2005-02380-WCO Prestatieconvenant Grotestedenbeleid 2005-2009

advertisement
NOTA voor burgemeester en wethouders
Onderwerp: Prestatieconvenant Grotestedenbeleid 2005-2009
Notanr:
Datum:
Sector:
Portefeuillehouder:
2005.02380
31-01-2005
WCO/GSB
van Lidth de Jeude
Agenda B&W
15-02-2005
Besluit:
1. akkoord te gaan met het Prestatieconvenant Grotestedenbeleid 2005-2009 (de Prestatielijst), versie 4
februari 2005, met dien verstande dat:
a. in de Prestatielijst bij doelstelling 45 het bedrag van € 150.000 vervalt en als stedelijke prestatie 2009
wordt vermeld: geen GSB ambitie;
b. bij doelstelling 46 wel een bedrag van € 250.000 wordt opgenomen en de prestatie 2009 als volgt
geformuleerd wordt: Procesafspraak: de ambitie is dat in 2009 100 (semi) publieke instellingen op
breedband zijn aangesloten via een vraagbundelingsinitiatief. Deventer informeert het rijk na
besluitvorming door de raad nog voor de zomer over het definitieve concrete prestatieaantal;
c. ingestemd wordt met het Prestatieconvenant onder de voorwaarde dat de G 26 en het kabinet
overeenstemming bereiken over het voorbehoud van het kabinet t.a.v. aangaan van financiële
verplichtingen in het kader van ISV (modernisering huurbeleid);
2. de stukken aan te bieden aan het raadspresidium met het verzoek ze ter kennis te brengen van de
commissie BM;
3. dit besluit openbaar te maken.
OPENBAARMAKING:
Dit besluit openbaar te maken.
COMMUNICATIE:
…
FINANCIELE ASPECTEN:
Financiële gevolgen voor de gemeente:
Ja
Gevolgen worden opgevangen door:
Binnen het desbetreffende productbudget
TOELICHTING/OVERWEGINGEN:
Inleiding
BZK heeft u gevraagd haar uiterlijk 16 februari 2005 te laten weten of u instemt met ondertekening van het
Prestatieconvenant Grotestedenbeleid 2005-2009 op 24 februari 2005, in het bijzonder met de zogenoemde
Prestatielijst Deventer.
Beoogd resultaat
Met ondertekening van het convenant wordt beoogd de beleidsprestaties op de terreinen Sociaal, Veilig en
Integratie, Stedelijke Vernieuwing en Economie en de daarvoor beschikbare rijksmiddelen voor de periode
2005 t/m 2009 vast te leggen.
Kader
Het kader voor de besluitvorming is door de gemeenteraad vastgestelde Stadsvisie Deventer (februari 2004)
en het daarop gebaseerde Programma Grotestedenbeleid 2005-2009 (oktober 2004) . In het GSBprogramma zijn de ambities uit de stadsvisie vertaald naar de mogelijkheden die het rijk biedt in het kader
van het grotestedenbeleid voor de periode 2005-2009 (Beleidskader grotestedenbeleid, BDU”s voor SociaalIntegratie- eilig, Stedelijke Vernieuwing en Economie).
Prestatieconvenant GSB III 2005 - 2009
Versie d.d. 04-02-2005
Argumenten
De Prestatielijst komt overeen met tabel Resultaten in het GSB-programma. N.a.v. het rijksoordeel hebt u bij
brief 2005.00093 ingestemd met enkele aanvullingen, correcties en actualisaties. Deze wijzigingen zijn in de
Prestatielijst verwerkt. Er bestaat m.a.w. inhoudelijke overeenstemming over de te leveren prestaties.
Draagvlak
Binnen de G27 bestaat tevredenheid over het geheel van financiële middelen en deregulering in de vorm
van drie brede doeluitkeringen. De bestuurlijke kern adviseert ook de convenanten te ondertekenen.
Financiële consequenties
De rijksbijdragen op grond van de Brede Doel Uitkeringen (BDU’s) voor de periode 2005 t/m 2009 bedragen:
Voor de BDU Economie: € 1.338.500
Voor de BDU Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV): € 11.229.197
- In dit bedrag is begrepen € 1.680.000 voor geluid en € 1.911.000 voor bodemsanering en de toevoeging
van € 1.143.000 t.b.v. bodem/ VINAC (deze specificatie moet nog worden bevestigd door BZK)
- Alle bedragen zijn exclusief ISV Bathmen € 248.854 (indicatief).
Voor de BDU Sociaal-Integratie-Veilig (SIV): € 17.261.241
- De BDU SIV wordt gevoed met de oude regelingen en nieuwe posten voor ‘sociale integratie en veiligheid’,
‘gezond in de stad’, ‘voortijdig schoolverlaten’ , de ‘extra veiligheidsmiddelen’ en ‘maatschappelijk
opvang/verslavingsbeleid MO/VB’.
- De voeding voor het budget MO/VB wordt jaarlijks geactualiseerd op grond van de geldende
verdeelcriteria, waardoor een verschil van 1% kan optreden.
- De voeding voor VB van € 1.917.906 voor 2005 is t.o.v. 2004 verlaagd omdat de methadonverstrekking is
overgeheveld naar de AWBZ. De gemeente heeft deze kosten dus ook niet meer. .
- Aan de BDU SIV worden in 2006 de budgetten toegevoegd de gemeentelijke middelen voor
onderwijsachterstanden (GOA ) en de middelen voor volwasseneneducatie (WEB).
- Vanaf 2006 zal een nieuwe wet gelden voor de inburgering van nieuwkomers en oudkomers. Op basis
hiervan zullen afspraken worden gemaakt met de steden tot het einde van de convenantperiode. Voor 2005
moet een afzonderlijke aanvraag worden gedaan. Het indicatieve budget 2005 voor Deventer is € 1.671.400.
Finaniceel/technisch:
- Voor het deel BDU SIV dat wordt gevoed via verdeelsleutels VVE, WEB, GOA en MO/VB vindt loon- en
prijsbijstelling plaats. Voor het overige deel van de BDU SIV en voor de BDU ISV en Economie vindt geen
loon- en prijsbijstelling plaats.
- Alle rijksbijdragen zijn bruto bedragen. Door de gemeente betaalde BTW komt voor vergoeding uit het
BTW-Compensatiefonds in aanmerking.
- Bij de BDU Economie en bij de BDU SIV (onderdeel extra veiligheidsmiddelen) moet rekeningen worden
gehouden met afwijkende kasritmes.
Aanpak/uitvoering
De prestaties en rijksbijdragen zijn in de begroting 2005 verwerkt op basis van het GSB-programma en de
indicatieve rijksbijdragen. Een beperkt aantal wijzigingen op basis van het rijksoordeel en de definitieve
rijksbijdragen zullen in de begroting moeten worden verwerkt. Hiertoe zal bij de eerste MARAP 2005 een
voorstel worden gedaan.
2
Prestatieconvenant GSB III 2005 - 2009
Versie d.d. 04-02-2005
Prestatieconvenant Grotestedenbeleid
2005-2009
PM/naam van de Stad
3
Prestatieconvenant GSB III 2005 - 2009
Versie d.d. 04-02-2005
Inleiding en leeswijzer
Voor u ligt het Prestatieconvenant Grotestedenbeleid 2005-2009 dat op 24 februari 2005 door (PM/naam
van de stad) en het Rijk is ondertekend. Dit convenant biedt de Stad de komende vijf jaar de mogelijkheid
om met ondersteuning van het Rijk de grootstedelijke problemen en uitdagingen slagvaardig aan te pakken.
