De vaste baan bereikbaar voor alle werknemers Samenvatting De tweedeling op de arbeidsmarkt groeit. Steeds meer werknemers, vooral lager opgeleiden en 45minners, werken op basis van een tijdelijk contract zonder zekerheden. Door het gejojo met draaideurcontracten is een vast contract is steeds moeilijker bereikbaar. De Wet Werk en Zekerheid lost dit probleem niet op. Het verschil tussen flex en vast is te groot gebleven. D66 wil daarom de muren tussen vaste en tijdelijke contracten neerhalen. Wij willen naar één arbeidsrechtelijk regime voor werknemers, het contract voor onbepaalde tijd. Daarin wordt fors meer geïnvesteerd in de inzetbaarheid van werknemers via individuele opleidingsbudgetten en meer ruimte voor scholing en bemiddeling van werklozen. Inleiding Werken is belangrijk. Het geeft mensen niet alleen een inkomen. Werken biedt ook kansen tot ontplooiing, het leidt tot zelfredzaamheid en werken draagt bij aan geluk. Helaas groeit op de arbeidsmarkt de tweedeling tussen insiders en outsiders. Steeds meer werknemers, vooral 45minners, lager opgeleiden en mensen met een niet-westere achtergrond, werken via tijdelijke contracten zonder zekerheid. Werknemers met een tijdelijk contract willen in overgrote meerderheid graag een vast contract1, maar werkgevers willen hen dat niet aanbieden. Ook stokt de doorstroming van flexwerk naar een vaste baan. Na het maximum van twee jaar tijdelijk contract, kiest de werkgever vaak liever voor een nieuwe werknemer. Ook als de werknemer gewoon goed functioneert en er structureel werk is, kiezen werkgevers er steeds vaker voor om het contract niet te verlengen. Zij vinden het risico en de kosten van een vast contract te hoog, waardoor zij liever een nieuwe tijdelijke werknemer aannemen. Daardoor is tijdelijk werk steeds minder vaak een opstap naar een contract voor onbepaalde tijd. Een grote groep valt daardoor buiten de boot. Werknemers die wel een vast contract hebben, blijven vaak zitten waar ze zitten. Ook als ze eigenlijk wel een andere baan zouden willen, maar hun zekerheden niet durven opgeven. Te veel, met name oudere werknemers komen tot de pijnlijke ontdekking dat zij niet makkelijk weer aan de slag komen als zij hun baan onverhoopt toch verliezen. Steeds meer ouderen hebben een baan, maar ouderen die werkloos zijn geraakt en weer aan de slag willen, zijn veel vaker langdurig werkloos dan jongeren. Van de werkloze 45-plussers is 59% langer dan 12 maanden werkloos, terwijl dit onder mensen tussen 25 en 45 jaar 35% is. Jongeren en lager opgeleiden krijgen dus steeds minder vaak een contract voor onbepaalde tijd, maar werkloze ouderen vinden lastig weer een nieuwe baan. 1 De analyse en voorstellen uit deze notitie betreffen werknemers met een tijdelijk contract, niet zzp'ers. Van de werknemers met een tijdelijk contract geeft ruim 80% aan dat noodgedwongen te hebben, omdat zij nieuw zijn bij hun werkgever (44%) of geen vast contract kunnen krijgen (37%). Van de flexwerknemers vindt 90% het wel belangrijk om een vaste werkgever te hebben. Zzp'ers willen juist in meerderheid (85%) graag zelfstandige blijven (bronnen: CBS (2015), Zelfstandigen Enquête Arbeid, CBS/TNO (2015), Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt en CBS/TNO (2015), Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden). Steeds minder vaste banen 85,0% Het aantal werknemers met een vast contract is sinds 2003 gedaald van 5,5 naar 5 miljoen. Hoewel het aantal vaste contracten de laatste maanden licht toeneemt, stijgt het aantal werknemers met een flexibel contract veel 83,0% 81,0% 79,0% sneller. Dat is sinds 2003 toegenomen van 1 miljoen naar ruim 1,8 miljoen en blijft groeien. Het percentage werknemers dat nog een vast contract heeft, daalt daardoor razendsnel. Van 75,0% 73,0% 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 84% in 2003 tot minder dan 74% in 2016. 