tot een problematische beleidsuitvoering, en dit in het bijzonder wat betreft de gezamenlijke aanpak van wat onder fysieke en sociale overlast kan worden verstaan: verkrotting van de buurt en verloedering van het straatbeeld, de kwalitatieve aftakeling van handels- en horecazaken, de toenemende interpersoonlijke en escalerende conflicten en geweldplegingen, vaak met racistische vertalingen, het daarmee verbonden problematisch claimgedrag van jongerengroepen, de verkeersoverlast, de druggerelateerde overlast e.a.. Met andere woorden bij de vele projecten en actoren op het terrein is er een grote behoefte ontstaan aan inhoudelijke en organisatorische afstemming en samenhang, en dit vanaf het beleidsniveau doorheen de verschillende projectorganisaties tot op de werkvloer, om alzo tot een meer integrale aanpak van onveiligheid en leefbaarheid in de buurt te komen. Om zulke integrale aanpak te realiseren is een bedrijfseenheid integrale veiligheidszorg nodig, die kan instaan voor een efficiënte beleidscoördinatie en regievoering over de verscheidene veiligheids- en preventieprojecten in de stad. Onder regie van deze bedrijfseenheid werken de verschillende actoren gezamenlijk een integraal beleid uit ten aanzien van fenomenen die onveiligheid en onleefbaarheid veroorzaken. 14 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX In die zin dienen projecten en projectstructuren zoals het veiligheids-en preventiecontract, de projecten uit het grootstedenbeleid zoals o.m. VISIEr, de projecten van SODA, de verkeersveiligheidsinitiatieven e.a. gezamenlijk integrale en coherente beleidsanalyses en beleidsmethodieken te ontwikkelen en vervolgens aan te geven hoe ze deze door middel van goede coördinatie op het terrein zullen realiseren. Anderzijds is voor de beleidsrealisering van deze integrale aanpak nood aan een goed aangestuurd team van lokale actoren. Zij zorgen ervoor dat op maat van specifieke buurten of plaatsen zoals bv. pleintjes de verschillende lokale veiligheids- en leefbaarheidsproblemen, en in het bijzonder de overlast, op integrale en goed gecoördineerde wijze duurzaam worden aangepakt. In die zin worden de pleinconsulenten en hun coördinator ingebed in de bedrijfseenheid integrale veiligheidszorg en wordt hun taak verruimd met de coördinatie en aansturing op het terrein van deze integrale aanpak. Zij behoeven hiertoe ook een goede afstemming met en ondersteuning vanuit verschillende stedelijke bedrijfseenheden, alsook vanuit politie. Om maximale fijnmazigheid en beleid op maat te realiseren werken de pleinconsulenten vanuit de buurten, aangeduid op basis van objectieve analyse, waar ze al dan niet voor een bepaalde termijn worden ingezet. Met betrekking tot de politie is het dan van groot belang dat via de bedrijfseenheid integrale veiligheidszorg een goede afstemming wordt gerealiseerd tussen het politiebeleid, i.c. de aanpak en uitvoering van de beleidsprioriteiten uit het zonale veiligheidsplan, en de andere lokale actoren en projecten in de stad. Een integrale aanpak van veiligheid behoeft tenslotte een verdere ontwikkeling van het zgn. ‘gewapend bestuur’ en het ‘rampenbeleid en technische openbare veiligheid’, twee zaken die gezien hun specificiteit en benodigde expertise een aparte afdeling worden binnen de bedrijfseenheid integrale veiligheidszorg. De bedrijfseenheid integrale veiligheidszorg bestaat daarom uit vier cellen: a) een cel ‘integrale projecten’ die fenomeengericht werkt b) een cel‘overlast en leefbaarheid’ die plaatsgericht werkt c) een cel ‘gewapend bestuur’ d) een cel ‘rampenbeleid en technische openbare veiligheid’ Advies Er werd advies gevraagd aan IF op 7 april 2004. IF heeft kennisgenomen van de princiepsbeslissing en heeft geen verdere bemerkingen (ref:00/2004/04/041). Argumentatie De bedrijfsdirecteur integrale veiligheid De