Les 9: Gods drievoudige gerechtigheid

advertisement
1
Les 9: Gods drievoudige gerechtigheid
5
10
15
20
25
30
Wanneer de Catechismus in de 2de, 3de en 4de zondagsafdeling het stuk van onze
ellende heeft behandeld, gaat hij over tot het ontvouwen van de heerlijke verlossing
door Jezus Christus. Op de drempel van die heerlijke verlossing krijgen we eerst een
zestal vragen voor ons, die alle handelen over het onderwerp: Gods recht,
rechtvaardigheid, gerechtigheid. Het gaat volgens de Heilige Schrift in onze verlossing
niet alleen om de vraag: hoe wordt de verlossing mijn deel (de toepassing), maar ook:
hoe is het mogelijk dat er van verlossing sprake kan zijn (de verwerving).
Het gaat immers volgens antwoord 2 over het hóe der verlossing. Dus niet alleen
het hoe van de tóepassing (aan mijn hart), maar ook het hoe van de verwérving
(door de Borg Jezus Christus). We letten daarom aan de hand van de Bijbel op: wat
betekent het woord ‘gerechtigheid’? En waarom besteedt de Catechismus juist in
zondag 5 en 6, op de ‘drempel naar de verlossing’ zoveel aandacht aan deze Deugd van
God, Zijn gerechtigheid?
(A) Wat betekent het woord ‘gerechtigheid’ (dat in antwoord 6, 11, 12, 17, 21, 37, 40,
45, 56, 60, 61, 62, 113, 115, 122 voorkomt)? Het woord ‘gerechtigheid’ komt in het
Oude Testament honderden keren voor (voorbeelden Jesaja 1 vers 27; Jeremia 23 vers
6; Daniël 9 vers 7, 16 en vooral 24; Joël 2 vers 23; Maleachi 4 vers 21) en in het
Nieuwe Testament ook (voorbeelden: Mattheüs 5 vers 20; 6 vers 33; Romeinen 1 vers
17 én vers 18; II Korinthiërs 5 vers 21; Efeziërs 6 vers 14; II Petrus 3 vers 132).
Wanneer ‘gerechtigheid’ betrekking heeft op óns, betekent het: recht staan voor
God, beantwoorden aan de wil en overeenstemmen met de eis van God3 – en dus ook
in een rechte verhouding staan tot onze naasten. Dit kan zelfs betrekking hebben op
een bepaald facet van het leven, waarin we rechtvaardig zijn, terwijl we het in andere
dingen niet zijn, zoals het volk van de Filistijnen rechtvaardig kon heten omdat het
aan een bepaalde zonde niet schuldig stond, terwijl het een heidens volk was en dus
in algehele zin zeker niet rechtvaardig was.4
Wanneer ‘gerechtigheid’ betrekking heeft op Gód, betekent het: waar Hij recht op
heeft en dat Hij eerlijk is5, niet partijdig6. Hij vergeldt een ieder dan ook eerlijk.7 Zijn
1
2
3
4
5
6
Jesaja 1:27 Sion zal door recht verlost worden, en haar wederkerenden door gerechtigheid.
Jeremia 23:6 Dit zal Zijn naam zijn, waarmee men Hem zal noemen: De HEERE ONZE
GERECHTIGHEID.
Daniël 9:7 Bij U, o Heere, is de gerechtigheid.
Daniël 9:16 O Heere, naar al Uw gerechtigheden, laat toch Uw toorn en Uw grimmigheid afgekeerd
worden van Uw stad Jeruzalem, Uw heiligen berg; want om onze zonden en om de ongerechtigheden van
onze vaders zijn Jeruzalem en Uw volk tot versmaadheid bij allen die rondom ons zijn.
Daniël 9:24 … om de overtreding te sluiten, en om de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te
verzoenen, en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen.
Joël 2:23 Hij zal u geven die Leraar ter gerechtigheid.
Maleachi 4:2 Voor u daarentegen die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal
genezing zijn onder Zijn vleugels.
Mattheüs 5:20 Ik zeg u: tenzij uw gerechtigheid overvloediger is, dan van de schriftgeleerden en de
Farizeeën, dat u in het Koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan.
Mattheüs 6:33 Zoekt eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u
toegeworpen worden.