Het convenant is gebaseerd op de nota “Samenwerken aan de Krachtige stad”. Hierin zijn afspraken
vastgelegd over de uitwerking van het stelsel Grotestedenbeleid (kabinetsnota “Samenwerken aan de
Krachtige stad”; Kamerstukken II, vergaderjaar 2003/2004, 21 062, nr. 116).
(PM/naam van de stad) is een van de dertig bij het Grotestedenbeleid (GSB) betrokken gemeenten die een
meerjaren ontwikkelingsprogramma heeft opgesteld. In dit programma zijn meetbare resultaatafspraken
opgenomen op het gebied van economische ontwikkeling, fysieke stedelijke vernieuwing en sociale
vraagstukken zoals veiligheid, onderwijs en integratie. De ambities in het programma vormen de basis voor
de samenwerking tussen het Rijk en de Stad.
Het Rijk verbindt aan de ambities van de Stad voor de periode 2005 tot en met 2009 financiële middelen in
de vorm van drie brede doeluitkeringen (BDU’s) Fysiek, Economie, en Sociaal, Integratie en Veiligheid. De
Stad is geheel vrij om de middelen binnen de wettelijke kaders van deze BDU’s naar eigen inzicht te
besteden. Het Rijk zet ook andere instrumenten en faciliteiten in.
Het tot stand komen van het meerjaren ontwikkelingsprogramma was een intensief proces. De betrokken
vakdepartementen en de Stad zijn hierbij tot een weloverwogen besluit gekomen over de hoogte van de
ambitie op de diverse beleidsterreinen.
De tekst van het convenant is opgebouwd langs de lijnen van de vijf centrale uitgangspunten voor het GSB.
Om te beginnen vindt sturing op resultaten plaats; de door de Stad te behalen resultaten zijn onderdeel van
dit convenant en zijn de maatstaf voor de eindbeoordeling. Vervolgens committeren Rijk en Stad zich aan
een transparante aanpak van beleid. Zij doen dit door voortdurend aandacht te hebben voor enerzijds de
vermindering van bureaucratie en anderzijds duidelijk te communiceren over de voortgang.
Het partnerschap tussen Stad en Rijk krijgt verder gestalte in de artikelen die ruimte bieden voor maatwerk
en eigen keuzes voor de Stad, artikelen die sturen op een integrale benadering in de vorm van een gerichte
4
Prestatieconvenant GSB III 2005 - 2009
Versie d.d. 04-02-2005
ontwikkel- en uitvoeringsagenda, en die ingaan op afspraken over kennisuitwisseling en expertiseondersteuning.
Tenslotte is de betrokkenheid van alle partijen zichtbaar gemaakt op het tekenblad. Dit onderstreept de
GSB-brede samenwerking aan de Krachtige stad van (PM/naam van de stad) en het Rijk.
Voor meer informatie over het Grotestedenbeleid: www.grotestedenbeleid.nl en de website van de Stad.
Den Haag, 24 februari 2005
5
Prestatieconvenant GSB III 2005 - 2009
Versie d.d. 04-02-2005
Partijen:
1a. De minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, handelend als bestuursorgaan en als
vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;
1b. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, handelend als bestuursorgaan en als
vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;
1c. De minister van Justitie, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der
Nederlanden;
1d. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, handelend als bestuursorgaan en als
vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;
1e. De minister van Financiën, handelend als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;
1f.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelend als bestuursorgaan en als
vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;
1g. De minister van Verkeer en Waterstaat, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de
Staat der Nederlanden;
1h. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, handelend als bestuursorgaan en als
vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;
1i.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, handelend als bestuursorgaan
en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;
1j.
De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, handelend als bestuursorgaan en als
vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;
1k. De staatssecretaris van Economische Zaken, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger
van de Staat der Nederlanden;
1l.
De staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, beiden handelend als bestuursorgaan en
als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;
1m. De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, handelend als bestuursorgaan en als
vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;
1n. De staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, handelend als
bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden.
partijen 1a. tot en met 1n. verder gezamenlijk te noemen: "het Rijk"; en
De burgemeester van de gemeente X, handelend namens het College van Burgemeester en Wethouders en
als vertegenwoordiger van de gemeente X,
verder te noemen: “de Stad”;
De wethouder van de gemeente X, daartoe gemachtigd door het College van Burgemeester en Wethouders en
aangewezen door de Burgemeester als vertegenwoordiger van de gemeente X,
verder te noemen: “de Stad”;
In aanmerking nemende dat:
a.
de dertig bij het Grotestedenbeleid betrokken gemeenten als bedoeld in de nota “Samenwerken aan de
Krachtige stad”; Kamerstukken II, vergaderjaar 2003/2004, 21 062, nr. 116 (verder te noemen: "de
Steden") en het Rijk in samenwerking streven naar “Krachtige steden”, waarin zichtbare resultaten worden
geboekt met een minimum aan bureaucratie, en de Steden en het Rijk als gelijkwaardige partners samen
aan zet zijn om te voorzien in een samenhangende aanpak van de grootstedelijke problemen en het beter
benutten van kansen.
6
Prestatieconvenant GSB III 2005 - 2009
Versie d.d. 04-02-2005
b.
de Steden en het Rijk door ondertekening van de Gemeenschappelijke Verklaring over het stelsel
Grotestedenbeleid 2005-2009 (GSB III) d.d. 27 april 2004 wederzijds afspraken hebben vastgelegd, die
zijn uitgewerkt in de nota “Samenwerken aan de Krachtige stad”.
c.
ter uitvoering van de afspraken in de nota “Samenwerken aan de Krachtige stad” wordt tussen het Rijk en
elke Stad afzonderlijk een convenant gesloten, waarvan dit er een is. Het Rijk en de Stad kunnen elkaar
aanspreken op de uitvoering van de in deze nota gemaakte afspraken, zonder dat met die afspraken en
met dit convenant wordt beoogd in rechte afdwingbare rechten en verplichtingen in het leven te roepen.
d.
dit convenant mede is afgestemd op de “Code Interbestuurlijke verhoudingen” die het kabinet, de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg op 9 november 2004 tijdens
bestuurlijk overleg onder leiding van de minister-president hebben vastgesteld (Kamerstukken II,
vergaderjaar 2004/2005, 29 800 VII, nr. 15).
e.
de meerjarige afspraken in het onderhavige Prestatieconvenant er mede op gericht zijn een gezamenlijke
agenda uit te voeren waarmee de Stad en het Rijk adequaat kunnen inspelen op veranderende
(maatschappelijke) omstandigheden.
f.
de Steden hebben ingestemd met de versies van de ontwerpregelgeving voor de brede doeluitkering
(BDU) Sociaal, Integratie en Veiligheid, de BDU Fysiek en de BDU Economie, zoals die bij brief d.d. 7
februari 2005 door de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties zijn verzonden.
Deze drie BDU’s worden als rijksbijdragen aan de Steden verleend op het sociale, het fysieke en het
economische domein binnen het Grotestedenbeleid voor de periode 2005 tot en met 2009.
Komen overeen:
Sturen op resultaten:
Stad levert prestaties, Rijk levert middelen en andere faciliteiten
1.1 De Stad zal al het mogelijke doen om de resultaten - die op basis van dit Prestatieconvenant tussen het
Rijk en de Stad zijn overeengekomen en zoals die in de bijlage van dit Prestatieconvenant zijn
opgenomen - volledig en tijdig te realiseren uiterlijk 31 december 2009. De bijlage maakt onlosmakelijk
onderdeel uit van dit Prestatieconvenant en zal tevens worden vastgelegd in de door het Rijk te nemen
beschikkingen voor de verlening van de rijksbijdragen.