bedrijfsdirecteur integrale veiligheid staat in voor de regie, de coördinatie en de uitvoering van het integrale veiligheidsbeleid. In nauwe samenwerking met de strategisch coördinator en de stadssecretaris, en tevens als lid van het managementcomité, creëert de bedrijfsdirecteur integrale veiligheid hiertoe de nodige beleidsmatige ruimte en operationele capaciteit. Dit wordt geëxpliciteerd in bindende dienstverleningsovereenkomsten met de stedelijke bedrijfseenheden en andere betrokken actoren. Tevens wordt structureel afgestemd en samengewerkt met politie en brandweer onder meer via participatie aan de zonale veiligheidsraad en de politiebriefing. Anderzijds heeft de directeur de leiding over de verschillende cellen en bewaakt hij/zij daarbij hun onderlinge samenhang en afstemming. De bedrijfsdirecteur integrale veiligheid wordt ondersteund door een stafdienst. Deze laatste staat in voor de integrale beleidsconceptie en voorbereiding, en dit op basis van gedegen analyse en evaluatie. Op stafniveau zorgt een terbeschikkinggestelde politieofficier voor de permanente afstemming met politie. Verder verzorgt de stafdienst het fondsenmanagement en –beheer van de betrokken projecten en contracten, inclusief boekhouding en administratieve ondersteuning (onder andere notulussysteem). Tenslotte wordt van hieruit een coherente interne en externe communicatie over het integrale veiligheidsbeleid ontwikkeld. 15 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX De cel ‘integrale projecten’ De cel ‘integrale projecten’ staat in voor de uitwerking van een integrale aanpak van de diverse stedelijke onveiligheidsfenomenen. Ze steunt hierbij op gedegen en gezamenlijke fenomeenanalyses van waaruit coherente beleidsplannen en methodieken worden ontwikkeld. Vervolgens zorgt ze voor onderlinge afstemming van de verschillende projecten, alsook voor de opvolging en evaluatie ervan. Kerntaak van de cel vormt m.a.w. de bewaking van de integraliteit en dit in functie van interne en externe coherentie. Qua fenomenen spitst de afdeling zich toe op een integrale aanpak van drugs, risicojongeren, prostitutie, verkeersveiligheid en zorgt hierbij ook voor afstemming met de politionele (ook preventieve) projecten uit het zonaal veiligheidsplan. Per fenomeen worden hiertoe beleidsplannen met methodieken uitgewerkt, waarbij alle elementen uit de veiligheidsketen, pro-actie, preventie, preparatie, repressie en curatie aan bod komen en waarin de engagementen van de betrokken partners geëxpliciteerd worden. De cel ‘overlast en leefbaarheid’ Deze plannen en methodieken worden vervolgens in de cel ‘overlast en leefbaarheid’ geconcretiseerd tot op het niveau van de specifieke buurt of plaats waarin wordt opgetreden. In die zin stelt ze in samenspraak met de betrokken partners tactische en operationele plannen op waarbij voor de nodige uitvoeringscapaciteit op het terrein wordt gezorgd. Op dit niveau worden daartoe ook de nodige verantwoordelijkheden van de betrokken partners vastgelegd. Tenslotte wordt de concrete plaatsgerichte aanpak geëvalueerd. Op het terrein worden de acties ten behoeve van de aanpak van overlast- en leefbaarheidsproblemen gerealiseerd en opgevolgd door de pleinconsulenten en dit in nauwe samenwerking en synergie met de stedelijke en niet stedelijke partners, alsook met input vanuit bewoners en bewonersgroepen. Specifiek voor de aanpak van de fysieke overlast (verloedering straatbeeld, sluikstorten e.a.) worden de pleinconsulenten ondersteund door een GTI-team, alsook door andere relevante stedelijke en niet-stedelijke partners. De cel ‘gewapend bestuur’ De cel ‘gewapend bestuur’ ontwikkelt en coördineert het bestuurlijk arsenaal aan maatregelen voor de aanpak van specifieke veiligheids- en leefbaarheidsproblemen en dit via een aangepaste reglementering en een vergunningsbeleid