Weten wat groei met je lijf doet 1 Weten wat groei met je lijf doet docentenhandleiding FOREEST jr. 2 Weten wat groei met je lijf doet Weten wat groei met je lijf doet 3 Inhoudsopgave Overzichtstabel 5 Docentenhandleiding 7 Deel 1. Groei 11 Deel 2. Brein 13 Deel 3. Slaaf 16 Deel 4. Seks 19 Deel 5: Puist 21 4 Weten wat groei met je lijf doet 1. Zoek de verschillen 2. Een kunstwerkje 3. Van alle leeftijden 4. De ideale partner? 1. Ben je niet wat vergeten? 2. Ieder dier zijn eigen vel 3. Je huid, hoe ziet hij eruit? 4. Puistjes 4. Seks 5. Puist Afbeelding/verklaring Internetzoekopdracht Termen in afbeelding plaatsen Beredenering Video-opdracht Tekenopdracht Verbindingsopdracht Mening/beeldvorming Open vraag Experiment Schrijfopdracht/experiment Invulopdracht Open vraag/discussie ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja Wat is de functie van onze huid en die van dieren? Uit welke onderdelen bestaat de huid? Hoe verandert hij als je groeit en hoe ontstaan daarbij puistjes? Hoe verandert je lichaam in de puberteit? Wat vind je mooi en wanneer begint je seksuele ontwikkeling? Op welke manieren groeien onze hersenen? Hoe leren we als mensen en welke invloed hebben onze hersenen hierop? Hoe zien onze hersenen eruit en wat is hun functie? Hoe werkt ons brein en hoe kan het ons voor de gek houden? Wat heeft je lichaam nodig om goed te kunnen groeien? Waarom is niet iedereen even groot is en hoe groot wordt je later? Hoe zwaar mag je zijn om nog gezond te zijn? Omschrijving 15 minuten 30 minuten 30 minuten 30 minuten 15 minuten Voorbereiding 1. Tand om tand 2. De tand 3. Tanden van andere dieren 4. Wat doet eten met je tanden? 12 vragen ter afsluiting (wordt vlak voor het symposium op gezet) 6. Kies 7. Quiz Multiple choice quiz met prijs Meerkeuze Termen in afbeelding plaatsen Afbeelding benoemen Experiment ja ja ja Quiz naar aanleiding van de lezing van prof. Ravesloot. Hoe ziet een tand eruit? Waarom zijn niet alle tanden hetzelfde? Hoe kun je aan de tanden van een dier zien wat hij eet? Wat doet eten met ons gebit? 10 minuten 30 minuten Onderstaande onderdelen worden vlak voor het symposium op docenten.foreestjunior.nl gezet. Ze zijn te downloaden met de volgende gegevens: naam: docent, wachtwoord: foreest 1. De harde schijf van je hersenen 2. Oefening baart kunst 3. Jong geleerd, oud gedaan 4. Oorzaak en gevolg 5. Hoe ontstaat een verslaving? 3. Slaaf Open vraag Lezen en bekijken Afbeelding compleet maken Experiment Invulverhaal Rekenen Open vraag 1. Van groot naar klein 2. Hoe groot wordt jij? 3. Waarom is de één groter dan de ander? 1. Hoe groter, hoe beter? 2. Onze hersenen, wat doen ze? 3. Hersenen in beeld 4. Hersenen in de war? Soort opdracht Opdrachten 2. Brein 1. Groei Deel Geschikt voor na het symposium 60 minuten 105 minuten (+2 dagen wachttijd) 90 minuten 105 minuten 105 minuten 105 minuten 90 minuten Uitvoering Weten wat groei met je lijf doet 5 6 Weten wat groei met je lijf doet Weten wat groei met je lijf doet 7 Docentenhandleiding ‘Weten wat groei met je lijf doet’ © NIBI 2012 Dit lespakket: ‘Weten wat groei met je lijf doet’ is speciaal voor de scholen die deelnemen aan het Foreest Juniorsymposium, georganiseerd door Medisch Centrum Alkmaar (MCA). Het lespakket is samengesteld door het Nederlands Instituut voor Biologie (NIBI). De klas gaat aan de slag met diverse onderwerpen rondom dit thema. Iedere leerling kan online terecht voor het leerlingwerkboek behorend bij het lespakket. Het werkboek bevat zes lessen die projectmatig of afzonderlijk kunnen worden gebruikt. Er wordt gewerkt met korte teksten, verwerkingsopdrachten, invuloefeningen en vooral praktische opdrachten. Zo ontdekken de leerlingen hoe hun lijf in elkaar zit en wat er met hun lijf gebeurt als ze groeien. Hiervoor gaan ze uitrekenen hoe groot ze worden, hoe hun hersenen eruitzien en hoe ze hun gedrag bepalen. Daarnaast ontdekken ze hoe hun seksualiteit verbonden is met hun groei, waarvoor hun eigen huid en de huid van dieren dient en waarom het belangrijk is goed voor hun tanden te zorgen. Na de lezing op het Foreest Juniorsymposium testen de leerlingen hun opgedane kennis door middel van een quiz. Hoofddoelen De hoofddoelen van dit lesmateriaal staan hieronder weergegeven. Per les staan de doelen expliciet voor die les. De leerlingen: l Leren dat een gezonde voeding onmisbaar is voor hun groei l Kunnen hun toekomstige lengte uitrekenen l Leren de redenen voor het verschil in lengte tussen mensen l Kunnen een grafiek aflezen l Staan stil bij wat een gezond gewicht is l Maken kennis met de opbouw van de hersenen l Leren hoe de hersenen ons lichaam aansturen l Onderzoeken hoe onze eigen hersenen ons voor de gek kunnen houden l Leren hoe de hersenen van invloed zijn op ons gedrag l Onderzoeken hoe hun hersenen dingen hebben opgeslagen l Leren hoe hun gedrag beïnvloed wordt door de uitkomsten van het gedrag l Onderzoeken manieren om leren makkelijker te maken l Weten wat er aan hun lichaam verandert als ze in de puberteit komen l Staan erbij stil dat iedereen andere uiterlijke eigenschappen mooi vindt l Leren dat je seksuele