Heeft het lijden een zin? Lezing gehouden tijdens de conferentiedag van “La Vie ” gepubliceerd: maandag, 23 februari 2015 Het overkomt iedere mens: lijden behoort bij het leven en soms wordt het leven overheerst door dat lijden. Het is een grote beproeving, ook van het geloof van mensen. In het programma “Adieu God?” is regelmatig te horen dat mensen zijn “afgehaakt”, kerk en geloof vaarwel hebben gezegd omdat zij niet kunnen geloven dat er een (goede) God bestaat terwijl er zoveel lijden is. Sommigen van de mensen die daar werden geïnterviewd hadden zelf iets meegemaakt dat zij onbegrijpelijk vonden en onverteerbaar: waarom was hun dit overkomen als er een God bestaat? Hieronder volgt een lezing die ik over zin in het lijden heb gehouden tijdens de eerste conferentie van het RK Centrum La Vie (Zeewolde), die in Mariënkroon in Nieuwkuijk werd gehouden. Zin in het lijden? De laatste tijd zijn we in de ban van aanslagen, geweld en lijden: zoveel onschuldige mensen die door Jihadisten en andere terroristische groepen zijn vastgehouden, gemarteld en gedood. Opnieuw maken we een periode mee in de geschiedenis waarin mensen op grote schaal worden omgebracht om geen andere reden dan het feit dat zij christenen zijn. De 21 Koptische christenen die vorige week werden bedreigd en onthoofd op het strand van Libië zijn daar weer nieuwe voorbeelden van. We leven mee met de christenen en andere mensen in Syrië, Irak, Libië, Nigeria, Mali en andere landen die in angst verkeren en moeten lijden. Het christendom en de christenen zijn op dit moment het meest vervolgde godsdienst. Maar ook vele mensen van andere godsdiensten, met name godsdienstige moslims die niets met dit geweld te maken hebben, hebben te lijden. We proberen in ons gebed en op andere wijzen - zoals wij dat kunnen - mee te leven met het lijden van de slachtoffers van de aanslagen en hun families en het lijden van zoveel onschuldige mensen die in oorlogen zijn verwikkeld geraakt. Lijden behoort tot ons leven Het lijden blijft echter niet beperkt tot landen ver weg, niet alleen omdat de dreiging van terreur ook in onze westerse wereld aan de orde van de dag is, maar vooral omdat lijden tot de ware werkelijkheid van ons leven behoort en de onzekerheid, de ongewisheid van ons bestaan in zekere zin de kern ervan is. Wij weten niet of we morgen zullen leven, of we gezond zullen zijn, of niet een dierbaar iemand ons zal ontvallen, of niet zekerheden die wij menen te bezitten zullen worden weggeslagen. Die onzekerheid is fundamenteel, want juist het vooruitzicht dat we moeten lijden, is moeilijk voor ons; we hoeven ons niet met moeite in te stellen op een leven zonder zorgen en pijn, zonder verdriet en tegenvallers, zonder eenzaamheid en gemis: het lukt ons vanzelf wel om zo’n leven te leiden als dat ons overkomt. Veel meer is het van belang dat het lijden deel uit mag maken van het concept van ons leven, want het lijden hoort tot ons leven, we zijn ermee in aanraking gekomen en we zullen er zeker mee worden geconfronteerd en het is moeilijk, het roept existentiële vragen op en we kunnen uiteindelijk die vragen niet uit de weg gaan. Het “zwitserleven” is niet blijvend Het is typisch voor onze maatschappij dat wel te willen en te doen. We krijgen in reclame, in media, in gesprekken voortdurend een schitterende, voorspoedige, stralende, jonge, succesvolle levensstijl voorgespiegeld, alsof dat de werkelijkheid is. We doen onszelf graag goed, mooi en succesvol voorkomen. Het grootste compliment dat we kunnen krijgen is dat we er jonger uitzien dan we zijn, we vertellen graag over onze successen en de bewondering