dat administratieve sancties en eventueel sluitingen mogelijk maakt. De cel inventariseert en analyseert plaatselijke problemen ter zake, bereidt vervolgens integrale aanpak voor. Daarnaast staat de cel ‘gewapend bestuur’ in voor de administratieve afhandeling van de specifieke bevoegdheden van de burgemeester zoals momenteel uitgevoerd door VE/IV. Het betreft hier ondermee attesten en adviezen kansspelinrichtingen klasse II. De mogelijkheden tot afstemming tussen de cel gewapend bestuur en het bureau voor integriteit zullen worden onderzocht. De cel ‘rampenbeleid en technische openbare veiligheid’ De ambtenaar-coördinator van deze cel staat, in nauwe samenwerking met de brandweer en andere betrokken actoren, in voor het uitwerken, opvolgen en begeleiden van een pro-actief en preventief rampenbeleid, incl. rampendossiers en rampenplanning. De veiligheidsingenieur staat in voor de controle en/of advies in het kader van de openbare veiligheid in uitvoering van de specifieke bevoegdheden van de burgemeester en de algemeen technische behandeling van grote veiligheidsdossiers. Bewonerscontactgroep Antwerpen Noord 12 mei 2004 Wat betreft het thema drugoverlast wordt hier ongenoegen geuit over het recente onderzoek ‘drugs en overlast’. De bewoners kunnen niet geloven dat drugoverlast zo’n kleine rol in hun buurt speelt en 16 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX zijn niet akkooord met de stelling dat de burgers niet tevreden zijn over de aanpak van de politie. Ze spreken dan ook hun steun uit aan Serge Muyters en de gevoerde acties door de politie. (Kort daarvoor verscheen in opdracht van de Programmatorische Overheidsdienst Wetenschapsbeleid “drugs en overlast”. Onderzoekers kwamen tot de bevinding dat de associatie tussen drugs en overlast zwak te noemen is. Uit 250 telefonische enquêtes die afgenomen zijn van bewoners ut de buurt van het De Coninckplein blijkt dat het overlastfenomeen dominant wordt toegeschreven aan andere maatschappelijke groepen dn de druggebruikers. Gemiddeld wordt minder dan 1% van de gesignaleerde overlast als druggerelateerde overlast beschouwd. Qua ervaren overlast in het algemeen springt het De Coninckplein sterk uit boven de andere onderzoeksgebieden. De meest voorkomende overlastfenomenen op het De Coninckplein zijn rommel op straat of sluikstorten, geluid van verkeer en uitwerpselen van dieren. Gesprek met de burgemeester 13 juni 2004 In het kader van de ABC mars werden actievoerders uitgenodigd op het stadhuis . Vraag aan de burgemeester waarom de discrepantie tussen colleges van 5 maart en van 2 april. Daaruit blijkt dat deze het sociaal geld van het Grootstedenbeleid zal gebruiken voor sociale uitdrijving en repressie. En waarom zijn exclusieve contacten ivm beleidvorming bij de bewoners met representatieve bewonersgroepen zijn zoals de Bilzen. De burgemeester zei dat er een vertrouwensbreuk met de burger is. Hij wou wel eens over het Grootstedenbeleid praten en hij had grote hoop in het komende Overleg Atheneumbuurt. Achteraf stuurde de burgemeester ons nog een mail waarin hij zei dat hij tevreden was met zijn contacten met de bewoners. over Overleg Atheneumbuurtdoor coördinator van de planningcel Centrum-As Dries Willems( centrum-as) is een onderonsje tussen veiligheid en de gepriviligieerde bewonersgroepen. Overleg Deconcentratie Drugs 25 juni 2004 Tijdens de eerste vergadering van de ‘Stuurgroep Deconcentratie Drugs’ een overleg in het kader van het Actieplan Atheneumbuurt die plaats had bij de Free Clinic in juni 2004 meldde een buurtbewoonster aan de politie dat zijzelf duidelijk dagelijks kon zien hoe er ondanks de aanwezigheid van het mobiele politiekantoor, tijdens de 2e 100 dagen gewoon verder gedeald werd op het plein. Terwijl in de stads- en andere media werd aangekondigd dat het tegen de drugdealers was. Ze