77,0% Zo groeit de tweedeling tussen de insiders met Figuur 1: Daling aandeel vaste contracten 2003- een vast contract en de outsiders met flexbanen. Juist werknemers met een minder 2016 (bron: CBS, cijfers op basis van 2e kwartaal) sterke positie op de arbeidsmarkt betalen daarvoor de prijs: zij blijven relatief vaak hangen in flexcontracten. Vooral onder 45-minners groei van flexbanen 500 De vervanging van vaste banen door 400 flexcontracten is vooral zichtbaar bij werknemers 300 jonger dan 45 jaar, zo laat figuur 2 zien. Het 200 aantal vaste banen is in deze leeftijdscategorie met meer dan 1 miljoen gedaald, terwijl er ruim 100 0 Flex 500.000 flexibele contracten zijn bijgekomen. Bij Vast de groep ouder dan 45 jaar stijgt het aantal -100 flexibele contracten ook, maar daar neemt ook -200 het aantal vaste banen toe. Dit wijst erop dat er -300 sprake is van een cohorteffect: vooral werknemers die in de afgelopen jaren -400 15-25 25-35 35-45 45-55 55-65 Figuur 2: Ontwikkeling aantal werknemers nieuwkomers waren op de arbeidsmarkt, hebben in groten getale een tijdelijk contract gekregen. (x 1.000) met vast en flexibel contract 2003-2015 per leeftijdsgroep (bron: CBS) Ook zien we dat het aantal tijdelijke contracten fors hoger ligt onder mensen met een nietwesterse achtergrond. Van de autochtone werknemers werkte in 2012 circa 20 procent op basis van een tijdelijk contract. Onder mensen met een niet-westerse achtergrond lag dit percentage op ruim 30 procent.2 Waar een tijdelijk contract vroeger vaak de opstap was naar een vast contract, is dat tegenwoordig veel minder het geval. Minder dan een vijfde van de werknemers die in 2008 een tijdelijke contract hadden, had in 2011 een full time vast contract. Nederland bungelt onderaan de lijst van OESOlanden. Voor Nederlandse flexwerkers is de onzekerheid ook in internationaal opzicht erg groot. Figuur 3:Percentage van mensen met tijdelijk contract in 2008 die in 2011 een full time vast contract hadden (bron: OESO) 2025: De helft van de lager opgeleiden in een flexcontract? De groeiende tweedeling op de arbeidsmarkt wordt ook duidelijk zichtbaar als we kijken naar het opleidingsniveau. Lager opgeleiden werken 40% 35% 30% 25% relatief vaker op basis van een onzeker tijdelijk 20% contract. Ook is de relatieve groei van het 15% aantal tijdelijke contracten onder lager 10% opgeleiden het sterkst. D66 vindt het 5% onwenselijk dat juist de mensen met een 0% slechtere uitgangspositie op de arbeidsmarkt, het vaakst in de onzekerheid van een tijdelijk Lager Middel 2003 Hoger 2015 contract werken. Als deze groei in dit tempo doorzet, werkt in 2025 de helft van de lager Figuur 4: Aandeel werknemers met flexibel opgeleiden op basis van een flexcontract. contract naar opleidingsniveau (bron: CBS) 2 Smulders, P. en J. Sanders (2014), Waar het flexwerk is ontstaan tijdens de crisis, in: Economisch Statistische Berichten, 99 (4684), p. 285 Een Nederlands probleem Vaak wordt de groeiende behoefte aan flexibiliteit bij bedrijven genoemd als reden voor de snelle stijging van het aantal tijdelijke contracten. Bijvoorbeeld vanwege snelle technologische ontwikkelingen. Ook