en waardering die we van anderen ontvangen. “Ik geloof in de kracht van mensen en in het leven vóór de dood”, zegt het Humanistisch Verbond. Maar het is een zeepbel, een luchtballon en we weten allemaal dat die uit elkaar zal spatten en dat een leven dat zich voor het lijden afsluit geen eerlijk en geen menswaardig leven is. Nu is het zeker gemakkelijker om zich voor het lijden af te sluiten in een rijke, welvarende maatschappij met een “booming economy” en als je een relatie hebt, werk, goede huisvesting, gezondheid en voldoende inkomen. Als iemand deze zaken niet bezit, is dat natuurlijk veel moeilijker. Armoede marginaliseert, brengt mensen vaak in een sociaal isolement en maakt eenzaam. Zo’n 200.000 mensen in Nederland hebben gedurende een hele maand geen enkel sociaal contact. Meer dan een miljoen mensen in Nederland voelt zich ernstig eenzaam. Een “zwitserleven” is nooit een blijvende situatie en daarom is het goed zich daarin niet op te sluiten en zich niet af te sluiten voor wat tot het gebied van het lijden behoort. Waarom? Het lijden nodigt uit om goed te doen, om iets te betekenen voor degene die lijdt, te behandelen, uitzicht te bieden, liefdevol aanwezig te zijn bij een ander, enzovoorts. Daarom willen we vandaag stil staan bij de betekenis van het lijden. Het lijden doet ons vragen: waarom? Dat is de grote vraag die wij mensen ons stellen: Waarom? Waarom overkomt mij dit, waarom moet ik lijden? Ook dieren lijden, maar alleen de mens vraagt zich af: waarom? Wij mensen zoeken de reden, de betekenis en dat is niet voor niets. Na de moord op de Koptische christenen op het strand van Libië evenals bij de aanslagen destijds in New York en bij vele andere dergelijke gebeurtenissen werden er gebedsdiensten gehouden; de aanval op Afghanistan werd destijds ingezet op 7 oktober: O.L. Vrouw van de rozenkrans, feest ingesteld nadat door de slag bij Lepanto de inval van de moslims in Europa was verijdeld op het gebed van de Rozenkransbroederschappen, die door paus Pius V daartoe waren opgeroepen. In iedere Eucharistieviering bidden wij om vrede niet alleen vaak in de voorbede, maar altijd in de communieritus na het Onze Vader. Hier drukt zich, denk ik, het gevoel en de overtuiging uit dat het allemaal niet “zomaar” is, dat er een diepere reden en betekenis achter zit. Lijden is niet zonder betekenis, je leven is niet zonder betekenis als je lijden moet. Graaf naar het mysterie dat er achter zit! Voor ons als christenen heeft het lijden een centrale plaats gekregen door het lijden en sterven van Jezus Christus. Het centrum van ons geloof, van onze verlossing en van onze kerkelijke vieringen is Zijn lijden, Zijn offer, Zijn dood. Het lijden hoort bij het leven en is niet zonder zin. Integendeel: God heeft de hoogste zin aan het lijden gegeven, doordat Hij langs die weg de mensheid heeft verlost. Primaat van het zijn Als iemand lijdt, willen wij helpen. Maar wat is helpen? In onze maatschappij die euthanasie aanbiedt als oplossing voor het probleem van het lijden heeft dat een dubbelzinnige betekenis. Dat “helpen” betekent dan: “ik zal je aan je einde helpen”. Terwijl het lijden eigenlijk een schreeuw om liefde is, om aandacht en nabijheid. Een vrouw uit de parochie waar ik ooit pastoor was bloeide helemaal op toen zij moest worden opgenomen in een verpleeghuis. Het was een goed verpleeghuis met veel hartelijke aandacht en haar kinderen en kleinkinderen kwamen nu veel vaker langs dan voorheen. De liefde en hartelijkheid deden haar meer goed dan daar lichamelijke situatie haar deed lijden. Voor ons is het goed om na te denken over de betekenis van