Docentenmateriaal Digizine mijleer, nr. 2– nov. 2011 Docentenmateriaal en antwoorden Digizine Maatschappijleer, nummer 2, 2011 1. Artikel ‘Revolutie Egypte nog niet ten einde’ Enige achtergrondinformatie en tips Dit voorjaar begon de Arabische Lente, waarbij in diverse landen in het Midden-Oosten en NoordAfrika opstanden tegen de zittende leiders uitbraken. Als voorbeeldartikel om dit thema te behandelen is voor Egypte gekozen, aangezien dit één van de eerste landen was waar de revolutie uitbrak en de leider met succes is verdreven, maar waarvan blijkt dat de toekomst van het land nog altijd even onzeker is. Hoewel het Westen de democratisering van de Arabische wereld over het algemeen als een positieve tendens beschouwt, heeft deze beweging diverse moeilijk oplosbare (internationale) vraagstukken opgeroepen. Sommige hiervan kunnen goed aangesneden worden in de klas. Een voorbeeld van een thema dat besproken kan worden, is de vraag in hoeverre de westerse democratie een voorbeeld is, of moet zijn, voor de rest van de wereld. Is een democratie altijd de beste staatsvorm? En kan deze overal ontstaan? Wat is hiervoor nodig? In welke mate mogen westerse landen zich bemoeien met het tot stand brengen van een democratie? Tevens kan de rechtsorde (in oorlogstijd) aan de hand van dit artikel besproken worden. Kunnen politieagenten en rebellen volledig verantwoordelijk gesteld worden voor hun daden? Wie bepaalt dat? Is buitenlandse bemoeienis hierbij gewenst? Ook kan hier het verband worden gelegd naar de binnenlandse situatie waarin politieagenten wel eens in opstand komen. Een laatste voorbeeld van een onderwerp dat leerlingen aanspreekt en in deze context behandeld kan worden, is persvrijheid en de rol van sociale media in de politiek. Hiervoor kunnen leerlingen gemakkelijk zelf relevante informatie van internet (en sociale media) halen. Bij dit onderwerp komt duidelijk naar voren dat de klassieke maatschappijleertheorieën over de rol van de media enigszins gedateerd zijn. Antwoorden en toelichting opdrachten: 1. In februari is het oude regime in Egypte omver geworpen. Wie was er daarvoor aan de macht? En wie nu? Eerst het autoritaire regime van Mubarak, nu de militaire raad. 2. In de tekst wordt gesproken over ‘het autoritaire Mubarak-regime’. Wat houdt een autoritair regime in? Een autoritair regime is een dictatuur. Dit is een politiek stelsel waarin één of enkele politici alle beslissingen nemen zonder te zijn verkozen door het volk. Er is geen sprake van machtenscheiding. Het volk moet de beslissingen van de leiders accepteren, en heeft geen inspraak. De machthebbers zetten vaak geweld in om te garanderen dat het volk gehoorzaamt. 3. Er wordt in de tekst gesproken van ‘hervormingen’ die niet van de grond komen en van ‘eisen’ van de demonstranten. Verzin minstens drie zaken die de demonstranten wellicht geëist hebben. Denk hierbij aan de verschillende taken die de overheid heeft en aan de rechten die de burgers in een rechtsstaat hebben. - Eerlijke processen, onafhankelijke rechtspraak Recht op vrijheid van meningsuiting en persvrijheid (geen censuur) Controle van de overheid door parlement Actief en passief kiesrecht voor alle burgers De overheid handhaaft de orde en beschermt de burgers Gelijke behandeling van alle burgers (geen corruptie) © Noordhoff Uitgevers bv 2011 1 Docentenmateriaal Digizine mijleer, nr. 2– nov. 2011 4. De demonstranten eisen dat agenten die verantwoordelijk zijn voor het neerschieten van betogers strafrechtelijk vervolgd worden. Denk je dat de politie in Nederland vervolgd zou worden in deze situatie? Wat voor straf zouden zij krijgen? Ja, de politie zou vervolgd worden. Zij mogen namelijk alleen geweld gebruiken om zichzelf te beschermen en moeten zich houden aan de wet. Het gebruiken van geweld wordt over het algemeen bestraft met een vrijheidsstraf (een gevangenisstraf). Natuurlijk is de situatie in Nederland heel anders dan in Egypte, aangezien de politieagenten in Egypte handelden in opdracht van het regime van Mubarak en wellicht bang waren voor de consequenties wanneer ze opdrachten van hogerhand niet zouden opvolgen. Ook is het door de onveiligheid e onvoorspelbaarheid van de autoriteiten in Egypte belangrijker om voor jezelf en je naasten op te komen dan in Nederland het geval is. Een voorbeeld van een geval in Nederland waarbij de politie vervolgd (maar niet veroordeeld) is, zijn de rellen in Hoek van Holland. 