De inhoud van dit thema: 1.2 Visie op de zorg en de uitgangspunten van ondersteuning 1.3 Kwaliteitsdomeinen van de gehandicaptenzorg 1.4 Kwaliteitsthema’s in de gehandicaptenzorg 1.5 Het ondersteuningsplan 1.6 Bouwstenen van het ondersteuningsplan 1.7 Ondersteuningsplan: een voorbeeld 1.8 In de praktijk 1-1 Visie op de zorg en uitgangspunten van het ondersteuningsplan: • visie • uitgangspunten van ondersteuning 1-2 Twee uitgangspunten op basis van de visie: • kwaliteit van bestaan: zorg en ondersteuning zijn gericht op het bevorderen dan wel in stand houden van de kwaliteit van bestaan van mensen met een beperking • regie over eigen leven: eigen regie van mensen met een beperking is een centrale waarde in zorg en ondersteuning 1-3 Acht domeinen kwaliteit van het bestaan: • emotioneel welbevinden • interpersoonlijke relaties • materieel welbevinden • persoonlijke ontplooiing • lichamelijk welbevinden • zelfbepaling • sociale inclusie (deelname aan de samenleving) • rechten 1-4 Kwaliteit van de zorgorganisatie: • zorgafspraken en ondersteuningsplan • waarborging veiligheid cliënten • kwaliteit medewerkers en organisatie • samenhang in zorg en ondersteuning • tevredenheid van de cliënt 1-5 Het ondersteuningsplan: • het begrip ondersteuningsplan • uitgangspunten van het ondersteuningsplan 1-6 Bouwstenen van het ondersteuningsplan: • de cirkel van Deming • informatiedeel • beeld • ondersteuningsbehoefte en perspectief • doelen • actieplan • rapportage en evaluatie 1-7 Beeld: • levensgeschiedenis en levensverhaal • anamnese en diagnose • persoonsbeeld 1-8 De inhoud van dit thema: 2.2 Taken en positie persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg 2.3 De waarden van de ondersteuning voor mensen met een beperking 2.4 De complexiteit van de ondersteuning 2.4 De competenties van de professional 2.5 De coördinatie van de ondersteuning 2.6 Communiceren 2.7 Keuzes en dilemma’s 2.8 Kwaliteit 2.9 In de praktijk 2-1 De competenties van de professional: • cliëntgericht handelen • doelgericht handelen • ontwikkelingsgericht handelen • netwerkgericht handelen • samenwerkingsgericht handelen 2-2 Cliëntgericht handelen: • cliëntgerichte houding • cliëntgerichte kennis • cliëntgerichte vaardigheden 2-3 Samenwerkingsrelaties: • samenwerken met de cliënt • samenwerken met de ouders van de cliënt • samenwerken met je collega’s 2-4 De coördinatie van de ondersteuning: • procesbeschrijving werken met ondersteuningsplannen • coördineren van ondersteuning in het team 2-5 Aandachtspunten ondersteuningsplancyclus: • coördinatie • dialoog met de cliënt • sociaal netwerk • interdisciplinaire aanpak • aansluiting op indicatie en zorgzwaarteprofiel • tijdslimieten • toetsing ondersteuningsplan 2-6 De SOSO-methodiek: • S = sluit aan • O = open staan • S = structuur aanbrengen • O = open kaart spelen 2-7 De inhoud van dit thema: 3.2 Gedragsleer en psychologie 3.3 Motivatie en gedrag 3.4 Socialisatie 3.5 Groepsdynamica 3.6 Leiderschap 3.7 In de praktijk 3-1 Gedragsleer en psychologie: • wat is psychologie? • hoofdgebieden van de psychologie • bestudering van gedrag 3-2 Vijf hoofdgebieden van de psychologie: • methodenleer • persoonlijkheidsleer • functieleer • ontwikkelingsleer • gedragsleer 3-3 Groepsdynamica: • wat is groepsdynamica? • systemen • systeemgericht werken • contextuele therapie 3-4 Systemen: • systeemtheorie • cliëntsysteem • parentificatie • de zondebok 3-5 De inhoud van dit thema: 4.2 Wat verstaan we onder gedragsproblemen 4.3 De oorzaken van probleemgedrag 4.4 Omgaan met probleemgedrag 4.5 Agressie 4.6 Omgaan met agressie 4.7 In de praktijk 4-1 Oorzaken van gedragsproblemen: • in iemand zelf • in zijn sociale