het menselijk leven. In onze maatschappij ligt een zeer sterke nadruk op het presteren. Ouderen zitten niet midden in de kring bij de stadspoort terwijl de jongeren aan hun lippen hangen om hun wijsheid te smaken, nee: wie oud is, is uitgerangeerd, afgedaan, aan de kant geschoven. Onze maatschappij straalt uit: als je wat kunt, ben je wat. Als je het niet meer kunt, heb je afgedaan. De H. paus Johannes Paulus II hamerde er vaak op dat je wat bent omdat je mens bent, niet omdat je iets kunt: het primaat van het zijn! Je bent geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. God zag dat je zeer goed was al voordat je iets deed! Hij zag dat het goed was toen Hij je schiep naar Zijn beeld en gelijkenis. Paus Franciscus onderstreept dit door talloze gebaren: de minsten, de lijdenden, degenen die er buiten staan: zij horen erbij, juist naar hen gaat de eerste aandacht, de eerste liefde uit, God heeft voor hen een voorkeursliefde. “Pati non mori” De mens van nu stelt zich in op een leven waarin lijden geen plaats heeft. De reclame, de slogans houden ons - zoals gezegd - een stralend en probleemloos leven voor waarin je altijd jong en gezond blijft. Dat betekent dat het lijden er niet mag zijn. Die houding dat het lijden koste wat kost geëlimineerd moet worden, mensonwaardig is, maakt mensen ongelukkig. Er mag dan niets meer mis gaan, niets minder gaan dan was gepland. Maar er gaat natuurlijk wél voortdurend van alles mis! Er loopt voortdurend van alles anders dan we hadden gedacht of gepland. Kun je dat aanvaarden, kun je God er zelfs voor bedanken? Daar steekt ons geluk in. Niet in het alles kunnen hebben en bereiken, maar in het je kunnen overgeven aan wat je krijgt, het aan kunnen nemen wat je gegeven wordt. Grote heiligen stelden zich daarom op het lijden in: dat is het moeilijkste, dat gaat het meeste tegen onze menselijke natuur en verlangens in. Een normaal mens wil vanuit zijn menselijke natuur eigenlijk niet lijden, tenzij je een masochist bent. De heiligen stelden zich op het lijden in vanuit bovennatuurlijke motieven. De H. Maria Magdalena de Pazzi had als lijfspreuk: Pati non mori, lijden niet sterven, niet omdat zij niet normaal was, maar omdat zij zichzelf met Jezus aan de Vader wilde geven. Hoe paus Johannes Paulus zijn lijden beleefde 13 mei 1981: aanslag op paus Johannes Paulus II. Tijdens de wekelijkse algemene audiëntie werd hij neergeschoten op het St. Pietersplein door de Turk Ali Agca. De paus herstelde uiteindelijk maar de aanslag had de gezondheid en de krachten van de paus blijvend sterk verzwakt. Hij heeft op de rand van de dood gezweefd, heeft het toen maar net gehaald. Op 13 mei van het jaar 2001, 20 jaar later, heeft zijn secretaris Mgr. Stanislaw Dziwisz, de huidige aartsbisschop van Krakau, een conferentie gehouden voor de universiteit van Lublin in Polen waarin hij vertelde hoe de paus en hij deze gebeurtenissen hebben ervaren: het hele gebeuren bleef iets mysterieus houden: de aanslag is nooit echt opgehelderd; wat er precies achter zat is onduidelijk gebleven. En het is een mysterie in Gods plan: wat had God hier mee voor? Waarom liet hij dit toe? Paus Johannes Paulus II is er echter altijd van overtuigd geweest dat dit lijden in Gods plan paste. Tegen mgr. Dziwisz zei hij later: “Het is een grote genade van God geweest”. Mgr. Dziwisz zelf heeft vier vruchten opgemerkt, die hij in deze toespraak opsomde: • • • • de eenheid van heel de Kerk in gebed rond de paus. het meeleven van staatshoofden en vertegenwoordigers van internationale organisaties heeft ertoe bijgedragen dat zij de paus als moreel gezag in de wereld