Maakt welvaart ziek?

advertisement
1
MAAKT WELVAART ZIEK?
B. Van Houdenhove
K.U.Leuven
We mogen ons gelukkig prijzen met de zegeningen van onze westerse welvaart.
Maar er zit ook een belangrijke keerzijde aan: we kunnen er ziek door worden.
Bij nader toezien vormen ‘welvaartsziekten’ een heterogene groep: sommige
zijn van lichamelijke aard (obesitas, diabetes, hart-en vaatziekten…), andere van
psychische aard (vooral depressie), en nog andere hebben een gemengd karakter
(bijvoorbeeld het chronisch vermoeidheidssyndroom).
In dit artikel komen twee vragen aan de orde: nemen ‘welvaartsziekten’
toe in onze maatschappij? En hoe kan welvaart tot ziekte leiden? Zoals we
zullen zien, is het antwoord op deze vragen complex. De langere gemiddelde
levensduur kan een gedeeltelijk antwoord bieden op deze vragen. Maar bij
sommige welvaartsziekten spelen een betere herkenning van ziekten, het
toenemend zoeken naar medische hulp, en sociaal-culturele factoren een rol. En
verder is er nog de onderlinge interactie van negatieve levensstijl en stress die
als een rode draad doorheen veel welvaartziekten loopt. Ten slotte is er nog een
opvallende paradox: wie zich onderaan de sociale ladder bevindt, loopt het
meeste risico op‘welvaartsziekten’.
De hierna volgende tekst is gebaseerd op: B. Van Houdenhove. In wankel evenwicht. Over
stress, levensstijl, en welvaartsziekten (vijfde druk). Lannoo, Tielt (2005). Voor referenties:
zie dit boek.
2
Welvaart en welzijn
Onze westerse maatschappij bulkt van welvaart. Materiële goederen zijn alom
beschikbaar. De rekken van de supermarkten puilen letterlijk uit. Consumptie is
voor velen het hoogste goed geworden.
Daarnaast neemt ook het comfort almaar toe. Zware handenarbeid wordt
zeldzaam. Binnenkort hoeven we zelfs geen stap meer te doen om elkaar te
‘ontmoeten’. Een blik op ons mobieltje zal voldoende zijn.
Ook onze westerse geneeskunde is er met reuzenschreden op
vooruitgegaan. Ze is er in geslaagd een groot aantal acute killers te overwinnen.
Polio, pokken en difterie zijn zo goed als verdwenen. De levensverwachting van
de Westerse mens is met zowat de helft toegenomen.
En voor het geval we door het lot zouden worden getroffen, spant de
sociale zekerheid een veiligheidsnet om ons heen. We worden letterlijk begeleid
van de wieg tot het graf.
Maar er is ook een keerzijde aan de medaille. Verschillende chronische
ziekten blijven zwaar op onze levenskwaliteit wegen, vooral als we ouder zijn.
Wat heb je eraan om 80-90 jaar te worden, als je fysiek en mentaal een wrak
bent ?
Bovendien voelen veel mensen in onze maatschappij zich slecht in hun
vel. Ze moeten zichzelf geweld aandoen om ‘mee te kunnen’. Of ze worden
meegesleept in een tegennatuurlijk ritme. Zij klagen over een gebrek aan
levenslust en energie, onbestemde angsten en slaapproblemen, en hebben
lichamelijke klachten zoals vage pijnen, beklemming op de borst, of buiklast
zonder duidelijke medische verklaring.
Wat is er aan de hand met onze welvaartsmaatschappij ? Waarom
resulteert welvaart bij velen niet in welzijn? Gaat welvaart zich op den duur
tegen ons keren? Maakt (teveel) welvaart ons ziek?
