NATUURSTUDIE Wantsen in pyjama, ook in het Gentse! Pyjamawantsen 42 Snep! · 1ste trimester 2004 NATUURSTUDIE Ongewervelden vormen het overgrote deel van de diersoorten op aarde. Toch krijgt deze groep relatief weinig aandacht binnen onze natuurverenigingen. Ook bij het beheer van natuurgebieden wordt vaak weinig rekening gehouden met de specifieke eisen van ongewervelden. Een uitzondering vormen “aaibare” groepen zoals vlinders, libellen en de laatste tijd ook lieveheersbeestjes. De recente oprichting echter van een invertebratenwerkgroep binnen Natuurpunt Gent bewijst dat er een groeiende belangstelling is voor ongewervelden. Dit juichen we toe en hopen met dit artikel uw interesse voor de “vieze beestjes” te kunnen aanwakkeren! Berkenschildwants (boven) en groene schildwants (onder) JOHAN ROMMELAERE, GABY VISKENS, JOS BRUERS EN FRANS JANSSENS D e studie van insecten wordt vaak afgedaan als specialistenwerk, dat de modale natuurliefhebber te boven gaat. Indien men zich in bepaalde groepen wil verdiepen is dit natuurlijk altijd een beetje het geval. De wereld van de ongewervelden is echter zo rijk en afwisselend dat ieder op zijn niveau aan de slag kan. Een kleine waarschuwing misschien… Eenmaal gestoken of gebeten is het einde zoek! Over wantsen en mensen De grote, gevarieerde en al bij al tamelijk opvallende groep van de wantsen kan echter ook bij de meeste entomologen niet op veel sympathie rekenen. Bijgevolg is er weinig Nederlandstalige literatuur, zoals determinatiewerken, voorhanden. Voor wie niet met wantsen vertrouwd is vallen ze in de natuur veel minder op dan andere insecten. Vaak worden wantsen zelfs met kevers verward. Bepaalde kenmerken, zoals het feit dat ze uitgerust zijn met stinkklieren of het feit dat sommige soorten gemeen kunnen steken (vooral waterwantsen en roofwantsen) alsook het bestaan van parasitaire soorten als bedwantsen, zijn niet echt een visitekaartje om ze populair te maken bij een ruim publiek. Een aantal soorten zoals de koolwants (Eurydema oleracea), Aelia acuminata en Lygus-soorten kunnen schade veroorzaken aan landbouwgewassen. Voor een deel gebeurt dit indirect door het overbrengen van virussen. Een aantal soorten roofwantsen daarentegen helpt dan weer schadelijke insecten onder controle te houden. Aan de Universiteit Gent onderzoekt men de mogelijkheid om roofwantsen in te zetten bij biologische gewasbescherming in de glastuinbouw. Men experimenteert vooral met een soort die zeer algemeen is in Noord-Amerika, de spined soldier bug (Podisus maculiventris). Het is een roofzuchtig en weinig kieskeurig beestje dat insecten uit acht verschil- lende orden op zijn menu heeft. Het wordt reeds wereldwijd ingezet tegen Coloradokevers en rupsen. In NoordEuropa wordt deze soort reeds gecommercialiseerd. Het valt dus te vrezen dat binnenkort, in navolging van het Aziatisch lieveheerbeestje, een nieuwe roofzuchtige exoot in onze fauna zal opduiken! In Zuid-Amerika heeft een andere roofwants, Triatoma infestans, een kwalijke reputatie. Deze ‘vampierwants’ heeft zich sterk kunnen uitbreiden in de sloppenwijken en zuigt bloed bij mensen en warmbloedige dieren. Net zoals malariamuggen malaria overbrengen door mensen te bijten, brengt dit dier de verwekker over van een bepaalde vorm van de slaapziekte, de ziekte van Chagas (Trypanosoma cruzci). Deze ongeneeslijk ziekte tast het zenuwstelsel aan en is in een aantal gevallen zelfs dodelijk. In Zuid-Amerika zijn meer gevallen