Romeinen 1:17-18 De rechtvaardigheid Gods wordt in het evangelie geopenbaard uit geloof tot geloof;
zoals geschreven is: “Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.” Want de toorn van God wordt
geopenbaard van de hemel over alle goddeloosheid, en ongerechtigheid der mensen, die de waarheid in
ongerechtigheid ten onder houden.
II Korinthiërs 5:21 Want Die (Christus), Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij (God) zonde voor ons
gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem (Christus).
Efeziërs 6:14 Staat dan, uw lenden omgord hebbend met de waarheid, en aangedaan hebbend het
borstwapen der gerechtigheid.
II Petrus 3:13 Wij verwachten naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarin
gerechtigheid woont.
Efeziërs 4:24 … de nieuwe mens, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid.
Genesis 20:4 Abimelech zei: Heere, zult U dan ook een arechtvaardig volk doden?
a Kanttekening: dat is, onschuldig en onnozel in deze zaak.
Deuteronomium 32:4 Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is; want al Zijn wegen zijn gericht. God
is waarheid, en is geen onrecht; rechtvaardig en recht is Hij.
Psalm 9:9 Hij Zelf zal de wereld richten in gerechtigheid.
2
5
10
15
20
25
30
35
gerechtigheid is: dat Hij handelt in overeenstemming met Zijn karakter en volgens Zijn
woord, zowel Zijn dreigwoord als Zijn beloftewoord.8 Zo is Zijn gerechtigheid ook de
garantie van het genadeverbond en van de verlossing.9
God beantwoordt in Zijn rechtvaardig-zijn niet aan een boven Hem staande norm
of maatstaf van recht, maar Hij Zelf bepaalt wat recht is, want Hij Zelf is de norm
en maatstaf van het recht – gegrond in Zijn oneindige wijsheid, Zijn waarachtigheid
en heiligheid! Dus is alles wat Hij doet, altijd recht.10
Zo betekent Gods gerechtigheid onder andere:
 dat God recht heeft op onze ziel, op (alle leden en werkingen van) ons lichaam,
op heel ons bezit, op al onze tijd, kortom op onze liefdevolle, onvoorwaardelijke
en algehele gehoorzaamheid tot Zijn eer;
 dat Hij als Rechter onze overtreding van Zijn heilige Wet, moet straffen11;
 dat Hij uit louter genade en liefde Zelf in de Persoon van Zijn Zoon, de enige en
volkomen Middelaar, aan dat recht voldoet: Zelf de schuld van Zijn volk betaalt,
Zelf de eis die Hij ons stelt, gehoorzaamt en Zelf de straf op onze zonden
draagt12. Dit betekent ook dat wij Hem in deze Middelaar niet moeten verachten.
Wie aan Hem voorbijgaat, niet in Hem gelooft, heeft geen ander middel / geen
andere Middelaar!13
Deze drievoudige gerechtigheid van God noemen wij achtereenvolgens: Gods eisend
recht, Gods straffend of wrekend recht en Gods vrijsprekend recht (over deze laatste
meer in les 16). Als wij Gods recht op ons, namelijk om ons geheel en al voor Zich op
te eisen, niet erkennen, mopperen we op deze straffende God (Die vanwege Zijn
rechtvaardigheid de zonde niet ongestraft kan laten) en zullen we nooit verwonderd en
verblijd zijn over het geschenk van Gods gerechtigheid in de Borg, Jezus Christus...
Daarom is nodig dat wij buigen onder Gods eisend en straffend recht, en
toestemmen: U hebt er recht op dat ik U eer, nooit vergeet, maar loof en prijs met al
de liefde van mijn hart; ik heb verdiend om – wanneer ik alleen maar U vergeet – voor
eeuwig van voor Uw heilig Aangezicht verstoten te worden in de rampzaligheid, want U
hebt mij recht geschapen en ik heb Uw recht versmaad, Uw rechtsorde verbroken.14
(B) De tweede vraag is: waarom besteedt de Catechismus juist in zondag 5 en 6, op de
‘drempel naar de verlossing’ zoveel aandacht aan deze Deugd van God, gerechtigheid?