ontwikkeling begint op het moment dat je geboren wordt l Leren uit welke onderdelen de huid bestaat l Ontdekken de verschillende functies van hun eigen huid en die van enkele dieren l Leren hoe de huid verandert tijdens de puberteit en hoe puistjes zich kunnen vormen l Weten het verschil tussen planteneters, vleeseters en alleseters l Weten dat mensen alleseters zijn l Leren dat het gebit onmisbaar is om te eten en te groeien l Leren dat elke soort tand een eigen functie heeft Starten met de lessen ‘Weten wat groei met je lijf doet’ bestaat uit zes lessen van gemiddeld 1,5 uur en een quiz voor na de lezing op het Foreest Juniorsymposium van ongeveer een uur. Deze quiz zal vlak voor het symposium op www.foreestjunior.nl worden gezet). Het is aan te raden om iedere les klassikaal te introduceren, daarna gaan de leerlingen in groepjes van (minimaal) twee aan de slag. Om de quizvragen na het Foreest Juniorsymposium goed te kunnen beantwoorden, wordt aangeraden deel 1 tot en met 6 behandeld te hebben. Deel 1 tot en met 6 kunnen verder in elke gewilde volgorde worden behandeld. Het is ook mogelijk opdrachten uit de verschillende delen na het symposium te behandelen. Om de leerlingen goed voorbereid aan het symposium deel te laten nemen, wordt echter aangeraden in elk geval de introductie en ten minste één opdracht van elk deel behandeld te hebben. Het is zelfs mogelijk om er een projectdag van te maken en alles achter elkaar te doen. Benodigdheden Controleer aan het begin van iedere les of alle benodigdheden aanwezig zijn. Weten wat groei met je lijf doet 8 Kerndoelen ‘Weten wat groei met je lijf doet – lesmateriaal’ sluit aan bij de volgende kerndoelen die gesteld worden voor het Primair Onderwijs. Nederlands: Zowel de mondelinge taalvaardigheid als de schijfvaardigheid en leesvaardigheid worden door het project bevorderd. Taal speelt immers een belangrijke rol in het verwerven van nieuwe kennis en vaardigheden rondom groei en gezondheid. Kerndoelen: 1 t/m 9 en 12. Rekenen/wiskunde: Het ruimtelijk denken en meetkunde komt aan de orde in diverse lessen. Bijvoorbeeld het berekenen van hun eigen toekomstige lengte, het leren begrijpen hoe de mens er van binnen uitziet en het aflezen van grafieken. Kerndoelen: 23, 24, 26, 30, 32 en 33. Oriëntatie op de jezelf en de wereld: In het lesmateriaal ‘Weten wat groei met je lijf doet’ komt kennis over gedrag en hoe gedrag tot stand komt aan bod. Leerlingen oriënteren zich zo op hun natuurlijke omgeving en op verschijnselen die zich daarin voordoen, zoals bijvoorbeeld seksualiteit en gezondheid. Leerlingen oriënteren zich op de wereld, dichtbij, veraf, toen en nu. Kerndoelen: 34, 35, 37, 41, 42 en 44. Kunstzinnige oriëntatie: In sommige onderdelen komt gebruik van beeld en taal om gevoelens en ervaring uit te drukken aan de orde. Vaak is dit in combinatie met andere leergebieden. Ook wordt gestimuleerd op elkaar te reflecteren. Kerndoelen: 54 en 55. Concept-contextbenadering De lessen hanteren de concept-contextbenadering. Hierbij wordt relevantie voor de leerling, de samenhang van kennis en actualiteit van kennis centraal gesteld. De concept-contextbenadering houdt grofweg in dat kennis op een natuurlijke wijze wordt aangewend en uitgebouwd in een betekenisvolle context. Bijvoorbeeld het concept ‘gebit’ wordt behandeld met behulp van alledaagse voedselproducten, waarbij de kennis over de werking en gezondheid van het gebit op een Systeem-eigenschap Biologische eenheid Regulatie Zelf-organisatie Interactie Reproductie Evolutie Plant Fotosynthese Levenscyclus Gedrag Voortplanting Vorm & functie Dier Ademhaling Interactie met (a-) Erfelijke Fossiel Mens (Spijs)vertering biotische factoren eigenschap Schimmel Uitscheiding A. Molecuul B. Cel C. Orgaan Orgaan Organisatie-niveau (-systeem) D. Organisme Bloedsomloop Afweer Beweging Waarneming E. Populatie Populatie F. Ecosysteem Ecosysteem G. System Aarde Systeem Aarde Soort Kringloop Voedselketen Kringloop Biodiversiteit Tabel Concepten Biologie- Primair Onderwijs, © NIBI augustus 2011 In deze tabel staan de concepten Biologie die aan bod komen in het Primair Onderwijs volgens de leerlijn Biologie van 4 tot 18 jaar. Weten wat groei met je lijf doet 9 logische wijze aan bod komt omdat de context daar om vraagt. Wat gebeurt er met de tanden tijdens en na het eten? Kennis (concept) wordt gebruikt (activiteit) in de praktijk (context) en krijgt daarmee een betekenis. Voor het basisonderwijs wordt gewerkt met leefwereldcontexten. Dat kan bijvoorbeeld zijn de gezinscontext, de sportverenigingscontext, verenigingscontext of de schoolcontext. Voor dit lesmateriaal is voornamelijk naar betekenis gezocht in de ‘gezinscontext’, ‘vakantiecontext’ en ‘eigen leefomgeving’. Je kunt deze leefwereldcontexten gebruiken om de les mee te introduceren, zodat het voor de leerlingen direct duidelijk is waarom deze les voor hen relevant en interessant is. De in het basisonderwijs opgedane kennis vormt een ondergrond voor het vervolgonderwijs waarin ook beroepscontexten en wetenschappelijke contexten aan de orde kunnen komen. Voor biologie heeft de Commissie