Beheervisie Rucphense bossen Beheervisie Rucphense bossen augustus 2014 4 Witte snavelbies Inhoud 1Inleiding 1.1 Aanleiding en doel 1.2 Methode en proces 7 7 7 2Gebiedsbeschrijving 2.1 Rucphense bossen 2.2Gebiedsbeschrijving 9 9 9 3 Inventarisatie huidige situatie 3.1 Ecologische hoofdstructuur 3.2Natuurbeheertypen 3.3Biodiversiteit 3.4 Recreatieve infrastructuur 13 13 15 15 17 4Visie 19 5 Beheer en inrichting 5.1 Versterken van netwerken van natuur 5.1.1 Versterken van de natuurkern 5.1.2 Versterken van verbindingen 5.2 Versterken natuurbeheertypen 5.3 Versterken biodiversiteit 5.4 Versterken recreatieve infrastructuur 21 21 21 21 23 23 25 Geraadpleegde bronnen 27 Bijlage 1 Beschrijving bosmaatregelen Bijlage 2 Maatregelen per bosontwikkelingsfase 29 43 Beheervisie Rucphense bossen 5 6 Hoogtekaart 1Inleiding 1.1 Aanleiding en doel Natuurmonumenten bezit in de Rucphense bossen enkele tientallen hectares natuur. Naast Natuurmonumenten beheren ook Defensie en vele particulieren delen van het bos- en natuurgebied. Het is de wens van de gemeente Rucphen en natuurmonumenten om binnen het gebied tot een eenduidig beheer te komen. Een beheervisie kan daarbij een belangrijk communicatiedocument zijn en handvatten voor het beheer geven. Het doel is om op basis van de beheervisie in gesprek te komen met de beheerpartners in het gebied. Het is niet de bedoeling dat de beheervisie dwingend wordt opgevat, maar als kennisdocument en een goede mogelijkheid om tot een eenduidige ontwikkeling van het natuurgebied te komen. 1.2 Methode en proces Methode De ‘beheervisie Rucphense bossen’ geeft antwoord op de kernvragen: “wat hebben we?”, “wat willen we?” en “hoe kunnen we dat bereiken?”. Met de beantwoording van de eerste vraag wordt de huidige situatie op hoofdlijnen in beeld gebracht, terwijl het antwoord op de vraag “wat willen we?” de visie weergeeft op wat de ontwikkelingsrichting van de Rucphense bossen kan zijn. Het antwoord op de derde vraag geeft aan hoe dit gerealiseerd kan worden. Proces De ‘beheervisie Rucphense bossen’ is tot stand gekomen door een korte verkenning van het gebied, gesprekken met de betrokken beheerder van Natuurmonumenten en de informatie-excursies waar particuliere boseigenaren hun input hebben gegeven. Er heeft geen gedetailleerde inventarisatie plaatsgevonden waardoor het plan een zeker abstractieniveau behoudt. Om als concreet handvat te dienen voor bepaalde eigendommen of percelen is mogelijk een verdiepingsslag nodig. Beheervisie Rucphense bossen 7 8 Rucphense bossen 2Gebiedsbeschrijving 2.1 Rucphense bossen De Rucphense bossen is een gevarieerd gebied waarin bos, heideterreinen en kleine landbouwenclaves elkaar afwisselen. Het gehele gebied is van oorsprong een heidegebied dat aan het einde van de negentiende eeuw in fases is beplant met overwegend naaldbossen. Centraal in het gebied is een heidegebied van ongeveer 40 hectare bewaard gebleven. Ook in het westelijk deel liggen nog enkele kleine heiderelicten. Opvallend zijn de verschillende landbouwenclaves die ontstaan zijn uit de ontginning van de nattere delen van de heide en de voormalige vennen. Het noordelijk deel van de Rucphense bossen is sterk verkaveld. Hier staan verschillende huizen in het bos en liggen campings/recreatieparken. Het middelste deel is in beheer van Defensie. Het gebied wordt gebruikt voor oefeningen. Er is een rondweg voor militaire voertuigen. Ook zijn er onder andere bivakterreinen en pioniergebieden. Ten zuiden van de Nederheidsebaan ligt Landgoed Jachthuis Schijf. Dit landgoed is niet opengesteld voor het publiek. De Rucphense bossen maken onderdeel uit van een groter gebied dat landschapsecologisch gezien min of meer verbonden is. Deze verbinding loopt ten zuiden van Schijf via de Oude Buisse Heide, de Pannenhoef, het Mastbos, de Strijbeekse heide via de Chaamse bossen tot aan Alphen. De themakaart van de ligging van de Rucphense bossen is weergegeven op pagina 8. Beheervisie Rucphense bossen 2.2Gebiedsbeschrijving Hydrologie en geomorfologie Voor het begrip van het ecologisch systeem rond de Rucphense bossen is het van belang te beseffen dat het op het West-Brabants massief ligt. De Rucphense bossen zijn een van de kerninfiltratiegebieden en kennen een lage grondwaterstand. De kwelgebieden bevinden zich met name in de beekdalen en de overgangsgebieden van zand naar klei. Op kleinere schaal is er in het verleden ook sprake geweest van kwelsystemen. Zo werden bijvoorbeeld het Olsmoereven, Rozendaals ven en het Meerven gevoed door lokale kwel. Datzelfde gold op iets grotere afstand voor het voormalige Snolleven bij Visdonk. Het grondwater staat diep onder het maaiveld. De oudste peilbuizen wijzen op een flinke daling begin jaren zeventig. Dit is nagenoeg zeker het gevolg van de ‘algemene grondwaterdaling’, zoals die in grote delen van Nederland de afgelopen decennia heeft plaatsgevonden. Door de jaren heen fluctueert de grondwaterstand flink als gevolg van droge en natte jaren. Ten noorden van de Roosendaalse Baan komen aan de oostzijde van het gebied, in het deelgebied De Duinen, stuifduinen voor. Dit duidt op een periode van overexploitatie en klimatologische omstandigheden die verstuiving van zand in gang hebben gezet. In het verleden (tot circa 1870) lag hier een flinke stuifzandcel met de as zuidwest-noordoost. Op een groot deel van het voormalige stuifzand staat bos en heeft zich deels een bodemprofiel ontwikkeld. 