Waarom gaat hij niet direct over naar de Naam van de Zaligmaker en waarom houdt
hij – zoals schijnt – mensen af van Christus? Het antwoord luidt: omdat
 de Catechismus meer op heeft met de eer van God, dan met onze zaligheid; en
7
8
9
10
11
12
13
14
Psalm 50:6 De hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid; want God Zelf is Rechter.
Daniël 9:7,14 én 16 Bij U, o Heere, is de gerechtigheid, maar bij ons de beschaamdheid der
aangezichten, om hun overtreding, waarmee zij tegen U overtreden hebben. Daarom heeft de HEERE over
het kwade gewaakt, en Hij heeft het over ons gebracht; want de HEERE, onze God, is rechtvaardig in al
Zijn werken, die Hij gedaan heeft, omdat wij Zijn stem niet gehoorzaamden.
én:
O Heere, naar al Uw gerechtigheden, laat toch Uw toorn en Uw grimmigheid afgekeerd worden van Uw
stad Jeruzalem.
Psalm 31:2 Op U, o HEERE, betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid; help mij uit
door Uw gerechtigheid.
Psalm 71:2 Red mij door Uw gerechtigheid, en bevrijd mij; neig Uw oor tot mij, en verlos mij.
Psalm 145:17 De HEERE is rechtvaardig in al Zijn wegen, en goedertieren in al Zijn werken.
Psalm 72:2 Hij zal Uw volk richten met gerechtigheid, en Uw ellendigen met recht.
Psalm 96:13 Hij komt om de aarde te richten; Hij zal de wereld richten met gerechtigheid, en de volken
met Zijn waarheid.
Mattheüs 20:28 De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn
ziel te geven tot een losprijs voor velen.
Hebreeën 10:26 Als wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, dan blijft
er geen slachtoffer meer over voor de zonden.
Kanttekening: omdat zulke mensen het enige slachtoffer van het Nieuwe Testament, namelijk van de
Heere Jezus moedwillig verwerpen en verachten.
Prediker 7:29 Dit heb ik gevonden, dat God de mens recht gemaakt heeft, maar zij hebben veel vonden /
uitvluchten gezocht.
Jesaja 1:2 Hoort, u hemelen, en neem ter ore, u aarde, want de HEERE spreekt: “Ik heb kinderen groot
gemaakt en verhoogd; maar zij hebben tegen Mij overtreden.”
3
er voor Sions betalende Borg en Zijn eigenlijke werk geen plaats is in ons hart
als wij onze schuld niet mijnen (niet als de onze erkennen). Het is namelijk zo:
(a) Vinden we dat onze grootste nood en ellende bestaat in lichamelijke of psychische
ziekte of sociale en andere menselijke noden, dan zoeken we (vooral) een Jezus, Die
geneest (zoals duizenden joden tijdens Jezus’ omwandeling op aarde deden en nu in
pinksterkringen nog mensen doen, waar gebedsgenezing of duiveluitwerping zo
sterk wordt benadrukt).
(b) Vinden we dat onze grootste nood en ellende bestaat in de eeuwige helse straf, dan
zoeken we (vooral) een Jezus, Die ons naar lichaam en ziel van die hel verlost (we
zijn dan alleen nog maar bezig voor onszelf, een geestelijke vorm van egoïsme,
waarbij God niet echt belangrijk is).
(c) Vinden we dat onze grootste nood en ellende bestaat in onze zonde (als onreinheid
en onheiligheid), dan zoeken we wel met ernst de Heere Jezus, Die ons van de smet
en kracht der zonde verlost (dat is wel onvergelijkelijk veel beter dan in de vorige
twee voorbeelden, maar toch…, er is volgens de Heilige Schrift nog iets anders, iets
dat nog erger is en nog dieper gaat).
(d) Leerden we echter dat onze grootste nood en ellende bestaat in onze schuld bij God
(schuld waarvoor wij ons verantwoordelijk weten en waarvoor wij aansprakelijk
gesteld zullen worden15), dán zoeken we een Jezus, Die niet alleen van lichamelijke
of tijdelijke nood verlost of van de eeuwige straf of zelfs van de vuile zonde, maar
Eén, Die onze hemelhoge schuld bij God betaalt.16 Door het ontdekkende werk van
de Heilige Geest leren we Jezus zo nodig hebben als Degene, Die ons verlost van de
hel, van de zonde én vooral van de schuld – dat is: de overtreding van Zijn heilige
geboden; het schenden van Zijn eisend recht!