zou de crisis een reden zijn: werkgevers werden kopschuw om vaste contracten aan te bieden. Maar: in Nederland is het aantal flexcontracten veel sneller gegroeid dan in ons omringende Figuur 5: Groei werknemers met tijdelijk landen. Terwijl bijvoorbeeld in België, contract als aandeel beroepsbevolking (bron: Denemarken en het Verenigd Koninkrijk het Studiegroep Duurzame Groei) aandeel vaste contracten is gestegen, is in Nederland juist het aandeel tijdelijke contracten met bijna 70% toegenomen. Ook is de groei al ruim voor de crisis ingezet. Dat wijst erop dat vooral Nederlandse wet- en regelgeving de oorzaak is van de toenemende tweedeling. Kloof tussen vast en flex nergens zo groot Om deze ontwikkeling te keren, is in 2015 is de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) in werking getreden. Deze wet zou de groeiende kloof tussen flex en vast moeten dichten. Dat doel wordt niet bereikt. Ook na de invoering van de WWZ blijft het aantal vaste banen fors achter bij de sterke toename van flexibele contracten. Sinds de inwerkingtreding van de wet is het aantal vaste banen weliswaar met 15.000 toegenomen, het aantal tijdelijke banen steeg met 72.000. Dat is ook niet zo gek, want ook na invoering van de WWZ kent Nederland de hoogste ontslagbescherming bij vaste contracten. Figuur 6: OESO-indicator bescherming vaste contracten (bron: CPB) Daar komt nog bij, dat niet alleen de vaste contracten in Nederland vaster zijn dan in een ander OESO-land, maar dat ook de kloof tussen vast en flex in Nederland het grootst is. Figuur 7: Verschil tussen indicator voor vaste contracten en flexibele contracten (bron: CPB) Met de Wet Werk en Zekerheid is flex wel minder flex geworden, maar vast niet minder vast. De kloof tussen vast en flex is te groot gebleven. En het blijkt een illusie dat werkgevers meer vaste contracten gaan aanbieden door het onaantrekkelijker maken van tijdelijke contracten. Werkgevers vluchten dan naar andere flexconstructies, zoals payrolling en contracting. Hoezeer een stabiele en langdurige arbeidsrelatie ook in het voordeel is van werkgevers, blijven te veel werkgevers huiverig om vaste contracten aan te bieden. Dat wordt nog versterkt doordat andere zaken werkgeverschap onaantrekkelijk maken, zoals grote financiële risico’s bij ziekte en arbeidsongeschiktheid van personeel. Ook hoge lasten (de zogenaamde “wig”) spelen een rol. Zo kost een werknemer die 11 euro per uur netto verdient, zijn werkgever maar liefst 20 euro per uur. Als aandeel van de totale belastingopbrengsten is de belasting op arbeid in Nederland gestegen van 48,3% in 2001 tot 57,5% in 2012. Op Zweden na is er momenteel geen land in Europa dat relatief zoveel belasting op arbeid heft en nergens steeg dit aandeel zo snel als in Nederland. Investeren in een nieuw arbeidscontract Om de tweedeling tussen tijdelijke en vaste werknemers op de arbeidsmarkt te doorbreken, wil D66 – naast het verlagen van de belasting op arbeid en het verkleinen van de financiële risico’s bij ziekte – de muren tussen tijdelijke en vaste contracten neerhalen. Wij willen gelijke zekerheden voor alle werknemers. D66 wil toe naar één arbeidsrechtelijk regime voor alle werknemers waarbij er sprake is van één contract, het contract voor onbepaalde tijd. Om dat contract voor onbepaalde tijd daadwerkelijk voor alle werknemers toegankelijk te maken, vraagt dit wel om een verdere modernisering van het ontslagrecht en een forse investering in scholing en begeleiding van werknemers en