Module 8 Transfusie: de toediening Deze documenten werden ontwikkeld door de werkgroep opleiding en vervolgens gevalideerd door de stuurgroep van BeQuinT. Indien u wijzigingen aanbrengt in de presentaties dan is dit op eigen verantwoordelijkheid. Deze presentaties werden ontwikkeld als basis voor een e-learning programma en niet voor face-to-face vorming. 2 INHOUD MODULE 8 3 DOELSTELLINGEN ALGEMENE AANDACHTSPUNTEN VOORBEREIDING VAN MATERIAAL EN PATIËNT CONTROLES TOEDIENING EN OPVOLGING TRANSFUSIE REGISTRATIE IN PATIENTENDOSSIER TE ONTHOUDEN DOELSTELLINGEN 4 Leren om op een correcte manier bloedcomponenten toe te dienen. Het belang kunnen uitleggen van: bedside controle van de identiteit van de patiënt; observatie voor, tijdens en na de transfusie; correcte registratie in het patiëntendossier (traceerbaarheid). ALGEMENE AANDACHTSPUNTEN 5 Wanneer transfusie? Bloedtransfusie is een technische handeling (B2) die door een verpleegkundige mag verricht worden maar waarvoor een medisch voorschrift vereist is. Men dient zich ervan te verzekeren dat een arts aanwezig/bereikbaar is tijdens de transfusie. Het is aan te bevelen dat een (niet-urgente) transfusie overdag plaats vindt omdat er dan voldoende gekwalificeerd personeel aanwezig is. Dit is belangrijk in het kader van een transfusiereactie of incident. ALGEMENE AANDACHTSPUNTEN 6 Afhaling van bloedcomponenten in de bloedbank De persoon die de bloedcomponenten afhaalt bij de bloedbank moet goed weten voor welke patiënt deze bestemd zijn. Men kan bv. een patientenetiket* meenemen om dit te controleren (met naam, voornaam, geboortedatum,…). *In functie van de lokale procedure Elke bloedcomponent dient zo snel mogelijk toegediend te worden na afhaling bij de bloedbank: Afhalen = Toedienen. ALGEMENE AANDACHTSPUNTEN 7 Single-unit policy Verschillende bloedbanken passen een single-unit policy toe*. Dit betekent dat er (bij niet-urgente transfusies) slechts 1 unit (per patiënt) per keer wordt afgehaald bij de bloedbank. Tegelijkertijd kunnen artsen ook gestimuleerd worden om minder bloedcomponenten voor te schrijven. Indien nodig kunnen meerdere units ter beschikking gehouden worden t.h.v. de bloedbank. Wanneer een tweede unit nodig blijkt, kan die dan in opdracht van de arts afgehaald worden. Dit geldt niet voor urgente en/of massieve transfusie. *In functie van de lokale procedure Waarom? Om er zeker van te zijn dat alle afgehaalde units toegediend worden Om het risico op verspilling van deze kostbare producten te beperken Om de bewaring van bloedcomponenten op de afdelingen te vermijden VOORBEREIDING 8 Opwarming/ontdooiing In een gevalideerd toestel voor opwarming/ontdooiing! Component Temperatuur Opwarmen/ontdooien? ECL Koud mag Opwarmen in uitzonderlijke situaties: bij massale transfusie en wisseltransfusie om hypothermie van de patiënt te voorkomen (belangrijk bij pasgeborenen!) bij patiënten met koude agglutininen dit zal voordien door de bloedbank gemeld worden en moet aanzien worden als een risicotransfusie. Plaatjes Kamertemperatuur Neen Plasma Kamertemperatuur Ontdooien In dubbele verpakking Eens ontdooid, onmiddellijk toedienen, niet terug invriezen VOORBEREIDING 9 Voorbereiding van de patiënt: informeren De patiënt dient geïnformeerd te worden over: de risico’s, de voordelen en de alternatieven van een transfusie. indien mogelijk vóór start transfusie (gevolg van wet patiëntenrecht). Dit kan gebeuren a.d.h.v. een brochure die bv. toegelicht wordt tijdens een preoperatieve consultatie. In functie van de lokale procedure geeft de patiënt de geïnformeerde toestemming mondeling of schriftelijk. De patiënt moet ook kunnen een transfusie weigeren! VOORBEREIDING 10 Benodigdheden: Bloedcomponent Infuusleiding met standaardfilter 170-200 µm (om minieme stolsels en neerslag te verwijderen) Niet-steriele handschoenen (voor manipulatie van bloedcomponenten) In functie van lokale procedures: Scanner of formulier VOORBEREIDING 11 Specifieke voorbereiding in opdracht van een arts of de bloedbank: Spuitpomp of bloedburet bij pasgeborenen en kinderen Volumetrische infuuspomp (met infuusleiding geschikt voor transfusie) Drukzak (enkel in urgente situaties toegelaten, max 300mm Hg) Gevalideerd bloedverwarmingstoestel/plasma-ontdooier VOORBEREIDING 12 Voorbereiding van de patiënt: Toedieningspoort: Perifeer infuus Centraal veneuze katheter (CVC) Perifeer ingebrachte centrale katheter (PICC) Subcutane veneuze poort (poortkatheter of Hickman) Arterio-veneuze shunt (AV fistel) tijdens dialyse De diameter van de veneuze katheter is best tussen de 18-20 Gauge voor volwassenen en tussen de 22-24 Gauge voor kinderen. Deze toedieningsweg dient goed doorgankelijk te zijn en mag geen tekenen van inflammatie vertonen. De bloedzak dient hoger te hangen dan de toegangspoort (dus niet op het bed van de patiënt!) Indien nodig wordt er een half uur voor de transfusie premedicatie toegediend op voorschrift van de behandelende arts. CONTROLES 13 Waarom? De meest cruciale stap om incompatibele transfusies te voorkomen is de patiëntidentificatie en compatibiliteitscontrole aan het bed. Deze controle moet net voor de transfusie gebeuren, door de persoon die de transfusie zal opstarten. Deze controles worden bij voorkeur door 2 personen uitgevoerd of aan de hand van een scanner. Als er bij deze controles afwijkingen gevonden worden dan mag deze unit niet worden toegediend aan deze patiënt. Dit is een transfusievoorval en moet gemeld worden aan (o.a.) de ziekenhuisbloedbank. CONTROLES 14 Controle van het product Deze controles dienen uitgevoerd te worden door de “toediener” Integriteit van de zak en macroscopische aspecten van de bloedcomponent: kleur, ijsvrij zijn van plasma,… ABO bloedgroep en Rhesus factor van de bloedcomponent (1) 2 1 Unitnummer en productcode (2-3) Specificaties zoals bv. bestraald, CMV negatief, 3 HLA compatibel,… (4) klopt dit met de aanvraag? Vervaldatum (5) (en vervaluur bij ontdooid plasma) Geldigheid pretransfusietest (kruisproef, type & screen) bij EC Specifieke instructies zoals “EC opwarmen” 5 4 CONTROLES 15 Bloedgroepcompatibiliteit tussen de patiënt en de bloedcomponent Waarom controleren? Om . incompatibele transfusiereacties te vermijden Voor gedeleukocyteerd ECL en bloedplaatjesconcentraat O A B Rh- AB Rh+ ECL met bloedgroep O mogen gegeven worden aan patiënten met bloedgroep O, A, B of AB. Rhesus negatieve ECL mogen gegeven worden aan Rh – en Rh + patiënten. Voor vers ingevroren plasma AB A B O Enkel AB plasma mag gegeven worden aan alle ontvangers. Plasma is acellulair ( geen Rhesus factor). CONTROLES 16 Patiëntidentificatie Geen identificatiebandje De patiënt moet het identificatiebandje aan hebben! Geen transfusie De patiëntidentificatie op de bloedzak moet overeenkomen met deze op het identificatiebandje. Het is van essentieel belang om de juiste unit aan de juiste patiënt te geven! CONTROLES 17 Bij een bewuste patiënt wordt een positieve identificatie aanbevolen. Dit betekent dat er gevraagd wordt aan de patiënt om zijn/haar naam, voornaam en geboortedatum te zeggen. De patiëntidentificatie is een cruciale stap om een veilige transfusie te verzekeren. Veel transfusievoorvallen zijn te wijten aan een verkeerde toediening. Indien men een scanner gebruikt moet men ook weten hoe de nodige controles “manueel” kunnen uitgevoerd worden wanneer het informaticasysteem tijdelijk niet werkt: Naam, voornaam en geboortedatum van de patiënt, unitnummer van de bloedzak, ABOD compatibiliteit, vervaldatum product en kruisproef,... CONTROLES *In functie van de lokale procedure 18 Patiëntidentificatie* Visuele controle D.m.v. scanning Scanning van identificatiebandje en de bloedzak (unitnummer en productcode). Afhankelijk van de software wordt ook bv. de bloedgroepcompatibiliteit gecontroleerd. Controle van naam, voornaam en geboortedatum. Deze controles gebeuren bij voorkeur door 2 personen. Beide methoden hebben hetzelfde doel: De juiste unit aan de juiste patiënt toedienen! Procedure a.d.h.v. scanning 19 *In functie van de lokale procedure 2) Scanner Persoonlijke badge 3) (Juiste) patiënt met identificatiebandje 1) 4) (Juiste) bloedzak: Donatienummer Productcode Unitnummer CONTROLES Afhankelijk van lokale procedures 20 Parameters Bepaalde parameters dienen gecontroleerd te worden vóór de transfusie: Temperatuur Bloeddruk Polsslag Eventueel de algemene toestand (ademhaling, diurese indien mogelijk,…) TRANSFUSIE Afhankelijk van lokale procedures 21 Toedienen Voor de duur van de transfusie moet een aseptische techniek worden toegepast. Bloedcomponent aanprikken met infuusleiding, purgeren en bloedcomponent aansluiten op de toegangsweg Toedieningssnelheid Gedurende de eerste 10 à 15 min een lage infusiesnelheid