9 10 Bos Landschappelijk en ecologisch Het grondgebied van de gemeente Rucphen was van belang voor de vervening die plaatsvond van 1290 tot in de vroege zestiende eeuw. Toen het veendek was verwijderd, bleef er een schraal zanddek over. De slechtste gedeelten vervielen tot heidegebied. Het heidegebied werd op extensieve wijze benut voor het weiden van schapen. Sommige delen werden – totdat men voor dit doel hop ging gebruiken – voorzien van het weinig eisende gagel. De goede stukken werden in gebruik genomen voor de landbouw. In de zestiende eeuw traden zandverstuivingen op die de akkerbouw sterk bemoeilijkten. Om dit en de ermee gepaard gaande armoede te bestrijden werden er zandwallen met schaarhout opgeworpen en er werd heidegras uitgezet. In de periode 1850-1940 werden de delen met stuifzand en delen van de heide beplant met grove dennen; de Rucphense bossen. Het droge karakter van de hoog in het landschap gelegen bossen komt nog steeds tot uitdrukking in de soortensamenstelling van planten en dieren. Veel vennen zijn verdwenen door ontginning. De Oude Zoek ten zuiden van Schijf is eveneens een opvallend resultaat van ontginning. Rond 1894 werd de Oude Zoek, de plas die was overgebleven na de vervening, gedicht en van een verkaveling voorzien. De Rucphense bossen zijn beeldbepalend in het landschappelijke raamwerk waar de bossen, heideterreinen en beekdalen belangrijke dragers van zijn. Ten westen van de Rucphense bossen liggen lagere gronden die ontgonnen zijn voor de landbouw. De Molenbeek snijdt duidelijk door het landschap en voert mede vanuit België water af. In het verleden was het beekdal een opvallend landschappelijk element met grenzend aan de beek de bloemrijke en soortenrijke hooilanden. Ten (zuid) oosten van de Rucphense bossen ontspringen tussen de oude ontginningen de Schijfsche loop, Zoeksche loop, de Bijloop, Moersloot en Aa of Weerijs; water dat bij Breda uiteindelijk in de Mark verdwijnt. Hoe groter de beek, des te duidelijker de landschappelijke impact in het verleden was. Recreatief-toeristisch De gemeente Rucphen profileert zich als groene en recreatieve gemeente. Deze kwaliteit is deels verbonden aan de Rucphense bossen en is sterk gebonden aan routestructuren. Beheervisie Rucphense bossen 11 12 natuurnetwerk 3 Inventarisatie huidige situatie 3.1 Ecologische hoofdstructuur De Rucphense bossen en de natuurterreinen in de omgeving maken geen deel uit van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000. De gebieden maken deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Dit is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Natuurkerngebieden De Rucphense bossen kunnen, gelet op de grootte, in de omgeving als kerngebied van de EHS worden gezien. Ten oosten van de Rucphense bossen ligt in een landgoederenzone een aaneenschakeling van natuurgebieden die samen van grote betekenis zijn. Een deel van dit gebied moet nog van landbouwgrond naar natuur worden omgevormd. De meeste terreinen kennen een lange geschiedenis die start rond 1550 met het afgraven van het hoogveen. Onderstaand zijn kort de meest belangrijke natuurkerngebieden rond de Rucphense bossen beschreven. Visdonk Visdonk is een van oorsprong nat gebied (ven) dat grotendeels ontgonnen is voor de landbouw. Nu wisselen bos, landbouwgrond en kleine heiderestanten elkaar af. De ligging tegen Roosendaal aan maakt met name het noordelijk gelegen bos een geliefd recreatiegebied. Een waardevol onderdeel van Visdonk is het Rozenven, waarvan de oevers en aangrenzende natte heide bijzondere soorten herbergen zoals beenbreek, klokjesgentiaan, geelgroene zegge en vlottende bies. Het gebied wordt beheerd door Natuurmonumenten. . Landgoederenzone Ten oosten van de Rucphense bossen ligt een landgoederenzone met een gevarieerd en natuurlijk landschap. De Oude Buisse heide, De Moeren, Kievitsmoeren, Ketelmeren, Lange Maten en Pannenhoef maken onderdeel uit van deze zone. Het gebied bestaat uit heide met vennen, natuurlijke graslanden, lanen en bossen. In het bos zijn er de typische kenmerken van de landgoedbossen zoals oude eiken en rode beuken. Op de heide groeien soorten als ronde zonnedauw, klokjesgentiaan en tormentil. Binnen de Oude Buisse heide komt de gladde slang Beheervisie Rucphense bossen voor. De Pannenhoef kent interessante relicten van heide, moeras, vennen en schraallanden. Er komen interessante soorten voor zoals oeverkruid, beenbreek, klokjesgentiaan, moeraswederik, moerasviooltje en duizendknoopfontijnkruid. Het gebied is rijk aan amfibieën met onder andere de heikikker. De landgoederenzone wordt beheerd door particulieren en Brabants Landschap en Natuurmonumenten. Verbindingen Er is een aantal ecologische verbindingen gepland rond de Rucphense bossen. Ze zijn door de provincie indicatief weergegeven in het natuurbeheerplan. De verbindingen zijn: 1. Rucphense bossen – Visdonk: een strook rond de straat Nederheide richting het Rozenven. 2. Rucphense bossen – Noorden: een strook richting de bossen rond de Mastbospolder. Van daaruit liggen er verbindingen richting de Mark. 3. Rucphense bossen – Lange Maten: een strook tussen de Schijfse vaart en Camping de Witte Plas. Na het gebied Scherpenberg is nog een korte verbinding die de aansluiting maakt met Lange Maten. 4. Rucphense bossen – Oude Buisse Heide (1): een strook ten zuiden van Schijf van de Hoeksestraat richting de Zoeksestraat. Deze strook sluit aan op de reeds bestaande bosjes Rond de Hoekvensedreef. 5. Rucphense bossen – Oude Buisse Heide (2): via bestaande landschapselementen is een strook rond de Zoekse Dijk gepland. Deze buigt af richting de Witte Brugstraat. 6. Rucphense bossen – Oude Buisse Heide (3): rond de Rozendaalsebaan wordt nog een extra verbinding gelegd met de Oude Buisse heide 7. Rucphense bossen / Oude Buisse Heide – De Matjens: Een lange verbinding door landbouwgebied van de Roosendaalse baan 13 14 Natuurbeheertypenkaart 3.2Natuurbeheertypen Binnen het Natuurbeheerplan van de provincie worden voor de Rucphense bossen verschillende natuurtypen onderscheiden. Onderstaand is een korte beschrijving gegeven van de terreindelen die onder de natuurbeheertypen vallen. Droog bos met productie De droge bossen met productie die binnen de Rucphense bossen vallen beslaan verreweg het grootste deel van de oppervlakte. Het uiterlijk van deze bossen varieert. Ze zijn eenvormig van aanleg, maar her en der ontstaat al een meer gevarieerde bosstructuur. Er zijn veel wat oudere naaldbossen, er zitten jonge bossen tussen en met name in de randen wat ouder loofbos met inlandse eik. Op veel plaatsen zijn de soorten Amerikaanse eik en Amerikaanse vogelkers prominent aanwezig. Droge heide De heide binnen de Rucphense bossen heeft overwegend een droog karakter. Op veel plaatsen zijn er structuurrijke overgangen van heide naar bos. Delen van de heide zijn kleinschalig geplagd. Kruiden- en faunarijk grasland In het zuidwesten van de Rucphense bossen ligt een perceel grasland dat als natuurterrein wordt beheerd. Door het perceel loopt een sloot. 