5. Verzin één argument waarom het terecht is om deze agenten te straffen, en één argument waarom dat niet zo is. Voer in de klas naar aanleiding hiervan een debat. Denk hierbij zowel aan de agenten zelf als aan de toekomst van het land. - - Het is terecht om de agenten te vervolgen omdat Egypte evenals Nederland een grondwet heeft en gebruik van geweld verboden is. Het kan een belangrijk signaal voor de toekomst afgeven: het nieuwe regime kan laten zien dat gebruik van geweld geen goed middel is om problemen op te lossen en dat ze een eerlijke, onafhankelijke rechtspraak nastreeft. Het is wellicht niet helemaal eerlijk om de agenten te vervolgen, aangezien deze agenten onder Mubaraks regime werkten. Ten eerste kan het zijn dat ze onder druk werden gezet om geweld te gebruiken. Ook is moeilijk vast te stellen hoeveel geweld er tegen hén gebruikt werd. Aangezien de rechtsstaat onder Mubarak niet goed functioneerde, is het moeilijk om achteraf mensen die hieronder werkten te berechten alsof er een goed functionerend rechtssysteem bestond. 6. Ondanks de revolutie lijkt Egypte nog niet op een democratie. Zoek de voorwaarden op voor het succes van een democratie. Bedenk aan de hand hiervan één reden waarom Egypte wél binnenkort een succesvolle democratie kan worden, en één waarom dat niet kan. Voorwaarden voor het succes van een democratie zijn: - Steun voor democratische waarden - Samenwerking tussen politieke elites - Deelname van burgers aan politieke besluitvorming - Effectief overheidsbeleid - Economische ontwikkeling. Aan de ene kant lijkt de steun voor de democratie toe te nemen, en is er een grote groep (jongere) Egyptenaren die betrokken is bij de politiek en graag wil deelnemen aan de politieke besluitvorming. Ook had Egypte een redelijk draaiende economie voordat de revolutie uitbrak. Daartegenover staat dat er een grote groep fundamentalistische moslims is, die niet alle democratische waarden zoals gelijkheid tussen man en vrouw of godsdienstvrijheid aanhangt. Dit kan de democratie in de weg staan. Ook kan het zijn dat de revolutie een negatief effect heeft gehad op de economie en er veel werkloosheid is. Dit staat het opbouwen van een democratie in de weg. 7. VWO: Er bestaan verschillende theorieën over de functie van de media: de injectienaaldtheorie, de agendatheorie, de opinieleidertheorie en de theorie van de selectieve perceptie. Deze theorieën zijn echter ontwikkeld vóór de uitvinding van het internet. Geef van elk van deze theorieën aan in hoeverre deze de rol van het internet in de revolutie (denk aan bloggers, sociale media, nieuwssites) kan verklaren. Licht dit steeds toe. - De injectienaaldtheorie: door internet zijn mensen actief en wisselen ze zelf informatie uit; de theorie van een ‘passieve injectie’ gaat voor de huidige situatie dus niet meer op. © Noordhoff Uitgevers bv 2011 2 Docentenmateriaal Digizine mijleer, nr. 2– nov. 2011 - - - De agendatheorie: in een dictatuur wordt de politieke agenda over het algemeen niet door de burgers, maar door de dictator gevormd. Wel was het voor Mubarak belangrijk om te weten wat er leefde onder het volk en de journalisten; zo was hij in staat om effectief censuur op te leggen en mensen te bestraffen die kritiek op zijn regime uitten. De media bepaalden dus op een indirecte manier de politieke agenda. Opinieleiderstheorie: deze gaat heel sterk op voor internet en sociale media. Opinieleiders schrijven stukken op internet en andere burgers kunnen hier direct op reageren. Door het internet kunnen mensen met veel meer opinies in aanraking komen en makkelijk hun eigen