3
Een heterogene groep aandoeningen
Alle experts zijn het erover eens: ‘welvaartziekten’ (of ‘beschavingsziekten’) als
obesitas, diabetes, en hart- en vaataandoeningen vormen in alle westerse – en
verwesterde – landen een toenemende bedreiging voor de volksgezondheid. Het
aantal obese patiënten is in België het laatste decennium met 10 procent
gestegen. Jongvolwassenen lijden steeds meer aan type 2 diabetes (vroeger
‘ouderdomsdiabetes’ genoemd) en krijgen op latere leeftijd niet zelden ernstige
verwikkelingen. Hart- en vaatziekten voeren reeds lang de hitparade aan van de
meest voorkomende doodsoorzaken. De drie genoemde aandoeningen hebben
heel wat gemeenschappelijke kenmerken, ze versterken elkaar, en kunnen het
risico op andere ziekten (kanker, nierziekten…) verhogen.
Maar ook op psychisch vlak is er reden tot ongerustheid. Het aantal
gevallen van depressie lijkt sinds enkele jaren in onze westerse maatschappij
epidemische proporties aan te nemen – en dat in alle leeftijdscategorieën.
Internationaal onderzoek wijst er op dat 5 tot 12 procent van de mannen,
en 10 tot 25 procent van de vrouwen in de loop van het leven kans maakt op een
depressie. Het gebruik van antidepressiva is in België de laatste 10 jaar
verzesvoudigd. Op de leeftijd van 55 jaar gebruikt ongeveer 20 procent van de
Belgen antidepressiva! Dubbel zoveel vrouwen als mannen nemen deze
middelen. Elke dag maken 3 Belgen een einde aan hun leven…
En dan zijn er nog aandoeningen met een gemengd lichamelijk en
psychisch karakter, waarvan de oorzaak onduidelijk is. Het chronisch
vermoeidheidssyndroom (CVS) en fibromyalgie – zogenaamde ‘functionele
somatische syndromen’ – zijn type voorbeelden. Velen denken dat dergelijke
klachtenbeelden in onze maatschappij eveneens meer voorkomen dan vroeger.
Sceptici echter wijzen er op dat de moderne westerse mens vooral meer klaagt
dan vroeger – ook al is hij in feite veel gezonder.
4
Laten we eerst stilstaan bij de vraag of het wel klopt dat onze westerse
maatschappij steeds meer ten prooi valt aan welvaartsziekten – zoals men vaak
hoort beweren.
Een epidemie van welvaartsziekten ?
We leven langer
Het ligt voor de hand: als we een hogere leeftijd bereiken, lopen we meer risico
op allerlei lichamelijke ziekten. Aandoeningen die rechtstreeks of onrechtstreeks
het gevolg zijn van veroudering of slijtageprocessen (zoals hart- en vaatziekten,
diabetes, kanker…) nemen dan ook logischerwijze in frequentie toe.
Deze overweging geldt eveneens in grote mate voor psychische
welvaartsziekten, zoals depressie. Maar vooral voor de ‘gemengde’
welvaartsziekten zoals CVS liggen de zaken iets gecompliceerder.
Ziekteherkenning en medisch hulp zoeken
Bij CVS (en andere functionele somatische syndromen) zou het wel eens
kunnen gaan om een schijnbare toename, omdat artsen deze aandoeningen beter
herkennen. Bovendien zijn de betrokken patiënten – via allerhande kanalen,
onder meer het internet – beter geïnformeerd. De drempel van het medisch hulp
zoeken is in onze samenleving duidelijk lager geworden.
Een van de gevolgen daarvan is – volgens maatschappijcritici, zoals Ivan
Illich – dat veel problemen in onze samenleving onnodig gemedicaliseerd
worden. En misschien maken de stijgende welvaart en comfort ons minder
bestand tegen de normale doordeweekse frustraties, ergernissen en beperkingen,
ook op lichamelijk vlak.
Overdreven aandacht voor minimale hinder kan zelfs ‘non-diseases’
creëren. Onlangs organiseerde de British Medical Journal een enquête onder
zijn lezers, met de vraag wat ze als een ‘non-disease’ beschouwden.
5
Menopauzale klachten, verlegenheid, een te kleine penis, maar ook CVS
scoorden binnen de top-tien.