werklozen. Vanzelfsprekend moet het ontslagrecht beschermen tegen discriminatie en willekeur. Een werknemer die niet goed functioneert, moet daarop wel eerst zijn aangesproken en de kans krijgen om zich te verbeteren. En als iemand om oneigenlijke redenen wordt ontslagen past een substantiële ontslagvergoeding. De huidige ontslagbescherming in Nederland gaat echter veel verder. D66 wil een ontslagrecht met kortere en minder dure procedures, waarbij het ontslag achteraf getoetst kan worden aan ontslaggronden die willekeur en dikke dossiers voorkomen. Het contract voor onbepaalde tijd verandert daardoor, maar daar staat tegenover dat draaideurconstructies, waarbij werkgevers voor structureel werk flexwerknemers met minder zekerheden inzetten, verdwijnen. Ook wil D66 de transitievergoeding veranderen. Wij vinden het onrechtvaardig dat de opbouw van de transitievergoeding pas na een dienstverband van 2 jaar start. Wij willen dat de opbouw start vanaf de eerste werkdag. Daarentegen willen wij dat de extra hoge vergoeding na 10 jaar werkverband verdwijnt en introduceren we de eis dat de vergoeding daadwerkelijk gebruikt wordt voor de stap naar een nieuwe baan. De werkgever krijgt op die manier ook een belang om te zorgen dat zijn ex-werknemer snel een nieuwe baan vindt. Bij collectief ontslag passen we de regels zo aan, dat per leeftijdscohort gekeken mag worden wie de beste prestaties laten zien, in plaats van alleen naar wie het langst in functie is. Dit zorgt ervoor dat mensen veel meer worden beoordeeld op hun functioneren, in plaats van op hun leeftijd en aantal dienstjaren. Vrijwillig een nieuwe baan zoeken wordt hierdoor aantrekkelijker, omdat het risico op ontslag in een nieuwe baan niet opeens meer veel groter is. Om de kansen op een nieuwe baan te vergroten, wil D66 niet alleen dat de transitievergoeding gericht wordt ingezet voor de zoektocht naar een nieuwe baan. Ook voor er sprake is van vrijwillig of gedwongen vertrek, moet er veel meer aandacht zijn voor scholing. In 2014 volgde slechts 18 procent van de mensen tussen 25 en 65 een opleiding. Dat vinden wij veel te weinig. Daarom pleit D66 voor een individueel opleidingsbudget voor iedere werknemer. Een werknemer kan dit budget inzetten om zich verder te bekwamen in zijn huidige werk, maar kan dit ook inzetten voor om- of bijscholing en zich zo voorbereiden op een nieuwe baan. De overheid moet deze individuele opleidingsbudgetten maximaal faciliteren en (fiscaal) stimuleren. Ook wil D66 dat er geld wordt vrijgemaakt voor scholing en bemiddeling van langdurig werklozen. Hierop zijn de afgelopen jaren honderden miljoenen bezuinigd, terwijl het juist voor mensen met een grote kans op langdurige werkloosheid van groot belang is om hierin te investeren. Voor hen is het volgen van een opleiding welhaast noodzakelijk om weer een nieuwe baan te vinden. Daarin moeten we investeren. Er is ook fors bezuinigd op persoonlijke, face-to-face begeleiding van werklozen. Contact vanuit het UWV met werklozen verloopt vrijwel volledig via internet, terwijl mensen met een grote kans op langdurige werkloosheid juist baat hebben bij persoonlijk contact, snel nadat zij werkloos worden. Dit zijn ingrijpende veranderingen die alleen tot stand zullen komen met helder publiek leiderschap door de overheid. Bij de detaillering van de uitvoering werken we samen met sociale partners. Met deze aanpassingen maken we een gemoderniseerd vast contract bereikbaar voor de bijna 2 miljoen mensen die nu op flexbasis werken. -0-