opinie geven. Theorie van selectieve perceptie: deze gaat heel sterk op voor internet. Iedereen kan sites en blogs opzoeken die aansluiten bij zijn overtuiging. Het internet is zeer geschikt om bijval en steun voor je eigen mening te vinden, aangezien mensen niet langer passieve consumenten zijn. 2. Artikel ‘Rol koning(in) ter discussie’ Enige achtergrondinformatie en tips De positie van de koningin staat de laatste tijd weer ter discussie. Hoewel de koningin uiteraard niet centraal staat in de binnenlandse politiek, spreekt het onderwerp leerlingen vaak aan en biedt het de mogelijkheid te discussiëren over de Nederlandse staatsinrichting. Voor dit Digizine is een artikel gekozen waarin het voorzitterschap van de Raad van State door de koningin bediscussieerd wordt. Het ligt voor de hand om naar aanleiding hiervan in de klas te discussiëren over de positie van de koningin. Hierbij is het misschien leuk om (groepjes) leerlingen ieder één monarchie te laten kiezen waarvan ze moeten uitzoeken welke taken het staatshoofd heeft. Vervolgens kunnen ze debatteren uit naam van ‘hun’ land. Ook kan het leuk zijn om eerdere nieuwsfragmenten op te zoeken waar wordt gesproken over het inperken van de macht van de koningin, om de aard van de berichtgeving te vergelijken (en te merken dat er inhoudelijk weinig is veranderd). Een onderdeel van de staatsinrichting dat met name in deze context behandeld kan worden, is de Raad van State. Naar aanleiding van dit artikel kunnen leerlingen uitzoeken wat dit orgaan doet en hoeveel macht de Raad heeft. Dit kan geïllustreerd worden met actuele nieuwsberichten over de huidige discussie rondom de opvolging van vicevoorzitter Tjeenk Willink. Ten slotte kan aan de hand van dit artikel de buitenlandse politiek met betrekkin tot de koningin besproken worden: mag de koningin op staatsbezoek in Qatar? Of in China? Of in Israël? Antwoorden en toelichting opdrachten: 1. In dit artikel wordt gesproken over de rol van de koningin bij de Raad van State. Wat is de In dit artikel wordt gesproken over de rol van de koningin bij de Raad van State. Wat is de Raad van State en wat doet hij? Zoek op op internet! De Raad van State is onafhankelijk adviseur van de regering over wetgeving en bestuur en hoogste algemene bestuursrechter van Nederland. 2. De koning(in) heeft politieke taken en ceremoniële taken. Leg van allebei kort uit wat dit inhoudt en geef van elk twee voorbeelden. Politieke taken zijn taken waarbij de koning ook daadwerkelijk invloed kan uitoefenen op het beleid, zoals bij de kabinetsformatie, het ondertekenen van wetten, het overleg met de minister en het beëdigen van het kabinet. Bij ceremoniële taken heeft de koning slechts een symbolische taak maar levert hij geen inhoudelijke bijdrage, bijvoorbeeld door lintjes door te knippen, op bezoek te gaan bij andere staatshoofden, speciale bijeenkomsten bij te wonen, mensen tot ridder te slaan, of de © Noordhoff Uitgevers bv 2011 3 Docentenmateriaal Digizine mijleer, nr. 2– nov. 2011 troonrede voor te lezen. Ook het voorzitterschap van de Raad van State kan hiertoe gerekend worden. 3. In dit artikel wordt gesproken over de rol van het staatshoofd bij de kabinetsformatie. Leg uit welke rol de koningin hierbij speelt. Na de verkiezingen wint de koningin advies in bij haar vaste adviseurs (de voorzitters van de Eerste en Tweede kamer en de vicepresident van de Raad van State) en bij politici (de fractievoorzitters van de politieke partijen uit de Eerste en Tweede kamer) over wie het beste een kabinet kan vormen dat breed gesteund wordt door de bevolking. Op grond hiervan benoemt zij een informateur, die zij de opdracht geeft om te onderzoeken welke partijen een meerderheid kunnen vormen. Op grond van het verslag van de informateur benoemt ze vervolgens een formateur (doorgaans de nieuwe minister-president) die een kabinet met een regeerakkoord voor de komende periode probeert samen te stellen. Wanneer dit proces voltooid is beëdigt de koningin het nieuwe kabinet. 