zien vele niet-katholieken leefden mee: religieuze leiders van andere christenen: het lijden van de paus was zo een bijdrage aan het werk van de eenheid van de christenen. In Rome was op die dag een grote pro-abortus demonstratie gepland, die werd afgelast, terwijl op die dag de oprichting van de pauselijke raad voor het gezin en het instituut voor huwelijk en gezin aan de Lateraanse universiteit werd bekend gemaakt, die beide tot doel hebben het leven te verdedigen. In kleine omstandigheden en gebeurtenissen kon paus Johannes Paulus II iets van Gods aanwezigheid ontdekken. Zo was op de dag van de aanslag de chirurg, professor Francesco Crucitti vrij en thuis. Halverwege de middag voelde hij zich op een of andere manier gedrongen om toch naar het ziekenhuis te gaan. Waarom? Dat wist hij eigenlijk niet. Hij was nog onderweg toen hij op de radio het nieuws van de aanslag hoorde en zo kon hij de paus onmiddellijk terzijde staan, toen die in het ziekenhuis aankwam. De paus heeft de bovennatuurlijke betekenis van de aanslag bovendien sterk beleefd door de verbondenheid die hij erin heeft beleefd met Maria. 13 mei 1981 om 17.17 uur was de dag en het uur van de eerste verschijningen in Fatima, die 64 jaar daarvoor hadden plaatsgevonden (de paus ging het jaar erna op de 65e verjaardag van de verschijningen in Fatima bedanken). Nadat de paus al thuis terug was gekeerd nam zijn gezondheidstoestand een dramatische wending door een virus. De paus moest terug naar het ziekenhuis. Op 16 juli, O.L. Vrouw van de Berg Carmel kwam eindelijk de beslissende wending in het ziekteverloop en ging de paus steeds meer vooruit. Op 5 augustus, Maria ter sneeuw, was de paus sterk genoeg om een tweede operatie te ondergaan die nodig was voor zijn herstel en op 14 augustus kon de paus naar huis terugkeren. Op 15 augustus, Maria Tenhemelopneming, was de paus voor het eerst vrij van medische behandelingen en kon hij het Angelus bidden met de mensen op het Sint Pietersplein. Op 7 oktober, O.L. Vrouw van de rozenkrans, hield de paus weer een audiëntie op het St. Pietersplein en vertelde dat hij in alles wat er was gebeurd de wonderlijke bescherming van zijn hemelse moeder had ondervonden. Later, in het jaar 2000, liet hij het zogenaamde derde geheim van Fatima bekend maken, dat de zieners in 1917 hadden ontvangen. Het bleek te gaan om een bisschop in het wit, waarvan de zieners dachten dat het de paus was, die een berg besteeg en daar op de top door soldaten werd gedood. Paus Johannes Paulus II had sterk de indruk dat dit derde geheim betrekking had op de aanslag die hem was overkomen. Worstelen met het lijden: een kruispunt... Zo stelt het lijden dat ons overkomt ons voor vragen. De H. paus Johannes Paulus II zag door het lijden wat hem overkwam Gods hand, hoewel dat niet altijd gemakkelijk was: waarom was hem die aanslag overkomen? Waarom moest er zo’n ernstige terugslag zijn door een virus na aanvankelijk herstel? Waarom moest hij er altijd zoveel gevolgen aan overhouden? Dat is ook ons aller worsteling als ons lijden overkomt. Mensen gaan daar verschillend mee om. Een man, een vader in de parochie waar ik ooit pastoor was, kwam wekelijks op de begraafplaats naar het graf van zijn overleden dochter die bij een verkeersongeluk om het leven was gekomen, maar hij kwam na de begrafenis van zijn dochter nooit meer in de kerk, want een God die zoiets deed, kon geen goede God zijn. Hij keerde zich af en verweet God wat er was gebeurd. Zijn eigen vrouw reageerde juist precies andersom. Na dit afschuwelijke gebeuren kwam zij juist vaker naar de kerk, bijna dagelijks. Zo heb ik het vaak