Vernieuwing Biologie Onderwijs (CVBO) een leerlijn van 4 tot 18 jaar gemaakt waarin de concepten voor de Biologie zijn weergegeven voor het basisonderwijs (zie hieronder). Ook staat de concept-contextbenadering in deze leerlijn uitvoerig beschreven. Deze is gratis te downloaden via www.nibi.nl > cvbo. Nederlands Instituut voor Biologie (NIBI) NIBI is de vereniging van ruim 5500 wetenschappers, docenten, ondernemers, beleidsmakers en studenten, die biologische kennis ontwikkelen en toepassen. NIBI wil biologische kennisontwikkeling bevorderen, het biologieonderwijs verbeteren, toepassing van biologische kennis stimuleren, maatschappelijk draagvlak voor kennisontwikkeling en toepassing daarvan versterken en de keuze voor een opleiding en carrière in de biowetenschappen bevorderen. NIBI organiseert samenwerking, geeft Bionieuws uit, geeft beleidsadvies, organiseert nascholing, geeft carrièreadvies, doet arbeidsmarktonderzoek, realiseert projecten, neemt initiatief in het Bioscience Forum, neemt initiatief in het Overleg Hoger Onderwijs Biowetenschappen en participeert onder andere de Commissie Vernieuwing Biologie Onderwijs, de commissie Genetische Modificatie en de Landelijk Adviesraad Laboratoriumonderwijs. Zie ook www.nibi.nl. NIBI heeft diverse ervaringen met het maken van lesmateriaal voor het Primair Onderwijs, zoals ‘Seeds in Space, ‘Gezond, Jou Een Zorg’, ‘project Verandering’ en ‘Beagle Special’. Al deze projecten stimuleren onderzoekend en ontdekkend leren bij de leerlingen. Daarnaast is het nu mogelijk om als school door het NIBI gecertificeerd te worden tot Biologie Plus School. Een Biologie Plus School kiest voor relevante biologie van groep 1 tot en met 8. Zij kiest ervoor leerlingen voldoende bagage mee te geven om antwoord te geven op actuele vragen, zoals vragen rondom HPV-vaccinatie, te dikke kinderen en de opwarming van het klimaat. Biologie leert leerlingen observeren, de dingen om hen heen begrijpen en uiteindelijk zelfstandig keuzes te maken op het gebied van voeding, gezondheid en duurzaamheid. Lees hierover meer via www.biologieplusschool.nl. BI OLOGIE PLUS SCHOO L Word ook Biologie Plus School! Lees meer via www.biologieplusschool.nl. Het belang van goed natuuronderwijs NIBI vindt dat het steeds belangrijker wordt dat leerlingen op jongere leeftijd keuzes kunnen maken op het gebied van voeding, gezondheid en duurzaamheid. In hun leven komen ze met verschillende vraagstukken in aanraking (wil ik wel of niet genetisch gemodificeerd voedsel eten? Neem ik wel of geen HPV-prik? Kies ik voor wel of niet voor groene stroom?) die ze op waarde moeten leren schatten op basis van hun kennis, attitude en vaardigheden. De basis om tot een zelf geformuleerd antwoord te komen, is kennis hebben van de natuur, wetenschap en techniek die achter de vraagstukken ligt. Het is daarom belangrijk om leerlingen al op jonge leeftijd hiermee in aanraking te laten komen. Het lesmateriaal van ‘Weten wat groei met je lijf doet’ draagt er aan bij om leerlingen voor te bereiden op (toekomstige) maatschappelijke vraagstukken in een voor hen relevante setting. Door de leerlingen uit te dagen met actuele, fascinerende onderwerpen in combinatie met een speels (digitaal) werkboek gaat een wereld vol verassingen en ontdekkingen voor de leerlingen open. Door gebruik te maken van de concept-contextbenadering wordt gezorgd voor relevante, samenhangende en actuele lessen. 10 Weten wat groei met je lijf doet Weten wat groei met je lijf doet 11 Deel 1. Groei Leerlingen ontdekken wat hun lichaam nodig heeft om goed te kunnen groeien. Ze leren waarom niet iedereen even groot is en verwerven zo inzicht in de totstandkoming van lichaamslengte. Centraal staat hun eigen huidige en toekomstige lengte, die ze zelf leren uitrekenen. Ze gebruiken hun eigen huidige en toekomstige lengtes om te bekijken welk minimaal en maximaal gewicht voor hun lengte en leeftijd nog gezond is. Dit onderdeel sluit aan op de belevenis ‘groei’ die de leerlingen op het Juniorsymposium kunnen ervaren. Leefwereldcontext Lastig hè, als je favoriete boek of speeltje op een hoge plank is beland waar je niet bij kunt? Als dit je overkomt vraag je vaak je vader, moeder of grote broer of zus even of ze het voor je willen pakken. Maar niet alleen bij je thuis is niet iedereen even groot, overal waar je komt zie je mensen met verschillende lengtes. Hoe komt het toch dat de één groter is dan de ander? En hoeveel invloed heb je op hoe groot je uiteindelijk wordt? Deze les ga je berekenen hoe groot je wordt en welke invloeden jouw uiteindelijke lengte bepalen. Doel De leerlingen: l Leren dat een gezonde voeding onmisbaar is voor hun groei l Kunnen hun toekomstige lengte uitrekenen l Leren de redenen voor het verschil in lengte tussen mensen l Kunnen een grafiek aflezen l Staan stil bij wat een gezond gewicht is Benodigde materialen Online werkboek (www.foreestjunior.nl) Computer met internet l Pen en papier l l Uitvoering Deel 1 bestaat uit 3 onderdelen: 1. Van klein naar groot 2. Hoe groot word jij? 3. Waarom is de één groter dan de ander? Je kunt de les beginnen door de leefwereldcontext voor te lezen en daarna te beginnen met een klassengesprek over wat er met je lijf gebeurt als je groeit. Laat de leerlingen daarna aan de slag gaan met het werkboek. Het is mogelijk om daarbij de volgende vragen te stellen: l Word je sowieso groter als je meer eet? l Hoe kun je ervoor zorgen dat je goed groeit? l Waarom is niet iedereen even groot? Antwoorden werkboek Opdracht 1: Van klein naar groot Kijk mam, wat was ik daar nog klein, hè?’ Anne zit met haar moeder op de bank fotoboeken door te bladeren. ‘Ja’ zegt haar moeder, je bent sindsdien enorm gegroeid.‘ ‘Maar ik ben nog niet zo groot als jij, mama!’. “Nee, dat klopt, maar mama is volwassen. Dus ik groei niet meer. Ik heb mijn laatste groeispurt gehad in de puberteit. Daarna ben ik niet veel langer meer geworden.” “Ik ben het langste meisje uit de klas.” Dat verbaast mij niets, zegt mama, je papa en mama zijn ook allebei groot. “Hoe kan het dan dat Daan veel groter is dan ik?”. Nou, legt moeder uit, Daan is een stukje ouder dan jij. Hij is al wat verder met Weten wat groei met je lijf doet 12 groeien. Daarnaast is Daan een jongen. Die worden vaak wat langer dan meisjes. Kijk maar naar papa en naar mij. Wij zijn even oud, maar papa is een stuk langer. Hoe kan het dan dat Olivier uit mijn klas kleiner is dan iedereen, zelfs de meisjes? Dat komt omdat Olivier heel ziek is geweest vorig jaar. Toen ging alle energie die hij uit zijn eten haalde, naar het beter worden en niet naar het groeien. Gezond eten is heel belangrijk voor het groeien, maar evenzo belangrijk is een goede nachtrust. Want het meeste groei je terwijl je slaapt. Opdracht 2: Hoe groot word jij? Aandachtspunten: de jongens en meisjes hebben een verschillende grafiek die ze moeten aflezen. 1. a & b. Aandachtspunt: De jongens en meisjes lezen een verschillende grafiek af. c. Om de grafiek van de groeicurve te kunnen maken, zijn heel veel mensen van verschillende leeftijden gemeten. De middelste lijn in de grafiek laat het gemiddelde van die metingen zien. De andere lijnen onder en boven de gemiddelde lijn van de groeicurve laten zien hoeveel mensen er van het gemiddelde afwijken. 95 procent van alle mensen die zijn opgemeten vallen binnen het gekleurde gebied boven en onder de gemiddelde lijn in de grafiek. 2. Aandachtspunt: De jongens gebruiken bij deze vraag een andere berekening dan de meisjes. 3. De website van het Voedingscentrum opent in een nieuw venster. Het is daarom handig als de leerlingen vraag 3 tot en met 5 overschrijven voor ze beginnen aan de BMI-meting. Opdracht 3: Waarom is de één groter dan de ander? Gezonde voeding is heel belangrijk om goed te kunnen groeien. In veel landen in Afrika hebben mensen echter niet voldoende voedsel of een eentonig dieet. Hierdoor mist hun lichaam de nodige bouwstoffen om goed te kunnen groeien. Vooral een gebrek aan voedingsstoffen tijdens de jeugd of puberteit zorgt voor een uiteindelijke kortere lengte. Daarnaast hebben mensen in de arme landen in Afrika, minder toegang tot medicijnen, waardoor ze vaker langdurig ziek zullen zijn. Tijdens het ziek zijn wordt de meeste energie gestoken in beter worden en slechts weinig in groei, waardoor iemand uiteindelijk kleiner blijft. Interessante websites/links www.voedingscentrum.nl l www.kennislink.nl l www.beeldbank.schooltv.nl l www.wikipedia.nl l www.kidsinbalance.nl l (informatie, tips en links) (veel weetjes, via zoekfunctie te vinden) (filmpjes over verschillende onderwerpen) (informatie over gemiddelde lengtes per land) (workshops in de klas) Weten wat groei met je lijf doet 13 Deel 2. Brein Hersenen zijn de computer van het lichaam. Ze sturen alle processen in ons lichaam aan. Leerlingen verwerven inzicht over de opbouw en de functies van onze hersenen. Ze onderzoeken de werking van de hersenen en leren hoe onze hersenen ons voor de gek kunnen houden. Leefwereldcontext Heb je je ooit afgevraagd hoe het kan dat je moeilijke rekensommen weet op te lossen? En hoe het kan dat als we eenmaal leren fietsen, we dit niet meer vergeten? Alles wat ons lichaam doet wordt aangestuurd door onze hersenen. In deze les ga je leren wat de hersenen doen en ga je onderzoeken hoe jouw hersenen werken. Doel De leerlingen: l Maken kennis met de opbouw van de hersenen l Leren hoe de hersenen ons lichaam aansturen l Onderzoeken hoe onze eigen hersenen ons voor de gek kunnen houden Benodigde materialen Online werkboek (www.foreestjunior.nl) Computer met internet l Geprinte werkbladen l Pen en papier l Scharen l Lijm l Torso l l Uitvoering Deel 2 bestaat uit 4 onderdelen: 1. Hoe groter, hoe beter? 