omgeving • in de fysieke ruimte en andere omstandigheden • in de maatschappij 4-2 Omgaan met probleemgedrag: • de oorzaak achterhalen en symptoombestrijding vermijden • het gedrag serieus nemen en het de persoon niet aanrekenen • de persoon en zijn omgeving beschermen • handel naar de Wet BOPZ • je het probleemgedrag niet persoonlijk aantrekken • willen beheersen van probleemgedrag leidt vaak tot méér probleemgedrag • omgaan met specifiek gedrag door stoornissen 4-3 Uitingen van agressie: • automutilatie • destructief en gewelddadig gedrag • onderlinge irritaties en ruzie 4-4 Omgaan met agressie: • probeer de reden voor de agressie te achterhalen • bouw kennis op • vertaal het agressieve gedrag naar een hulpvraag • stem je aanpak af op het gedrag • benader het gedrag methodisch • maak een signaleringsplan • wees congruent (gelijkvormig) • meld agressief gedrag 4-5 De inhoud van dit thema: 5.2 Syndroom van Down en het fragiele-X-syndroom 5.3 Minder vaak voorkomende syndromen 5.4 In de praktijk 5-1 Minder vaak voorkomende syndromen: 1 Klinefelter syndroom 2 Cri-du-Chat 3 syndroom van Turner 4 Patau syndroom 5 Rett syndroom 6 syndroom van Prader-Willi 7 Angelman syndroom 8 Rubinstein-Taybi syndroom 9 Cornelia-de-Lange syndroom 10 Foetaal Alcohol syndroom 11 Tubereuze sclerose 12 CHARGE syndroom 5-2 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 Fenylketonurie Lesch-Nyhan syndroom Noonan syndroom Smith-Lemli-Opitz syndroom Smith-Magenis syndroom Sotos syndroom syndroom van Sanfilippo syndroom van Edwards VCF syndroom Williams-Beuren syndroom Wolf-Hirnschorn syndroom De inhoud van dit thema: 6.2 Wat is oud zijn en veroudering 6.3 Lichamelijke aspecten van veroudering 6.4 Psychische aspecten van veroudering 6.5 Sociale aspecten van veroudering 6.6 Wensen en behoeften van ouderen 6.7 Psychische problemen bij ouderen 6.8 Begeleiding van ouderen met een verstandelijke beperking 6.9 Tips voor de praktijk 6-1 Wat is oud zijn en veroudering? • kalenderleeftijd • psychologische leeftijd • sociologische leeftijd • continuümgedachte • sterke toename ouderen met een verstandelijke beperking 6-2 Lichamelijke aspecten van veroudering: • lichamelijke veranderingen • mensen met het syndroom van Down 6-3 Onderwerpen veroudering: • de zorgafhankelijkheid • de algemene dagelijkse levensverrichtingen • de motoriek • lichamelijke aandoeningen 6-4 Psychische aspecten van veroudering: • gedrag en gevoelens • het denken • de communicatie • syndroom van Down en de ziekte van Alzheimer 6-5 Sociale aspecten van veroudering: • dreigend verlies aan sociale contacten • verminderd activiteitenaanbod • samenhang tussen lichamelijke, psychische en sociale aspecten 6-6 Psychische problemen: • dementie • depressie • depressie bij mensen met het syndroom van Down • angststoornissen 6-7 Begeleiding van ouderen met een verstandelijke beperking: • stabiliserend en accepterend • begeleidingsmethodieken 6-8 De meest gehanteerde begeleidingsmethodieken: • basale strategie • warme zorg • realiteitsoriëntatie training • validation • snoezelen 6-9 Kenmerken snoezelen: • activeren van zintuigwaarneming en motoriek • met name lichaamsgebonden gewaarwording • vooral gericht op prettige gewaarwordingen 6-10 De inhoud van dit thema: 7.2 Psychische problemen bij mensen met een verstandelijke beperking 7.3 Autistische stoornissen bij mensen met een verstandelijke beperking 7.4 Behandelings- en begeleidingsmethoden 7.5 Tips voor de praktijk 7-1 Psychische problemen bij mensen met een verstandelijke beperking: • meer of minder psychische problemen • oorzaken van verhoogde kwetsbaarheid voor psychische problemen 7-2 Oorzaken verhoogde kwetsbaarheid voor psychische