3.3Biodiversiteit De meer bijzondere soorten die binnen de Rucphense bossen worden aangetroffen zijn voor een groot deel afhankelijk van de heide en de overgang van heide naar bos. De vogelsoorten nachtzwaluw, boomleeuwerik en roodborsttapuit zijn daar een goed voorbeeld van. Ook de levendbarende hagedis, de enige reptielensoort binnen de Rucphense bossen, is een typische soort van de heide, maar komt ook binnen de open bossen voor. Als bijzondere bosvogel komt de zwarte specht voor. Als vrij zeldzame vlinders zijn het bont dikkopje en de bruine eikenpage bekend. Ze zijn afhankelijk van de overgang tussen open ruimte en bos. Dat kunnen bosranden zijn, maar ook bospaden bieden een prima habitat. De bruine eikenpage is afhankelijk van eikenhakhout, kapvlakten in eikenbossen en jonge eikenaanplant. Als bijzondere libel is de venwitsnuitlibel waargenomen. Deze soort die als habitat vennen en hoogveen heeft, moet hier vroeger in hoge aantallen voorgekomen hebben. De enige krekel waarvan bekend is dat hij voorkomt in het gebied is de veldkrekel. In het zuidwestelijk deel zijn de sprinkhanen knopsprietje en snortikker gemeld. Als aansprekende zoogdieren komen rode eekhoorn en ree voor in het gebied, maar natuurlijk komen ook haas, konijn, egel en verschillende kleinere zoogdieren in het gebied voor. Over het voorkomen van vleermuizen zijn geen gegevens bekend. Vochtig bos met productie en Dennen-, eiken- en beukenbos Het vochtig bos met productie en het natuurlijke beheertype dennen-, eiken- en beukenbos komen slechts zeer beperkt voor en wijken wat betreft voorkomen niet veel af van het beheertype droog bos met productie. Verder in deze beheervisie zullen de drie beheertypen samengenomen worden tot ‘bos’. Beheervisie Rucphense bossen 15 16 Recreatiekaart 3.4 Recreatieve infrastructuur Op pagina 16 is de recreatiekaart weergegeven. Verblijven en horeca Binnen de Rucphense bossen liggen verschillende mogelijkheden om te verblijven: ++ Recreatiepark ‘De Zilverden’ ++ Camping De Oliepot ++ Camping De Posthoorn, ++ Groepsaccommodatie `t Ossekopke Er zijn maar weinig gelegenheden met bed and breakfast rond de Rucphense bossen. Ten zuiden van de Rucphense bossen ligt café Jagersrust. Parkeren Er zijn volop parkeergelegenheden aan de rand van de Rucphense bossen. Naast de gelegenheden bij de verblijfsmogelijkheden en de horeca zijn er verschillende parkeerplaatsen aanwezig bij de ingangen van het bos. Wandelen Er zijn zes routes die met gekleurde paaltjes zijn gemarkeerd: ++ Blauwe route: 3 km ++ Groene route: 6 km ++ Rood-witte route: 8 km ++ Gele route: 9 km ++ Rode route: 3 km Beheervisie Rucphense bossen Mountainbiken In het gedeelte boven de Nederheidsebaan ligt een 17 km lange ATB-route. De route is met rode tekens gemarkeerd. Er is een verbinding gemarkeerd naar de groene route in Essen en Roosendaal waardoor een route met een lengte van 45 km ontstaat. Fietsen Er loop een knooppuntenroute door de Rucphense bossen. Daarnaast zijn de wegen rond de Rucphense bossen geschikt om te fietsen. Er zijn goede verbindingen met andere gebieden en Roosendaal en Etten-Leur. Paardrijden Binnen het gebied is een gemarkeerde ruiterroute aanwezig. Deze sluit niet aan op een netwerk van routes, maar staat op zichzelf. De verdere ontwikkelingen van de recreatieve routes zullen plaatsvinden in samenwerking met de verschillende gebruikersgroepen. 17 18 Jong naaldbos 4Visie De Rucphense bossen is een gebied met belangrijke ecologische en economische waarden. Ze bieden aantrekkelijke mogelijkheden voor recreatie en toerisme die door de Rucphense gemeenschap benut en ontwikkeld kunnen worden. Het is een gebied met potentie. De Rucphense bossen kunnen zich ontwikkelen tot een prachtig bos waar natuur, recreatie en houtproductie een volwaardige plek hebben. Een extensief militair gebruik gaat daar goed mee samen. In dit bos is het prettig om te recreëren. Het is goed bereikbaar en los van de privésfeer rond (land)huizen geheel toegankelijk. Er is een goede padenstructuur voor wandelaars, fietsers, ATB-ers en ruiters. Iedere doelgroep heeft zijn eigen paden en de routes sluiten goed aan op de omliggende natuurkernen. Bij mooie uitzichtpunten staan bankjes die de mogelijkheid bieden een welverdiende rustpauze te genieten. Op een beperkt aantal plekken krijgt de recreant informatie over de bijvoorbeeld de historie van het gebied en de natuurwaarden. Aan de randen van het gebied voorziet de horeca de gasten van een versnapering. De natuurwaarden concentreren zich op en rond de heidevelden waar een structuurrijke vegetatie een goed habitat biedt voor bijzondere soorten. De aandacht gaat vooral uit naar de nachtzwaluw en de bruine eikenpage die als ambassadeurs de weg banen voor andere soorten met als ultiem doel de gladde slang, heikikker en boommarter. De verschillende heidekernen zijn met verbindingszones langs de brede zandwegen verbonden. In de late zomer bloeit de heide hier volop en gonst het van de insecten. Regelmatig zien bezoekers een levendbarende hagedis wegschieten. De goed ontwikkelde bosranden spelen een belangrijke rol voor onder andere kleine zoogdieren en warmteminnende insecten zoals vlinders. plukken. Het bos