2. Onze hersenen, wat doen ze? 3. Hersenen in beeld 4. Hersenspinsels Je kunt de les beginnen met het tekenen van een schedel op het bord. Laat nu de leerlingen de hersenen in de schedel tekenen. Maak zowel een voor als een zijaanzicht. Hoe denken ze dat het er in de hersenen uitziet? Laat de leerlingen daarna aan de slag gaan met het werkboek. Het is mogelijk daarbij de volgende vragen te stellen: l Heb je wel eens gemerkt dat je hersenen het even niet zo goed deden, bijvoorbeeld als je iets moet herinneren, maar je komt er niet op? l Waarom zitten je hersenen in je schedel en niet in je buik, zoals je darmen? l Als je slaapt zijn je hersenen nog steeds actief, hoe merk je dat? Hoe zit dat bij iemand die in een coma ligt denken jullie? Antwoorden werkboek Opdracht 1: Hoe groter, hoe beter? a. De hersenen van de mens zijn een stuk groter dan die van de rat. Ook zie je dat ze een andere vorm hebben. Bij de rat is bijvoorbeeld het gedeelte van de hersenen voorin de schedel waarin reuk wordt verwerkt in verhouding veel groter dan bij mensen. b. Wat een mens wel kan en een rat niet zijn bijvoorbeeld: praten, schrijven, cultuur waarderen, etc. c. Lopen, iets vastpakken, eten etc. Weten wat groei met je lijf doet 14 Opdracht 2: Onze hersenen, wat doen ze? Kinderen bekijken de hersenen in de torso en lezen de tekst. Opdracht 3: Hersenen in beeld 2.Pariëtaalkwab – leren, rekenen, voelen 1. Frontaalkwab – denken en plannen Ik kan bedenken wat ik in de zomervakantie allemaal wil gaan doen l Als ik mijzelf aankleed, dan zal ik eerst mijn hemd aantrekken en daarna pas mijn trui l 2 1 4 5 6 4.Slaapkwab – geluid, geheugen Ik kan voelen dat het buiten kouder is dan binnen l Ik kan uitrekenen wat 23 –17 x 2 is l Ik kan muziek horen en herkennen dat het geluid van een piano is l Ik kan onthouden wanneer de Tweede Wereldoorlog afgelopen was l 3.Achterhoofdskwab – zien Als ik op een hoge berg sta, dan kan ik heel ver kijken l 3 5.Kleine hersenen Ik kan in de lucht springen en weer landen, zonder om te vallen l 6.Hersenstam Als ik slaap haal ik adem zonder dat ik er bij na hoef te denken l Opdracht 4: Hersenen in de war? ROOD GROEN BLAUW GEEL ROOD GROEN BLAUW GROEN GEEL a.Kinderen voeren de eerste test uit en noteren de tijd. b.Kinderen voeren de tweede test uit en noteren de tijd. c.De hersenen moesten hard aan het werk. Ze waren tegelijk bezig met wat het woord betekent en het bekijken van de kleur van het woord. Doordat deze kleur niet overeenkomt, worden de hersenen in de war gebracht. De hersenen hebben geleerd dat de betekenis van een woord belangrijker is dan de kleur waarin het gedrukt is. Het woord is dan ook al gelezen terwijl er nog naar de kleur van de letters gekeken wordt. Het kost daarna moeite – en dus tijd – om de betekenis van het woord te negeren. d.De hersenen van die persoon worden niet in de war gebracht, dus de tijd voor de tweede test zal gelijk zijn aan de tijd voor de eerste test. Dit komt doordat deze persoon niet afgeremd wordt door de betekenis van het woord, waardoor de tweede test niet moeilijker is dan de eerste test. Weten wat groei met je lijf doet 15 Interessante websites/links www.natuurinformatie.nl www.kennislink.nl l www.beeldbank.schooltv.nl l neurokids.nl l l (informatie en afbeeldingen van de hersenen) (veel weetjes, via zoekfunctie te vinden) (filmpjes over verschillende onderwerpen) (informatie en experimenten over de hersenen) 16 Weten wat groei met je lijf doet Deel 3. Slaaf Op welke manieren groeien onze hersenen? Hoe leren we als mensen en welke invloed hebben onze hersenen hierop? Leerlingen onderzoeken de manieren waarop hun hersenen dingen hebben geleerd en opgeslagen gedurende de jaren. Ook verwerven ze kennis over de manier waarop het menselijk gedrag gestuurd wordt. Leefwereldcontext Je kunt nu dingen die je een paar jaar geleden nog niet kon. Denk bijvoorbeeld maar aan de woorden die je kunt schrijven en lezen. Weer een paar jaar eerder kon je misschien nog niet fietsen of zwemmen. En toen je werd geboren kon je nog bijna niks. Dit komt omdat je hersenen bij je geboorte nog niet af zijn. Je kunt de hersenen van een pasgeboren baby eigenlijk wel een beetje vergelijken met een nieuwe computer. Een aantal basisprogramma’s staat er al op, maar er moet ook nog veel geprogrammeerd worden. Zo kun je als baby al honger voelen en weet je hoe je moet slikken. Maar veel andere dingen moeten nog aangeleerd worden, zoals het leren praten zodat je kunt vertellen dat je honger hebt. Dit gebeurt als je ouder wordt. In deze les leer je welke rol je hersenen spelen in je gedrag, hoe je leert en hoe je gewoontes ontwikkelt. Doel De leerlingen: l Leren hoe de hersenen van invloed zijn op ons gedrag l Onderzoeken hoe hun hersenen dingen hebben opgeslagen l Leren hoe hun gedrag beïnvloed wordt door de uitkomsten van het gedrag l Onderzoeken manieren om leren makkelijker te maken Benodigde materialen Online werkboek (www.foreestjunior.nl) Computer met internet l Pen en papier l l Uitvoering Deel 3 bestaat uit 4 onderdelen: 1. De harde schijf van de hersenen 2. Oefening baart kunst 3. Jong geleerd, oud gedaan 4. Oorzaak en gevolg Je kunt de les beginnen met het voorlezen van de leefwereldcontext en daarna beginnen met een klassengesprek over de werking van de hersenen. Het is wellicht leuk en verhelderend om daarbij de hersenen te vergelijken met een computer. Er komt informatie in en deze wordt omgezet in beeld en geluid. Bespreek met ze waarop ze het meest trots zijn dat ze het hebben geleerd. Laat de leerlingen daarna aan de slag gaan met het werkboek. Stel eventueel enkele vragen zoals: l Waarom