problemen: • organische factoren • psychosociale factoren • omgevingsfactoren 7-3 Autistische stoornissen bij mensen met een verstandelijke beperking: • de relatie tussen een verstandelijke beperking en een autistische stoornis • diagnostische problemen • verschijningsvormen van autisme bij mensen met een verstandelijke beperking 7-4 Verschijningsvormen van autisme bij mensen met een verstandelijke beperking: • twee subtypen • veranderingen gedurende de ontwikkeling • primaire en secundaire contactstoornis 7-5 Behandelings- en begeleidingsmethoden: • voorspelbaarheid en structuur • de ontwikkelingsdynamische benadering • ontwikkelingsdynamische relatietherapie • de contacttherapie 7-6 De inhoud van dit thema: 8.2 Psychische problemen en gedragsproblemen 8.3 Sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapt (SGLVG) 8.4 Tips voor de praktijk 8-1 Psychische problemen en gedragsproblemen: • oorzaken • aard van de problematiek 8-2 Sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapt (SGLVG): • poging tot typering van de SGLVG-er • indeling in subgroepen • moeilijke en groeiende problematiek • behandelcentra en behandelingsmethodieken 8-3 SGLVG-behandelcentrum: • behandelcentra • behandelingsmethodieken 8-4 Behandelingsmethodieken: • gentle teaching • ontwikkelingsdynamische benadering • sociaal competentiemodel • psycho-sociale rehabilitatie • methode Heijkoop 8-5 De inhoud van dit thema: 9.2 De gezondheidstoestand van mensen met een verstandelijke beperking 9.3 Voedingsproblemen 9.4 Zintuiglijke beperkingen 9.5 Cerebrale parese 9.6 Epilepsie 9.7 Tips voor de praktijk 9-1 Voedingsproblemen: • obstipatie • slokdarmproblemen • kauw- en slikproblemen • ondergewicht en overgewicht 9-2 Zintuiglijke beperkingen: • auditieve beperkingen • visuele beperkingen 9-3 Visuele beperkingen: • onderkennen van visuele beperkingen • leefomgeving en begeleiding 9-4 Cerebrale parese: • wat is cerebrale parese • vormen van cerebrale parese 9-5 Indeling cerebrale parese naar vorm: • indeling op basis van functies die gestoord zijn • indeling op basis van aangedane lichaamsgebieden 9-6 Drie belangrijke aandachtsgebieden zijn: • communicatie • eten en drinken • houding en beweging 9-7 Epilepsie: • wat is epilepsie • begeleiding en behandeling 9-8 Wat is epilepsie: • oorzaken • cijfers • specifieke epilepsiesyndromen 9-9 Factoren begeleiding: • epilepsie specifieke factoren • situatiegebonden factoren • persoonlijke factoren 9-10 De inhoud van dit thema: 10.2 Wat is ernstig meervoudig beperkt? 10.3 Begeleiding 10.4 Communiceren 10.5 Hulpmiddelen 10.6 Verzorging 10.7 In de praktijk 10-1 Wat is ernstig meervoudig beperkt? • begripsomschrijving • oorzaken • gevolgen • de gevolgen per leeftijdsfase 10-2 Oorzaken van ernstige meervoudige beperkingen: • hersenbeschadiging • chromosomale afwijkingen • stofwisselingsziekten • geboortetrauma • ernstige infecties tijdens of na de zwangerschap • zwaar trauma • hersenvliesontsteking of coma • aangeboren stofwisselingsziekte 10-3 De gevolgen per leeftijdsfase: • van pasgeborene tot kleuter (0 tot 4 jaar) • van 4 tot 12 jaar • tieners en jongeren: 12 tot 20 jarigen • volwassenen 10-4 Communiceren: • communicatieniveaus • contact maken • interpreteren van signalen • totale communicatie • verstaanbaar maken • ervaar het maar 10-5 Vier communicatieniveaus: • situatieniveau • signaalniveau • symboolniveau • gesproken taal 10-6 De inhoud van dit thema: 11.2 Wat is seksualiteit? 