Dat laatste leren we door Gods nadere onderwijzing. En zo’n nádere onderwijzing
hebben we wel nodig ook, want alle kerkmensen zijn geneigd om, terwijl zij
erkennen dat zonde ellénde is, te ontkennen dat zonde schúld is. Onze schuld
bestaat in onze moedwillige en vrijwillige opstand tegen God (Genesis 3); en voor
zover we los van Christus’ verzoenend werk voortleven, staat deze schuld nog steeds
open bij onze Schepper, Wetgever en Rechter. En zolang we deze aan Hem niet
voldoen, doen wij Hem dagelijks tekort en berokkenen we Hem schade. En dus
wordt die schuld dagelijks groter…
Hoe groot is onze schuld? In beeldspraak zegt Jezus: tienduizend talenten.17 Let
op: één talent is zesduizend penningen en één penning is een dagloon. Dus
tienduizend talenten schuld bij God is 10.000 x 6.000 = 60.000.000 (zestig miljoen)
dagen [= 200.000 jaren] werken om te kunnen afbetalen…
Welke Jezus heb jij nodig...? Eén, Die in de eerste plaats jóu verlost? Of Eén, Die
vóór alles aan Góds eisen voldoet? Ons wordt in het heilig evangelie gepredikt dat de
Heere Jezus niet alleen Zijn volk verlost, maar dat Hij bovenal al hun schuld aan Zijn
Vader betaalt18, waardoor zij van de straf der verdoemenis zijn ontheven19; én dat Hij
aan al de eisen van Gods Wet voldeed20, waardoor zij een recht kregen op het eeuwige

5
10
15
20
25
30
35
40
15
16
17
18
19
20
Exodus 34:7 [De HEERE] Die de ongerechtigheid en overtreding en zonde vergeeft; Die de schuldige
geenszins onschuldig houdt.
Spreuken 14:9 Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid.
Hosea 5:15 Ik zal heengaan en wederkeren tot Mijn plaats, totdat zij zich schuldig kennen en Mijn
aangezicht zoeken; als hun bange zal zijn, zullen zij Mij vroeg zoeken.
Jesaja 53:10 Het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen; Hij heeft Hem krank gemaakt; als Zijn ziel
Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het
welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkig voortgaan.
II Korinthiërs 5:21 Die, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij
zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.
Mattheüs 18:24 Toen hij nu begon te rekenen, werd tot hem gebracht één die hem schuldig was tien
duizend talenten.
Hebreeën 10:10 In welke wil wij geheiligd zijn, door de offerande van het lichaam van Jezus Christus,
eenmaal geschied.
Hebreeën 10:14 Want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen die geheiligd worden.
Romeinen 8:1 Dus is er nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het
vlees wandelen, maar naar de Geest.
Psalm 40:7-9 U hebt geen lust gehad aan slachtoffer en spijsoffer; U hebt Mij de oren doorboord;
brandoffer en zondoffer hebt U niet geëist. Toen zei Ik: “Zie, Ik kom; in de rol van het boek is over Mij
4
5
10
15
20
25
30
35
40
45
leven. Christus’ gerechtigheid is Zijn wetsgehoorzaamheid. Wanneer die nu ons
wordt toegerekend, hebben wij in Zijn Persoon aan al de eisen van Gods Wet
gehoorzaamd en al de straf op onze zondeschuld voldaan!
Alleen bij eerlijke plaatsvervanging voor de misdadiger kan er sprake zijn van
schuldvergeving. Christus nu heeft aan al de eisen van Gods recht voldaan en is zo
Middelaar van verwerving, Hij heeft de vrijspraak verworven, verdiend, aangebracht.
En Hij is de Middelaar van toepassing. Hij schenkt deze heerlijke weldaad aan Zijn
gelovigen door de Heilige Geest, Die Hij heeft uitgestort! Daarom kunnen we éérlijk, tot
Gods eer, zalig worden.