denk je dat niet iedereen even goed kan leren? l Wat gebeurt er met je hersenen als je heel hard je hoofd stoot? l Gebruiken we onze hersenen alleen bewust of doen onze hersenen ook dingen zonder dat we het doorhebben? Antwoorden werkboek Opdracht 1: De harde schijf van de hersenen l Geluid maken, bewegen/spieren aanspannen, ademhalen, temperatuur van het lichaam regelen, drinken/eten. l Lopen, praten, spelen met anderen, dingen vastpakken, tv kijken. l Een kleuter heeft geleerd deze dingen te doen. Hier is veel oefening aan vooraf gegaan. Hij is aangemoedigd door zijn omgeving en heeft van anderen dingen afgekeken. Weten wat groei met je lijf doet l 17 Niet alles in één keer, maar stapje voor stapje: Uitleggen wat de bedoeling van fietsen is. Uitleggen hoe een fiets werkt. Eerst met een fiets met zijwieltjes oefenen, daarna vasthouden terwijl hij of zij zonder zijwieltjes probeert en veel aanmoedigen (zeker als het even niet lukt). Opdracht 2: Oefening baart kunst l Leerlingen schrijven zelf een zin met door elkaar gehusselde woorden. Check als leerkracht of ze daadwerkelijk de eerste en laatste letter van het woord behouden hebben. Dit zorgt ervoor dat het woord nog te herkennen is voor de hersenen, anders is dit te ingewikkeld, omdat dan de variatie aan mogelijke woorden te groot wordt. Opdracht 3: Jong geleerd, oud gedaan l Persoonlijk antwoord van de leerlingen. l Als je iets leuk vindt om te doen, dan is het makkelijker om je aandacht erbij te houden. Zo houd je het langer vol en kun je meer opnemen. Nieuwe kennis opdoen over een leuk onderwerp, zoals je favoriete popster, is ook sneller geleerd omdat jij het belangrijk vindt. Dat zal je dan gemakkelijker afgaan dan iets leren over de standpunten van een politieke partij die jou niet interesseert. l Lees een rij van 10 willekeurige woorden voor aan de klas. De woorden mogen niet meer dan twee lettergrepen hebben, zodat ze goed te onthouden zijn. De leerlingen moeten proberen zoveel mogelijk woorden te onthouden. Ze schrijven wat ze hebben onthouden vervolgens op. - appel - roos - veldfles - kraam l - hoed - geld - winkel - veer - gras - borstel Maak nog een rijtje van 10 willekeurige woorden, maar verwerk ze deze keer in een verhaaltje en lees dit aan de klas voor. Wederom mogen de woorden niet meer dan twee lettergrepen hebben. Laat de leerlingen het verhaaltje nu opschrijven. Deze keer onthouden ze meer van de woorden dan wanneer ze de woorden los leren, omdat het gemakkelijker is om woorden in verband te onthouden, dan losse woorden die niets met elkaar te maken hebben. Roos ging naar de winkel omdat zij een veldfles en een borstel wilde kopen. Ze vergat alleen haar geld. Gelukkig zag zij de man met een veer in zijn hoed, die ze laatst tegen was gekomen bij de appelkraam in het gras. Opdracht 4: Oorzaak en gevolg Leerlingen geven individueel antwoord. l Gedrag: Gevolg direct Gevolg later Snoepen Lekker Laat naar bed gaan Programma afkijken Gezellig met anderen Huiswerk maken Saai om te doen Geen tijd voor andere dingen De hele dag gamen Goed worden in het spel Leuk om te doen Je kamer opruimen Saai om te doen Eigen voorbeeld Ongezond, slechte tanden Moe de dag erna Niet kunnen concentreren Meer weten en kunnen Geen straf van de leerkracht Geen tijd om af te spreken Geen frisse buitenlucht/beweging Compliment van ouders Dingen terug vinden Weten wat groei met je lijf doet 18 Opdracht 5: Hoe ontstaat een verslaving? l Drugs (wiet, XTC, etc.), alcohol, medicijnen, gokken, roken etc. l Begin een discussie met de leerlingen, met de vragen uit het werkboek als leidraad: l Kun je ook verslaafd raken aan sporten, winkelen of gamen? Wat vind jij? Zou dat net zo erg zijn als bijvoorbeeld een drugs- of alcoholverslaving? Waarom? Mogelijke antwoorden: l Ja: want iemand kan niet zonder dat te doen l Ja: als iemand niet kan stoppen l Ja: de gevolgen kunnen net zo negatief zijn l Nee: het is lichamelijk niet zo slecht voor je als de andere middelen l Nee: je doet er anderen geen kwaad mee Definitie verslaving Verslaving is een toestand waarin een persoon lichamelijk en/of geestelijk van een gewoonte of stof afhankelijk is, zodanig dat hij/zij deze gewoonte of stof niet, of heel moeilijk los kan laten. Het gedrag van de persoon is voornamelijk gericht op het verkrijgen en innemen van het middel, of het handelen naar de gewoonte, ten koste van de meeste andere activiteiten. Als het lichaam deze stof of gewoonte dan moet loslaten kunnen er ernstige ontwenningsverschijnselen optreden bij deze persoon. Interessante websites/links www.natuurinformatie.nl www.kennislink.nl l www.beeldbank.schooltv.nl l neurokids.nl l l (informatie en afbeeldingen van de hersenen) (veel weetjes, via zoekfunctie te vinden) (filmpjes over verschillende onderwerpen) (informatie en experimenten over de hersenen) Weten wat groei met je lijf doet 19 Deel 4. Seks Rond hun elfde of twaalfde komen kinderen in de puberteit. Interesse in het andere geslacht en seksualiteit gaan dan een grotere rol spelen in hun leven. De leerlingen ontdekken deze les hoe hun lichaam verandert in de puberteit. Ze gaan