Sociale legitimatie van klachten
Veel onderzoekers beschouwen ‘nieuwe’ ziekten zoals CVS als ‘oude wijn in
nieuwe zakken’. Zo zijn er opvallende gelijkenissen tussen CVS en het 100 jaar
geleden beschreven ziektebeeld ‘neurasthenie’. Ook toen werd over een
‘epidemie’ gesproken, die werd toegeschreven aan de uitputtende effecten van
de industriële revolutie.
In dat verband benadrukken cultureel antropologen dat klachten, die
medisch onverklaard blijven, gelegitimeerd kunnen worden binnen een bepaalde
maatschappelijke context. Ze zien bijvoorbeeld een relatie tussen de
vermoeidheidsklachten waardoor Chinese intellectuelen in de jaren zeventig de
verschrikkingen van de culturele revolutie probeerden te ontvluchten, en het
huidige CVS: mutatis mutandis vormt dat laatste voor veel westerlingen
misschien een legitieme ontsnappingspoging uit een onhoudbaar, hectisch
levensritme.
Het sociale vangnet
De solidaire opvang en zorg voor zwakkeren is een van de belangrijke
verworvenheden van onze westerse maatschappij. De keerzijde is dat velen
ervan uitgaan dat de maatschappij verplicht is tot financiële schadeloosstelling
of compensatie, zodra fysieke of psychische ongemakken of beperkingen
afbreuk dreigen te doen aan hun gewone levensstandaard.
Bovendien zijn begrippen als ‘ongemak’ en ‘beperking’ nogal rekbaar.
Sommigen vertonen daardoor de neiging het sociale vangnet – bewust of
onbewust – te misbruiken. Ook dat gegeven zou een rol kunnen spelen in de
ogenschijnlijke toename van sommige lichamelijke klachten.
6
In deze context wordt vaak verwezen naar het voorbeeld van de RSI
(repetitive strain injury), ook ‘muisarm’ genoemd. In de jaren ’90 woedde er in
Australië een echte epidemie van RSI. Toen duidelijk werd dat typistes en
secretaressen in grote drommen met hun pijnlijke polsen aan de deur van de
sociale voorzieningen gingen aankloppen, werd de overheidskraan kordaat
dichtgedraaid. Op enkele jaren tijd verdween de ‘RSI epidemie’ als sneeuw voor
de Australische zon…
Media en modeziekten
Sommige onderzoekers denken dat de media een belangrijke rol spelen in het
ontstaan van ‘nieuwe’ ziekten. Onze maatschappij wordt immers gekenmerkt
door wereldwijde communicatie. De media zijn overal aanwezig, en
beïnvloeden ons vaak zonder dat we het zelf beseffen.
Op die manier kunnen bepaalde klachtenbeelden makkelijker tot
modeverschijnselen, en zelfs tot een hype uitgroeien. Mensen gaan zich
spiegelen aan wat er op hun beeldbuis of het internet verschijnt. Wie al lang
vage klachten heeft, bijvoorbeeld, kan zich op een gegeven moment herkennen
in een populair-medisch televisieprogramma, en prompt tot zelfdiagnose
overgaan.
Mogelijk verklaart dat waarom de diagnose ‘CVS’ in Wallonië – net zoals
in Frankrijk – relatief weinig bekend is, terwijl een vergelijkbaar ziekte-etiket
als ‘spasmofilie’ dan weer bijzonder populair is beneden de taalgrens. De reden
van deze communautaire verschillen is niet ver te zoeken: de Vlaamse en
Nederlandse media zijn meer Angelsaksisch georiënteerd, en aangezien CVS
oorspronkelijk kwam overgewaaid uit de VS en Engeland, heeft dit ziekte-etiket
enige tijd nodig gehad om het zuiden van het land te bereiken…
7
Ziek van welvaart: de rol van levensstijl en stress
De langere levensduur, betere ziekteherkenning, toenemend klaaggedrag en
sociaal-culturele factoren kunnen het verband tussen welvaart en ziekte niet
volledig verklaren. Ook veranderende levensstijl en stress spelen ongetwijfeld
een rol, vaak in onderlinge interactie.
Overvloed en comfort maken ons het leven gemakkelijk en aangenaam.