De Heilige Geest moge ons overtuigen van die gerechtigheid21, zodat we een
Zaligmaker nodig krijgen en hoogachten, Die aan het recht van Zijn Vader voldeed
en ervoor zorgde dat Gods recht niet wordt gekrenkt. Zo lijdt de HEERE geen
schade in mijn zalig-worden. We hebben daarom nodig Gods rechtmatige toorn te
erkennen22, opdat we een almachtige Zaligmaker nodig krijgen, Die Gods recht
verheerlijkt; Die de ontzaglijke toorn van God – die brandt tot in de onderste hel23 –
voor ons draagt!
We kunnen wel proberen onze ogen ervoor dicht te doen dat God Rechter is24, en
wij misdadigers zijn, maar huiveringwekkend en angstaanjagend is het volgens
Paulus wel. Lees maar – om slechts twee voorbeelden te geven – uit zijn brief aan de
Hebreeën hoofdstuk 10 vers 31 en 12 vers 29: “Vreselijk is het te vallen in de
handen van de levende God.” “Onze God is een verterend vuur.” Kunnen we hieraan
ontkomen? Nee. Het enige is dat we dit eerlijk onder ogen zien; niet langer
ontkennen; ermee tot onze Rechter vluchten.
Wanneer je beleeft hoe ontzagwekkend de Hemelse Rechter is en hoe misdadig jij
bent, ben je geneigd om van God weg te vluchten, in plaats van tot Hem te vluchten.
Toch bedoelt Hij dat je dat laatste doet: met je misdaden aan de voeten van je Rechter
vallen.
Wanneer een aardse rechter barmhartig is, mild, vriendelijk, maar toch eerlijk,
rechtvaardig, dan kan hij een schuldige wetsovertreder niet ‘zomaar’ vrijspreken. Hij
kan het wel moeilijk vinden om een misdadiger een zware straf op te leggen, en hij zal
hem zeker niet een té zware straf opleggen, maar toch: als hij eerlijk is, zal hij
schuldigen straffen en alleen onschuldigen vrijspreken – hoe barmhartig hij overigens
ook is.
Zo is het ook wat betreft onze God. Hij is zeker barmhartig, liefdevol, mild,
vriendelijk. Misschien twijfel jij daar wel aan, maar dat doet niets af van het feit dat
Hij dat toch wel is. Alleen, tegelijk is het ook ontwijfelbaar dat Hij strikt eerlijk en
rechtvaardig is. Hij zal Zijn vijanden zeker niet te zwaar straffen – maar Hij zal
schuldigen ook niet kunnen of willen vrijspreken – omdat Hij toch eerlijk is.
Hoe moet dat nu? Jij en ik, wij staan schuldig, en niet aan kleine overtredingen!
God is wel barmhartig, maar Hij is en blijft een eerlijk Rechter. Te zwaar zullen wij
door Hem niet worden gestraft.
God is niet alleen ten hoogste barmhartig, maar ook ten hoogste rechtvaardig. En Zijn
gerechtigheid (zoals Hij Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft) vereist, dat onze
zonden, tegen Zijn oneindige Majesteit begaan, niet alleen met tijdelijke, maar ook
met eeuwige straffen, zowel naar ziel als naar lichaam, gestraft worden; welke
21
22
23
24
geschreven. Ik heb lust, o mijn God, om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden van Mijn
ingewand.” Vergelijk Hebreeën 10:4-9 Het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken de zonden
wegneemt. Daarom, komende in de wereld, zegt Hij: “slachtoffer en offerande hebt U niet gewild, maar U
hebt Mij het lichaam toebereid; brandoffers en offers voor de zonde hebben U niet behaagd.” Toen sprak
Ik: “Zie, Ik kom (in het begin van het boek is over Mij geschreven), om Uw wil te doen, o God!” Nadat Hij
tevoren gezegd had: “Slachtoffer, en offerande, en brandoffers, en offers voor de zonde hebt U niet gewild,
en hebben U niet behaagd” (die naar de wet geofferd worden); toen sprak Hij: “Zie, Ik kom, om Uw wil te
doen, o God!” Hij neemt het eerste weg, om het tweede te stellen.
Johannes 16:10 Die zal de wereld overtuigen … van gerechtigheid, omdat Ik tot Mijn Vader heenga, en u
zult Mij niet meer zien.
Psalm 6: 2 O HEERE, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid.
Deuteronomium 32:22 Een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal branden tot in de onderste hel.
