EUROPESE COMMISSIE Brussel, 12.7.2016 COM(2016) 455 final VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over het gebruik dat is gemaakt van en het profijt dat is getrokken uit de langerlopende herfinancieringsoperaties en gelijkaardige ondersteuningsmaatregelen in de vorm van financiering van de centrale banken van het ESCB aan kredietinstellingen NL NL INLEIDING Het voorliggende verslag aan het Europees Parlement en de Raad is door de Europese Commissie opgesteld na raadpleging van de ECB en op grond van artikel 161, lid 9, van Richtlijn 2013/26/EU (hierna de "RKV" genoemd) en gaat over het gebruik dat is gemaakt van en het profijt dat is getrokken uit de langerlopende herfinancieringsoperaties en gelijkaardige ondersteuningsmaatregelen in de vorm van financiering (hierna "financieringsmaatregelen" genoemd) van centrale banken van het ESCB aan kredietinstellingen. In dit verslag is rekening gehouden met het verslag dat de Europese Bankautoriteit (EBA) op 17 juli 2014 heeft ingediend bij de Europese Commissie1. Er wordt geen oordeel geveld over de uitoefening van de monetaire beleidsbevoegdheden van de Europese Centrale Bank (ECB) en andere centrale banken en zo mag dit verslag ook niet worden gelezen. Conform het RKV-mandaat wordt alleen ingegaan op het gebruik dat banken hebben gemaakt van de financieringsmaatregelen van centrale banken uit de periode 2011-2013, maar niet op de adequatie van monetaire beleidsoperaties. Het Europees Parlement en de Raad hebben de Commissie verzocht verslag uit te brengen over het gebruik dat is gemaakt van en het profijt dat is getrokken uit de herfinancieringsoperaties en financieringsmaatregelen die diverse centrale banken van het ESCB van eind 2011 tot eind 2013 hebben uitgevoerd om kredietinstellingen te helpen. Hoewel van de financieringsoperaties van de centrale banken werd verwacht dat deze gunstig zouden uitpakken voor de reële economie - de kredietverlening aan bedrijven en huishoudens zou erdoor toenemen - werd ook gesteld dat kredietinstellingen deze financieringssteun mogelijk hebben ingezet voor het sluiten van andere winstgevende transacties die niets te maken hadden met kredietverlening aan huishoudens en bedrijven. In hun mandaat hebben de medewetgevers de Commissie ook verzocht zo nodig met wetgevingsvoorstellen te komen die een mogelijk opportunistisch gebruik door de kredietinstellingen van de financieringsmaatregelen van centrale banken aan banden zouden leggen. AARD VAN DE LANGERLOPENDE HERFINANCIERINGSOPERATIES De langerlopende herfinancieringsoperaties en gelijkaardige financieringsmaatregelen van centrale banken die de Commissie in dit verslag tegen het licht houdt, zijn herfinancieringsoperaties met een lage rente en een uitzonderlijk lange looptijd waarvoor doorgaans een breder scala van beleenbare onderpanden wordt aanvaard. Deze maatregelen werden getroffen omdat de bancaire financieringsmarkten in Europa destijds aan hevige spanningen blootstonden. Diverse banken in met name kwetsbaardere landen ondervonden ernstige liquiditeitsproblemen als gevolg van een duidelijk verslechterde toegang tot de wholesale financieringsmarkt in combinatie met de uitstroom van spaartegoeden. Dit vertaalde zich in hoge financieringskosten, een hoge ratio kredieten/deposito’s en een verhoogd liquiditeitsrisico. Met deze operaties moesten de eurozonebanken worden voorzien van langlopende financiering. Het lijkt zeer waarschijnlijk dat banken in kwetsbaardere landen zonder langerlopende financieringssteun gedwongen zouden zijn geweest om hun schulden in een sneller tempo af te bouwen. De Commissie en de EBA verstaan onder langlopende financieringsmaatregelen financiering die via de centrale banken van het ESCB rechtstreeks aan banken is verstrekt en een initiële of beoogde looptijd van meer dan één jaar heeft. 1 https://www.eba.europa.eu/documents/10180/657547/EBA-Op-2014-07++Central+banks+funding+support+measures.pdf 2 De analyse heeft betrekking op vier langlopende financieringsmaatregelen (zie ook tabel 1): 1. (twee) driejarige langlopende herfinancieringsoperaties (LTRO's) van de ECB; 2. driejarige leningfaciliteiten van de Deense centrale bank; 3. de tweejarige door zekerheden gedekte leningen met variabele rente van de Hongaarse centrale bank; 4. de "financiering-voor-leningen-regeling" (FLS) van de Engelse centrale bank. In totaal hebben de centrale banken van het ESCB van december 2011 tot december 2013 omgerekend zo'n 1 080 miljard EUR aan financiering verstrekt. De twee driejarige LTRO's van de ECB van december 2011 en maart 2012 waren goed voor meer dan 95 %2 van de totale langerlopende herfinancieringsmaatregelen over deze periode. Tabel 1: Langlopende financieringsmaatregelen: toegekende en