4. Waarom denkt Rutte dat de koningin meer macht zou hebben wanneer ze een eigen rol buiten de regering zou spelen? Dit heeft te maken met de ministeriële verantwoordelijkheid die nu geldt. Hiermee wordt bedoeld dat de ministers verantwoordelijk zijn voor de regering, in plaats van het staatshoofd. Het parlement kan de minister ter verantwoording roepen wanneer het staatshoofd iets raars of verkeerds zegt. Dit betekent dat het staatshoofd niet naar willekeur kan regeren, maar dat de (indirect verkozen) ministers de meeste macht hebben. In de praktijk betekent dit dat de ministers en koningin hebben afgesproken dat de koningin geen politieke uitspraken doet. Wanneer de koningin niet meer in de regering zou zitten, zou zij zelf verantwoordelijk zijn voor haar woorden en eerder kunnen zeggen wat ze zelf denkt, ook als dit in strijd is met het regeringsbeleid. 5. Vind jij dat de koningin lid moet blijven van de regering? Licht toe! Eigen mening. 6. Stel, er wordt besloten dat de koningin geen lid meer mag zijn van de regering. Wat moet er eerst gebeuren voordat dit definitief doorgevoerd kan worden? Hier is een grondwetswijziging voor nodig. Eerst moet een voorstel tot grondwetswijziging gedaan worden, wat door de Raad van State geaccepteerd moet worden. Daarna moet een meerderheid van Tweede en Eerste kamer met de voorstelwet instemmen. Vervolgens wordt de Tweede kamer ontbonden en vinden verkiezingen plaats. Daarna wordt over de daadwerkelijke grondwetswijziging gestemd, waarbij een tweederde meerderheid van beide kamers nodig is. 7. VWO: vind jij dat een politieke taak voor de koning in strijd is met het ‘dualisme’? Waarom wel/niet? In principe is dit niet in strijd met het dualisme, dankzij de ministeriële verantwoordelijkheid: de ministers zijn verantwoordelijk voor de uitspraken van het staatshoofd, en tussen parlement en regering bestaat (een bepaalde mate) van dualisme. Dus zolang de koningin onderdeel is van de regering, is haar taak niet in strijd met het dualisme. Het feit dat de koningin onschendbaar is, is wel enigszins in strijd met het dualisme. 3. Artikel ‘PVV dreigt gedoogsteun in te trekken’ Enige achtergrondinformatie en tips © Noordhoff Uitgevers bv 2011 4 Docentenmateriaal Digizine mijleer, nr. 2– nov. 2011 In dit artikel dreigt de PVV met het stopzetten van de gedoogconstructie wanneer er nog meer geld wordt gestuurd naar Griekenland. Dit thema is zeer actueel, maar het artikel kan goed begrepen worden zonder al te veel (economische) kennis van de achtergrond van de discussie, en is bruikbaar zolang deze regering in het zadel zit. De huidige gedoogconstructie van het kabinet biedt inzicht in onze parlementaire democratie en werpt een nieuw licht op de standaardprocedure van kabinetsformatie die in veel boeken wordt beschreven. Ten eerste is het interessant om aan de hand van dit thema zowel de formatie als de val van een kabinet nog eens te bespreken, en door te nemen welke stappen hierbij doorlopen worden. Ter aanvulling op deze enigszins abstracte kennis over de staatsinrichting, kan het artikel ter illustratie dienen van de huidige politieke situatie in Nederland. Hoe stabiel is de huidige regering? Onder wat voor druk staat zij? Wat heeft zij tot nu toe gepresteerd, en wat voor invloed heeft dit op het electoraat? Hoe wordt er politiek bedreven en is dit inderdaad zo anders dan onder Balkenende of Kok? Leerlingen kunnen hier zelf artikelen over opzoeken. Ook kunnen verschillen tussen politieke partijen en hun visie op internationale samenwerking aan de hand van dit artikel besproken worden, evenals de werking en de toekomst van de Europese Unie. Dit alles kan geïllustreerd en geanalyseerd worden aan de hand van televisieopnames van bijvoorbeeld Tweede Kamerdebatten. Antwoorden en toelichting opdrachten: 1. Dit artikel gaat over ‘gedoogsteun’ van de PVV. Wat wordt met ‘gedoogsteun’ bedoeld? Er is tijdens de laatste kabinetsformatie een minderheidskabinet geformeerd. Samen met de PVV heeft het kabinet wél een meerderheid. De