11.3 Seksualiteit bij mensen met een verstandelijke beperking 11.4 Begeleiding bij de behoefte aan seks 11.5 Ongewenste intimiteit en seksueel misbruik 11.6 Hulpmiddelen 11.7 In de praktijk 11-1 Seksualiteit bij mensen met een verstandelijke beperking: • de omgang met seksualiteit in het verleden • Stichting Alternatieve Relatiebemiddeling • verstandelijk beperkt en kinderwens 11-2 Begeleiding bij de behoefte aan seks: • op zoek naar de eigen seksualiteit • voorlichting • protocollen 11-3 De inhoud van dit thema: 12.2 Ontstaan activiteitenbegeleiding en woonbegeleiding 12.3 Vormen van activiteitenbegeleiding 12.4 Vormen van woonbegeleiding 12.5 Woonvormen en mate van beperking 12.6 In de praktijk 12-1 Ontstaan activiteitenbegeleiding en woonbegeleiding: • het ontstaan van de activiteitenbegeleiding • het ontstaan van woonbegeleiding 12-2 Voorzieningen woonbegeleiding: • beschutte dagbesteding • dagcentrum • projecten • zorgboerderij • werkcentrum • arbeidsintegratie 12-3 Voorzieningen binnen woonbegeleiding: • beschut wonen • wooncentrum (GVT of leefgroep) • kleinschalig woonproject • begeleid zelfstandig wonen • deeltijd wonen • gezinswoonvorm • zorgboerderij 12-4 Woonvormen en mate van beperking: • beschut wonen en dagbesteding • wooncentrum, dagcentrum, kleinschalig woonproject • zorgboerderij • projecten, werkcentrum, begeleid zelfstandig wonen • arbeidsintegratie en ambulante begeleiding • deeltijd wonen, gezinswoonvorm en KDC 12-5 De inhoud van dit thema: 13.2 Verschillende groepen van activiteitenbegeleiding 13.3 Taken van de activiteitenbegeleider 13.4 Taken van de woonbegeleider 13.5 Competenties en positie van de activiteiten- of woonbegeleider 13.6 Visies op activiteiten- en woonbegeleiding 13.7 In de praktijk 13-1 Verschillende groepen van activiteitenbegeleiding: • leefgroepen • ouderengroepen • groepen gerelateerd aan werk • arbeidsintegratie 13-2 De inhoud van dit thema: 14.2 Het methodisch stappenplan 14.3 Het vijf-fasenplan 14.4 In de praktijk 14-1 Vijf-fasenplan: 1 beginsituatie vaststellen 2 doelen stellen 3 strategie bepalen 4 plan uitvoeren 5 evalueren 14-2 Aspecten beginsituatie: • de deelnemers • accommodatie en materiaal • mogelijkheden van de begeleiders • financiële middelen • tijdsduur en tijdstip activiteit • bijzondere omstandigheden • beleid van de instelling 14-3 Verschillende doelen: • agogische doelen • ontwikkelingsdoelen • doelen met betrekking tot vrijetijdsbesteding • doelen met betrekking tot de gezondheid 14-4 De strategiebepaling: • instrumenteel-technische planbeschrijving • agogische planbeschrijving • praktische voorbereidingen 14-5 Instrumenteel-technische planbeschrijving: • appèlwaarde • structuur 14-6 Aspecten van de uitvoering: • ontvangst • presentatie • gedrag van de deelnemer • handelen van de begeleiders • accepterende aanwezigheid • begeleiden • improviseren • terugblik en afsluiting van de activiteit 14-7 De inhoud van dit thema: 15.2 Wat is een dilemma? 15.3 Tien dilemma’s 15.4 Omgaan met dilemma’s 15.5 In de praktijk 15-1 Tien dilemma’s: • • • • • • • • • • 15-2 zelfregie tegenover inperking van vrijheid weglopen of erbij blijven een intern conflict, een conflict binnen jezelf wensen van de cliënt tegenover wensen van de sociale omgeving grote problemen, weinig invloed diagnose accepteren of heronderzoek (laten) doen alleen werken of anderen erbij betrekken één cliënt, vele opvattingen, vele hulpverleners andere culturen, andere benadering een juiste inschatting of toch niet Vijf stappen bespreking ethische dilemma’s: 1 Wat zijn feiten en wat is precies het dilemma en voor wie 2 Welke handelingsmogelijkheden zijn er en welke overwegingen spelen daarbij een rol 3 Welke waarden en belangen staan er op het spel en welke wegen het zwaarst 15-3 4 Beslissen en toetsen 5 Uitvoeren van het besluit en evaluatie De inhoud van dit thema: 16.2 Methoden: samenvatting 16.3 