is gemengd en kent een afwisselende structuur. Er is dicht bos, bos met veel ondergroei en er zijn open plekken waar onder andere mieren en vlinders volop profiteren van het licht en de warmte. Langs de wegen en paden en in het bijzonder de recreatieve routes staan her en der karakteristieke bomen die opvallen door hun vorm of formaat. Er staan echt unieke exemplaren tussen. Het is in de Rucphense bossen niet alleen maar beleven vanaf het pad. Tussen het oude inheemse bos zijn (delen van) bospercelen waar de productie van de duurzame grondstof hout de aandacht heeft. Deels gebeurt dit met inheemse soorten met een prominente positie voor de grove den, maar waar de bodem daar geschikt voor is wordt ook met bijvoorbeeld douglas en lariks gewerkt. Soorten als Amerikaanse eik, Amerikaanse vogelkers en robinia die kunnen gaan overheersen komen steeds minder voor. Ook het bos waar het accent op de productie van zaaghout ligt is aantrekkelijk om te zien. Het is gemengd en gevarieerd. Omdat inheemse bomen en dood hout ook hier een belangrijke rol spelen is de natuurwaarde van een goed niveau. De productie is meer op kwaliteitshout gericht. Bosverjonging gebeurt in eenheden kleiner dan een hectare en als het even kan met gebruikmaking van natuurlijke verjonging. In het bos laten de drie functies zich op kleine schaal goed combineren. Dikke inlandse eiken, flinke berken en oude dennen vormen als natuurlijk inheems bos het geraamte. Dit deel van het bos wordt extensief beheerd. Er is veel dood hout aanwezig waar veel soorten van profiteren. Hier worden steeds meer soorten die karakteristiek zijn voor oude bossen aangetroffen. In het voorjaar is alom het geroffel van spechten te horen en wie geluk heeft vangt een glimp van de boommarter op. Steeds vaker loont het om het bos in te trekken om bosbessen te Beheervisie Rucphense bossen 19 Beheervisie Rucphense bossen 2014 Themakaart: Versterken netwerken van natuur ± Legenda ecologische verbinding natuurontwikkeling natuurlijk beheer heidecorridor groene vingers Staro Natuur en Buitengebied Lodderdijk 38a 5421 XB Gemert tel: 0492 450161 fax 0492 450162 email: [email protected] www.starobv.nl 20 Te verkrijgen natuur 5 Beheer en inrichting 5.1 Versterken van netwerken van natuur In deze paragraaf wordt aangegeven hoe het netwerk van natuur rond de Rucphense bossen kan worden versterkt. In de eerste subparagraaf wordt aangegeven hoe dat kan voor de Rucphense bossen zelf, in de tweede wordt aangegeven hoe dat kan door de verbindingen met andere gebieden te versterken. 5.1.1 Versterken van de natuurkern De Rucphense bossen is een redelijk afgeronde natuurkern. Er is geen directe aanleiding om het gebied sterk uit te breiden om bijvoorbeeld de verbinding met een beek te realiseren en zo richting systeemherstel en compleetheid van het ecosysteem te sturen. Het verdient wel aanbeveling na te gaan of een aanpassing van het watersysteem buiten de bossen tot een stijging van het grondwaterpeil in de bossen en heideterreinen kan leiden. Dit kan voor een kwaliteitsimpuls zorgen. Binnen de Rucphense bossen ligt een aantal percelen die in gebruik zijn voor landbouw of bijvoorbeeld als paardenweide. Deze open ruimte is waardevol voor de compleetheid van het ecosysteem. De natuurkern zou flink versterkt kunnen worden door: ++ De landbouwenclaves om te vormen naar natuur. De gewenste ontwikkelingsrichting is heide. Door her en der natuurakkers aan te leggen wordt de kwaliteit van het gebied extra versterkt. ++ Een op natuurwaarden afgestemd beheer van de extensiever beheerde percelen zoals paardenweides. Het gaat bijvoorbeeld om het (deels) later maaien of begrazen waardoor bloemrijke weides ontstaan. De locaties waar het om gaat zijn indicatief weergegeven op pagina 20 Beheervisie Rucphense bossen Om de natuurkern, maar ook het landschap te versterken kunnen landschapselementen worden aangelegd die als groene vingers het omliggende landbouwgebied in gaan. Hier profiteren veel soorten van en wordt het landschap kleinschaliger en aantrekkelijker. Deze landschapselementen kunnen tevens bijdragen aan de versterking van ecologische verbindingen tussen natuurkernen. Op de kaart op pagina 20 zijn met een gele kleur de groene vingers ingetekend. De percelen waar ze op zijn geprojecteerd zijn indicatief. 5.1.2 Versterken van verbindingen Er wordt al hard gewerkt aan de ecologische verbindingen rond de Rucphense bossen. Ecologisch gezien lijken vooral de verbindingen richting het Rozenven en de landgoederenzone ten oosten van de Rucphense bossen van belang. Hier zouden de verbindingen vestigings- en migratiemogelijkheden moeten bieden aan: ++ Levendbarende hagedis en gladde slang ++ Flora ++ Vlinders ++ Krekels en sprinkhanen ++ Overige insecten ++ Zoogdieren ++ Amfibieën (heikikker) De verbindingen moeten een forse breedte hebben van liefst minimaal 50 meter en een afwisselend en vooral voedselarm habitat. Belangrijk daarin zijn: ++ Eikenbos of eikenhakhout ++ Heide en heischraal grasland ++ Poelen ++ Ruigte 21 22 Kruidenrijk grasland 5.2 Versterken natuurbeheertypen Bos In het bos is veel kwaliteitswinst te halen. Door een gericht beheer is zowel een versterking van de natuurfunctie, de recreatiefunctie als de houtproductiefunctie te realiseren. De maatregelen die kunnen worden toegepast zijn divers en worden in bijlage 1 uitgebreid beschreven. Het gaat om: ++ Toekomstbomendunning ++ Verhogen aandeel inheems loofhout ++ Verhogen aandeel gemengd bos ++ Verbeteren van de bosstructuur ++ Versterking van bosranden ++ Verhogen aandeel dood hout ++ Verwijderen ongewenste soorten ++ Vrijstellen karakteristieke bomen ++ Verjongen van slecht functionerend bos ++ Opsnoeien en vrijstellen kwaliteitsbomen Niet alle maatregelen kunnen of moeten in iedere opstand toegepast worden, maar vaak kan een mix van meerdere maatregelen ingezet worden. In bijlage 2 is aangegeven