PVV zit niet in de regering, en heeft niet meegeschreven aan het volledige regeerakkoord. Een groot deel van de plannen (het gedoogakkoord) hebben zij echter wel samen met de regeringspartijen CDA en VVD gemaakt. Zij hebben toegezegd deze plannen te steunen, waardoor er toch een meerderheid in de Tweede Kamer is die deze vóór een groot deel van de voorstellen van de regering zal stemmen. Door deze constructie kon er een regering gevormd worden ondanks dat er grote meningsverschillen bestaan tussen de VVD, CDA en PVV, en zonder dat (met name) het CDA al te veel gezichtsverlies hoeft te lijden door ‘in zee te gaan’ met de PVV. 2. De PVV is het niet eens met de steun aan Griekenland. Wat zou de partij nog meer kunnen doen om te voorkomen dat er te veel geld naar Griekenland gaat, zonder het ‘kabinet naar huis te sturen’? Ze kunnen een wetsvoorstel doen waarin staat dat de steun aan EU-landen beperkt moet worden; ze kunnen met de andere partijen overleggen en ze proberen te overtuigen van hun gelijk (eventueel ondersteund door onderzoeken); ze kunnen de media opzoeken en duidelijk maken dat ze tegen de leningen zijn (en waarom) en hiermee proberen de andere partijen te beïnvloeden; ze kunnen tegen wetsvoorstellen stemmen waarin wordt besloten om meer geld te lenen. 3. Er wordt wel gezegd dat de politieke cultuur de laatste jaren aan het veranderen is. Wat wordt er dan bedoeld? Geef enkele voorbeelden uit dit artikel die de huidige politieke cultuur weergeven. Van oudsher was de Nederlandse politiek relatief harmonieus en op consensus gericht. Er werd samen naar oplossingen gezocht. De laatste jaren is het politieke klimaat echter ‘verhard’. De toon van het debat is agressiever en er wordt meer populaire taal gebruikt, die niet overdreven ingewikkeld is. Een illustratie hiervan is bijvoorbeeld dat de PVV zegt dat het kabinet ‘een probleem’ met de PVV heeft en spreekt over het ‘kwijtraken’ van geld. Een ander voorbeeld van de veranderende politieke cultuur zou kunnen zijn dat de PVV dreigementen uit zonder eerst goed onderzoek gedaan te hebben naar de situatie. 4. Noem een politieke partij die er wél voor is om extra geld te lenen aan Griekenland (zoek zo nodig op). Verklaar de verschillende standpunten aan de hand van de politieke stromingen waartoe deze twee partijen behoren. © Noordhoff Uitgevers bv 2011 5 Docentenmateriaal Digizine mijleer, nr. 2– nov. 2011 Bijvoorbeeld GroenLinks zal het er niet mee eens zijn. GroenLinks is een progressieve, linkse partij die vindt dat Nederland verantwoordelijkheid draagt voor de andere landen van de Europese Unie, en die het belangrijk vindt om te investeren in een sterk Europa. GroenLinks is een voorstander van internationalisering van de politiek. De PVV is een conservatieve, (deels) rechtse partij, die vindt dat staten zo onafhankelijk mogelijk moeten opereren en ze vindt dat de macht van de EU beperkt moet worden. Voor hen gaan de inwoners van Nederlanders vóór die van andere landen. 5. Wat zou de rol van Nederland moeten zijn ten aanzien van Griekenland, vind je? Licht toe! Eigen mening. 6. VWO: Vind jij dat de huidige gedoogconstructie goed is voor de Nederlandse democratie? Waarom wel/niet? Welke (al of niet betere) alternatieven zijn er? Eigen mening; belangrijk is dat leerlingen ingaan op de representatie van het electoraat, maar ook op de effectiviteit van besluitvorming en de mogelijkheid daadwerkelijk te kunnen regeren. 4. Video Draadstaal: ‘Nederland praat mee’ In dit fragment wordt in een nagebootst radio-interview met een Nederlandse staatssecretaris de draak gestoken met de houding van politici tegenover journalisten en kiezers. Dit fragment biedt een luchtig intermezzo om na te denken over de huidige politieke cultuur. Uiteraard kunnen leerlingen uitgenodigd worden om ook zelf dergelijke filmpjes op te zoeken en in de klas toe te lichten. Antwoorden en toelichting opdrachten: 1. Van welke politieke partij denk je dat de politicus in dit fragment is? Van een linkse oppositiepartij, PVDA, GroenLinks of SP. Misschien is GroenLinks of PVDA het meest waarschijnlijk, omdat de SP zich zelf ook vaak tegen het ‘politieke establishment’ verzet. 