1.2 Met in achtneming van het bepaalde in 1.3 tot en met 1.7, 2.3, 3.4 en 7.3 staan ten behoeve van de
uitvoering van het door de Stad opgestelde meerjaren ontwikkelingsprogramma Grotestedenbeleid 20052009 per BDU de volgende financiële middelen van het Rijk ter beschikking van de Stad:
(bedragen x € 1000,-)
(PM: zie G30-tabel met de rijksbijdragen per stad per BDU)
BDU Sociaal, Integratie en Veiligheid

€ PM voor vijf jaar voor de voedingen BZK-deel, gezond in de stad, voortijdig schoolverlaten en de
extra veiligheidsmiddelen;

de voor uw Stad geldende uitkomst van de vaste verdeelsleutel voor MO/VO/VB voor vijf jaar; voor
het jaar 2005 bedraagt de bijdrage € PM;
7
Prestatieconvenant GSB III 2005 - 2009
Versie d.d. 04-02-2005

€ PM indicatief voor inburgering voor het jaar 2005.
BDU Fysiek
€ PM:(zie G30-tabel met de rijksbijdragen per stad per BDU)
BDU Economie
€ PM (zie G30-tabel met de rijksbijdragen per stad per BDU)
Het Rijk verleent voor de BDU Sociaal, Integratie en Veiligheid, de BDU Fysiek en de BDU Economie de
rijksbijdragen door per BDU het bedrag vast te leggen in de te nemen meerjarige beschikking op basis
van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid respectievelijk de Wet stedelijke
vernieuwing en het Besluit subsidies stadseconomie GSB III.
Bij de midterm review bezien G30 en Rijk of en in hoeverre de financieringssystematiek voor
maatschappelijke opvang/verslavingsbeleid/vrouwenopvang aangepast dient te worden in het licht van
de inwerkingtreding van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Uitgangspunt bij een mogelijke
aanpassing is dat de financiële zekerheid gedurende de convenantperiode voor de Stad gehandhaafd
blijft.
1.3 In de bijlage bij dit convenant zijn de resultaatafspraken en de daarbij behorende verplichtingen
opgenomen.
a. bij het ontbreken van een nulmeting en het jaartal van nulmeting - vanwege het ontbreken van een
gemeentelijk registratiesysteem - levert de Stad per in de bijlage genoemde datum het ontbrekende
element alsnog bij het Rijk aan. In de beschikking wordt per BDU deze afspraak als verplichting bij
de verlening van de rijksbijdrage opgenomen. Als in 2010 bij de verantwoording over het meerjaren
ontwikkelingsprogramma en de resultaten blijkt dat de Stad het element niet heeft aangeleverd, kan
dit leiden tot een lagere vaststelling van de rijksbijdrage;
b. bij het ontbreken van een ambitie levert de Stad per in de bijlage genoemde datum het ontbrekende
resultaat alsnog bij het Rijk aan; dit mag geen zogenaamde nulambitie zijn. Als in 2010 bij de
verantwoording over het meerjaren ontwikkelingsprogramma en de resultaten blijkt dat de Stad de
ambitie niet heeft aangevuld of een nulambitie heeft ingevuld, kan dit op basis van de zogenaamde
tarievenlijst of op basis van de feitelijke bestedingen leiden tot een lagere vaststelling van de
rijksbijdrage.
1.4 Met het sluiten van dit Prestatieconvenant staan de rijksbijdragen aan de realisering
van het ontwikkelingsprogramma als bedoeld in 1.2 vast. Met betrekking tot deze
meerjarige financiële zekerheid van de rijksbijdragen geldt het volgende
onverminderd:
a. indien het Rijk gedurende de convenantperiode extra middelen voor een BDU
beschikbaar stelt, kunnen hierover tussen het Rijk en de Stad nadere
resultaatafspraken worden gemaakt;
b. voor de BDU Sociaal, Integratie en Veiligheid geldt dat bij aanmerkelijke
verslechteringen van de financieel-economische omstandigheden het Rijk de
verleende rijksbijdrage kan verlagen, zoals in het Besluit brede doeluitkering
sociaal, integratie en veiligheid is vastgelegd (artikel 19);
c. het Rijk zal bij eerste suppletore begroting 2005 voor de BDU Sociaal,
8
Prestatieconvenant GSB III 2005 - 2009
Versie d.d. 04-02-2005
Integratie en Veiligheid de meerjarige zekerheid van de in 1.2 vermelde
financiële middelen in de desbetreffende begrotingen verankeren. Dit geldt
onder voorbehoud van vaststelling door de begrotingswetgever.
1.5 De uitkeringen in het kader van de drie onderscheidene BDU’s zijn bruto bedragen. Dit betekent dat
BTW die compensabel is voor het BTW compensatiefonds voor de Stad een besteding is in het kader
van de BDU’s. Op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten wordt
de compensabele BTW echter niet (bij de lasten) in de gemeenterekening en begroting opgenomen.
a. voor de inzet van lokale middelen voorziet de Stad binnen de eigen begroting in dekking van de te
betalen BTW; deze te betalen BTW komt niet ten laste van de BDU’s;
b. in de verantwoording over de bestedingen van de BDU’s en over de inzet van de lokale middelen
maakt de Stad de compensabele BTW afzonderlijk zichtbaar op basis van een beredeneerde
schatting.
1.6 Het Rijk kan de verdeling van de middelen voor maatschappelijke opvang,
verslavingsbeleid en voor vrouwenopvang éénmaal wijzigen, zoals in het Besluit
brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid is vastgelegd (artikel 17 en par.
6.2 Nota van Toelichting).
1.7 Met betrekking tot schakelklassen, voor- en vroegschoolse educatie, volwasseneneducatie, en
inburgering:
a. het Rijk en de Stad bezien of en zo ja op welke wijze de resultaten ten aanzien van schakelklassen
en voor- en vroegschoolse educatie in dit Prestatieconvenant worden aangepast naar aanleiding van
de extra middelen voor schakelklassen en de verandering van de middelenstroom voor voor- en
vroegschoolse educatie. Een eventuele wijziging wordt bij midterm review doorgevoerd;
b. de middelen voor volwasseneneducatie worden per 1 januari 2006 opgenomen in de BDU Sociaal,
Integratie en Veiligheid, mits het wetsvoorstel Wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs door de
Tweede Kamer is aanvaard. De uitkomsten van het desbetreffende transitietraject eind maart 2005
zijn maatgevend voor de te formuleren resultaten op dit terrein. De Stad dient uiterlijk 1 juni 2005 de
concept-ambities bij het Rijk in. Het College van B&W levert uiterlijk 1 september 2005 een ambitie
op dit onderdeel in bij het Rijk. Het Rijk komt uiterlijk 1 oktober 2005 met een voorlopig oordeel. De
Gemeenteraad bekrachtigt het Collegevoorstel uiterlijk 15 november 2005 en informeert per
ommegaande het Rijk daarover. Als het raadsbesluit aansluit bij het voorlopig rijksoordeel dan wordt
dat rijksoordeel daarmee definitief. Indien het daarvan afwijkt, dan komt het Rijk uiterlijk 31
december 2005 tot een definitief oordeel;
c. vanaf 2006 zal een nieuwe wettelijke regeling gelden voor de inburgering van zowel nieuwkomers
als oudkomers. Dan zal ook de rol van de steden duidelijk zijn. Op basis hiervan zullen afspraken
worden gemaakt met de steden tot het einde van de convenantperiode. De hoofdlijnen van het door
de regering voorgestelde nieuwe inburgeringsstelsel zijn opgenomen in de contourennota
'Herziening van het inburgeringsstelsel' (Kamerstukken II, vergaderjaar 2003/2004, 29 543, nr. 2).
Het kabinet streeft ernaar om de Wet inburgering in 2006 in werking te laten treden.