het hebben over wat ze mooi vinden en leren dat hun seksuele ontwikkeling al begon bij hun geboorte. Leefwereldcontext Ineens krijg je haar op plekken waar je het eerst niet had. Je groeit als kool en je wordt een beetje warm van binnen wanneer dat bijzondere meisje of die leuke jongen voorbijloopt. Als je ongeveer 11 of 12 jaar bent kom je in de puberteit. Je lijf maak dan een enorme groeispurt door en er verandert veel in je lichaam. Wanneer je zo’n 18 jaar bent, is de puberteit voorbij en zie je er heel anders uit. Ontdek deze les wat in je lijf verandert als je in de puberteit komt en hoe jouw seksualiteit zich ontwikkelt. Doel De leerlingen: l Weten wat er aan hun lichaam verandert als ze in de puberteit komen l Staan erbij stil dat niet iedereen dezelfde uiterlijke eigenschappen mooi vindt l Leren dat je seksuele ontwikkeling begint op het moment dat je geboren wordt Benodigde materialen Online werkboek (www.foreestjunior.nl) Computer met internet l Pen en papier l Werkblad met afbeelding jongen en meisje l l Uitvoering Deel 4 bestaat uit 4 onderdelen: 1. Zoek de verschillen 2. Een kunstwerkje 3. Van alle leeftijden 4. De ideale partner Je kunt de les beginnen met de leerlingen vragen te omschrijven wat zij denken dat seksualiteit is. Probeer duidelijk te maken dat seksualiteit veel breder is dan alleen seks. Maak bijvoorbeeld een woordweb op het schoolbord met seksualiteit als centrale term. Laat de leerlingen daarna aan de slag gaan met het werkboek. Stel eventueel enkele vragen zoals: l Waarom denk je dat je in de puberteit ineens veel meer interesse krijgt in jongens of meisjes? l Wat is de leukste verandering die je in de puberteit doormaakt, denk je? l Wat denk je dat de meest vervelende verandering is die je in de puberteit doormaakt? Antwoorden werkboek Opdracht 1. Zoek de verschillen De verschillen die de leerlingen kunnen opmerken tussen Jan en Jantje Smit zijn: Spierontwikkeling, zwaardere stem, adamsappel, bredere schouders, maar ook onderwerp van het nummer (bij Jantje over zijn vader, bij Jan over een mooie vrouw). Opdracht 2. Een kunstwerkje De leerlingen kunnen op de afbeeldingen de volgende veranderingen toevoegen: Jongen: okselhaar, schaamhaar, borsthaar, spiergroei, bredere schouders, baardgroei, adamsappel, groter worden penis en zaadballen en donkerder worden huid in schaamstreek Weten wat groei met je lijf doet 20 Meisje: okselhaar, schaamhaar, bredere heupen, borsten, grotere schaamlippen Opdracht 3. Van alle leeftijden Leeftijdscategorie Seksuele ontwikkeling 0-4 jaar Je ontdekt de wereld en je eigen lichaam. Je leert of je een jongen of meisje bent. 4-7 jaar Je maakt vriendjes en leert hoe je met andere kinderen moet omgaan. Uit nieuwsgierigheid speel je soms seksuele spelletjes. 7-10 jaar Je fantaseert over verliefdheid en ontwikkelt gevoelens van schaamte en een behoefte aan privacy. 10-12 jaar Je fantaseert over zoenen en krijgt meer interesse in wat er over seksualiteit op televisie, internet enz. te vinden is. 12-15 jaar Je lichaam verandert flink, omdat je nu volop in de puberteit zit. Je krijgt steeds meer interesse in jongens of meisjes van je eigen leeftijd en net als veel andere jongeren kun je onzeker zijn over je eigen aantrekkelijkheid. 15-18 jaar Je lichaam is seksueel volgroeid, je experimenteert en krijgt zo seksuele ervaringen. Opdracht 4: De ideale partner? Laat de leerlingen eerst zelf aan de slag gaan achter de computer en hun resultaten bespreken met hun buurman of buurvrouw. Kijk daarna of er klassikaal tot een ideaalbeeld van een man en vrouw kan worden gekomen. Bespreek dit klassikaal en overleg waarom leerlingen zich wel of niet in het klassikale ideaalbeeld kunnen vinden. Het ideaalbeeld voor zowel de man als vrouw varieert per cultuur. Maar vooral het cultuurgebonden ideaalbeeld van een vrouw kan sterk verschillen per land. Zo wordt het in veel Afrikaanse landen aantrekkelijker gevonden als een vrouw brede heupen heeft in verhouding tot de rest van haar lichaam, terwijl het in Westerse landen meestal aantrekkelijker wordt gevonden als een vrouw in verhouding smallere heupen heeft. Maar het ideaalbeeld is ook sterk aan tijd gebonden. Vooral in Westerse landen kan het ideaalbeeld snel veranderen. Op deze website is hierover meer informatie te vinden: http://www. scholieren.com/werkstukken/40925 Interessante websites/links www.weekvandelentekriebels.nl www.rutgerswpf.nl/ l www.kennislink.nl l www.beeldbank.schooltv.nl l l (informatie en lesideeën over relaties en seksualiteit) (informatie en lesideeën over relaties en seksualiteit) (veel weetjes, via zoekfunctie te vinden) (filmpjes over verschillende onderwerpen) Weten wat groei met je lijf doet 21 Deel 5. Puist De huid is het grootste orgaan van het menselijk lichaam en vervult een flink aantal functies, zoals bescherming, warmteregulatie, tast en water- en vetopslag. De leerlingen leren deze les over de functie van onze huid en maken kennis met de huid van enkele dieren. Daarnaast leren ze uit welke onderdelen de huid bestaat en hoe de huid verandert als je groeit en hoe daarbij puistjes kunnen ontstaan. Dit