meegemaakt: het lijden plaatst mensen op een kruispunt, zij kunnen niet om dit gebeurde heen. Wie het lijden kan aanvaarden, kan niet meer leven zonder God; wie het niet kan aanvaarden, kan niet meer leven met God. Het was de vraag die na de tweede wereldoorlog vaak werd gesteld: is er een God na Auschwitz? Bij paus Johannes Paulus II werd het geloof juist zeer versterkt door de bijzondere gebeurtenissen, door het lijden die hij in zijn leven meemaakte, waaronder ook het overlijden van zijn beide ouders op jonge leeftijd. Zo werd de aanslag die op 13 mei 1981 door Ali Agça werd gepleegd, een ervaring die de devotie van deze paus voor de Moeder van God heeft versterkt en existentieel gemaakt. Toen Johannes Paulus zijn moordenaar op 27 december 1983 in de gevangenis kwam opzoeken om te zeggen dat hij hem vergeven had, vroeg die hem: “Ik weet dat ik goed gericht heb.... Waarom bent U dan niet dood?” Het was een nogal shockerende vraag die de paus zelf ook bezig hield en de reden waarom hij zich toen al die tekst van het derde geheim van Fatima had laten brengen. Tijdens de algemene audiëntie van 7 oktober van dat jaar getuigde hij over de dag van de aanslag: “In alles wat mij juist op die dag is overkomen, heb ik [Maria’s] buitengewone moederlijke bescherming en zorg bemerkt, die sterker bleek dan het dodelijk projectiel”. Een hand loste het schot, een andere hand leidde het projectiel. De persoonlijke ervaring van Maria’s bescherming voegde zich op dat moment bij de eigen beleving van de Mariale devotie die hem in zijn jeugd en als jonge man was ten deel gevallen. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de heilige maagd Maria een bijzondere plaats inneemt in de documenten die tijdens het pontificaat van deze paus zijn verschenen. Salvifici doloris De mens heeft zich dus altijd de vraag gesteld waarom hij moet lijden en die existentiële vraag stelt hem voor de keuze om te geloven of niet te geloven, te aanvaarden of niet te aanvaarden, te vertrouwen of niet te vertrouwen. Een mens wordt daarbij overvallen door allerlei vragen: Heb ik iets verkeerds gedaan, dat mij dit overkomt; is dit een straf? Enkele jaren na de aanslag is paus Johannes Paulus II op de betekenis van het lijden ingegaan in zijn Apostolische Brief Salvifici doloris van 11 februari 1984 ( in: AAS 76(1984), pp. 201-250). Aan dit schrijven ontlenen we de hierna volgende gedachten. Job Het boek Job geeft wel het meest in het oog springende en sterke voorbeeld van een mens die zich vragen stelt over het lijden. Job is een rechtvaardige, hij heeft het lijden niet verdiend. Deze onschuldige moet lijden, hij wordt door smart op de proef gesteld. Drie vrienden komen bij hem en zien zijn lijden als straf voor de zonde. De boodschap van het boek Job is dan ook dat het niet waar is dat ieder lijden uit persoonlijke schuld en zonde ontstaat, al heeft de zonde ergens wel met het lijden te maken: het lijden is een gevolg van de situatie van gebrokenheid waarin de gevallen mensheid zich bevindt. Die band met de zonde wordt steeds weer opnieuw spontaan door mensen gelegd. Ook in het evangelie is dat al zo, bijvoorbeeld in het verhaal van de blindgeborene in het Johannes evangelie over wie de leerlingen vragen: “Rabbi, wie heeft gezondigd, hijzelf of zijn ouders, dat hij blindgeboren werd?” (Jo. 9, 2). Het Oude Testament maakt verder duidelijk dat het lijden van een mens niet per se een straf is, maar dat het wel soms ertoe bijdraagt een mens tot bekering te brengen. Deze thematiek komt bijvoorbeeld veelvuldig terug in het boek van de Rechters: als de mensen zondigen, gaat het telkens weer mis, dan komt er tegenslag die ertoe dient de mensen terug te brengen tot God en zendt God hulp (bijv. Recht. 