van de ziekte van Chagas bekend dan besmettingen met HIV of Snep! · 1ste trimester 2004 43 NATUURSTUDIE hepatitis. Een enorm probleem daarbij is de contaminatie van bloedbanken. Charles Darwin leed na zijn terugkeer van de expeditie met de Beagle, waarbij hij Zuid-Amerika uitgebreid bezocht, aan symptonen die volgens bepaalde geleerden aan de ziekte van Chagas kunnen toegeschreven worden. Over wantsen Samen met de cicaden en de bladluizen behoren wantsen tot de orde van de Hemiptera of ‘halfvleugeligen’. Soorten die tot deze orde behoren hebben als kenmerk dat de voorvleugels bestaan uit een verhard, leerachtig gedeelte en een transparant, vliesachtig deel. Wantsen worden verder in de onderorde van de Heteroptera geplaatst. Deze term is afgeleid van het Griekse hetero (verschillend) en ptera (vleugels). De vleugels worden in rust plat over het achterlijf gelegd waarbij ze elkaar gedeeltelijk overlappen. Wantsen zijn verder makkelijk te herkennen aan het zogenaamde ‘wantsendriehoekje’ of ‘schildje’ (scutellum) dat zich net achter het halsschild op het achterlijf bevindt. Net als andere Hemiptera beschikken ze over een ‘steeksnuit’. De groep wordt daarom ook wel ‘snavelinsecten’ genoemd. De steeksnuit of snavel (rostrum) is een ingewikkeld apparaat dat in rust meestal onder het lichaam gevouwen wordt. Dit appa- raat is doorheen de evolutie uit de vergroeiïng van verschillende, oorspronkelijk bijtende monddelen (labium, mandibels, maxillen) ontstaan. Wantsen kunnen dus niet bijten, alleen maar zuigen en zodoende enkel vloeibaar voedsel opnemen. In de snavel bevindt zich een scherpe, holle naald (stilet) waarmee ze prooien en planten kunnen perforeren en leegzuigen. Met de naald wordt ‘speeksel’ ingespoten dat het voedsel uitwendig helpt verteren. Hierdoor besteden wantsen minder energie aan de inwendige spijsvertering besteed en produceren ze kleinere hoeveelheden afvalstoffen. Tot de wantsen behoren inderdaad zowel planteneters (fytofagen) als diereneters (zoöfagen). Bepaalde soorten zijn in verschillende stadia van hun ontwikkeling afwisselend fytofaag of zoöfaag. Andere soorten zijn parasitair en zuigen bloed bij grotere dieren. De bedwants (Cimex lectularis) bijvoorbeeld, een kosmopoliet in huizen. Hij verbergt zich tussen beddengoed en spleten om ’s nachts bloed bij mensen en huisdieren te zuigen. In Europa is deze soort gelukkig op de Rode lijst verzeild geraakt. Andere soorten komen bijvoorbeeld in vogelnesten of zelfs op vleermuizen voor. Als verdedigingsmiddel hebben wantsen aan de onderzijde van hun Tekeningen R. Bosmans (1975), Boom- en Bodemwantsentabel. Uitgave JNM 44 Snep! · 1ste trimester 2004 Koolwants lichaam stinkklieren waarmee ze slechtriekende, bijtende of giftige stoffen kunnen afscheiden, een arsenaal aan chemische wapens dat dient om hen van de spijskaart van potentiële roofdieren te houden. Wantsen behoren tot de hemimetabola of insecten met een onvolledige gedaanteverwisseling. In tegenstelling tot insecten met een volledige gedaanteverwisseling (holometabola) zoals vlinders, ontbreekt het popstadium en lijken juveniele exemplaren al in belangrijke mate op volwassen exemplaren. Vaak missen ze wel bepaalde determinatiekenmerken zodat juveniele wantsen moeilijk op naam te brengen zijn. Tot daar de gemeenschappelijke kenmerken. Wantsen kennen daarnaast een enorme diversiteit in lichaams- NATUURSTUDIE bouw en levenswijze. In België waren tot in 2003 624 soorten bekend, verdeeld