welke beheermaatregelen tijdens de ontwikkeling van jong bos naar volwassen bos plaats kunnen vinden. Droge heide De droge heide wordt door zowel Natuurmonumenten als Defensie consequent beheerd. Het beheer heeft tot doel: ++ structuurrijke heide in stand te houden ++ geleidelijke overgangen van heide naar bos in stand te houden ++ vergrassing tegen te gaan Voor het beperken van de verbossing en de vergrassing van de heide is het aan te raden de terreinen met een gescheperde kudde te gaan begrazen. Doordat de kudde van heideterrein naar heideterrein trekt worden zaden verspreid. De geleidelijke overgangen van heide naar bos worden in stand worden gehouden door opslag van bomen en struiken gedeeltelijk weg te nemen als het bedekkingspercentage meer dan 50% wordt. Om het beheertype verder te versterken kunnen de afzonderlijke heideterreintjes met elkaar worden verbonden door rond bospaden brede bermen aan te leggen. Beheervisie Rucphense bossen Deze bermen zijn aan beide zijden van de weg minimaal 10 meter kaal. Hier kan zich een vegetatie met gras, kruiden en heide ontwikkelen. Aansluitend op deze strook is er een overgangszone van 20 meter breed waar een geleidelijke overgang van open ruimte naar bos wordt gerealiseerd. Deze brede verbindingen worden meegenomen in de begrazing met de gescheperde kudde. Kruiden- en faunarijk grasland De ecologische betekenis van graslanden stijgt met de afname van de beschikbare voedingsstoffen. Om het kruiden- en faunarijk grasland verder te ontwikkelen wordt het grasland twee keer per jaar gedeeltelijk gehooid. Steeds blijven andere delen staan om schuilgelegenheid te bieden aan fauna. Zodra de productie sterk afneemt kan overgeschakeld worden op één keer per jaar hooien en nabeweiding met de gescheperde kudde die ook voor het heidebeheer wordt ingezet. Binnen het kruiden- en faunarijk grasland ligt een sloot. Door deze te dempen en een of twee poelen aan te leggen wordt de versnelde afvoer van regenwater tegengegaan en het habitat van veel soorten versterkt (zie ook § 5.3). 5.3 Versterken biodiversiteit De biodiversiteit binnen de bestaande natuur van Rucphense bossen kan op een aantal manieren versterkt worden. Deels gebeurt dit al door een goed beheer van de natuurbeheertypen. Aanvullend kunnen gericht op de binnen het gebied en rond het gebied voorkomende soorten extra maatregelen worden genomen. Onderstaand is een aantal maatregelen kort uitgewerkt. Ontwikkelen oppervlaktewater Er is weinig oppervlaktewater binnen de Rucphense bossen. Dat is niet vreemd, omdat het grondwater een tot enkele meters diep ligt. Oppervlaktewater is voor veel soortgroepen van groot belang. Voedselarm water biedt leefgebied en voortplantingshabitat voor bijzondere flora, amfibieën en insecten. De aanwezigheid van oppervlaktewater is een belangrijke randvoorwaarde om bijvoorbeeld de heikikker binnen het gebied te krijgen. Deze komt nu voor binnen de landgoederenzone ten oosten van het gebied en ook bij het Rozenven is er één geregistreerde waarneming (bron: www.ivn.nl). Er liggen mogelijk kansen voor de ontwikkeling van oppervlaktewater in de vorm van vennen bij de voormalige vennen: Olsmoereven, Meerven en Rozendaals ven. Mogelijk zijn er ook mogelijkheden binnen het kruiden- en faunarijk grasland in het zuidwesten van het gebied. Doordat 23 24 Bruine Eikenpage de grondwaterstand daar in de zomer ver wegzakt is een bekleding van de poel met leem wellicht nodig. Versterken habitat bijzondere broedvogels De nachtzwaluw, boomleeuwerik en roodborsttapuit hebben als habitat structuurrijke heide met geleidelijke overgangen naar bos, kapvlakten en brede zandwegen. Door de versterking van het natuurbeheertype droge heide wordt het habitat van deze broedvogels flink versterkt. Daarnaast zal het kappen van open ruimte als onderdeel van structuurdunning en het verjongen van slecht functionerend bos een extra impuls geven aan deze soorten. Het habitat van de zwarte specht zal versterkt worden door het ouder en dus geschikter worden van het bos en de verhoging van het aandeel dood hout. Het dode hout is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van de populatie houtmieren die een belangrijke voedselbron is voor de zwarte specht. Versterken habitat reptielen De maatregelen die beschreven zijn voor de versterking van de beheertypen droge heide en bos zijn gunstig voor de levendbarende hagedis die in het gebied voorkomt. Als de verbindingen tussen de landgoederenzone en de Rucphense bossen goed op orde zijn zou op termijn de gladde slang zich in het gebied kunnen vestigen. Zo kan de afstand tussen de populatie in de landgoederenzone en de Kalmthoutse heide worden verkleind; een belangrijke eerste stap naar het verbinden van deze populaties. Vanuit de landgoederenzone tot in de Rucphense bossen zouden takkenhopen opgeworpen kunnen worden die afgedekt worden met plaggen. Deze hopen bieden gladde slangen een veilige plek om zich terug te trekken. 5.4 Versterken recreatieve infrastructuur De recreatieve infrastructuur in de Rucphense bossen kent een goede basis. Voor alle doelgroepen die onder extensieve recreatie worden geschaard zijn de Rucphense bossen ontsloten en er zijn tal van parkeerplaatsen. De recreatieve infrastructuur kan verder versterkt worden door: ++ Het aanpassen van de ligging van routes zodat doelgroepen optimaal gescheiden worden en er geen conflicten kunnen ontstaan, zoals paarden die schrikken van ATB-ers. Bij het wijzigen van de recreatieve infrastructuur moet geborgd worden dat de heideterreinen rustige gebieden blijven. Dit is met name in het broedseizoen van groot belang. De heide moet natuurlijk wel beleefd kunnen worden. ++ De ontwikkeling van een lange afstandsroute (LAW) van Breda naar Roosendaal. Deze kan door de landgoederenzone en de Rucphense bossen lopen. ++ De aanleg van rustpunten op aantrekkelijke locaties. ++ Beperkte