De valkuil van Life Cycle beleggen Pensioenregelingen op basis van beschikbare premie winnen in Nederland terrein. Bij een beschikbare premieregeling mag een werknemer zelf bepalen hoe zijn pensioengeld wordt belegd. Hij is dus de baas over zijn eigen pensioen, in tegenstelling tot de meeste andere pensioenregelingen. Daar staat tegenover dat hij zelf ook verantwoordelijk is voor de beleggingsrisico’s die daarmee gepaard gaan. Gaat het een keer wat minder met de beleggingen, dan merkt de werknemer dat direct aan de hoogte van zijn pensioenkapitaal. Op de pensioendatum kan hij dan wellicht een lager pensioen aankopen. Ook als de rente op het moment van pensioneren toevallig laag staat, zal zijn pensioen lager zijn dan wanneer de rente toevallig hoog staat. Veel verzekeraars proberen de werknemers dan ook te behoeden voor die vervelende beleggingsrisico’s door middel van lifecycle beleggingen. In dit artikel ga ik overigens niet in op de vraag of een beschikbare premie een goede of slechte pensioenregeling is. Ik ga wel in op de wijze waarop veel verzekeraars invulling hebben gegeven aan het zogeheten lifecycle beleggen. Daar gaat volgens mij iets niet helemaal goed, of niet helemaal optimaal zo je wilt. Op grond van artikel 52 van De Pensioenwet moet een verzekeraar de deelnemer of de gewezen deelnemer informeren over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert. Veel verzekeraars hebben daaraan invulling gegeven door standaard lifecycleprodukten aan te bieden. In een lifecycleprodukt wordt het bijeengespaarde pensioenkapitaal van een werknemer meer risicovol belegd op jonge leeftijd, en meer risicovrij naarmate de pensioenleeftijd nadert. Dus: op jonge leeftijd meer in aandelen, en op oudere leeftijd meer in obligaties. Op zich is dit alles zeer logisch. Echter… Algemeen wordt aangenomen dat beleggen in aandelen meer rendement oplevert dan beleggen in obligaties. Beleggen in aandelen brengt wel meer risico met zich mee, maar als de horizon maar lang genoeg is, is kans redelijk aanwezig dat je gemiddeld een hoger rendement behaalt dan met beleggen in obligaties. Je wordt beloond voor risico. Als je dan op jonge leeftijd je pensioenpremie conform de lifecycle voornamelijk in aandelen belegt, moet je die aandelen wel zo lang mogelijk aanhouden. En daar wringt de schoen. Bij nagenoeg alle lifecycleprodukten die worden aangeboden, wordt aan jonge leeftijden een risicovolle beleggingsmix geadviseerd met een substantieel gedeelte in aandelen. Vanaf een bepaalde leeftijd, bijvoorbeeld leeftijd 40, wordt vervolgens het gehele pensioenkapitaal omgezet in een beleggingsmix die minder risicovol is. Start je bijvoorbeeld op leeftijd 25 nagenoeg volledig met aandelen, dan wordt op leeftijd 40 een gedeelte van die belegging in aandelen omgezet in obligaties. In dat geval wordt geen gebruik gemaakt van een lange horizon, die noodzakelijk is om gemiddeld genomen het hogere rendement te kunnen realiseren. Het kan dus toevallig zo zijn dat op leeftijd 40 (in dit voorbeeld) de aandelen heel laag staan, en je dus vanwege het wijzigen van de mix dit verlies nooit meer goed maakt. Pensioenpremies die in dit voorbeeld op leeftijd 38 zijn belegd in de risicovolle mix, hebben dan maar slechts 2 jaar meegedaan. Dat is veel te kort. Beter zou het zijn om de belegging in aandelen zo lang mogelijk aan te houden, en om het totale risico naar de pensioendatum toe af te bouwen door de nieuwe pensioenpremies (in dit geval vanaf leeftijd 40) meer risicovrij te beleggen. Dan profiteer je het meest van de lange termijn en voldoe je aan het uitgangspunt van verdere risicoafbouw naarmate de pensioenleeftijd nadert. Diede Panneman AAG Actuaris bij Sprenkels & Verschuren, het andere actuariële bureau. Basis voor artikel in Financieel Dagblad voorjaar 2011