en de patiënt nauwgezet in het oog houden (de ernst van een transfusiereactie is afhankelijk van de hoeveelheid die gegeven is)1 Na 10 à 15 min de transfusiesnelheid aanpassen naargelang het product maar ook in functie van de klinische toestand van de patiënt. Bij patiënten met een cardiale belasting kan een tragere snelheid soms aangewezen zijn (op voorschrift van de arts!). TRANSFUSIE 22 Toedienen van medicatie? Niets gelijktijdig toedienen via enkel lumen (buiten NaCl 0,9%) ! Gelijktijdig: mengen Een bloedcomponent mag NOOIT gemengd worden met geneesmiddelen en/of infusievloeistoffen die bv. calcium of glucose bevatten, met uitzondering van fysiologische zoutoplossing NaCl 0,9%. *In functie van de lokale procedure Gelijktijdig: via dubbel of trippel lumen katheters*: In principe wél geschikt voor gelijktijdige toediening van bloed en medicatie. Geadviseerd wordt om één lumen te reserveren voor transfusie. Positie van de bloedcomponent 23 De bloedcomponent moet zich altijd hoger bevinden dan de toegangspoort. Het bloed loopt door de zwaartekracht. De bloedzak mag tijdens de transfusie nooit op het bed geplaatst worden omdat er dan een risico is op reflux. Dit betekent dat er bloed van de ontvanger terugvloeit naar de bloedzak. TRANSFUSIE Afhankelijk van lokale procedures 24 Observatie van de patiënt Parameter Voor transfusie 5-15 min na start Na transfusie transfusie Bij transfusiereactie T° + + + + Bloeddruk + + + + Hartfrequentie + + + + Algemeen welzijn + + + + De verpleegkundige houdt de patiënt tijdens de transfusie nauwlettend in de gaten. Bij het vermoeden van een transfusiereactie worden er regelmatig parameters genomen, de patiënt wordt ingelicht om bij ongemakken de verpleegkundige te waarschuwen. De patiënt mag in ieder geval de afdeling niet verlaten tijdens de transfusie tenzij vergezeld door een verpleegkundige. TRANSFUSIE 25 Toedieningssnelheid Patiënt EC Neonaten Kinderen Volwassenen Plaatjesconcentraat Plasma (VPVIM) Dosis 15 mL/kg 10 x 109 /kg (10 mL/kg) 10-15 mL/kg Duur 3u 30 min 3-4 h Dosis 10-15mL/kg 10x109/kg (10 mL/kg) 10-15 mL/kg Duur 3-4 u 30 min 3-4 h Duur 1-4 u 20 min 20-30 min (max.6u) De snelheid en duur van transfusie zijn dus afhankelijk van de soort bloedcomponent en het algemeen welzijn van de patiënt. TRANSFUSIE Afhankelijk van lokale procedures 26 Infuusleiding De infuusleiding moet zo snel mogelijk (ten laatste 12u na toediening) vernieuwd worden. Geadviseerd wordt om bloedplaatjesconcentraat altijd via een nieuwe infuusleiding toe te dienen. In dit geval dient de katheter zeker tussenin doorgespoeld te worden met minimaal 10ml NaCl 0,9%. De infuusleiding mag tijdens de transfusie niet losgekoppeld worden om vervolgens weer aan te koppelen (in verband met het risico op bacteriële contaminatie). Infuusleiding met zak verwijderen (met handschoenen) en bij het risicohoudend medisch afval deponeren. In bepaalde ziekenhuizen wordt de lege bloedzak gedurende 24 uur bijgehouden (voor analyse bij een transfusiereactie). REGISTRATIE IN HET PATIËNTENDOSSIER 27 De volgende gegevens dienen bij elke transfusie geregistreerd te worden in het patiëntendossier: Soort bloedcomponent, unitnummer Toediener(s) Tijdstip van start en einde transfusie Vitale parameters voor, tijdens en na transfusie Eventuele transfusiereactie of ongewenst voorval. Bij het gebruik van scanners is het mogelijk dat bepaalde gegevens automatisch worden geregistreerd in het elektronisch patiëntendossier. TE ONTHOUDEN: 28 Elke bloedcomponent dient zo snel mogelijk toegediend te worden na afhaling bij de bloedbank Er zijn een aantal essentiële controles die moeten gebeuren vóór de transfusie: bij voorkeur door 2 personen of d.m.v. een scanner. De controle van de patiëntidentificatie dient bedside te gebeuren vóór de transfusie. Een positieve patiëntidentificatie (mondeling, door de patiënt) is aan te bevelen. Gebruik infuusleidingen die geschikt zijn voor transfusie De transfusiesnelheid is niet alleen afhankelijk van de bloedcomponent maar ook van de klinische toestand van de patiënt. Vitale parameters dienen bij de patiënt gecontroleerd te worden voor, tijdens en na transfusie. Dit is belangrijk om een transfusiereactie onmiddellijk te kunnen signaleren. Registratie van gegevens zoals tijdstip start en einde transfusie, toediener, parameters,… in het patiëntendossier is verplicht.