vroeg aan de aanwezige vertegenwoordigers van de politie of ze voor die gang van zaken een uitleg hadden. Een van de twee aanwezige politiebeambten heeft toen geantwoord dat er veel klachten waren binnengekomen van mensen die gecontroleerd werden op drugs terwijl ze er niks mee drugs te maken hadden. Daarom werd toen het ordewoord gegeven om totaal niet meer achter de dealers aan te gaan. Eén van de deelnemers aan de vergadering die vond dat die uitleg voor de discrepantie tussen beleid en de uitvoering ervan ontoereikend was is daar toen verder op ingegaan en heeft toen tot driemaal toe om nadere uitleg gevraagd aan de politie. De twee aanwezige politie beambten weigerden toen tot driemaal toe om te antwoorden. (De eerste paar weken van de eerste 100dagen lag het plein er inderdaad totaal verlaten bij. Maar toen de straatdealers én de klanten beseften dat de politie effectief niet of nauwelijks optrad tegen de straatdealers ging de handel weer zijn normale gangetje. Zulks verbaasde toen iedereen die op het plein komt ten zeerste.) Stadsplan Veilig 10 november 2004 En de criminaliteitscijfers zitten in dalende lijn. We klokken vandaag met het aantal geregistreerde misdrijven af onder het niveau van 2000. Toch is de ontevredenheid en het onbehagen bij de inwoners groot. Terwijl de feitelijke onveiligheid daalt, blijft de ervaren onveiligheid bij de Antwerpenaren groot. Bijna twintig procent van de bevolking ervaart altijd of vaak onveiligheidsgevoelens. Eén op drie mijdt altijd of vaak bepaalde plekken in de stad. En ook overlastgebonden buurtproblemen zijn een zorg. Antwerpenaren ergeren zich aan rommel in hun buurt en aan agressief verkeersgedrag. De opdracht van het stadsbestuur is duidelijk. De criminaliteit moet verder naar omlaag. Maar vooral de ervaren onveiligheid en de overlast dienen te worden aangepakt. In de periode 2005-2008 ligt de prioriteit op het bestrijden van overlast, 2. Ervaren onveiligheid: het onveiligheidsgevoel De federale veiligheidsmonitor meet tweejaarlijks met een telefonische enquête de onveiligheidsgevoelens bij de bevolking. Antwerpenaren voelen zich een pak onveiliger 17 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX dan de gemiddelde Belg maar wel veiliger in vergelijking met andere Belgische grootstadsbewoners onder de taalgrens. Criminaliteitscijfers zijn hier van weinig tel. Onveiligheidsgevoelens zijn de doorsnede van een verzameling van angstgevoelens, onzekerheid en onbehagen. Zo bepaalt de weerbaarheid van mensen vaak in hoge mate of ze zich onveilig voelen op een plein of in een buurt. De tolerantiegraad ten aanzien van fenomenen zoals vuile straten, nachtlawaai, sluikstort, rondhanggedrag van jongeren, de geconcentreerde aanwezigheid van ‘buitenstaanders’ (vreemdelingen) of sociaal kwetsbaren (bedelaars, daklozen) is voor iedereen anders. Ervaren overlast heeft dus evenzeer een invloed op het onveiligheidsgevoel. 3. Overlast Mensen ervaren overlast wanneer ze -meer dan hun lief is- geconfronteerd worden met voor hen ontoelaatbaar gedrag dat plaatsgrijpt in hun directe leefomgeving. Lang niet alle overlastgedrag kan beteugeld worden via strafrechterlijke weg. Maar vele zogenaamde kleine overlastfeiten hebben een groot storend karakter. Alleen een gezamenlijke politionele, justitiële en bestuurlijke aanpak zal baat brengen. In beginsel ervaren burgers veel overlastgedrag als onbeleefd en antisociaal. Maar dat gedrag valt doorgaans niet gemakkelijk te bestraffen. Als gevolg daarvan voelen mensen die ermee te maken hebben zich in de steek gelaten en niet gerespecteerd als burger. En dat zorgt dan begrijpelijk voor onveiligheidsgevoelens en vertrouwensverlies in de overheid. Op die manier leiden balorig gedrag en baldadigheid tot afkeer en onbegrip tussen bevolkingsgroepen of regelrechte burenhaat. Daarom verdient