10, 6-16; vgl. ook 2 Mak. 6,12). Hier komt dus al tot uiting dat God wil vergeven, dat Hij barmhartig is. De volheid van die liefde en barmhartigheid laat God zien in Zijn Zoon: “Zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft, niet verloren zal gaan (Jo. 3,16). God, de enige die niet hoeft te lijden, wordt een mens zonder zonde om te lijden uit liefde voor ons. De oorsprong van het kwaad Op de grote vraag van de mensheid waar lijden en kwaad vandaan komen, geeft de bijbel een antwoord in het boek Genesis (vgl. Gen. 1-8). In dit antwoord treffen we de volgende elementen aan: a. God staat niet aan de oorsprong van kwaad, zonde en lijden. Bij de schepping klinkt steeds opnieuw het refrein: ‘God zag dat het goed was’ en na de voltooiing van de schepping en na de schepping van de mens staat er zelfs dat God zag dat het ‘zeer goed’ was (Gen. 1, 4. 10. 12. 18. 21. 25. 31). God heeft de mens geschapen in vriendschap met Hem in het paradijs. b. De mens is geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God (Gen 1,27). Als de mens dat beeld van God laat uitkomen lijkt hij op God en wordt hij vrij. Als hij dat niet doet, verstoort hij de harmonie met God. De zonde verstoort de harmonie van de mens met zijn diepste zelf: de mens raakt verdeeld. Hij wil het een en doet het ander, omdat hij ook naar het kwaad wordt getrokken. c. Gevolg van die verdeeldheid is strijd, verlies van vrijheid, zonde en lijden. Mensen merken in hun eigen leven hoe zij vast kunnen komen zitten in kwaad, onmachtig zijn om zichzelf daaruit te bevrijden. De zonde - de erfzonde of erfschuld - brengt dus verstoring van de harmonie die de Schepper in Zijn schepping heeft gelegd en is de “achtergrond van kwaad, zonde en lijden”. Die verstoring is dus het gevolg van de menselijke conditie waarin we leven en die ontstaan is door zonde. Het lijden, zo zegt de H. Schrift, is een gevolg van de verstoring van die harmonie. Maar de keer ten goede is gekomen door het paasmysterie, door het lijden, sterven en verrijzen van de Heer. In Zijn lijden openbaart Jezus de betekenis van het lijden van mensen. Dat betekent niet dat God het lijden wil - integendeel, het lijden is een gevolg van de verstoring van de harmonie die God in Zijn schepping had gelegd -, maar God keert dat negatieve dat is ontstaan wél ten goede: juist het lijden brengt de verlossing. Jezus’ houding tegenover lijden Jezus gaat niet onverschillig aan het lijden voorbij. Hij bagatelliseert het niet, maar toont in Zijn optreden de liefde van God voor degene die moet lijden: Hij heeft aandacht voor de lijdende mens, onder meer door de genezingen die Hij verricht; in de zaligsprekingen (Mt. 5, 1-12) prijst hij de lijdende mensen zalig en geeft daarmee aan dat God hen niet vergeten zal. Jezus heeft bovendien in heel Zijn leven zelf lijden op zich genomen: Hij werd geboren in een verblijfplaats voor dieren, want er was voor Hem geen plaats; Hij werd op de vlucht gejaagd naar Egypte - een vluchteling -, verjaagd uit zijn geboorteplaats en zijn familie verklaarde Hem voor gek; Hij werd gemarteld, gekruisigd, gedood. Hij heeft zich dus zelf aan de zijde van de lijdende mens geplaatst. Christus geeft tegelijkertijd een antwoord op de menselijke vraag naar het “waarom” door zijn eigen lijden. Daarin maakt Hij duidelijk dat het lijden van de mens betekenis heeft; in een zin van dit lijden kunnen we geloven doordat we zien dat het lijden van Jezus betekenis heeft, want door Zijn lijden en kruis zijn we verlost. Nieuw zicht