2. Welke kritiek op de hedendaagse politiek wordt in dit fragment geuit? Noem drie dingen. Politici praten in wollige taal en geven nooit echt antwoord op de vragen. Politici nemen geen duidelijke inhoudelijke standpunten in, maar laten hun mening afhangen van strategische overwegingen. Politici luisteren niet naar de kiezers. Politici praten journalisten en kiezers naar de mond. Politici hebben een grote afstand tot de kiezers en weten niet wat er onder kiezers speelt. 3. Verzin drie zaken die politici in Den Haag zouden kunnen veranderen op grond van deze kritiek. Vaker gespreksavonden en debatten tussen politici en burgers organiseren. Mediatrainingen geven waarin politici leren om in duidelijke taal te spreken. Politici dwingen om een duidelijk standpunt in te nemen en dit te verkondigen in een beknopt programma. Politici ook ‘echt’ werk laten doen en niet alleen in Den Haag tussen andere politici zitten. Ervoor zorgen dat politici een betere afspiegeling van de bevolking zijn. © Noordhoff Uitgevers bv 2011 6 Docentenmateriaal Digizine mijleer, nr. 2– nov. 2011 5. Artikel Draadstaal: ‘Criminele puber harder straffen’ Enige achtergrondinformatie en tips Dit artikel gaat over het voorstel van staatssecretaris Teeven om adolescenten voortaan harder te kunnen straffen. Om diverse redenen sluit dit artikel aan bij zowel de belevingswereld van de leerlingen als het vak maatschappijleer. Ten eerste kan aan de hand van dit artikel gesproken worden over het ontstaan van criminaliteit; waarom worden sommige jongeren crimineel? Onder welke omstandigheden gebeurt dat? Zijn ze al volledig toerekeningsvatbaar? Vervolgens kan er worden ingegaan op wat je met straffen wilt bereiken, en of dit ook daadwerkelijk zin heeft. Naar aanleiding van dit artikel zijn diverse debatten en gesprekken op tv gevoerd, die hierbij ter illustratie dienen (zie bijvoorbeeld kinder- en jeugdpsychiater Theo Doreleijers in Pauw & Witteman op 6 oktober 2011, maar waarschijnlijk zijn er nog actuelere fragmenten te vinden bij het uitkomen van dit magazine). Opnieuw kan dit artikel goed gebruikt worden om de verschillen tussen politieke stromingen te belichten. Ook kan ingegaan worden op het proces van besluitvorming, en kan bijvoorbeeld aan leerlingen de opdracht gegeven worden zelf een wetsvoorstel te formuleren, hier vervolgens over te debatteren, en uiteindelijk een in de klas een beslissing over te nemen. Er kan bijvoorbeeld een tweede Kamerdebat over nagespeeld worden. Antwoorden en toelichting opdrachten: 1. In dit artikel wordt gesproken over tbs en over strafdienstplicht. Zoek op wat beide termen betekenen. Tbs staat voor terbeschikkingstelling en houdt in dat een misdadiger die een zwaar misdrijf heeft gepleegd en een psychiatrische stoornis heeft, na zijn gevangenisstraf verplicht voor een bepaalde tijd psychiatrische hulp of andere soort begeleiding krijgt of moet zoeken. Bij strafdienstplicht moeten jongeren dagelijks na school verplicht bepaalde taken uitvoeren binnen een strakke structuur in een opvoedingsinstituut. 2. Straffen kunnen verschillende functies hebben, zoals vergelding, resocialisatie, preventie, afschrikking of beveiliging van de maatschappij. Geef van de verschillende soorten straffen die in de tekst genoemd worden aan welke functie(s) zij met name hebben. Zoek zo nodig eerst op wat deze verschillende functies betekenen. Celstraf: bescherming maatschappij, vergelding, afschrikking, preventie Tbs: bescherming maatschappij, resocialisatie, preventie Strafdienstplicht: bescherming van de maatschappij, resocialisatie, afschrikking, preventie Gezinsinterventies: resocialisatie, preventie Jeugdinrichting: bescherming maatschappij, vergelding, preventie Taakstraffen: resocialisatie, afschrikking, preventie 3. Fred Teeven, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, is bewindsman