overlast een prominente plaats in het veiligheidsbeeld en –beleid van de stad. Overlast valt niet simpel te vatten in cijfers. De Veiligheidsmonitor meet in hoeverre mensen last hebben van overlastgebonden buurtproblemen. De top drie van de buurtproblemen van de Antwerpenaar bestaat uit: rommel op straat, agressief verkeersgedrag en storend rondhanggedrag van jongeren. In onderstaande grafieken blijkt dat de Antwerpenaar zich meer dan de gemiddelde Vlaming stoort aan die problemen. Overlasttypes Overlast bestaat, gezien haar subjectief karakter, in vele vormen en gedaanten. In de acties die volgen uit dit plan onderscheiden we 12 overlasttypes, opgedeeld in fysieke (5) en sociale overlast (7). Fysieke overlast 1. Vuil op straat 2. Beschadigd straatmeubilair en defecte voorzieningen 3. Commerciële verloedering 4. Verwaarlozing, leegstand en verkrotting Sociale overlast 1. Intimidaties 2. Bedreigingen & conflicten 3. Storend rondhanggedrag 4. Overlastgevende drankgelegenheden 18 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen 5. Lawaai en stank VOLVOX 5. Drugsgebonden overlast 6. Huisjesmelkerij 7. Verkeersoverlast Overlast is ongelijk gespreid over de stad. Buurten in de aandachtswijken hebben meer last van een concentratie aan overlasttypes. In bijlage steken twee overzichtskaarten met de fysieke (bijlage III) en sociale (bijlage IV) overlast in de verschillende buurten in Antwerpen. Deze kaarten bundelen een aantal overlasttypes zoals storend rondhanggedrag, sluikstort, drugsoverlast en verwaarlozing, leegstand en verkrotting. Het is duidelijk dat de overlast zich in Antwerpen concentreert in het noordoosten (Antwerpen Noord, oud-Borgerhout, Merksem Dokske) en in het zuiden (Kiel en een paar wijken in Hoboken). Uitgangspunten voor de inhoud Inhoudelijk kiezen we voor een dubbelspoor: een gebiedsgerichte aanpak van hotspots en een doelgroepgerichte aanpak van hotshots, een bonte verzameling welomschreven daders en risicogroepen. Doelgroepregie Omdat fenomenen en feiten altijd door mensen worden gepleegd, pakken we met doelgroepregie daders en risicogroepen aan in plaats van delicten. Na een afgemeten definiëring van iedere doelgroep, werken we met alle betrokken partners aan persoonsdossiers om via doorgedreven casemanagement tot een sluitende aanpak op maat te komen. Het merendeel van de mensen is redelijk succesvol, leeft in relatieve welvaart, voelt zich relatief veilig en heeft weinig problemen met allochtonen of rondhangende jongeren. In buurtactieteams en toezichsnetwerken werken betrokken diensten en organisaties onder leiding van een buurtregisseur samen aan een draaiboek met acties en maatregelen voor minder overlast en een leefbare hotspotbuurt. Afhankelijk van het criminografisch profiel en het overlastprofiel van de buurt differentiëren we de aanpak. In de ene buurt zullen we meer aandacht besteden aan het wegwerken van commerciële verloedering. In een andere buurt kunnen de problemen zich concentreren rond storend rondhanggedrag van jongeren. In sommige buurten zullen specifieke acties (sluiten van een vzw, parkeeroverlast aanpakken, camerabewaking op een sluikstortspot) soelaas moeten brengen. Verslaafde veel- en vaakplegers Veelplegers zijn personen tegen wie in totaal meer dan tien keer proces-verbaal is opgemaakt. Zij volharden in crimineel gedrag. Ze zijn de zogenaamde 19 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX draaideurklanten van politie, justitie en hulpverleners, het vast cliënteel, overwegend mannen die actief zijn in de grote steden. Er is onmiskenbaar een verband tussen problematisch druggebruik, criminele veelplegerij en criminele overlast. Naar schatting 80 procent van de veelplegers is verslaafd aan harddrugs, alcohol of gokken. Minstens de helft van de gevangenisbevolking bestaat uit druggebruikers. Bij de top 