1.8 Het Rijk verplicht zich de in de nota “Samenwerken aan de Krachtige stad”
opgenomen “Overige inzet Rijk” (§ 3.3 en bijlage 12, aanhangsel 1) te realiseren, waar
het gaat om rijksmiddelen buiten de BDU’s en om andere rijksinstrumenten die ten
9
Prestatieconvenant GSB III 2005 - 2009
Versie d.d. 04-02-2005
goede komen aan de Stad. De voortgang in de uitvoering van de afspraken over de
“Overige inzet Rijk” wordt halfjaarlijks tussen het Rijk en de Steden besproken
tijdens het in 2.1 bedoelde bestuurlijk overleg. Bij majeure wijziging van de
omstandigheden kan het Rijk na overleg met de Steden de “Overige inzet Rijk”
bijstellen, waarbij de gevolgen voor de Stad in beeld worden gebracht.
Verminderen van bureaucratie:
voortdurend aandacht van Stad en Rijk
2.1 Om onnodige bureaucratische elementen in het stelsel Grotestedenbeleid 2005-2009 te voorkomen, zal
de ontbureaucratisering en transparantie van het stelsel in een halfjaarlijkse bestuurlijk overleg tussen
het Rijk en de Steden expliciet getoetst worden. Het Rijk zal daartoe de in de nota “Samenwerken aan
de Krachtige stad” vastgelegde uitgangspunten hanteren. Zonodig zal het Rijk in overleg met de Steden
aanvullende criteria ontwikkelen (waar mogelijk gebruikmakend van bestaande richtlijnen) aan de hand
waarvan vigerend en nieuw rijksbeleid ten aanzien van de Steden wordt getoetst. Dit bestuurlijk overleg
zal eind 2005 voor het eerst plaatsvinden.
2.2 Het Rijk zal de GSB-relevante sectorale en departementale monitors zoveel mogelijk stroomlijnen, opdat
geen overbodige aanvullende informatie aan de Stad wordt gevraagd. Het Rijk zal de voortgang met de
Steden bespreken in het overleg als bedoeld in 2.1.
2.3 Ter voorkoming van nieuwe specifieke uitkeringen beziet het Rijk ten aanzien van eventueel
beschikbaar komende financiële middelen eerst of toevoeging aan de BDU’s mogelijk is. Het gaat
hierbij om middelen die aansluiten bij de inhoudelijke domeinen van het Grotestedenbeleid 2005-2009
en die vrijvallen op de departementale begrotingen dan wel nieuw daaraan zullen worden toegevoegd.
Het Rijk zal hiervan slechts gemotiveerd afwijken en zich hierover verantwoorden in het bestuurlijk
overleg als bedoeld in 2.1.
Transparantie van beleid:
Stad en Rijk communiceren over de voortgang
3.1 Het Rijk en de Stad hebben een gemeenschappelijk belang om het maatschappelijke effect van het
Grotestedenbeleid te vergroten. Tijdens de convenantperiode wordt daartoe de voortgang zichtbaar
gemaakt en worden op basis van de gezamenlijke missie “de Krachtige stad” voor de Stad relevante
ontwikkelingen geagendeerd. Dit bevordert de dialoog tussen de Stad en het Rijk en kan de bekendheid
van het Grotestedenbeleid zowel in de Stad (bij burgers, instellingen, en bedrijfsleven) als binnen het
Rijk versterken. Met inzet van communicatie wordt voor betrokken partijen bovengenoemd
gemeenschappelijk belang concreet zichtbaar en herkenbaar gemaakt:
a. Rijk en Stad communiceren over het Grotestedenbeleid onder de gezamenlijke noemer van “de
Krachtige stad”. Waar mogelijk wordt het bestaande GSB-logo gebruikt bij de externe uitingen over
het Grotestedenbeleid;
b. Rijk en Steden organiseren onder wisselend voortouw over een GSB-thema jaarlijks een of meer
bijeenkomsten voor bestuurders en maatschappelijke partners.
Het Rijk en de Stad zullen in gezamenlijk overleg de concrete uitvoering van bovenvermelde
communicatie-afspraken nader uitwerken.
3.2 Met betrekking tot de monitoring van de uitvoering van het Grotestedenbeleid 2005-2009:
10
Prestatieconvenant GSB III 2005 - 2009
Versie d.d. 04-02-2005
a. het Rijk legt de drie meetmomenten voor de GSB-monitor ten behoeve van de nulmeting, de
midterm review en de verantwoording vast in de drie BDU-beschikkingen voor de verlening van de
rijksbijdragen. Voor de door de Tweede Kamer aangewezen onderwerpen met een zogenaamde
groot projectstatus, is het noodzakelijk jaarlijks de voortgang te meten; deze status geldt bij
ondertekening van dit Prestatieconvenant voor veiligheid en inburgering;
b. het Rijk integreert de monitor ten behoeve van het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (BDU
Fysiek) met ingang van de convenantperiode met de GSB-monitor;
c. mede ten behoeve van de GSB-beleidsevaluatie en het eventueel ter
beschikking stellen van rijksfaciliteiten worden voor het volgen van
ontwikkelingen op wijkniveau (outcome-effecten) tussen het Rijk en de Stad
praktische meetafspraken uitgewerkt in aansluiting op de GSB-monitor en
landelijk beschikbare registraties.
3.3 Ter versterking van het partnerschap voeren het Rijk en de Stad jaarlijks met elkaar op ambtelijk niveau
een GSB-breed stadsgesprek. De focus van de stadsgesprekken zal van jaar tot jaar verschillen, waarbij
in 2005 gekozen wordt voor een thematische invalshoek. Vanaf 2006 ligt de nadruk op de voortgang van
de uitvoering van het ontwikkelingsprogramma en de eventuele belemmeringen die de Stad daarbij
ondervindt.
a. intergemeentelijke afstemming op de in de nota “Samenwerken aan de
Krachtige stad” aangegeven terreinen is van groot belang voor de stedelijke
vernieuwing. De basis voor deze afstemming is gelegd in het
ontwikkelingsprogramma. Tijdens de uitvoering van het
ontwikkelingsprogramma blijft deze afstemming van groot belang en is
daarmee een punt van gesprek tijdens de stadsgesprekken;
b. ook de voortgang in de uitvoering van andere afspraken uit de nota
“Samenwerken aan de Krachtige stad”, kan in het gesprek - indien voor de Stad
van toepassing - aan de orde zijn zoals de in 1.8 bedoelde “Overige inzet Rijk”
(bv. Top- en BIRK-projecten, de “50-wijkenaanpak” of de uitvoering van de BOSregeling).
3.4 In het voorjaar van 2007 voeren het Rijk en de Stad een zogenaamde midterm review uit over de
voortgang van de tussen het Rijk en de Stad overeengekomen resultaten. Indien daar aanleiding toe is
kan de midterm review binnen de geldende wettelijke kaders leiden tot het voeren van een bestuurlijk
gesprek, tot een tussentijdse aanpassing van de resultaten en de financiële middelen, en
inspanningsverplichtingen.
Het Rijk biedt ruimte voor maatwerk en eigen keuzes voor de stad
4.1. Het Rijk staat welwillend tegenover pleidooien van de Steden om mede op hun verzoek hun
bevoegdheden en mogelijkheden te verruimen, indien dat kan leiden tot het succesvoller aanpakken
van de problemen in de eigen stad.
Gezamenlijke ontwikkel- en uitvoeringsagenda:
gericht op integrale benadering:
5. 1 Het Rijk en de Steden blijven in gesprek over de (door)ontwikkeling en uitvoering van het
Grotestedenbeleid 2005-2009 om adequaat in te kunnen spelen op veranderende (maatschappelijke)
11
Prestatieconvenant GSB III 2005 - 2009
Versie d.d. 04-02-2005
omstandigheden. Het Rijk en de Steden werken daartoe in de eerste helft van 2005 gezamenlijk een
ontwikkel- en uitvoeringsagenda uit voor de drie binnen het Grotestedenbeleid te onderscheiden
domeinen.