informatievoorziening op plaatsen waar een verhaal te vertellen is. Dat kan over het gebied gaan, de natuurwaarden en het beheer. Ook de legenden, mythen en sagen uit de gemeente Rucphen zoals vastgelegd in ‘Het Klaveren Vrouwke’ kunnen een aantrekkelijk thema vormen. ++ Het stimuleren van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van bed & breakfast. Liefst gekoppeld aan knooppuntroutes voor fietsen, wandelen, mountainbiken en paardrijden. Versterken habitat vlinders De vlinders bont dikkopje en de bruine eikenpage profiteren van de versterking van de natuurbeheertypen. Specifiek voor de bruine eikenpage verdient het aanbeveling een deel van de bosverjonging met eik uit te voeren. Beheervisie Rucphense bossen 25 26 Klokjesgentiaan Geraadpleegde bronnen Rucphen natuurlijk actief, beleidsplan toerisme en recreatie, gemeente Rucphen Meerjaren Milieu-uitvoeringplan 2011 – 2014, gemeente Rucphen Wie is er bang voor de gladde slang, provincie Noord-Brabant Inrichtingsplan Olsmoereven, Staro Natuur en Buitengebied, 2010 uitvoeringsplan stuifzanden Noord-Brabant, provincie Noord-Brabant www.natuurmonumenten.nl www.brabantslandschap.nl www.rucphen.nl www.vogelbescherming .nl www.ravon.nl www.waarneming.nl www.brabant.nl/wateratlas www.ivn.nl www.routesinbrabant.nl www.puurrucphen.nl www.synbiosys.alterra.nl/natura2000 www.watwaswaar.nl militaire topografische kaart 1850 – 1864 Beheervisie Rucphense bossen 27 28 Blessen Bijlage 1 Beschrijving bosmaatregelen Toekomstbomendunning Veel maatregelen die het functioneren van de bossen verbeteren kunnen worden uitgevoerd door middel van dunningen of in combinatie van dunningen. Bij dunningen is het goed om te werken met toekomstbomen. Dit zijn de bomen waarmee de eigenaar letterlijk de toekomst in wil. Bij het uitzetten van een toekomstbomendunning worden eerst de toekomstbomen aangewezen en vervolgens worden de concurrenten van de toekomstboom gemarkeerd om te kappen. Dit zijn bomen die concurreren om licht, ruimte en voedingsstoffen. Door de Toekomstbomendunning kap van de concurrenten krijgt de toekomstboom de kans zich beter te ontwikkelen en sneller dik te worden. Uiteindelijk is binnen een hectare bos ruimte voor 60 tot 80 toekomstbomen. Toekomstbomen worden vaak voorzien van een blauwe stip, dunningsbomen van een oranje ring of drie oranje stippen. legenda bij afbeeldingen dunning Th Tk Tn d r = = = = = Toekomstboom houtproductie Toekomstboom karakteristiek Toekomstboom natuur dunnen ringen cd gd ei dh be bu = = = = = = corsicaanse den grove den eik dood hout berk beuk Voor Na Beheervisie Rucphense bossen 29 30 Gemengd bos Verhogen aandeel inheems loofhout Het verhogen van het aandeel inheems loofhout gebeurt tijdens een dunning. De inheemse loofbomen zoals eik en berk worden aangemerkt als toekomstboom. Door concurrerende bomen van de inheemse loofbomen te kappen kunnen de inheemse loofbomen verder uitgroeien. Zo wordt het aandeel inheems loofhout eenvoudig verhoogd. Hoe veel inheemse loofbomen als toekomstboom worden aangewezen bepaalt de eigenaar zelf op basis van zijn ambitie in de mix natuur, beleving en houtproductie. Wanneer er geen inheems loofhout voorkomt in een opstand en deze bijvoorbeeld alleen uit grove dennen bestaat, kan de vestiging van inheems loofhout worden gestimuleerd door (plaatselijk) flink te dunnen. Doordat er meer licht op de bodem komt, zal zich onder de dennen vanzelf inheems loofhout vestigen. Natuurlijk kan het aandeel inheems loofhout ook verhoogd worden door naaldbos of uitheems loofbos te kappen en inheemse loofbomen te planten. Verhogen aandeel inheems loofhout Voor Na Beheervisie Rucphense bossen 31 32 Verbeteren bosstructuur Verhogen aandeel gemengd bos Het verhogen van het aandeel gemengd bos gebeurt tijdens een dunning. Bijna alle opstanden zijn als monocultuur aangelegd en los van verjonging onder het bos wordt het kronendak vaak gedomineerd door één soort. Door de bomen van afwijkende soort(en) aan te wijzen als toekomstboom en door de concurrerende bomen van deze ‘mengbomen’ te kappen wordt de menging op die plaats versterkt en het aandeel gemengd bos verhoogd. Soms zijn er alleen afwijkende boomsoorten als verjonging in de onderetage van het bos te vinden. In deze gevallen kan er voor worden gekozen om boven een deel van die verjonging het oude bos weg te kappen. De verjonging krijgt dan voldoende licht om door te kunnen groeien en bij te dragen aan het aandeel gemengd bos. Verbeteren bosstructuur Verbeteren van de bosstructuur De bosstructuur kan verbeterd worden door tijdens de dunning niet alle delen van een opstand hetzelfde te behandelen. Zo’n dunning heet een structuurdunning. Tijdens een structuurdunning worden: ++ Delen van de opstand niet behandeld ++ Delen van de opstand normaal gedund ++ Delen van de opstand stevig gedund ++ Delen van de opstand (groepen) kaalgekapt. Het kaalkappen van groepen kan met een variërende oppervlakte gebeuren. Als minimum kan een oppervlakte van circa 0,15 hectare (diameter open plek is minimaal 1,5x de lengte van de bomen naast de open plek) worden aangehouden en als maximum een oppervlakte van 0,25 hectare. Het doel van de kap van groepen is bijdragen aan de gevarieerde bosstructuur en de daaraan gekoppelde natuurwaarden. Bosverjonging is hierbij niet het doel. Hoe langer de groep open blijft des te beter. Het is dan ook niet nodig om tak- en tophout te verkleinen, de bodem te verwonden en/of te planten. Voor Na Beheervisie Rucphense bossen 33 34 Bosrand Versterking van bosranden Bosranden liggen zoals het woord aangeeft aan de rand van het bos. Dat zijn alle grenzen met open ruimte. Dat kan landbouwgrond zijn, maar ook de heideterreinen of graslanden die binnen het bos liggen. De ecologische en landschappelijke waarde van bosranden neemt toe naarmate de overgang van open ruimte naar bos geleidelijker is. Om dit te realiseren wordt in de bosrand tot een meter of twintig de opstand in extra hard gedund en worden plekken in de bosrand kaalgekapt waardoor de bosrand ‘golvend’ wordt. Hierdoor ontstaat luwte voor bijvoorbeeld vlinders. Op de kaalgekapte delen ontwikkelen zich bij voorkeur struiken. Deze kunnen desgewenst geplant worden. De soortensamenstelling wordt dan afgestemd op de groeiplaats. In de Rucphense bossen gaat het dan vooral om vuilboom en lijsterbes, maar ook soorten als linde, hazelaar, wilde kamperfoelie en boswilg zijn geschikt en ecologisch waardevol. 