over 37 families (Baugnée et al., 2003). Wereldwijd bestaan er minstens 50.000 soorten wantsen, verdeeld over 73 families. Ze komen in praktisch alle biotopen te land en in het water voor – zelfs op het water, denk maar aan de ‘schaatsenrijders’, die op het wateroppervlak leven en in feite roofzuchtige wantsen zijn. Sommige wantsen vertonen soms een opmerkelijk gedrag. Zo kent de berkenwants (Elasmucha grisea) een uitzonderlijke vorm van broedzorg. De moederwants beschermt het legsel met haar lichaam tegen aanvallen van sluipwespen en gaat met de pas uitgekomen jonge wantsjes of nimfen op stap om samen voedsel te zoeken. Het verhaal van de al genoemde bedwants is wat minder romantisch. Tijdens de paring wordt het sperma niet in de geslachtsopening van het vrouwtje ingebracht. Het mannetje perforeert tijdens zijn ‘liefdesdaad’ gewoon het achterlijf van het vrouwtje. Het sperma zwemt dan vrij in de lichaamsholte van het vrouwtje tot aan de eitjes waar de bevruchting plaats vindt. Dit gedrag beschrijft men wetenschappelijk als ‘traumatische inseminatie’. Op zoek naar wantsen Indien je gecharmeerd bent door dit relaas kan je ook zelf eens actief op zoek gaan naar wantsen. Bepaalde soorten vind je gewoon op ‘t zicht, vaak op warme plekjes in de vegetatie. Sommige soorten zijn aan bepaalde planten gebonden. Zo kan je met een sleepnet lage planten bemonsteren. Een lichtgekleurde paraplu omgekeerd onder een struik houden en eens flink aan een tak schudden, is een goede vangtechniek voor weer een andere reeks soorten. Bij het gebruik van een lichtval voor nachtvlinderonderzoek lopen vaak ook enkele soorten wantsen ‘tegen de lamp’. Het vangen van enkele exemplaren is vaak noodzakelijk om ze achteraf met zekerheid te kunnen determineren. Een kleine referentieverzameling kan daarbij heel nuttig zijn. Het spreekt vanzelf dat het verzamelen geen doel op zich mag worden en dat men steeds slechts een zeer klein aantal exemplaren van een soort vangt. Met een goede plantenloupe en de ‘Determineersleutel voor de Belgische randwantsen’ kan men deze groep in veld op naam brengen. Let er bij het manipuleren van levende wantsen wel op dat bepaalde soorten door de huid kunnen steken en een onaangenaam vocht kunnen afgeven. Je kan natuurlijk ook meewerken aan het wantseninventarisatieproject. Je vondsten gaan dan niet verloren en dragen bij tot de kennis van de verspreiding en de levenswijze van verschillende soorten. Op dit vlak valt nog heus pionierswerk te doen! Werk mee aan Project Pyjamawants! Onlangs werd een onderzoek opgestart naar twee soorten die vrij gemakkelijk te vinden en te herkennen zijn: de pyjamawants en de zuringrandwants. De invertebratenwerkgroep Lampyris van Natuurpunt Schelde-Leie en de Koninklijke Antwerpse Vereniging voor Entomologie zijn de initiatiefnemers. De pyjamawants is een opvallende verschijning en heel makkelijk te herkennen. Een dankbaar onderwerp voor een inventarisatie waar iedereen kan aan deelnemen. Je hoeft zeker geen insectenkenner te zijn om je ‘wantsje’ bij te dragen aan dit project. Dit diertje leeft trouwens op dezelfde warme plekjes waar je op zoek bent naar vlinders of lieveheersbeestjes. Je vindt ze zelfs gewoon in de tuin of wie weet bij een wandeling in de buurt. Als je deze waarnemingen registreert en aan ons doorgeeft, zijn wij je alvast zeer dankbaar. Het is trouwens pionierswerk want er is op dit ogenblik erg weinig informatie over de verspreiding van de pyjamawants