op het lijden vanuit het evangelie Wat maakt Jezus ons mensen dan duidelijk over de betekenis van het lijden? De Apostolische brief Salvifici doloris stipt verschillende punten aan: a. Het lijden van de Heer is met liefde verbonden: Hij geeft Zijn leven voor ons mensen, Hij lijdt uit liefde. Lijden heeft vaak met liefde te maken: ouders lijden bijvoorbeeld om hun kinderen uit zorg voor hen; iemand lijdt om het verlies van een persoon die hem of haar dierbaar was, enzovoorts. Als je niet zou liefhebben, zou je vaak niet lijden, maar liefhebben is juist iets groots, iets moois, iets wat het leven kostbaar maakt. b. Jezus stelt een teken voor ons mensen die tengevolge van de erfschuld denken dat het doen, het presteren het hoogste goed is: een mens is pas iets waard als hij iets presteert. Hij bepaalt ons weer bij de situatie van vóór de zondeval: een mens is van waarde omdat hij bestaat, omdat hij mens is en naar Gods beeld en gelijkenis is geschapen. De verlossing van de mens geschiedt niet door een geweldige actie van Superman, maar door te ondergaan, door te lijden. c. Lijden moet wie staat voor een rechtvaardige zaak, zoals Jezus. De inzet voor recht en rechtvaardigheid brengt altijd lijden met zich mee. Wie de rechtvaardigheid liefheeft, zal daarom lijden, maar dat verlangen naar rechtvaardigheid is juist zoiet moois en nobels! d. Lijden is voorts een beproeving, die zwaar valt maar waardoor een mens ook geestelijk vernieuwd kan worden. “Lijden leidt tot volharding; volharding tot deugd; deugd tot hoop” (Rom. 5,3-5). Het lijden dat op de weg van mensen komt, maakt hen zeker minder oppervlakkig. e. Voorts spreekt de apostel van: “Aanvullen wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van de Christus” (Kol 1,24), ten bate van Zijn lichaam, de Kerk. Mensen mogen medewerkers zijn van de verlossing. Niet omdat het lijden van Jezus niet goed genoeg was. Christus heeft zich ervoor open gesteld dat het menselijk lijden een betekenis krijgt binnen het kader van de verlossing, omdat Hij ons beschouwt als Zijn Lichaam. Deze betekenis krijgt het menselijk lijden doordat het in gemeenschap met het lijden van Christus wordt gedragen. De Heer belooft dan ook niet dat Zijn volgelingen gevrijwaard zullen blijven van lijden, tegenslag en verdriet wanneer zij Hem trouw volgen, integendeel! Jezus zegt Zijn leerlingen dat het lijden noodzakelijk is: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet zijn kruis op zich nemen” (Lc. 9,23; Mt. 7,13-14; Lc. 21, 12-19; Jo. 15, 18-21; Jo. 16,33). Het lijden is dus een gevolg van de zonde en niet door God gewild, maar Christus heeft er een positieve wending aan gegeven en nodigt Zijn leerlingen uit om door het lijden deel te nemen aan het werk van de verlossing, het heil van de wereld dat door Zijn lijden wordt bewerkt. En het lijden dat we om ons heen zien, het lijden waaronder de wereld gebukt gaat? Dat nodigt ons weer uit tot liefde, tot zorg, tot inzet. De inspiratie van het evangelie mag dus leiden tot een grote inzet voor de mensenrechten, voor de vrede en de ontwikkeling van de volkeren. **** Wat is de zin van het lijden? Daar is veel over te zeggen. Tegelijk blijft het ergens een mysterie: waarom moet dit mij overkomen? Lijden blijft altijd een persoonlijke en moeilijke worsteling voor diegene die het overkomt. Maar al het vertrouwen dat het antwoord er is, dat het bestaat, geeft een aanzet om in alles wat ons overkomt uiteindelijk weer die liefdevolle hand van God te ontdekken, die uiteindelijk niet het lijden wil, maar onze vreugde, ons geluk... +Jan W.M. Hendriks hulpbisschop van Haarlem-Amsterdam