10 van Antwerpse veelplegers is de helft druggebruiker. Zij plegen hoofdzakelijk inbraken en diefstallen om in hun verslavingsbehoefte te voorzien: woninginbraak, auto-inbraken, handtassenroof, winkeldiefstal of diefstal met geweld. Zij stellen ook overlastgevend gedrag in de vorm van psychische verwardheid, zwerven en ongezond voorkomen. Systematische dataverzameling over het aantal druggebruikers onder de gevatte daders ontbreekt vooralsnog. We weten wel dat de drugoverlast geconcentreerd neerslaat in een aantal wijken. Deze aanpak stelt enorme uitdagingen voor de samenwerking tussen verschillende diensten. Maar het is de enige manier om schotten te slechten. De omslag van een doelgroep aanpak van elke instantie afzonderlijk (als dader, MOF-jongere, POS-er, spijbelaar, druggebruiker, leefloner, …) naar een case-managment op persoonsniveau vergt de nodige voorzichtigheid met betrekking tot de deontologische code van de betrokken instanties en de privacy wetgeving terzake. Kritieken zoals ‘de doos van pandora’ & ‘bigbrother-syndromen’ zijn immers snel geformuleerd. Overleg Deconcentratie Drugs 24 december 2004 Tijdens de laatste vergadering van de ‘Stuurgroep Deconcentratie Drugs’ in december 2004 stelde de vertegenwoordiger van de gebruikers opnieuw diezelfde vraag aan aanwezige vertegenwoordigers van de politie. Toen antwoordde de politie dat het toch maar dweilen met de kraan open is dat, ze te weinig effectieven hebben, dat de kleine dealertjes die ze kunnen aanhouden dezelfde dag of een paar weken of maanden later vrij zijn en dat het zich toch maar zou verplaatsen als ze iets deden. Volgens hen was de 2de 100 dagen nooit tegen de dealers was maar wel tegen de cafés. Gemeenteraad 17 mei 2005 Gemeenteraad 17 mei Op 9 mei keurde het college de nieuwe politiecodex goed. De gemeenteraad keurde het reglement op 17 mei goed. Dat reglement bundelt bestaande politieregels en huishoudelijke reglementen. Het bevat ook nieuwe artikels, die het de stad mogelijk moeten maken om snel en efficiënt op te treden tegen overlast zoals sluikstort, nachtlawaai en vandalisme. Precies ter bestrijding van de overlast komen er ook administratieve boetes, die de stad zelf kan innen. Voor Antwerpen is de strijd tegen overlast prioritair De stad wil haar burgers aanzetten tot meer sociaal gedrag. Prioritair zijn: Overlast in het straatbeeld zoals sluikstort, nachtlawaai of vandalisme Overlastgevende of brandonveilige publiek toegankelijke inrichtingen zoals cafés of clubs Storend gedrag in openbare instellingen of op het openbaar domein. Met de nieuwe politiecode kan de stad overtreders zelf straffen Op 17 juni 2004 werd de gemeentewet gewijzigd, waardoor het toepassingsgebied van de administratieve sancties gevoelig werd uitgebreid. Hierdoor worden het parket en de rechtbanken ontlast en kunnen de gemeenten autonoom maatregelen tegen overlast nemen. 20 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX Met de stadsboetes is er een nieuw instrument om het samenleven in de stad te verbeteren Politiemensen, ambtenaren van vervoersmaatschappijen en gemeentelijke ambtenaren zullen overtredingen kunnen vaststellen. Momenteel beschikt de stad Antwerpen over 245 beëdigde ambtenaren van wie de buurttoezichters, parkwachters en medewerkers van stads- en buurtonderhoud uiteraard in aanmerking komen om overlast in het openbaar domein vast te stellen. Kandidaat-ambtenaren krijgen een vorming van minimaal 40 uren die onder leiding van de politieschool plaatsvindt en vanaf 23 mei 2005 van start gaat. Tegen de zomer zullen maximaal 100 opgeleide en beëdigde ambtenaren overtredingen op de politiecode kunnen vaststellen en burgers aanzetten tot meer sociaal gedrag. Overlastgedrag wordt niet alleen vastgesteld, maar ook gesanctioneerd Jan Huyghe en Cathy Vermeulen van de juridische dienst van de