Methoden: vervolg 16.4 In de praktijk 16-1 Samenvatting reeds beschreven methoden: • zintuiglijke stimulering • gentle teaching • totale communicatie • vroeghulp • hometraining en PPG • gedragsmodificatie 16-2 Kenmerken zintuiglijke stimulering: • zintuiglijke informatie is essentieel voor cognitieve ontwikkeling • stimuleren sensomotorische ontwikkeling • uitlokken van gedrag • aansluiten bij ontwikkelingsniveau van het kind 16-3 Kenmerken gentle teaching: • geen methode in engere zin, maar levenshouding • gaat uit van respect, dialoog en saamhorigheid • gedrag komt voort uit gevoelens • uitgangspunt is niet: (af)leren 16-4 Kenmerken totale communicatie: • communicatie: uitwisseling van informatie tussen zender en ontvanger • stimuleren van communicatie op alle zintuiglijke gebieden • gebruikmaken van hulpmiddelen als beeldmateriaal, echte voorwerpen, licht, geur, muziek en geluiden • lichaamstaal gebruiken: mimiek, gebaren, houding 16-5 Kenmerken vroeghulp: • gericht op kinderen met een verstandelijke beperking, in de leeftijd van 0 tot 4 jaar • uitgangspunt: zoveel mogelijk voorkómen van ontwikkelingachterstanden • inspelen op mogelijkheden die het kind wél heeft • bij ouders en kind thuis, door een begeleider van MEE 16-6 Kenmerken hometraining en PPG: • vervolg op vroeghulpprogramma’s • homertraining: ondersteuning van de ouders door geven van richtlijnen voor de opvoeding • hometrainer is rolmodel voor de ouders • PPG: geen hulpverlenersrelatie met ouders, maar samenwerkingsrelatie • PPG: terughoudend in het geven van richtlijnen, gericht op vergroten van het vertrouwen van de opvoeder in de eigen mogelijkheden 16-7 Kenmerken gedragsmodificatie: • leertheorie: alle gedrag is aangeleerd (ook ongewenst gedrag) • alle gedrag is af te leren (ook ongewenst gedrag) • positieve reacties leiden tot toename gewenst gedrag • negatieve reacties leiden tot toename ongewenst gedrag • negeren: na aanvankelijke toename neemt gedrag af • voorstanders: gedragsmodificatie geeft goede resultaten • tegenstanders: je mag mensen niet africhten 16-8 Methoden: • Active Support • Eigen-Initiatief Model • Son-rise • TEACCH • methode Urlings • methode Vlaskamp • oplossingsgericht werken • OTS en mentorschap 16-9 Vier onderdelen van Active Support: • ondersteuningsplannen • activiteitenplannen • gelegenheidsplannen • instructieplannen 16-10 Eigen-Initiatief Model (EIM): • wat is het generalisatieprobleem? • de werkwijze • drie algemene vaardigheden • stoplicht • de rol van de begeleider 16-11 TEACCH: • de toepassing • het doel • kenmerken en werkwijze • wat biedt TEACCH 16-12 Kenmerken van TEACCH: • visualiseren van de tijd in weekkaarten en dagkaarten • visualiseren van de activiteiten van de cliënt door middel van picto’s • structureren van de activiteiten van de cliënt door middel van afgeschermde werkplekken, opdrachtbakjes, beloningstaken 16-13 Vier elementen van de methode van Urlings: 1 accepteren van de eigenheid van de cliënt 2 een combinatie van verschillende wijzen van benadering 3 het levensverhaal van de cliënt 4 de huidige wensen van de cliënt 16-14 De stappen van de methode-Vlaskamp: • de beeldvorming (persoonsbeeld) met perspectief beschrijven • hoofddoel vaststellen • werkdoel vaststellen • concrete activiteiten beschrijven • uitvoering en rapportage • evaluatie en terugkoppeling naar de beeldvorming 16-15 Kenmerken oplossingsgericht werken: • • • • • • • oplossingen staan centraal cliënt is deskundige van zijn eigen probleem aandacht voor doelen en verwachtingen van de cliënt hulpverleners stellen vooral vragen externaliseren van het probleem taalgebruik sluit aan bij cliënt stapsgewijze vooruitgang door