De betrokken bewindslieden die eerstverantwoordelijk zijn voor de BDU Fysiek en de BDU Economie
nemen daartoe voor het fysieke domein respectievelijk het economische domein het voortouw in
afstemming met de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. De minister voor
Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties neemt voor het sociale domein het voortouw en initieert
daartoe periodiek bestuurlijk overleg tussen de betrokken bewindslieden, en tussen het Rijk en de
Steden.
De concrete uitvoering van de gezamenlijke agenda kan worden ondersteund met door het Rijk en de
Steden te organiseren thema-bijeenkomsten als bedoeld in 3.1b.
Kennisuitwisseling en ondersteuning steden
6.1 Met betrekking tot het Kenniscentrum Grote Steden:
a. het Rijk en de Steden zullen het Kenniscentrum Grote Steden met bijbehorende financiering
continueren tot en met 2009. De jaarlijkse bijdrage van de Stad wordt gedragen naar inwonerstotaal
(peildatum 1 januari 2004, bron CBS). De Stad betaalt jaarlijks € PM (zie G30-tabel met de
bedragen, per stad nog in te voegen). De Stad betaalt haar jaarlijkse bijdrage rechtstreeks aan het
Kenniscentrum Grote Steden. De totale rijksbijdrage bedraagt jaarlijks € 553.049;
b. de meerjarige financiering van het Kenniscentrum Grote Steden geldt onder het voorbehoud dat de
activiteiten van het Kenniscentrum Grote Steden optimaal aansluiten bij de behoeften van de
subsidiënten. Daartoe zullen het Rijk en de Steden voortaan jaarlijks goedkeuring verlenen aan het
activiteitenprogramma met de bijbehorende begroting (inclusief meerjarendoorkijk) voorafgaand aan
het boekjaar en aan het beleidsmatige en het financiële jaarverslag na afloop van het boekjaar. In
2005 zullen het Rijk en de Steden bezien in hoeverre deze werkwijze leidt tot een betere aansluiting
bij de behoeften van de subsidiënten. In 2007 dragen het Rijk en de Steden zorg voor het uitvoeren
van een tussenevaluatie om het functioneren van het Kenniscentrum Grote Steden te volgen en te
beoordelen.
6.2 De Stad kan tot 1 januari 2006 een beroep doen op het Expertteam uitvoering Grotestedenbeleid voor
ondersteuning bij de uitvoering van de afspraken in dit Prestatieconvenant. Tevens kan de Stad in 2005
terecht bij het Expertteam om hinderlijke wet- en regelgeving te melden. Het Rijk draagt in het najaar
van 2005 zorg voor een eindevaluatie om het functioneren van het Expertteam te beoordelen.
6.3 Het Rijk en de Steden werken met betrekking tot het Europees stedelijk beleid
gezamenlijk aan een sterkere positie voor de Nederlandse steden in de Europese
Unie (EU). Waar mogelijk zullen GSB-middelen aan EU-subsidies worden gekoppeld
door tijdige analyse van de mogelijkheden en gezamenlijk optrekken bij de
voorbereiding van aanvragen.
Overige bepalingen
7.1 De basis voor dit Prestatieconvenant is de wet- en regelgeving die geldt voor de BDU Sociaal, Integratie
en Veiligheid, de BDU Fysiek en de BDU Economie.
a. indien en voor zover inwerkingtreding van deze regelgeving leidt tot wijziging ten opzichte van de
versies van de ontwerpregelgeving, zoals die bij brief d.d. 7 februari 2005 door de minister voor
12
Prestatieconvenant GSB III 2005 - 2009
Versie d.d. 04-02-2005
Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties zijn verzonden (zie het bepaalde onder f. van de
considerans van dit Prestatieconvenant), voeren het Rijk en de Steden hierover overleg en worden
nadere afspraken gemaakt;
b. met betrekking tot de Amvb Verantwoording stedelijke vernieuwing (BDU Fysiek) vindt eind 2005
bestuurlijk overleg plaats tussen het Rijk en de Steden, vòòrdat deze Amvb in werking zal treden.
In het najaar van 2005 zal het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
(VROM) starten met de aanpassing van de Amvb Verantwoording. De aanpassing betreft onder
andere het opnemen van een verrekenlijst ingeval er wordt overgegaan tot financiële verrekening,
het aanpassen van de controle door de accountant, het bijbehorende accountantsprotocol en de
afstemming van de verantwoording in het kader van het Besluit lokatiegebonden subsidies. Bij het
wijzigen van de Amvb sluit VROM aan bij hetgeen terzake in de Amvb van de BDU Sociaal,
Integratie en Veiligheid is opgenomen, zoals de keuze met betrekking tot de verantwoording door de
Stad òf via de jaarlijkse gemeenterekening òf éénmaal na afloop van de vijf jaarsperiode, de
rechtmatigheid van de bestedingen op basis van baten/lastenstelsel en de volledige uitputting van de
rijksbijdrage en een separaat oordeel van de gemeenteaccountant over de totstandkoming van de
gerealiseerde prestaties.
7.2 De partijen achten zich gebonden aan dit Prestatieconvenant. Het convenant laat de van toepassing
zijnde huidige en toekomstige publiekrechtelijke wet- en regelgeving onverlet.
a. het Rijk zet zich in om bij wijziging of ontwikkeling van rijksbeleid en publiekrechtelijke wet- en
regelgeving dat in overeenstemming te laten zijn met dit Prestatieconvenant;
b. indien blijkt dat een of meer onderdelen van dit Prestatieconvenant strijdig zijn of worden met
bestaande, gewijzigde of nieuwe publiekrechtelijke wet- of regelgeving, dan zullen partijen in overleg
treden om dit Prestatieconvenant zodanig te wijzigen, zodat het geen strijdige bepalingen meer
bevat en het doel dat met dit Prestatieconvenant wordt beoogd zoveel mogelijk wordt bereikt.
7.3 Ingeval van majeure wijzigingen van de omstandigheden voeren het Rijk en de Stad overleg over de
eventuele gevolgen van die wijzigingen voor de uitvoering van dit Prestatieconvenant. Indien die
wijzigingen partijen noodzaken de gemaakte afspraken te herzien, kan dit Prestatieconvenant gewijzigd
worden, mits de partijen daarmee instemmen.
7.4 Dit Prestatieconvenant treedt in werking op de datum van de ondertekening en werkt terug tot 1 januari
2005. Het Prestatieconvenant eindigt op 31 december 2009.
7.5 Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is in het kader van dit Prestatieconvenant
het aanspreekpunt binnen het Rijk.
Geschillen
8.1 Indien er op enig moment sprake is van een geschil in verband met dit Prestatieconvenant, voeren het
Rijk en de Stad op zo kort mogelijke termijn - indien nodig bestuurlijk - overleg.
8.2 Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, benoemen het Rijk en de Stad - in die gevallen waarin
vigerende wet- en regelgeving niet in geschillenbeslechting voorziet - een uit drie leden bestaande
adviescommissie die een advies geeft, waarvan de verantwoordelijke minister kan afwijken en dat
alleen gemotiveerd zal doen. Het Rijk en de Stad benoemen elk één lid van deze commissie, waarna de
13
Prestatieconvenant GSB III 2005 - 2009
Versie d.d. 04-02-2005
aldus benoemde leden gezamenlijk een derde lid, tevens voorzitter van de commissie, zullen
benoemen.