Maar het kan ons ook verleiden tot een hele reeks ongezonde leefgewoontes,
onder de vorm van een onevenwichtige voeding, gebrek aan beweging, roken,
teveel alcohol…
Daarnaast wordt het leven in onze maatschappij steeds complexer.
Veranderingen en vernieuwingen volgen elkaar in een steeds vlugger tempo op.
We worden overstelpt met informatie. We moeten ons aanpassen aan de
nieuwste technologische snufjes. Is het verwonderlijk dat sommigen zich steeds
meer belast voelen en de greep op hun leven kwijtraken?
Voeg daarbij het losser worden van sociale en familiale banden – de
‘stressbuffers’ bij uitstek. Denk aan de onpersoonlijke drukte van de grootstad.
De toenemende ‘ieder-voor-zich’ mentaliteit. De teloorgang van het sociale
weefsel. De ontkerkelijking. Het groot aantal echtscheidingen, vaak met
eenzaamheid en maatschappelijke isolatie als gevolg. En last but not least, de
veeleisende combinatie van werk en gezin, waardoor jonge ouders vaak voor
moeilijke keuzes komen te staan.
Velen voelen zich verplicht roofbouw te plegen op hun lichaam, lijden
aan chronisch slaapgebrek of komen niet meer toe aan ontspannende
activiteiten. Anderen proberen met sigaretten, alcohol, of het hele weekend
uitgezakt liggen voor de tv de druk op de ketel wat te verlichten. Maar daardoor
geraken ze van de regen in de drop. Stress en ongezonde levensstijl vormen
immers een zelfondermijnende vicieuze cirkel. Het moderne neurobiologisch
stressonderzoek – met voortrekkers als Bruce McEwen, George Chrousos en
8
Robert Sapolsky – levert overtuigende bewijzen dat de gezondheid op die
manier een groot gevaar loopt.
De paradox van de welvaart
Al te vaak worden welvaartsziekten spontaan geassocieerd met de gestresste
zakenman. Het stereotiepe beeld van de man in maatpak die – als hij al niet aan
het werk is – zich te goed doet aan rijke tafelen. Maar klopt dat beeld met de
werkelijkheid ?
Onderzoek wijst erop dat welvaartsziekten – paradoxaal genoeg – vooral
mensen in de laagste sociaal-economische klassen treffen. Meer nog, er is zelfs
een evenredig verband tussen de sociaal-economische toestand van iemand, en
zijn of haar psychische en lichamelijke gezondheidstoestand (dit wordt ‘sociale
gradiënt’ genoemd).
Arm maakt depressief, en omgekeerd
Met name depressie – de belangrijkste psychische welvaartsziekte – is sterk
gecorreleerd met een lager sociaal-economisch niveau.
Dat is bijvoorbeeld aangetoond door de Alameda County Study, een
grootscheeps longitudinaal onderzoek waarbij al decennia lang bijna 7000
volwassenen uit een bepaalde streek in Californië worden opgevolgd. De
frequentie van depressie bleek dubbel zo groot bij vrouwen en mannen met een
geringe opleiding en laag inkomen, dan bij deze met een hogere opleiding en
dito inkomen.
Daar zijn wellicht meerdere redenen voor. Depressie is sterk gekoppeld
aan gevoelens van hulpeloosheid, machteloosheid en hopeloosheid. Als men er
niet in slaagt een zeker welvaartspeil te bereiken, en daar komt geen beterschap
in, geraakt men steeds meer in de greep van zulke negatieve gevoelens. Men
voelt zich een mislukkeling, een loser. Op den duur verzinkt men in apathie en
9
sombere uitzichtloosheid. Onvermijdelijk ligt ook sociaal isolement op de loer
(echtscheiding, verlies van vrienden…) waardoor de kans op depressie nog
toeneemt.
Als men depressief is, wordt het uitzicht op welvaart nog meer
geblokkeerd. Men ‘ziet’ geen kansen en perspectieven meer, men kan niet meer
voldoende initiatief nemen, men slaagt er niet meer in met hulpverleners samen
te werken, en het zelfbeeld wordt verder ondermijnd. De vicieuze cirkel van
armoede en depressie stelt zich in.