stad Antwerpen, werden aangesteld als sanctioneringsambtenaar. Overtredingen kunnen bestraft worden met boetes tot 250 euro. Antwerpen voert ook het straatverbod in. De burgemeester kan, bij gemotiveerd besluit, aan personen die herhaaldelijk de openbare orde ernstig verstoren of zware overlast veroorzaken in eenzelfde omgeving, verbieden één of meerdere straten te betreden of er te vertoeven gedurende een door hem te bepalen termijn die 8 dagen niet mag overschrijden. Het straatverbod is een dwingende maatregel om zware overlast in te perken, maar is geen sanctie. Het zich niet houden aan het straatverbod kan wel met een geldboete gesanctioneerd worden. Bijkomende sancties om overlast te bestrijden zijn schorsing en intrekking van gemeentelijke toelatingen en tijdelijke of definitieve sluiting van instellingen. Die maatregelen worden via een besluit van de burgemeester getroffen. Ook huishoudelijke reglementen van bijvoorbeeld zwembaden, sporthallen, recyclagecentra zijn aangepast en in de politiecode opgenomen. Ook hier kan overlastgedrag beboet worden. Nieuwe Politiecodex (2),(3) : Politiecodex p.60 17 mei 2005 Afdeling 3 – Straat- en plaatsverbod Artikel 291 §1.- Onverminderd zijn prerogatieven kan de burgemeester bij gemotiveerd besluit aan die personen, die herhaaldelijk de openbare orde ernstig verstoren of zware overlast veroorzaken in dezelfde omgeving, verbieden één of verscheidene straten te betreden of er te vertoeven gedurende een door hem te bepalen termijn die 8 dagen niet mag overschrijden. §2.- Dit verbod kan slechts opgelegd worden na herhaaldelijke vaststellingen en een mondelinge en een schriftelijke verwittiging dat inbreuken zoals in paragraaf 1 vermeld, begaan werden en een straatverbod overwogen wordt. Het straatverbod kan slechts opgelegd worden hetzij bij aangetekend schrijven, hetzij door overhandiging tegen ontvangstbewijs, hetzij bij deurwaardersexploot. De betrokkene wordt de mogelijkheid geboden om vooraf gehoord te worden in zijn middelen van verdediging. §3.- In geval van herhaling, zoals omschreven in artikel 332 §1 van dit reglement, bedraagt de maximumtermijn 14 dagen. §4.- In geval van nieuwe herhaling, zoals omschreven in artikel 332 §2, bedraagt de maximumtermijn 1 maand. §5.- Indien de persoon, aan wie de burgemeester dergelijk verbod heeft opgelegd, in de aangewezen straat een aantoonbaar belang heeft om ze te betreden of er te vertoeven, dan kan deze de burgemeester bij gemotiveerde vraag verzoeken het verbod in tijd en plaats te beperken. Wie een aantoonbaar belang heeft om de aangewezen straat te betreden of er te vertoeven, kan bij gemotiveerd verzoek de burgemeester vragen om het verbod in tijd en plaats te beperken. Via de bedrijfseenheid Integrale veiligheid (1) §6.- De burgemeester kan dergelijk verbod niet opleggen aan personen, die, blijkens het bevolkings- of vreemdelingenregister, in de aangewezen straat zijn ingeschreven. §7.- Personen die zich niet houden aan het door de burgemeester opgelegde straatverbod worden gestraft met een administratieve geldboete zoals in artikel 331 e.v. van dit reglement voorzien. 21 STAD 29 juni 2005 Het straatverbod in Antwerpen VOLVOX Artikel 292 §1.- Onverminderd de bepalingen in de huishoudelijke reglementen en onverminderd zijn prerogatieven, kan de burgemeester het verbod opleggen aan die personen die er herhaaldelijk de openbare orde ernstig verstoren of zware overlast veroorzaken om bepaalde openbare inrichtingen te betreden of er te vertoeven, voor zover zij afgebakend kunnen worden, zoals sportzalen, sportterreinen, zwembaden, ontspanningsgebieden, musea, bibliotheken en culturele centra, enz… gedurende een door hem te bepalen termijn, die 8 dagen niet mag overschrijden. §2.