20m Open veld 20m Open Mantel veld Open veld Zoom Beheervisie Rucphense bossen Zoom KernZoom Zoom 20m 20m Mantel MantelOpen veld Mantel Kern 20m Kern Mantel Kern Zoom Kern 35 36 Dood hout Verhogen aandeel dood hout Het verhogen van het aandeel dood hout gebeurt ten eerste door het laten liggen van omgewaaide bomen. Daarnaast kunnen als extra impuls voor de verhoging van het aandeel dood hout bomen worden geringd. Bij het ringen wordt bij de stamvoet de boom rondom circa 5 centimeter ingezaagd zodat de sapstroom wordt doorbroken. Dit gebeurt in twee ringen die ongeveer 10 centimeter boven elkaar zitten. Hoe dikker de boom is die geringd wordt, des te beter. Als stelregel kan een minimumdiameter van 30 cm worden gehanteerd. Dood loofhout is zeldzamer en waardevoller dan dood naaldhout. Het ringen moet er echter niet toe leiden dat alle dikke bomen of alle loofbomen uit een perceel verdwijnen. Tijdens dunningen kan er voor gekozen worden bomen niet te kappen maar te ringen. Bij het ringen van bomen moet er voor gezorgd worden dat de geringde bomen niet binnen twintig meter van een pad of weg staan om te voorkomen dat er dode bomen op wegen en paden kunnen vallen. Verhogen aandeel dood hout + vrijstellen karakteristieke boom Voor Na Beheervisie Rucphense bossen 37 38 Karakteristieke boom Verwijderen ongewenste soorten Uitheemse soorten die de neiging hebben om het hele bossysteem te gaan overheersen kunnen bestreden worden. In de Rucphense bossen gaat het in eerste instantie om Amerikaanse vogelkers en Amerikaanse eik. De bestrijding gebeurt bij voorkeur zonder chemische bestrijdingsmiddelen. Het is niet eenvoudig en vereist vaak een lange adem. Amerikaanse vogelkers (ook wel kortweg prunus of bospest genoemd) kan het beste bestreden worden door kleine exemplaren ‘uit te trekken’. Iets grotere exemplaren kunnen met de spade worden uitgestoken. Echt dikke Amerikaanse vogelkersen kunnen worden afgezaagd of ontgraven met een minigraver. De bestrijding vindt plaats in de maanden juli, augustus en september. Met één behandeling is de strijd echter niet gewonnen. Het is noodzakelijk om, voordat eventueel uitgelopen stobben en nieuwe zaailingen weer zaad produceren, weer een bestrijding uit te voeren. Als dit consequent wordt volgehouden is de soort goed onder de knie te krijgen. Amerikaanse eik gedraagt zich niet op iedere bodem hetzelfde. Soms, zoals in delen van de Rucphense bossen, zaait hij zich massaal uit. Op andere plekken komt verjonging nauwelijks van de grond. Om de soort terug te dringen is het verstandig te starten bij de plekken waar hij weinig voorkomt. Hier kunnen de eiken worden afgezaagd. Daarna moeten consequent de uitlopers van de stobben worden verwijderd om de stobbe uit te putten. Anders als bij Amerikaanse vogelkers die na enkele jaren weer zaad draagt, zal Amerikaanse eik bij het nalaten van de nabehandeling van de stobben zich niet snel uitzaaien. Vrijstellen karakteristieke bomen Karakteristieke bomen zijn belangrijke herkenningspunten en verhogen de belevingswaarde van het bos. Met name aan de verschillende recreatieve routes kunnen karakteristieke bomen geaccentueerd of ontwikkeld worden. Bomen die door de soort, dikte, plek of vorm opvallen, worden als toekomstboom aangewezen en alle concurrerende bomen worden gekapt. Ook bomen die vanaf de route gezien het zicht op de boom ontnemen worden gekapt. Karakteristieke bomen moeten zich optimaal kunnen ontwikkelen. Als er geen bomen zijn die zich op de genoemde criteria onderscheiden, worden aan routes toch bomen geselecteerd die zich kunnen ontwikkelen tot karakteristieke boom. Door ze te ontdoen van concurrenten zullen deze bomen sneller dik worden en zich snel onderscheiden van de rest. Verjongen van slecht functionerend bos Wanneer bos slecht functioneert en niet aan de doelstelling van de eigenaar voldoet kan dit een reden zijn het bos te verjongen. Als voorbeeld kan een bos genomen worden dat bestaat uit kromme uitheemse bomen. Zowel voor de natuurfunctie als voor de houtproductiefunctie scoort dit bos onvoldoende. Door dit bos te kappen en te vervangen door (in dit geval) bijvoorbeeld inlandse eik of grove den kan de functievervulling voor zowel natuur als houtproductie verbeterd worden. Het verjongen van bos gebeurt in grotere eenheden. Een oppervlakte rond de 0,75 hectare lijkt geschikt om vanuit kostenoverwegingen grootschalig te kunnen werken, zonder de belevingswaarde aan te tasten. Op plekken waar de Amerikaanse eik veel voorkomt kan grootschaligere kap een oplossing zijn. Als er veel verjonging is, dan is het diep klepelen een mogelijke oplossing. Dat dient dan na de kap te gebeuren en nogmaals nadat de grond een of twee jaar heeft braakgelegen. Zelfs dan is en consequent verwijderen van Amerikaanse eikjes uit de verjonging een vereiste om er voor te zorgen dat de Amerikaanse eik niet weer de overhand neemt. Beheervisie Rucphense bossen 39 Schematisch bovenaanzicht bos voor dunning Op pagina 40 en 41 is weergegeven hoe een dunning uitgevoerd zou kunnen worden. Aan de rechter zijde binnen de plaatjes is een bosrand te zien. Linksboven een gemengd bos en links onder een naaldbos waarin een gat gekapt is om ruimte te geven aan verjonging. Th Tn Tn Tn Th Th Tn Tk Th Th Th Tk Th 40 Th Th Tk Th Th Tn Tk Schematisch bovenaanzicht bos na dunning Th Tn Tn Tn Th