kleine en concrete doelen • evalueren en waarderen van vooruitgang 16-16 Wettelijke maatregelen meerderjarigen: • curatele • bewind • mentorschap 16-17 De inhoud van dit thema: 17.2 17.3 17.4 17.5 17.6 17.7 17.8 17.9 17.10 17.11 17-1 Wet- en regelgeving Medicatie: van ontwikkeling tot gebruik Medicatie op recept Naamgeving van medicatie Functies van medicatie Werking van medicatie Toedieningsvormen Soorten medicatie Taken bij medicatieverstrekking In de praktijk Wet en regelgeving: • Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) • Wet op de Geneesmiddelenvoorziening • Opiumwet 17-2 Begrippen uit de Wet BIG: • voorbehouden handelingen • risicovolle handelingen • overige handelingen 17-3 Functies van medicatie: • genezing van aandoeningen • verminderen van klachten • voorkomen van aandoeningen • herstellen, verbeteren of wijzigen van het functioneren van organen • stellen van een diagnose • placebo-effect 17-4 Toedieningsvormen medicijnen: • • • • • • • • • • • • 17-5 tablet dragee capsule dranken zalven en crèmes lotions strooipoeder druppels inhalaties vloeistoffen zetpillen pleisters Soorten medicatie: • • • • • • • • • • • • • • • • 17-6 • antibiotica anti-epileptica pijnstillers slaapmiddelen psychofarmaca laxeermiddelen (laxantia) middelen tegen diarree antistollingsmiddelen middelen tegen luchtwegaandoeningen middelen tegen allergie middelen voor hart en bloedsomloop middelen die van invloed zijn op de bloeddruk middelen tegen bloedarmoede vitaminen maagmiddelen cytostatica hormonen Onderverdeling psychofarmaca: • antipsychotica • antidepressiva • stemmingsstabilisatoren • tranquilizers 17-7 Taken bij medicatieverstrekking: • administratie/bestellen • medicijnen opbergen • medicijnen uitzetten • medicijnen verstrekken • taken bij ‘zonodig medicatie’ • observatie en rapportage bij medicatiegebruik • bewaren en houdbaarheidsdatum 17-8 Speciale aandacht bij observatie voor: • allergische reacties • invloed op dagelijks functioneren • resistentie • opstapeling • gewenning 17-9 De inhoud van dit thema: 18.2 Wat is kwaliteit 18.3 Wetgeving 18.4 Het programma ‘Zorg voor Beter’ 18.5 Kwaliteitsmodellen 18.6 Kwaliteitsmethoden op de werkvloer 18.7 In de praktijk 18-1 Wat is kwaliteit: • kijken naar kwaliteit • diverse definities van kwaliteit • kwaliteit vanuit divers perspectief • aspecten van kwaliteit 18-2 Kwaliteit is: • een subjectief begrip • een relatief begrip • aan inflatie onderhevig 18-3 Kwaliteit vanuit divers perspectief: • cliënt • hulpverlener • manager • zorgverzekeraar • overheid 18-4 Wetgeving gericht op kwaliteit: • Kwaliteitswet zorginstellingen • Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (de Wet BIG) • Wet betreffende de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling (de WGBO) • Wet klachtrecht cliënten zorgsector (de WKCZ) • Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (de WMCZ) • Wet cliëntenrechten zorg 18-5 Belangrijke thema’s in de nieuwe Wet cliëntenrechten zorg: • • • • recht op beschikbare en bereikbare zorg recht op keuze (informatie) recht op kwaliteit en veiligheid recht op informatie, toestemming, dossiervorming en privacy • recht op afstemming tussen hulpverleners • recht op een effectieve en laagdrempelige klachtenbehandeling • recht op medezeggenschap en goed bestuur 18-6 Kwaliteitsmodellen: • de CQ-index • het INK-model • HKZ • PDCA-cyclus 18-7 Kwaliteitsmethoden op de werkvloer: • • • • • • • • • 18-8 richtlijnen en protocollen zorg-, begeleidings- of behandelplannen werkoverleg intervisie/supervisie intercollegiale toetsing gebruikmaken van controlelijsten systeem van melden van (bijna)fouten en incidenten exitinterviews tevredenheidmetingen