- De bepalingen van artikel 291 § 2, § 3, § 4, § 5 en § 7 zijn van overeenkomstige toepassing op de in paragraaf 1 van dit artikel vermelde plaatsen. De overlast monitor Senaat 2 juni 2005 Vraag om uitleg van mevrouw FauzayaTalhaoui aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «het straatverbod in Antwerpen» (nr. 3848) De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken,Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en GelijkeKansen. – Met een recent door de Antwerpse gemeenteraad goedgekeurd politiereglement wordt in Antwerpen een straatverbod mogelijk met de bedoeling om in bepaalde straten komaf te maken met de blijvende overlast veroorzaakt door straatprostituees. De minister van Binnenlandse Zaken vermoedt dat Antwerpen zich vooral heeft geïnspireerd opeen Rotterdams model waar zulk straatverbod effectief bestaat. Het betreft hier natuurlijk een fundamentele discussie: hoever mag de overheid gaan in een democratische rechtsstaat om de veiligheid van haar onderdanen maximaal te garanderen.Het is in de eerste plaats de taak van de gemeente om de nodige maatregelen te treffen ten einde de openbare orde en rust op haar grondgebied te handhaven. Het is dus niet de taak van de federale overheid om in de plaats van de lokale overheden reglementerend op te treden voor plaatselijke problemen van ordehandhaving. Dat zou een miskenning zijn van de bevoegdheden van de lokale besturen. Bovendien berust het administratief toezicht op de gemeenten bij de gewestelijke overheid en dus niet langer bij de federale overheid. De maatregelen genomen op lokaal niveau moeten echter beantwoorden aan de beginselen en regels van onze democratische rechtsstaat. Naast respect voor het Europese mensenrechtenverdrag en onze Grondwet, moet een maatregel als een straatverbod, die toch een verregaande beperking inhoudt van de fundamentele rechten en vrijheden, beantwoorden aan principes van proportionaliteit, subsidiariteit en noodzakelijkheid. Met dergelijke maatregelen moet dus zeer omzichtig worden omgesprongen. Alleen als de overheid alle andere mogelijkheden heeft uitgeput, zoals een versterkt politietoezicht, preventieve maatregelen en dergelijke meer en als die maatregelen niet tot het gewenste effect leiden, zijnde het herstel van de openbare orde en veiligheid, kan een maatregel als het straatverbod worden overwogen. Een van de principes van onze rechtsstaat is ook dat regels op hun wettelijkheid kunnen worden getoetst door de rechterlijke macht. Als lid van de uitvoerende macht kan de minister van Binnenlandse Zaken dus niet beoordelen of het straatverbodstrijdig is met hogere regels in ons land. Bij zijn weten heeft de rechterlijke macht – in het geval van een straatverbod uitgevaardigd bij politiereglement, de Raad van State – zich hierover echter nog niet uitgesproken. Wel wordt in een arrest van het Europees hof voor de rechten van de mens een soortgelijke maatregel, namelijk de avondklok, niet beschouwd als een inbreuk op artikel 5 EVRM, namelijk het verbod van willekeurige vrijheidsberoving De bevoegdheid in die materie berust dus bij de lokale overheid. Naar verluidt zouden de problemen hoofdzakelijk te wijten zijn aan het feit dat alle maatregelen, zij het preventief of repressief, politieel of sanitair, die ten aanzien van de prostituees werden getroffen, mislukt zijn. De situatie is dus beperkt tot een kleine groep, maar het is juist dat elke maatregel genomen op een welbepaald terrein, elders een weerslag kan hebben en dat het fenomeen zich kan verplaatsen. Er bestaat geen wettelijke definitie van het begrip openbare overlast. Het begrip vloeit voort uit de gemeentewet en werd gedeeltelijk omschreven in de omzendbrief OOP 30bis, die de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties omkadert. Dat begrip wijst inderdaad op feiten die ervaren worden alsof ze een gevoel van onveiligheid creëren zonder dat ze door de wet worden bestraft. 22