in Vlaanderen. werkgroep Lampyris, http:// users.pandora.be/lampyris/lampyris. Om de gegevens op een uniforme manier in een databank te verwerken vragen we zoveel mogelijk gebruik te maken van het waarnemingsformulier en dit zo volledig mogelijk in te vullen. Pas dan is een statistische verwerking van de gegevens mogelijk. Om de exacte locatie aan te geven werken we met de zogenaamde UTM-coördinaten, die je vindt op elke stafkaart. Deze zijn van groot belang voor het maken van verspreidingskaartjes. Als je niet weet hoe je ze moet aflezen kan je terecht bij de invertebratenwerkgroep van Natuurpunt Gent of kan je desnoods de plaats aanduiden op een kopie van een stafkaart met de juiste referentie van het kaartnummer en ons zo bezorgen. De formulieren vind je op de website van de werkgroep Lampyris, http://users.pandora.be/lampyris/ lampyris. Een goed idee is ook eens een thermometer mee te nemen op excursie. De temperatuur kan je dan rechtstreeks op de waardplant meten. Dit gegeven is waarschijnlijk veel belangrijker dan de algemene omgevingstemperatuur omdat de pyjamawants vooral op plaatsen met een warm microklimaat lijkt voor te komen. Zuringrandwants De zuringrandwants is veel minder opvallend en al wat moeilijker te herkennen, eerder voer voor de liefhebbers of specialisten. Voor beschrijvingen en andere informatie verwijzen we naar de website van de Snep! · 1ste trimester 2004 45 NATUURSTUDIE De pyjamawants Graphosoma lineatum Levenswijze De meeste kans om een pyjamawants te zien, heb je in de maanden mei, augustus en september. Er zijn echter meldingen uit de hele periode van mei tot november. De geelachtige eitjes worden in pakketjes aan de onderzijde van de bladeren van de waardplant afgezet. De eitjes ontluiken na iets meer dan een week. De jonge pyjamawantsen doorlopen vervolgens vijf vervellingsstadia (instars). Jonge exemplaren missen het typische streepjespatroon en zijn dus moeilijker te herkennen. (Foto Geert Spanoghe) D e pyjamawants is (in tegenstelling tot de meeste andere soorten wantsen) in het veld heel gemakkelijk op het zicht te herkennen aan zijn kleurenpatroon: het diertje is heel opvallend rood met zwart (tot donkerblauw) gestreept in de lengte. Verder zijn de uitstekende randen ter hoogte van het achterlijf (connexivum) afwisselend rood en zwart geblikt. De onderzijde van het lichaam is zwart gestipt. Pas op! Giftig Je zou kunnen denken dat dit opvallend uiterlijk de pyjamawants tot een gemakkelijk te vinden prooi voor haar vijanden maakt. Deze kleurencombinatie heeft in de dierenwereld echter een signaalfunctie en wordt door predatoren herkend als “Pas op! Ik ben niet eetbaar en giftig!”. De pyjamawants beschikt, net als de meeste wantsen, aan de onderzijde van haar lichaam over twee duidelijk zichtbare openingen die in kontact staan met stinkklieren. Wanneer ze aangevallen wordt door een predator kan ze langs deze weg een bijtende, giftige en stinkende vloeistof afgeven die de eetlust van haar belager spoedig bederft. Deze zal het zwart/rode streepjespatroon in het vervolg associëren met deze onaangename ervaring en de pyjamawantsen met rust laten. 