8.3 De kosten die voor een partij voortvloeien uit de behandeling van voorkomende geschillen zoals
omschreven in 8.1 en 8.2 worden gedragen door die partij zelf. De kosten van de in 8.2 bedoelde
voorzitter worden door elke partij voor een gelijk deel gedragen.
14
Prestatieconvenant GSB III 2005 - 2009
Versie d.d. 04-02-2005
Aldus opgemaakt en in tweevoud ondertekend te Den Haag op 24 februari 2005.
De burgemeester/wethouder van de gemeente
(PM/naam van de Stad),
Th. C. de Graaf
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer,
(handtekening)
mede namens:
(evt. titel) naam
- de minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit;
De minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en
- de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Koninkrijksrelaties, mede namens:
Wetenschap, mr. Medy C. van der Laan;
- de minister van Binnenlandse Zaken en
- de staatssecretaris van Volkshuisvesting,
Koninkrijksrelaties;
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
- de minister van Financiën;
- de minister van Justitie;
- de minister van Onderwijs, Cultuur en
(handtekening)
Wetenschap;
Sybilla M. Dekker
- de minister van Volksgezondheid, Welzijn en
De staatssecretaris van Economische Zaken,
Sport;
mede namens:
- de minister voor Vreemdelingenzaken en
- de minister van Verkeer en Waterstaat,
Integratie;
- de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, Mark Rutte;
(handtekening)
- de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
ir. C.E.G van Gennip
en Sport,
(handtekening)
Bijlage behorend bij 1.1: Resultaten PM/naam Stad
(hier wordt de definitieve prestatielijst van de stad ingevoegd)
Overzicht van resultaatsafspraken uit het Meerjaren
Ontwikkelingsprogramma van Deventer
De resultaatsafspraken in deze lijst zijn gebaseerd op het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma en
door Deventer aangeleverde aanpassingen.
15
Notanr:
Onderwerp:
Vervolg
Error! Reference source not found.
Error! Reference source not found.
Doelstelling en Indicator1
Stedelijke nulsituatie 2004
Stedelijk resultaat 31 december 2009
Gedeeld burgerschap
1.
Gegevens nieuwkomers volgens jaarlijkse
2
monitoring inburgering .
2.
Aantal in te burgeren nieuwkomers 2005: 128
Aantal in te burgeren oudkomers 2005: 111
Gegevens oudkomers volgens jaarlijkse
monitor inburgering3.
Geen leerling zonder diploma van school
3.
Deelnemend aan VVE: 500 peuters en
jaar van de totale doelgroep
vroegschoolse programma’s.
Van alle achterstandsleerlingen neemt deel aan VVE:
35% van de kleuters en 57% van de peuters.
Op 1 oktober 2004 namen in totaal 365 peuters en
kleuters deel aan een WE groep.
% allochtone doelgroepleerlingen: 42% kleuters, 48%
peuters % autochtone doelgroep leerlingen: 25%
kleuters, 39% peuters
Jaartal van nulmeting: oktober 2004
Aantal in te richten schakelklassen
11 schakelklassen: Jaartal van nulmeting 2004.
11 schakelklassen
Aantal (t.o.v. de doelgroep achterstandsleerlingen) allochtone en autochtone peuters en
kleuters dat deelneemt aan voor- en
4.
1
De data voor aanlevering zoals genoemd in de procesafspraken zijn gebaseerd op het moment dat de stad in staat is het ontbrekende
gegeven aan te leveren. Het Rijk zal de stad op een beperkt aantal momenten vragen om aanlevering van de
toegezegde gegevens: april 2005, december 2005, december 2006 en bij de midterm in 2007.
2
Het geprognosticeerde aantal nieuwkomers is bepaald door het indicatieve voorschot bestemd voor de inburgering van nieuwkomers,
vermeerderd met de inzet van de helft van de eventueel nog aanwezige Win-reserve, te delen door de normvergoeding van € 7.500 per
traject. Gezien de wettelijke zorgplicht van gemeenten dient overigens iedere nieuwkomer die zich in 2005 in een gemeente vestigt een
inburgeringstraject te worden aangeboden.
3
De aantallen in te burgeren oudkomers zijn gebaseerd op prognoses van het Rijk. Bij de beschikking voor de BDU SIV worden de
definitieve aantallen opgenomen. Deze aantallen kunnen, na overleg tussen Rijk en de stad, afwijken van de prognoses.
16
Notanr:
Onderwerp:
Vervolg
Error! Reference source not found.
Error! Reference source not found.
Doelstelling en Indicator
Stedelijke nulsituatie 2004
Stedelijk resultaat 31 december 2009
4a. Open doelstelling
Aantal goed functionerende brede scholen die elk
samenwerken met minimaal 2 andere instellingen
4 pilots: Jaartal van nulmeting 2004
4 brede scholen
5.
startkwalificatie behaalt.
Totale doelgroep: 178 Voortijdig schoolverlaters;
2003/2004.
38% van de gemelde leerlingen is herplaatst naar
onderwijs of werk.
27% van de allochtonen meldingen is herplaatst naar
onderwijs of werk.
44% van de autochtone meldingen is herplaatst.
Jaartal van nulmeting cijfers schooljaar 2003/2004
Aantal herplaatsingen is 40% tov. het a
meldingen van Voortijdig schoolverlate
30% van de allochtone meldingen is he
onderwijs of werk.
44% van de autochtonen meldingen is
naar onderwijs of werk.
Aantallen deelnemers aan trajecten: Voortgezet
Hierover worden op dit moment geen afspraken gemaakt
Aantal (t.o.v. de doelgroep voortijdig
schoolverlaters) allochtone en autochtone
scholieren dat herplaatst is en alsnog een
6.
Algemeen Volwassenenonderwijs (VAVO) of
7.
Aantallen deelnemers aan trajecten: Breed
Maatschappelijk Functioneren/ Toeleiding
vervolgonderwijs, of
8.
Aantallen deelnemers aan trajecten: Sociale
Redzaamheid (met onderscheid tussen NT2onderwijs en Alfabetisering van autochtone
Nederlanders) of
9.
Aantallen deelnemers aan trajecten:
Staatsexamen NT2-opleidingen.
Open doelstelling
Goed functionerende jeugdnetwerken
6 pilots
6 goed functionerende jeugdnetwerken
17
Notanr:
Onderwerp:
Vervolg
Error! Reference source not found.
Error! Reference source not found.
Doelstelling en Indicator
Stedelijke nulsituatie 2004
Stedelijk resultaat 31 december 200
30 plaatsen sociaal pension: gemiddelde verblijfsduur:
145 dagen.
15 plaatsen crisisopvang: gemiddelde verblijfsduur:
33 dagen: Jaartal van nulmeting 2004..
30 plaatsen sociaal pension: gemiddeld
verblijfsduur: 145 dagen.
15 plaatsen crisisopvang: gemiddelde v
33 dagen
Van de straat en veilig
10. Gemiddelde verblijfsduur in de
maatschappelijke opvang
11. Het aantal plaatsen in de vrouwenopvang
Deventer heeft geen vrouwenopvang
12. Ambulante verslavingszorg: Aantal cliënten dat
903 cliënten wordt per jaar feitelijk behandeld.
Jaartal van nulmeting: 2003
Ca. 900 cliënten wordt per jaar feitelijk
Procesafspraak: het registratiesysteem is niet
betrouwbaar.De nulmeting is daardoor niet
beschikbaar. De stad levert bij het Rijk uiterlijk 31-122005 de bron en de nulmeting aan ten behoeve van
de resultaatsafspraken in het MOP.
Procesafspraak: de stad heeft geen am
geformuleerd, maar wel de intentie die
formuleren. De stad levert de ambitie b
indicator aan bij het Rijk uiterlijk op 31behoeve van de prestatielijst. Dit zal ge
zijn.