terugbetaalde bedragen tot eind 2013 Langlopende financieringsmaatregelen Langerlopende 3-jarige herfinancieringsoperaties van de ECB 3-jarige leningfaciliteiten van de Deense centrale bank 2-jarige door zekerheden gedekte leningen met variabele rente van de Hongaarse centrale bank Financiering-voorkredietverlening-regeling van het Verenigd Koninkrijk Totaal Toegekend bedrag 1 018 miljard EUR 60 miljard DKK (7 miljard EUR) 122 miljard HUF (0,43 miljard EUR) 44 miljard GBP (53 miljard EUR) 1 080 miljard EUR In % bbp 2011 11 % 3% <1 % 3% Terugbetaald bedrag Uitstaand bedrag (eind 2013) 446 miljard EUR 572 miljard EUR 46 miljard DKK (6 miljard EUR) 10 miljard HUF (0,04 miljard EUR) 2 miljard GBP (2,5 miljard EUR) 455 miljard EUR 10 miljard DKK (1,3 miljard EUR) 112 miljard HUF (0,39 miljard EUR) 42 miljard GBP (51 miljard EUR) 625 miljard EUR Bron: EBA-verslag en berekeningen van de Commissie. METHODOLOGISCHE BEPERKINGEN IN DE ANALYSE VAN HET GEBRUIK EN PROFIJT De analyse van het gebruik en het profijt van financieringsmaatregelen van de centrale banken stuit op een methodologisch probleem: de "fungibiliteit" van de financiering. Dit probleem treedt op doordat het door de banken geleende geld niet kan worden "gevolgd" van centrale bank naar eindbestemming. De geleende financiering is niet geoormerkt voor bepaalde doeleinden, maar is door elkaar gebruikt met andere bronnen van financiering voor allerlei activiteiten. De EBA schrijft dan ook in haar verslag dat het gebruik en het profijt van de financiering van de centrale banken vanwege het fungibiliteitsprobleem niet precies kunnen worden gekwantificeerd. Om dit probleem te omzeilen, heeft de EBA gekozen voor een kwalitatieve aanpak op basis van vragenlijsten die naar de desbetreffende centrale banken en toezichthouders zijn gezonden. Hoewel deze methode haar voordelen heeft, kunnen daarmee helaas geen robuuste conclusies worden getrokken over het gebruik en het profijt van deze langlopende herfinancieringsoperaties. 2 Op basis van het totale toegekende brutobedrag. 3 De Commissie heeft geprobeerd om dit fungibiliteitsprobleem op te lossen met de uitwerking van een meer kwantitatieve analyse van mutaties in de balans van nationale bancaire stelsels in de periode waarin de financieringssteun is verleend. Dit bleek echter geen gedetailleerder, betrouwbaarder inzicht op te leveren in het daadwerkelijke gebruik dat banken in de eurozone hebben gemaakt van de LTRO-financieringsmaatregelen. In de periode van de LTRO-financieringsmaatregelen was er op geaggregeerd niveau sprake van een lichte schuldafbouw in het bancaire stelsel van de eurozone met 568 miljard EUR (met een even groot aandeel van staatsleningen en bedrijfsleningen: elk zo'n 250 miljard EUR) op een totale eurozonebalans van zo'n 33 000 miljard EUR (1,7 %). Hoewel met de aanpak variaties in de activa- en passivazijde van de geaggregeerde balans van nationale bancaire stelsels aan het licht zijn gekomen, zijn dus slechts beperkte conclusies mogelijk, met name omdat niet bekend is hoe kredietinstellingen zich zouden hebben gedragen als zij geen beroep hadden kunnen doen op langerlopende herfinancieringsfaciliteiten van centrale banken. Kortom, er is geen betrouwbaar contrafactueel scenario voor de handelwijze van banken als deze maatregelen er niet waren geweest. Op basis van de gevolgde aanpak is dus geen brede waardering van het gebruik en de effectiviteit van de LTRO-maatregelen mogelijk. Zo was het volgens de centrale bank van Engeland vanaf het begin van haar FLS waarschijnlijker, maar niet heel zeker, dat de kredietverlening zou afnemen en niet zou toenemen3. PROFIJT VAN LANGERLOPENDE HERFINANCIERINGSOPERATIES VOOR BANKEN In het mandaat van het Europees Parlement en de Raad wordt ook verzocht na te gaan of en in hoever de langerlopende herfinancieringsoperaties van de centrale banken van het ESCB de banken profijt hebben opgeleverd. Afgezien van het voordeel dat de banken hebben gehad van de toegenomen liquiditeit en de daaruit voortvloeiende lagere rendementen op nieuwe obligaties, hangt het profijt dat is getrokken uit de langlopende maatregelen, af van de vraag waarvoor de banken deze middelen hebben aangewend. Zoals al aangegeven, kunnen zonder betrouwbaar contrafactueel scenario geen definitieve conclusies worden getrokken over het gebruik van dergelijke middelen en over het vermoedelijke profijt voor de reële economie. Daardoor kan niet met zekerheid worden vastgesteld in hoever de banken de herfinancieringsoperaties van de centrale banken hebben gebruikt voor "carry-trades" (waarbij de goedkope financiering die dankzij deze herfinancieringsoperaties beschikbaar was, is ingezet voor de aanschaf van hoger renderende staatsleningen). Niettemin