Th Tn Tk Th Th Th Tk Th Tk Tn Tk Th Beheervisie Rucphense bossen Th Th Th 41 42 Grote bonte specht Bijlage 2 Maatregelen per bosontwikkelingsfase Het bos doorloopt tijdens de ontwikkeling van ontstaan of aanleg tot aan oud bos verschillende fasen. Bij deze verschillende bosfasen kunnen verschillende beheermaatregelen worden toegepast om de bosontwikkeling bij te sturen zodat dit optimaal aan de wens van de boseigenaar voldoet. In deze bijlage zijn de belangrijkste bosfasen in beeld gebracht. Het gaat om de open fase, jonge fase, dichte fase, stakenfase en boomfase. Per fase is aangegeven welke maatregelen plaats kunnen vinden. Open fase De open fase is de fase waarin de bodem voornamelijk een kruidenbegroeiing kent waarin zich nieuwe bomen vestigen. Open fase Mogelijke maatregelen: ++ Bodemverwonding: Het blootleggen van de minerale grond (zand) door de humuslaag aan de kant te schuiven. Op minerale bodem kan het zaad van omringende bomen goed kiemen en kunnen de kiemplantjes goed overleven. ++ Planten: met het planten van bomen kan de soortensamenstelling van het toekomstige bos het beste worden bepaald. Soms is planten kansrijker dan werken met natuurlijke verjonging, bijvoorbeeld wanneer er een kruiden- en grasvegetatie is die veel concurrentie biedt aan de natuurlijke verjonging. Pijpenstrootje en braam kunnen dergelijke soorten zijn. Jonge fase De jonge fase volgt op de open fase. In deze fase groeien de kronen van de bomen naar elkaar toe tot zij elkaar raken. Er is nog geen onderlinge concurrentie, maar wel concurrentie met kruiden en grassen. In de jonge fase zijn de bomen tot circa 2 meter hoog. Mogelijke maatregelen: ++ Inboeten: is het bijplanten ter vervanging van geplante bomen die dood gegaan zijn. ++ Maaien: het kan voorkomen dat braam of andere kruiden boven de verjonging uitgroeien. Om te voorkomen dat de verjonging door gebrek aan licht sterft, kan het nodig zijn tussen de bomen te maaien. Jonge fase Beheervisie Rucphense bossen 43 Dichte fase De dichte fase volgt op de jonge fase. In deze fase start de onderlinge concurrentie tussen de bomen om licht, voedingstoffen en vocht. Er ontstaat een natuurlijke selectie met winnaars en verliezers. Door gebrek aan licht sterven de onderste takken en verdwijnt de kruidenvegetatie. In deze fase start een sterke lengtegroei. In de dichte fase zijn de bomen circa 2 tot 10 meter hoog. Mogelijke maatregelen: ++ Beïnvloeden van de soortensamenstelling: in de dichte fase zullen sommige boomsoorten sneller groeien dan andere soorten. Dat komt door de eigenschappen van de boomsoorten. Daardoor kan de samenstelling van het bos af gaan wijken van de wens van de boseigenaar. In deze fase is het eenvoudig om bepaalde boomsoorten te benadelen. Dat kunnen soorten zijn die zich spontaan hebben gevestigd. Bij een pure natuurdoelstelling kunnen in deze fase bijvoorbeeld alle uitheemse boomsoorten worden verwijderd. Dichte fase Stakenfase 44 Stakenfase De stakenfase volgt op de dichte fase. In deze fase is de bodem vrijwel onbegroeid en kennen de bomen een sterke lengtegroei. Er is veel onderlinge concurrentie om licht en voedingstoffen. Er ontstaan lange dunnen bomen met een kleine kroon. Het afsterven van de takken zet door. De stakenfase loopt van circa 10 meter hoogte tot (afhankelijk van hoe rijk de bodem is) 15 tot 20 meter. Vaak wordt het einde van deze fase gemarkeerd door een eerste dunning. Mogelijke maatregelen: ++ Selecteren toekomstbomen: de bomen die het best aan de doelstelling van de eigenaar voldoen kunnen worden geselecteerd en gemarkeerd. De markering gebeurt in de regel met blauwe stippen. ++ Bevoordelen toekomstbomen: het kan in de loop van stakenfase gewenst zijn om de toekomstbomen te bevoordelen. Redenen daarvoor kunnen zijn: ontdoen van concurrentie die het voortbestaan van de boom bedreigt, verbeteren stabiliteit (door een of meerdere concurrenten te verwijderen krijgt de toekomstboom een grotere kroon en meer diktegroei. Hij wordt daardoor minder gevoelig voor stormschade). ++ Dunningspaden aanleggen: aan het einde van de stakenfase kunnen in combinatie met de eerste dunning paden worden uitgezet en gekapt om de houtoogsmachine toegang te geven tot het perceel. De dunningspaden ++ dienen 18 tot 20 meter uit elkaar te liggen. Eerste dunning: de toekomstbomen worden ontdaan van (een deel van) de concurrenten. In ieder geval de grootste concurrent van de toekomstboom wordt verwijderd. Hoe veel een boom vrij moet komen te staan is afhankelijk van de soort. Boomfase De boomfase volgt op de stakenfase. De lengtegroei neemt steeds meer af en de diktegroei en kroonontwikkeling komt op gang. In deze fase dragen de bomen vruchten. Boomfase I Mogelijke maatregelen: ++ Dunning: in het beging kunnen de toekomstbomen ongeveer iedere vijf jaar worden ontdaan van concurrenten. Later kan interval tussen dunningen wat toenemen. ++ Ringen: om de natuurwaarde te versterken kan de hoeveelheid dood hout verhoogd worden door bomen te ringen. Ringen is het doorzagen van de bast en de eerste 5 cm hout om de sapstroom van de boom te onderbreken. ++ Verjongen: uiteindelijk zal er steeds minder hout bij groeien en kan het bos weer verjongd worden. Vanuit de natuurdoelstelling kan ook besloten worden (in delen) niet meer in te grijpen en het bos oud te laten worden. Het bos zal dan uiteindelijk in een vervalfase terechtkomen waarin de bomen (verspreid over vele decennia) afsterven en het bos zich weer op natuurlijke wijze verjongt. Boomfase II Beheervisie Rucphense bossen 45 Opdrachtgever Natuurmonumenten Dennenscheerderdreef 11 4707 PK Roosendaal Planteam Martin Mos Erik van der Staak Mark Benders Kirsten Moonen Natuurmonumenten Staro Natuur en Buitengebied Staro Natuur en Buitengebied Staro Natuur en Buitengebied Lodderdijk 38a 5421 XB Gemert tel (0492) 450 161 fax (0492) 450 162 [email protected] www.starobv.nl @StaroTweet