van de VVD. Leg uit hoe het voorstel dat hij in dit artikel doet aansluit bij de kenmerken van deze partij en de stroming waartoe de partij behoort. De VVD staat bekend als een rechtse partij. Rechtse partijen zijn over het algemeen voor een verharding van het strafrecht. Vergelding, afschrikking en beveiliging staan voorop. Het idee om jongeren vaker en langer op te sluiten en niet meer alleen taakstraffen (vaak gericht op heropvoeding) te geven, sluit hierbij aan. Linkse partijen leggen daarentegen meer nadruk op de preventie- en resocialisatiefunctie van straffen. © Noordhoff Uitgevers bv 2011 7 Docentenmateriaal Digizine mijleer, nr. 2– nov. 2011 4. In dit artikel wordt gesproken over apart adolescentenrecht. Adolescenten vallen hiermee niet meer onder het jeugdrecht. Bedenk één reden waarom het terecht is om adolescenten anders te berechten dan kinderen, en één waarom dat niet terecht is. Niet terecht: adolescenten zijn nog niet volwassen en kunnen nog niet volledig verantwoordelijk gesteld worden voor hun daden. Ze overzien de consequenties van hun handelen nog onvoldoende. De school en ouders spelen nog een belangrijke rol in hun opvoeding. Bovendien moet in de berechting van adolescenten rekening gehouden worden met hun ontwikkeling en hun toekomstperspectief, en is het bijvoorbeeld belangrijk om hen te helpen om een opleiding te volgen en te voltooien. Wel terecht: adolescenten worden vaak niet meer gecontroleerd door hun ouders, waardoor deze niet meer geheel voor hen verantwoordelijk gesteld kunnen worden. Adolescenten hebben vaak ook de mogelijkheid (wat betreft fysieke kracht, geld, intelligentie etc.) om even zware misdrijven als volwassenen te plegen. Ze nemen in veel opzichten deel aan de maatschappij als volwassenen, door bijvoorbeeld betaald werk te doen. 5. Denk jij dat de voorstellen van Fred Teeven effectief zullen zijn? Noem één zaak die je goed vindt aan zijn voorstel, en één ding dat je anders zou doen. Eigen mening. 6. In welke fase van het besluitvormingsproces bevindt het plan van Fred Teeven zich? Welke barrières zijn er al genomen, en welke barrières moeten er nog genomen worden voordat zijn plannen daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd? Verwacht je dat het hem zal lukken zijn plannen door te voeren? Halverwege de besluitvormingsfase; de staatssecretaris heeft namelijk een wetsvoorstel ingediend. Het onderwerp is al van de publieke agenda op de politieke agenda terecht gekomen (eerste barrière). De tweede barrière is al half genomen: er is al discussie gevoerd binnen de partij en hier is een wetsvoorstel uitgekomen. Er moet echter nog discussie gevoerd worden in de Tweede Kamer, en ten slotte moet de barrière van het uitvoeren van het beleid nog worden genomen. In het artikel staat dat de plannen van de staatssecretaris een uitwerking zijn van het regeerakkoord; hier is dus als het goed is een meerderheid in de Kamer het mee eens. Jeugdcriminaliteit is echter een veelbesproken en omstreden thema; er zal veel debat over komen en het voorstel zal zeker niet zomaar aangenomen worden. Met name linkse partijen zullen het niet met dit voorstel eens zijn. 7. VWO: Stel, het beleid van staatssecretaris Teeven wordt doorgevoerd. De doelmatigheid van nieuw beleid moet op grond van vier criteria bepaald worden. Leg voor elk van deze criteria uit hoe onderzocht kan worden of het beleid van Teeven hier inderdaad aan voldoet. Eindresultaat: zijn er minder criminele adolescenten dan voorheen? Of: voelen mensen zich veiliger op straat? Effectiviteit: belanden de adolescenten, die op de nieuwe manier bestraft zijn, ook inderdaad minder snel opnieuw in de criminaliteit dan adolescenten die voor de invoering van het adolescentenrecht bestraft werden? Efficiency: hoeveel heeft het nieuwe beleid (bijvoorbeeld de strafdienstplicht) gekost, en waarvoor had dat geld nog meer gebruikt kunnen worden? Neveneffecten: heeft het beleid nog andere effecten gehad die niet voorzien waren? © Noordhoff Uitgevers bv 2011 8