Onderaan de ladder: minst gezond
Ook op lichamelijk vlak staan de sociaal-economisch zwakkeren in onze
maatschappij het meest bloot aan de negatieve aspecten van de welvaart. De
Alameda County Study laat daarover geen twijfel bestaan. Het verschil in
obesitas, bijvoorbeeld, tussen hoger en lager opgeleiden bedroeg in deze studie
15 procent versus 9 procent. Voor diabetes was er een vergelijkbare sociale
gradiënt.
Waarom zijn er zulke verschillen? Eerst en vooral: mensen uit lagere
sociaal-economische klassen hebben minder toegang tot gezondheidsinformatie.
Een kettingrokende bankbediende zul je niet vaak meer aantreffen. Maar
arbeiders die in een bouwwerf aan het sjouwen zijn met een zelfgerolde sigaret
tussen de lippen wel!
Slecht opgeleide mensen hebben vaak ook een fysiek meer belastende
job. Vandaar dat ze meer de kans lopen op vroegtijdige
verouderingsverschijnselen, onder meer van beenderen en gewrichten. Ook de
risico’s op ongezonde arbeid, toxische belasting en ongevallen is groter in de
lagere beroepen.
Bovendien doen lager geschoolden meestal routinewerk, waaruit ze
weinig voldoening putten. Gebrek aan controlegevoel, autonomie en ‘beloning’
10
maken het werk meer belastend, waardoor de kans op stressgebonden
psychische en lichamelijke ziekten toeneemt.
Ten slotte kunnen de psychosociale en lichamelijke gevolgen van geringe
financiële mogelijkheden eveneens tot diverse gezondheidsrisico’s leiden.
Chronisch gepieker over geld, daaruit voortvloeiende spanningen met
gezinsleden, armzalige woon- en leefomstandigheden (beschimmelde muren,
ontoonbaar toilet)… kunnen op den duur emotioneel zwaar gaan wegen. En
vooral, wie financieel krap zit zal de voorkeur geven aan goedkope, calorie- en
vetrijke voeding.
Het wekt dan ook nauwelijks verwondering dat in de Alameda County
Study sterke onderlinge correlaties tussen depressie, obesitas, diabetes,
cardiovasculaire ziekten, en een laag sociaal-economisch niveau aan het licht
kwamen. Een complexe interactie van factoren bleek daarvoor verantwoordelijk:
levensstijlfactoren zoals ongezonde voeding, roken, alcoholmisbruik, sedentaire
levenswijze; gebrekkige informatie over en toegang tot de gezondheidszorg; en
ten slotte ook psychosociale stress (onder meer door werkonzekerheid)
resulterend in een laag zelfbeeld, pessimisme, neiging tot agressiviteit en
chronische slaapstoornissen.
Een vicieus trio…
Het Japanse eiland Okinawa is de armste provincie van Japan. Toch hebben de
bewoners er een uitzonderlijk laag risico op arteriosclerose, hartziekten en
kanker. Ligt het aan hun gezonde, rurale omgeving? Aan hun dieet dat
voornamelijk bestaat uit vis en soja? Aan het feit dat ze veel bewegen en weinig
roken? Of aan hun stressarme levensstijl?
Dit voorbeeld maakt in ieder geval duidelijk dat het niet zozeer het gebrek
aan materiële middelen is dat leidt tot gezondheidsproblemen – net zo min als
welvaart op zich de gezondheid schaadt. Het risico op ziekte lijkt vooral
verhoogd bij negatieve leefgewoontes, chronische overbelasting, zorgen en
11
problemen, en gebrekkige sociale en familiale verhoudingen. Velen in onze
westerse maatschappij vallen ten prooi aan dat vicieuze trio – en vooral diegenen
die ‘onderaan de ladder’ blijven hangen of ondanks hun inspanningen ‘niet goed
meekunnen’. Misschien vormt dat trio wel de belangrijkste voedingsbodem van
de welvaartsziekten…
Download