Bezettingsgraad dagopvang voor (maximaal) 70
problematische dak- en thuisloze verslaafden (uitgifte
van minimaal 35, maximaal 70 pasjes): 0
Jaartal van nulmeting 2004
Dagbezoek door pasjeshouders gemid
Opsporen: 400 0-19 jarigen met overgewicht
Interventie: 400 0-19 jarigen met overgewicht
Jaar van nulmeting is 2004
400 0-19 jarigen met overgewicht word
opgespoord
Voor 400 0-19 jarigen met overgewicht
gezondheidsinterventies ingezet
per jaar feitelijk wordt behandeld
13. Ambulante verslavingszorg: Aantal
behandelingen dat per jaar regulier wordt
afgesloten
14. Open doelstelling:
Verbeteren opvang dak- en thuislozen
verslaafden.
Gezond en wel in de stad
15. Het aantal of % 0-19-jarigen met overgewicht
dat (1) via de JGZ wordt opgespoord en (2)
voor wie gezondheidsinterventies worden
ingezet.
18
Notanr:
Onderwerp:
Vervolg
Error! Reference source not found.
Error! Reference source not found.
Doelstelling en Indicator
Stedelijke nulsituatie 2004
Stedelijk resultaat 31 december 2009
16. Open doelstelling:
16a. Verbeteren psycho-sociale gezondheid
ouderen: Aantal ouderen van 75 jaar en ouder dat
bezoek van een ouderenadviseur krijgt om de
hulpvraag in kaart te brengen.
Het huidige spreekuur is niet specifiek gericht op de
75+ doelgroep.
Jaartal van nulmeting 2004.
33% van de ouderen van 75 jaar en ou
bezoek
Iedere 75+’er krijgt eens in de 3 jaar be
16b. Herstructurering en de sociale kwaliteit van de
leefomgeving
19a. het aantal huisbezoeken dat wordt afgelegd
voor een sociale APK
0
Jaartal van nulmeting 2004
1.000 sociale APK bezoeken over de g
16c. aantal buurten waarin (1) een intensief
zelfredzaamheidproject loopt en (2) een zelfredzaamheidproject met verminderde intensiteit loopt
1) 1 per jaar
2) 1 per jaar
Jaartal van nulmeting 2004
1) 1 per jaar
2) 2 per jaar
16d. Bereik projecten cultuurmakelaar
onbekend
75 % projecten cultuurmakelaar is geric
herstructurering
Totaal aantal geregistreerde volwassen en jeugdige
veelplegers: 55 veelplegers, waarvan 9 allochtonen
en 5 jeugdigen.
Momenteel worden geen specifieke nazorg en /of
resocialisatietrajecten (plannen van aanpak)
aangeboden. Jaartal van nulmeting: 2004.
100% van het totaal aantal jeugdigen, v
autochtone en allochtone veelplegers w
nazorg en /of resocialisatietrajecten aa
Momenteel worden geen specifieke nazorg en /of
resocialisatietrajecten (plannen van aanpak)
afgerond.
Jaartal van nulmeting: 2004.
50% van de 100% van het totaal aanta
trajecten aan jeugdigen, volwassen, au
allochtone veelplegers wordt afgerond.
Naar een veiliger Samenleving
17. Het percentage jeugdige en volwassen
allochtone en autochtone veelplegers waarvoor
door een stad nazorg- en/of
resocialisatietrajecten worden aangeboden ten
opzichte van het totale aantal geregistreerde
jeugdige en volwassen veelplegers.
18. Het percentage jeugdige en volwassen
allochtone en autochtone veelplegers waarvoor
door een stad nazorg- en/of
resocialisatietrajecten wordt afgerond ten
opzichte van het totale aantal geregistreerde
jeugdige en volwassen veelplegers.
19
Notanr:
Onderwerp:
Vervolg
Error! Reference source not found.
Error! Reference source not found.
Doelstelling en Indicator
Stedelijke nulsituatie 2004
Stedelijk resultaat 31 december 2009
Geen GSB ambitie
19. Het percentage overlastgevenden dat in
maatschappelijke opvang (24 uur per dag
beschikbaar in crisissituaties) kan worden
geplaatst ten opzichte van het totale aantal
geregistreerde overlastgevenden.
20. Aanwezigheid van een convenant/ arrangement
tussen alle lokale partijen betrokken bij de
In 2003 is een convenant afgesloten.
Jaartal van nulmeting 2004.
Aanwezig
Er is geen meld- en adviespunt.
Jaartal van nulmeting 2004.
Aanwezig in 2006
Eerste meldingen: 161
Herhalingsmeldingen: 54
Jaartal van nulmeting: 2003
161
54
aanpak van huiselijk geweld
21. De aanwezigheid van een advies- en meldpunt
huiselijk geweld.
22. Het aantal (eerste) meldingen van huiselijk
geweld en van herhaling van huiselijk geweld
23. Het verminderen van criminaliteit in
Geen GSB ambitie.
risicogebieden en in de woonomgeving mede
door een gebiedsgerichte aanpak.
20
Notanr:
Onderwerp:
Vervolg
Error! Reference source not found.
Error! Reference source not found.
Doelstelling en Indicator
Stedelijke nulsituatie 2004
Stedelijk resultaat 31 december 2009
24. Open doelstelling: Verbeteren aanpak kleine
a. Niet bekend (wordt in september meegenomen bij
meting)
b. Het totaal aantal processen verbaal in 2004 (getal
wordt ingevoegd na jaarwisseling)
c. Nog niet bekend (in oprichting)
a. 75% van de bevolking kent de afdeli
b. Het aantal processen-verbaal stijgt m
opzichte van 2004
c. 80% van de klachten is binnen 3 dag
afgehandeld.
ergernissen en over-tredingen door verbetering
toezicht en handhaving.
27a. De mate van bekendheid van de afdeling bij de
bevolking
27b. Het aantal processen-verbaal
27c. Het aantal binnen 3 dagen afgehandelde
klachten/verzoeken
Procesafspraak: de nulmeting is niet beschikbaar. De
stad levert bij het Rijk uiterlijk 30 april 2005 dit
ontbrekende element aan ten behoeve van de
resultaatsafspraken in het MOP.
Wonen4
25. Mutaties in de woningvoorraad, uitgesplitst naar
Stedelijk resultaat: in 2009 (dus in rechterkolom)
aantallen nieuwbouw op uitleglocaties
Woningbouwplannen uitleggebieden
Goedkope/middeldure huur
20%
350
Dure huur
3%
45
Goedkope koop
10%
150
Middeldure koop
17%
255
Dure koop
50%
750
Totaal
100%
1500
4
In de nota Samenwerken aan de Krachtige stad is aangegeven dat de kostengrenzen (tussen goedkope en middeldure) woningen
jaarlijks zullen worden geïndexeerd. De wijze van indexeren zal worden geregeld in het aan te passen Besluit verantwoording stedelijke
vernieuwing. Daarop vooruitlopend kan het volgende worden gemeld over de actuele grenzen in 2005. Voor koopwoningen ligt de
stichtingskostengrens gedurende heel 2005 bij 156.467 euro. Voor huurwoningen ligt de grens tot en met 30 juni 2005 bij een
maandhuur van 325,91 euro (zie MG 2004-4 Basishuuroverzichten 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005). De circularie met de huurgrens
voor de volgende periode zal voorjaar 2005 worden gepubliceerd.
21
Notanr:
Onderwerp:
Vervolg
Error! Reference source not found.
Error! Reference source not found.