Hosea 7:2 En zij zeggen niet in hun hart, dat Ik al hun boosheid gedachtig ben; nu omsingelen hun
handelingen hen, zij zijn voor Mijn aangezicht.
5
5
10
15
20
25
30
35
40
straffen wij niet kunnen ontgaan, tenzij aan Gods gerechtigheid genoeg geschiedt.
(Dordtse Leerregels II,1)
Wie zelf nooit werd geconfronteerd met zijn helwaardigheid, wie zelf nooit iets heeft
ingeleefd van Gods rechtvaardige toorn, die vergeet dat Christus in de eerste plaats
‘stierf voor’ Zijn Vader, en wel in die zin dat Hij in de eerste plaats genoegdoening
verschafte aan het heilig, eisend recht van God.
Veel kerkmensen hebben heel oppervlakkige gedachten over God en vergeving. Ze
vinden het eerder gewoon dat God vergeeft, dan dat Hij voldoening eist. Dit heeft te
maken met het punt: beseffen we dat God rechtvaardig is? Als dit ons ten diepste
niets doet, hoeft er ook niet te worden voldaan aan Gods rechtvaardigheid.
Maar omdat wij zelf niet kunnen genoegdoen, en ons van Gods toorn bevrijden, zo
heeft God uit oneindige barmhartigheid Zijn eniggeboren Zoon ons tot Borg gegeven,
Die - opdat Hij voor ons zou genoegdoen - voor ons of in onze plaats, zonde en
vervloeking aan het kruis geworden is. (Dordtse Leerregels II,2)
Hier belijdt de gelovige: God is niet alleen rechtvaardig, maar ook barmhartig. De
rechtvaardigheid van God eist betaling van mij. De barmhartigheid van God verschaft
mij die betaling. Barmhartig en rechtvaardig – voor ons besef misschien niet met
elkaar in overeenstemming te brengen. Maar eigenlijk is het evangelie één grote
manifestatie (vertoning) van deze twee glorierijke Eigenschappen van God. Was Hij
niet rechtvaardig, dan hoefde Gods Zoon niet te lijden, niet te betalen, en dus ook
geen mens te worden. Was God niet barmhartig, dan had Hij Zijn lieve Zoon niet
overgegeven, maar Hem gespaard, en van ons, misdadigers, geëist dat wij betaalden.
Maar nu is Hij rechtvaardig – dus moet er aan het vloekhout van Golgotha een offer
worden gebracht. En Hij is barmhartig – dus hangt daar niet de schuldige, maar de
Onschuldige, in de plaats van de schuldige. Dit is nu net het hele evangelie.
Een voorbeeld hoe erg zonde is. Je hebt het vijfde gebod – eer uw vader en uw
moeder – overtreden omdat je vorige week een brutale mond had tegen je moeder...;
wat vind je nu een terechte straf? Voor de burgerlijke overheid krijg je helemaal
geen straf, geen enkele rechter zal jou hierom veroordelen. Maar God, hoe denkt Hij
hierover? Vind jij dat God jou ter plekke had moeten veroordelen tot...? Of vind jij
dat God dit niet zo ernstig moet opnemen, niet zo zwaar moet laten wegen. Ja, die
vraag klinkt heel vreemd en eigenlijk ook heel oneerbiedig, maar wees eens
eerlijk...: denken wij niet allemaal heimelijk zo over onze zonden? Vinden we
eigenlijk niet dat onze zonden zo erg nog niet zijn? Weet je wat God zegt van zo'n
brutale mond? “Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp [= ziel] zal uitgeblust
worden in zwarte duisternis [= de hel].” God vindt dat mensen die Zijn Wet overtreden,
zwarte duisternis, buitenste duisternis waardig zijn... Waarom? Is zo'n brutale mond
dan zó verschrikkelijk erg?
Om dit nu uit te leggen, zegt antwoord 11, tegen Wie jij zondigt, wanneer je iets
kwaads doet, zegt of denkt. Dan zondig je niet tegen een mens (je moeder), maar tegen
God!
Wie is God? De Catechismus noemt Hem: de allerhoogste Majesteit. God is de
allerhoogste Koning. Tegen God zondigen is majesteitsschennis.
45
Bijlagen
Download