onderdeel sluit aan bij de belevenis ‘puist’ op het Juniorsymposium. Leefwereldcontext Oh nee, een puist! Misschien heb je er al mee te maken gehad of misschien nog niet. Als je in de puberteit komt is het heel normaal dat je af en toen een puistje krijgt. De één heeft er wat meer mee te maken dan de ander. Uiteindelijk zijn er weinig die de dans volledig ontspringen. Het krijgen van een puistje is maar één van de veranderingen die je huid doormaakt als je groeit. Deze les leer je hoe jouw huid en die van sommige dieren eruitziet. Wat doet de huid en wat betekent hij voor je groei? Doel De leerlingen: l Leren uit welke onderdelen de huid bestaat l Ontdekken de verschillende functies van hun eigen huid en die van enkele dieren l Leren hoe de huid verandert tijdens de puberteit en hoe puistjes zich kunnen vormen Benodigde materialen Online werkboek (www.foreestjunior.nl) Computer met internet l Microscoop (optioneel, te bestellen via [email protected]) l l Uitvoering Deel 5 bestaat uit 4 onderdelen: 1. Ben je niet wat vergeten? 2. Ieder dier zijn eigen vel 3. Je huid, hoe ziet hij eruit? 4. Puistjes Je kunt de les beginnen door de leefwereldcontext voor te lezen en met vragen over de huid en zijn functie. Vraag de leerlingen wat ze denken dat de huid is en hoe hij er onder een microscoop uitziet. Zet een microscoop klaar in de klas indien je die hebt om direct de leerlingen te laten koekeloeren naar hun eigen huid. Bespreek met ze of ze speciale dingen doen om voor hun huid te zorgen. Laat de leerlingen daarna aan de slag gaan met het werkboek. Stel eventueel vragen als: l Is de zon goed voor je huid? l Op welke manieren kun je allemaal voor je huid zorgen? l Wat voor beschadigingen van je huid kun je verzinnen? l Doe je veel moeite om je huid er mooi uit te laten zien? Antwoorden werkboek Opdracht 1. Ben je niet wat vergeten? Op de foto zie je de oude huid of vervelling van een slang. De huid van een slag rekt wel als de slang beweegt en groeit, maar hij groeit niet mee met de slang. Op een gegeven moment kan de huid dan ook niet meer verder rekken en dan barst de slang uit zijn huid. Gelukkig heeft hij tegen die tijd onder zijn oude huid alweer een nieuwe huid gemaakt. Dit vervellen 22 Weten wat groei met je lijf doet lijkt onhandig, maar heeft ook voordelen. Zo raakt de slang parasieten die op zijn huid leven kwijt en ook zijn kleine wondjes en littekens die de slang op zijn oude huid had verdwenen. Bij mensen gebeurt dit niet omdat onze huid met ons meegroeit. Soms kan het echter voorkomen dat iemand sneller groeit dan zijn huid. Dan ontstaan er onderhuidse scheuren die erg pijnlijk kunnen zijn en meestal littekens achterlaten. Deze scheuren worden groeistriemen of groeistrepen genoemd. Opdracht 2: Ieder dier zijn eigen vel Als leerlingen weinig ervaring hebben met het zoeken van afbeeldingen op internet, wijs ze dan op zoekmachines als Google of Bing waarmee specifiek op afbeeldingen kan worden gezocht. Zeehond: warmte-isolatie door vacht en dikke vetlaag, bescherming, stroomlijn, waterafstotend Vis: Stroomlijn, bescherming, soms schutkleur, soms verkleuring van de huid tijdens paringsseizoen Kikker: Ademhaling, bescherming, soms schutkleur Opdracht 3: Je huid, hoe ziet hij eruit? 1=G: spiertje (zorgen voor kleine samentrekkingen van de huid. Ze zijn o.a. verantwoordelijk voor het overeind zetten van de haartjes bij kippenvel) 2=E: talgklier (produceren talg (een soort olie) om de huid soepel te houden) 3=H: receptor (deze zorgt ervoor dat je met je huid kunt voelen. Zowel temperatuur als aanraking) 4=D: huidporie (buisje dat zweet of talg naar het huidoppervlak vervoert) 5=A: opperhuid (de buitenste huidlaag. Bestaat uit de hoornlaag, een laag dode afgeplatte cellen en op handen en voeten ligt daaronder de heldere laag. De opperhuid voorkomt o.a. vochtverlies en beschermt de onderliggende lagen) 6=F: zweetklier (hier wordt zweet geproduceerd. Zweet helpt het lichaam af te koelen door warmte van binnen naar buiten te vervoeren) 7=B: lederhuid (geeft de huid zijn stevigheid) 8=C: onderhuids bindweefsel (bestaat voornamelijk uit vet en is ook bedoeld voor vetopslag) 10=I: haarzakje (van hieruit groeit een haartje. Het zorgt ook voor dat je haartjes goed vastzitten in je huid) Weten wat groei met je lijf doet 23 Opdracht 4: Puistjes De dingen die doorgaans gezond voor je zijn zorgen er ook voor dat je minder puistjes krijgt. Van ongezonde dingen krijg je juist sneller puistjes. Maar ook aanleg speelt een grote rol in het krijgen van puistjes. De één krijgt nou eenmaal sneller puistjes dan de ander. Sneller: l Roken l Alcohol drinken l Een patatje eten l Stress Minder snel: l Veel water drinken l Je elke dag wassen l Acht uur per dag slapen l Je beddengoed verschonen Interessante websites/links www.voedingscentrum.nl l www.kennislink.nl l www.beeldbank.schooltv.nl l www.gezondheidsnet.nl l (informatie, tips en links) (veel weetjes, via zoekfunctie te vinden) (filmpjes over verschillende onderwerpen) (informatie over groeistriemen, via zoekfunctie te vinden) Weten wat groei met je lijf doet 24 © NIBI 2012