Spinoza, radicale filosoof in de Nederlanden Rob Gerretsen Een inleiding bij het artikel van Ernest Mandel (1978), ‘Spinoza, consequente verdediger van de burgerlijke vrijheid’, Tijdschrift voor de studie van de Verlichting, Themanummer: De politieke filosofie van Spinoza, 6de jaargang, 1978, nrs. 1-4, pp. 241254.1 Spinoza en zijn radicale denkbeelden blijven volop in de belangstelling, bijvoorbeeld in de boeken van Jonathan Israel over de Verlichting. Israel stelt ‘dat de radicale Verlichting is gebaseerd op de afwijzing van het idee dat de sociale en morele orde afkomstig is uit een transcendente wereld’ en dat het hoofddoel van de radicale Verlichting emancipatie is. De aandacht voor Spinoza kreeg ook een impuls door een nieuwe uitgave van Ethica dit jaar, op basis van een onbekend handschrift (van Spinoza’s vriend Pieter van Gent) dat in 2011 in de Vaticaanse bibliotheek werd ontdekt door de Nederlandse filosoof en historicus Leen Spruit. Deze ontdekte het manuscript, dat via de Inquisitie in de bibliotheek van het Vaticaan terecht was gekomen, aan de hand van de laatste zin van de Ethica: ‘Alles wat voortreffelijk is, is even moeilijk als zeldzaam.’ Recentelijk schreef Steven Nadler A Book Forged in Hell. Spinoza’s Scandalous Treatise and the Birth of the Secular Age over Spinoza’s Tractatus Theologico-Philosophicus, dat in 1670 anoniem verscheen in Amsterdam. Het blijft belangrijk om het leven van Spinoza en zijn denken, dat de uiterste grenzen van de 17e eeuwse wetenschap en de burgerlijke verhoudingen opzocht en die overschreed, te blijven bestuderen. Mandel noemt Spinoza ‘een van de dapperste en meest revolutionaire denkers van alle tijden.’ Theun de Vries spreekt over Spinoza als ‘de meest belangeloze en stoïcijnse denker van de zeventiende eeuw.’2 Anderen noemen hem een van de grote rationalisten van die eeuw. Goethe schreef dat hij ‘de meest onwankelbare vereerder’ van Spinoza was. Baruch of Bento of Benedictus de Spinoza (de familie werd ook wel Despinosa of d’Espinosa genoemd) werd op 24 november 1632 in de joodse buurt van Amsterdam geboren.3 Veel joden waren in 1492 in Spanje door Ferdinand en Isabella gedwongen bekeerd en/of het land uitgezet. Omdat zij daarna ook uit Portugal werden verdreven, kwam een deel van deze joden naar de Nederlanden, soms via Frankrijk. In Amsterdam bestond geen getto, maar de meeste gevluchte joden zochten wel steun bij elkaar en gingen in dezelfde buurt wonen, waar zij ‘de Portugezen’ werden genoemd. In 1614 mochten zij in Ouderkerk aan de Amstel een eigen begraafplaats aanleggen. Op de Jodenbreestraat in Amsterdam hangt nog een bord dat verwijst naar het gebouw ‘De Herschepping’ dat op die plek stond en waarin van 1618 tot 1675 de eerste openbare synagoge van Amsterdam was. Spinoza kreeg lager onderwijs aan de ‘Ets Haim’ (Boom des Levens) van 1639 tot 1646. Na de dood van zijn halfbroer Isaac in 1649 moest Baruch meewerken in de zaak van zijn vader. In de tussenliggende jaren bezocht Spinoza de ‘jesjiwa’, de talmoedschool, van rabbi Morteira. Daarna doet Spinoza aan zelfstudie, talen, natuurwetenschap en wiskunde. In 1654 sterft zijn vader en wordt de firma Bento y Gabriel d’Espinoza opgericht, van Baruch en zijn broer. Daar deed Spinoza belangrijke contacten op met Simon Joosten de Vries, Jarig Jelles en Pieter Balling, die van doopsgezinde of meniste huize waren. Misschien kwam Spinoza via hen met het werk van Descartes in aanraking. Waarschijnlijk in deze zelfde jaren kwam Spinoza in aanraking met iemand die belangrijk voor hem zal zijn, de in 1602 in Antwerpen geboren dr. Franciscus van den Enden, die in Amsterdam een Latijnse school opende. 