Doelstelling en Indicator
Stedelijke nulsituatie 2004
26. Mutaties in de woningvoorraad, uitgesplitst naar
Stedelijk resultaat: in 2009 (dus in rechterkolom):
Woningbouwplannen inbreidingslocaties
aantallen nieuwbouw als op locaties binnen
bestaand bebouwd gebied van 2000 i.v.m. de
uitbreidingsbehoefte;
27. Mutaties in de woningvoorraad, uitgesplitst naar
Stedelijk resultaat 31 december 2009
Goedkope/middeldure huur
13%
130
Dure huur
17%
170
Goedkope koop
11%
110
Middeldure koop
16%
160
Dure koop
43%
430
Totaal
100%
1000
Stedelijk resultaat: in 2009 (dus in rechterkolom):
aantallen nieuwbouw op locaties binnen
Programma voor de herstructureringsgebieden
bestaand bebouwd gebied van 2000 i.v.m.
Goedkope/middeldure huur
14%
140
Dure huur
12%
120
Goedkope koop
12%
120
Middeldure koop
37%
220
Dure koop
20%
400
Totaal
100%
1000
vervangingsbehoefte;
28. Aantallen omzettingen huurwoningen in
750
koopwoningen
29. Aantallen vernietigde woningen
750
30. Aantallen ingrijpende woningverbeteringen;
750
31. Toename aantal volledig toegankelijke
Totaal: 1350
woningen.
Omgevingskwaliteit
32. Oppervlak (in m2 of ha) openbare ruimte
20,8 ha groen
waarbij sprake is van een kwaliteitsimpuls.
22
Notanr:
Onderwerp:
Vervolg
Error! Reference source not found.
Error! Reference source not found.
Doelstelling en Indicator
33. Het aantal grootschalige groenprojecten met
bijbehorend oppervlak (ha).
34. Aantal wijken waar fysieke culturele kwaliteiten
aantoonbaar en integraal deel uitmaken van de
gebiedsontwikkeling, en de mate waarin deze
kwaliteiten zijn geborgd in lokale planfiguren en
Stedelijke nulsituatie
2004
a.
Stedelijk resultaat in 2009
Het Nieuwe Plantsoen (18,5 ha)
b. de Zandwetering (wijk 4) (totaal 800 ha; in deze periode 300 ha)
Het Venenplantsoen (wijk 3) (23,8 ha)
a1. Waardevolle structuren: ringen en radialen in wijk 4
a2. Historisch gevormde structuurdragers in wijk 4
c. Verscheidende gebouwen in wijk 4
d. Waardevolle buurtsfeer en –gebruik (Iets wat niet in kaart is vast te leggen, maar wat wel waa
worden omschreven als buurtsfeer of buurtgebruik: bv. kunstproject “Plaatselijk geluid”, fotoboek
beleid.
35. Aan te pakken deel van de werkvoorraad
totaal
Waarvan SEB
Aantal saneringen
18
8
Aantal onderzoeken (OO’s en NO’s)
75
2
m2 verontreinigd oppervlak
38.594
9.350
m3 verontreinigde grond
101.868
12.810
gerelateerd aan het landsdekkende beeld
bodemsanering in aantallen (sanering en
onderzoek), m2 en m3 (oppervlakte en in de
bodem aanwezige ernstig verontreinigde grond)
en m3 (te saneren verontreinigd) grondwater en
m verontreinigd grondwater
74.695
34.250
bpe’s (bodemsaneringsprestatie-eenheden).
Aantal b.p.e
374.076
61.480
3
Vermelden welk deel hiervan door saneringen in
eigen beheer tot stand zal komen (zonder
overheidsbijdrage in de financiering).
36. Aantal A- en railwoningen (absoluut en als
In de ISV-II periode zullen 160 A- en Raillijst woningen worden gesaneerd.
percentage van het totaal in de gemeente) waar
de saneringssituatie aan het eind van het ISV2tijdvak is opgelost
37. Het aantal meters wegvak dat naar redelijke
Geen GSB ambitie.
verwachting onder de normen uit het Besluit
luchtkwaliteit wordt gebracht.
38. Saldo toe te voegen woningen in bestaand
1000
bebouwd gebied 2000
23
Notanr:
Onderwerp:
Vervolg
Error! Reference source not found.
Error! Reference source not found.
Doelstelling en Indicator
Inzet uit de financiële bijdrage
Stedelijke nulsituatie 2004
Stedelijk resultaat in 2009
39. Open doelstelling: Fysieke voorwaarden voor
Procesafspraak: Er wordt met de consulent van
VROM een afspraak gemaakt om voor de zomer
2005 een indicator op te stellen die van toepassing is
op de realisatie van brede scholen en
woonzorgzones.
2 brede scholen
- 2 woonzorgzones
Bergweide 40 ha, waarvan 8 inbreiding
bedrijventerreinen
BDU bijdrage:€ 588.500
Procesafspraak: De 0-situatie per 1-1-2005 wordt
door de stad bepaald en doorgegeven vóór 1
november 2005 tenzij de stad en rijk bepaling van de
0-waarde via en centrale monitor overeenkomen,
eveneens te realiseren vóór 1-11-2005.
41. Aantal hectare nieuw aangelegde
0 ha
Geen GSB ambitie
aantrekkelijke sociale en veilige omgeving.
Bedrijventerreinen
40. Aantal hectare geherstructureerde
bedrijventerreinen
Criminaliteit
42. Aantal delicten tegen bedrijven en ondernemers
Geen GSB ambitie
43. Onveiligheidsgevoel van het lokale bedrijfsleven
Geen GSB ambitie
44. Aangiftebereidheid van ondernemers
Breedband
Geen GSB ambitie
45. Vraagbundelingstraject, gericht op het
aansluiten van (semi-)publieke instellingen op
1 vraagbundelingstraject gericht op het aansluiten van (semi) publieke instellingen afgerond met
aanbestedingsronde
breedband, afgerond met een
aanbestedingsronde
BDU bijdrage: :€ 150.000 (ook voor indicator 49)
24
Notanr:
Onderwerp:
Vervolg
Error! Reference source not found.
Error! Reference source not found.
Doelstelling en Indicator
Inzet uit de financiële bijdrage
46. Het aantal locaties van (semi-)publieke
instellingen in de gemeente dat door middel van
een vraagbundelings-initiatief is aangesloten op
Stedelijke nulsituatie
2004
Stedelijk resultaat in 2009
Procesafspraak: de ambitie is om 100 (semi) publieke instellingen in 2009 te laten beschikken o
breedbandaansluiting via een vraagbundelingsinitiatief. Deventer informeert het Rijk over een de
concreet prestatiegetal.
breedband (zie indicator 48 voor BDU bijdrage)
Inzet van BDU bijdrage: zie 45
Dienstverlening
Aansluiten bij het nationaal elektronisch
bedrijvenloket via minimaal Poortmodel
47. Aansluiting bij nationaal elektronisch
bedrijvenloket:
BDU bijdrage € 100.000,48. Tevredenheid ondernemer over de
gemeentelijke dienstverlening
BDU bijdrage: zie 47
6,1
Jaartal van nulmeting 2002
Een stijging naar 6,5 in 2009
Open doelstellingen
49. Verminderen lokale administratieve lasten
Geen GSB ambitie
50. Verbeteren economische bereikbaarheid
Geen GSB ambitie
51. Verminderen mismatch arbeidsmarkt
BDU bijdrage:€200.000,-
- arbeidsmarktrapportages in 2006 - 20
- minimaal 8 sector convenanten
52. Verbeteren innovatief vermogen bedrijfsleven
Geen GSB ambitie
53. Toename van het dagtoeristisch bezoek aan
Deventer.
BDU bijdrage:€300.000,-
Deventer heeft 1,8 miljoen dagbezoeken.
Jaartal van nulmeting 2003.
Toename van het dagtoeristisch bezoek
Deventer met 25% tot 2,25 miljoen dag
25
Download