kunnen sommige baten van de langerlopende herfinancieringsoperaties ruw worden geschat in termen van financieringsspreads, bijvoorbeeld door de financieringskosten van de maatregelen (bijv. 1 % per jaar voor de driejarige LTRO's) te vergelijken met het rendement op de schuldbewijzen van de banken tijdens de LTRO-financiering. Het is echter niet mogelijk om de totale winst uit carry-tradeoperaties te becijferen omdat wederom niet precies kan worden bepaald hoeveel middelen van de langerlopende herfinancieringsoperaties zijn gebruikt voor de financiering van dergelijke carry-trades. In dit verband moet er ook op worden gewezen dat deze carry-trades niet zonder risico waren omdat wanbetaling van de overheid in elk geval enige tijd niet geheel ondenkbaar was. Om de allocatie van financiering aan specifieke "doeleinden" te maximaliseren en het fungibiliteitsprobleem te vermijden, hebben de Hongaarse en de Engelse centrale bank maatregelen getroffen waarvan de kenmerken waren toegesneden op het kredietverleningsgedrag van een kredietinstelling. Zo was de FLS van het VK zo opgezet dat de kredietverlening aan de 3 EBA-verslag, blz. 22. 4 niet-financiële sector van de economie werd gestimuleerd door zowel de prijs als de kwantiteit van langlopende goedkope financiering te koppelen aan de mate waarin een bank daadwerkelijk krediet verleende aan deze sector van de economie. De deelnemende banken en bouwmaatschappijen konden tot 5 % lenen van het volume van hun bestaande kredietverlening aan de niet-financiële sector van de economie. Daar kon nog een bedrag bovenop komen, namelijk het bedrag van netto-uitbreiding van de kredietverlening in een referentieperiode (eind juni 2012 tot eind december 2013). Voorts hing de prijs van de FLS-financiering af van de netto kredietverlening van elke begunstigde bank (ten opzichte van eind juni 2012) om de banken aan te moedigen krediet te verlenen aan de niet-financiële sector van de economie. Banken die hun netto kredietverlening ten opzichte van eind juni 2012 opvoerden, konden FLS-leningen krijgen tegen het laagst beschikbare tarief van 25 basispunten per jaar. Daarentegen moesten banken die hun kredietvolume terugschroefden, 25 basispunten extra betalen voor elk procentpunt waarmee hun kredietverlening daalde, tot maximaal 150 basispunten. Dit systeem van incentives zal de kans vergroten dat de van de centrale banken geleende middelen uiteindelijk ten goede komen aan de economie in bredere zin. Bij de vanaf september 2014 beschikbare driemaandelijkse TLTRO's 4 (Targeted Longer Term Refinancing Operations) van de ECB, die hier overigens niet worden beoordeeld, worden soortgelijke technieken toegepast: de omvang van de te lenen middelen is gekoppeld aan het volume van de kredietverlening aan de niet-financiële sector van de economie5. Daarentegen bevatten de twee driejarige LTRO's, die een vast tarief van 1 % hadden, geen specifieke incentives of mechanismen waarbij de financiering van de centrale banken werd gekoppeld aan de bancaire kredietverlening aan de particuliere sectoren bedrijfsleven/mkb/huishoudens. CONCLUSIE Op grond van artikel 161, lid 9, van de RKV moet de Commissie samen met dit verslag over het gebruik dat is gemaakt van en het profijt dat is getrokken uit de langerlopende herfinancieringsoperaties en gelijkaardige financieringsmaatregelen die de centrale banken van het ESCB hebben uitgevoerd om kredietinstellingen te helpen, zo nodig een wetgevingsvoorstel indienen dat een mogelijk opportunistisch gebruik door banken van liquiditeitsmaatregelen van centrale banken op doeltreffende wijze tegengaat. Door de theoretische en praktische beperkingen die voortvloeien uit de fungibiliteit van financieringsbronnen, kan echter niet op betrouwbare wijze worden bepaald op welke wijze de banken gebruik hebben gemaakt van de ESCB-financieringsmaatregelen. Daardoor is het niet mogelijk om de winsten die zijn toe te schrijven aan een mogelijk door dergelijke financieringssteun in de hand gewerkt opportunistisch gedrag van kredietinstellingen, met enige mate van zekerheid te bepalen en te kwantificeren. Kortom, er is geen solide empirische basis voor de indiening door de Commissie van een wetgevingsvoorstel ter zake bij het Europees Parlement en de Raad. Tot slot merkt de Commissie op en begroet zij het feit dat het recentere TLTRO-programma van de ECB incentives voor banken bevat om krediet te verlenen aan de niet-financiële particuliere sector. 4 De driemaandelijkse TLTRO's lopen van september 2014 tot en met juni 2016. Bij de eerste twee operaties mochten banken tot 7 percent van hun portefeuille met aan de nietfinanciële sector verleende kredieten (exclusief kredieten voor de aankoop van een eigen woning) lenen. 5 5