1 Baruch kreeg steeds meer problemen met de bestuurders van de synagoge en in 1655 werd de kleine ban over Spinoza uitgesproken. In 1656 volgt de grote ban, de ‘cherem’ (of ‘herem’), wat betekende de uitstoting uit de joodse gemeenschap. Baruch werd vervloekt omdat hij zich aan ‘afschuwelijke ketterijen en zwarte daden’ schuldig had gemaakt. Spinoza was zelf niet aanwezig toen hij werd geëxcommuniceerd, waarbij gewaarschuwd werd ‘dat niemand mondeling noch bij geschrifte met hem mag verkeren, niemand hem enige gunst mag bewijzen, niemand onder één dak met hem verblijven, niemand op vier ellen afstands van hem naderen, niemand enig door hem gemaakt of geschreven geschrift lezen.’ Spinoza vond onderdak in de in 1652 opgerichte Latijnse school aan het Singel en de woning van Van den Enden. Zijn werk in de zaak met zijn broer was onmogelijk geworden. Er volgden enige ‘verborgen jaren’, zoals Theun de Vries dat noemt. Van den Enden was van vele wetenschappelijke markten thuis en daarvan heeft Spinoza ongetwijfeld geprofiteerd. Het gaat niet alleen om kennis van het Latijn, maar ook om natuurwetenschap en staatsfilosofie. In 1660 wordt Spinoza op aandringen van de Portugese rabbijnen uit Amsterdam verbannen en hij vestigt zich dan (in 1660 of 1661) in Rijnsburg, bij Leiden. In 1663 zal hij verhuizen naar Voorburg bij Den Haag, de stad waar hij in 1669 naartoe zal verhuizen en daar blijft hij tot zijn dood wonen. Hij slijpt lenzen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Dat is een activiteit die waarschijnlijk niet bijdraagt aan zijn gezondheid. Spinoza lijdt aan de tering of longtuberculose, een ziekte die zich bij hem waarschijnlijk al vroeg openbaart, langzaam erger wordt en tot zijn dood zal leiden op 21 februari 1677. Belangrijke werken van Spinoza zijn: Verhandeling over de verbetering van het verstand Korte Verhandeling van God, de Mensch en deszelvs Welstand Descartes’ Beginselen van de wijsbegeerte/Metafysische gedachten Tractatus Theologico-Politicus Ethica Tractatus Politicus Boeken van Spinoza verschijnen tijdens zijn leven anoniem en soms bij een gefingeerde uitgever. Zowel de Staten als de Synode oefenden censuur uit. Kort na zijn dood geven zijn Amsterdamse vrienden in 1677 de Opera Posthuma uit en in 1678 de Nagelate Schriften van B.d.S. Beide uitgaven worden verboden. Er zijn brieven van en aan Spinoza bewaard gebleven, maar een deel van de correspondentie is verduisterd of vernietigd. De Korte Verhandeling ontbreekt in de postume werken van 1677. Pas in de negentiende eeuw wordt deze tekst ontdekt en uitgegeven. De Ethica verscheen voor het eerst postuum in 1678. Het kan geen kwaad om in deze tijd nog eens te citeren wat Spinoza in de Ethica over de perverse rol van geld schrijft in deze maatschappij: ‘Het geld heeft ons (echter) een kort begrip van alle zaken verschaft, wat ten gevolge heeft dat de gedachte aan geld meer dan wat ook de ziel van de menigte pleegt te vervullen, daar mensen zich moeilijk enige vorm van genoegen kunnen indenken die niet gepaard gaat met de voorstelling van het geld als oorzaak daarvan.’ Lees hier het artikel van Ernest Mandel over Spinoza. 1 2 3 Zie http://www.ernestmandel.org/nl/werken/txt/1978/spinoza.htm. In zijn biografie van Spinoza, eerste druk in 1972, vijfde druk 2003. Uitgeverij de Prom. Ongeveer op de plek van zijn geboortehuis staat sinds kort vlak naast het Amsterdamse stadhuis een wat protserig beeld van Spinoza. 2