46 Snep! · 1ste trimester 2004 Pyjamawantsen tref je vrijwel uitsluitend aan op schermbloemigen als fluitenkruid, zevenblad, wilde peen of wilde pastinaak, waar ze met hun steeksnuit sappen uit de planten of de zaden zuigen. Deze wantsen zoeken duidelijk plekjes met een warm microklimaat op, zoals spoorwegbermen, wegbermen, mijnterrils en tuinen. Op geschikte plaatsen kunnen ze in grote aantallen voorkomen. Vaak zijn dan ook parende dieren te zien. Over de wijze waarop ze overwinteren hebben we nog geen gegevens. Voorkomen in België, symptoom van ‘globale opwarming’? Alles wijst er op dat deze soort sedert enkele decennia haar verspreidingsgebied naar het noorden aan het uitbreiden is, een verschijnsel dat bij veel andere planten- en diersoorten kan waargenomen worden. Dit fenomeen wordt in verband gebracht met de globale opwarming van het aardoppervlak. Zo werd bijvoorbeeld vastgesteld dat 385 plantensoorten de laatste tien jaar gemiddeld vier en een halve dag vroeger beginnen te bloeien. Verder blijken een aantal zuidelijke soorten insecten de laatste jaren bij ons in opmars. Van libellen, waarvan de meeste soorten erg mobiel zijn, is dit goed beschreven. Legende: open bolletjes: waarnemingen vóór 1950, zwarte bolletjes: waarnemingen na 1950. Met dank aan Gaby Viskens, Jos Bruers en Frans Janssens van de Koninklijke Antwerpse Vereniging voor Entomologie voor de toestemming tot publicatie (copyright auteurs). Onze eigen gegevens zijn nog niet opgenomen. NATUURSTUDIE Dwaalgasten als zuidelijke glazenmaker en zuidelijke heidelibel worden steeds meer waargenomen, terwijl bijvoorbeeld de zwervende pantserjuffer en vuurlibel hier de laatste jaren echt populaties gevestigd hebben en zich jaarlijks voortplanten. Ook een aantal vogelsoorten zijn duidelijk aan een opmars richting noorden bezig, denk maar aan de bijeneters in Wachtebeke en de kleine zilverreigers aan de kust. De oude ‘Boom- en Bodemwantsentabel’ van Rop Bosmans uit 1975 meldt nog dat de soort niet in Vlaanderen voorkomt. Gaby Viskens en Jos Bruers onderzochten verschillende collecties en verzamelden data via de Koninklijke Belgische Vereniging voor Entomologie, de Koninklijke Antwerpse Vereniging voor Entomologie en de Vereniging voor Insectenliefhebbers Atalanta. De gegevens werden op een verspreidingskaartje geplaatst. Hieruit blijkt eveneens dat de pyjamawants vóór 1950 in ons land enkel in Wallonië te vinden was. In 2002 zijn we vanuit de werkgroep Lampyris begonnen met een bescheiden inventarisatieproject in samenwerking met Natuurpunt. Uit de meldingen blijkt dat de soort ondertussen in de geschikte biotopen vrij algemeen voorkomt in Vlaanderen. Opvallend is echter het totaal ontbreken van meldingen uit de kuststreek en een groot deel van West-Vlaanderen en de Noorderkempen. Nochtans moeten in deze streken veel geschikte warme biotopen met schermbloemigen voorkomen. stroom de Noordzee in gedragen om toevallig een rustplaats op de Belgica te vinden. Pyjamawantsen in het Gentse? We beschikken reeds over verschillende waarnemingen van pyjamawantsen in het Gentse, onder meer in de Bourgoyen en omgeving (de spoorwegberm, een weiland nabij Zandloperstraat, de bermen van de R4, een tuin in Mariakerke). Waarnemingen? Opsturen! De pyjamawants is een soort in opmars en dat maakt hem net zo interessant om volgen. Bovendien is het een leuk beestje om te zoeken, al luierend op een zomerse dag in mei of augustus. We hopen dus op een pak waarnemingen, deze zomer! Elke waarneming is welkom, ook die uit je tuin, de bloempot op je balkon, de wegberm achter je huis, een verloren hoekje in de stad,... Waarnemingen van pyjamawantsen kan je sturen naar: Invertebratenwerkgroep Lampyris, Johan Rommelaere, Trekweg 71, 9030 Gent of [email protected]. Bijzonder interessant voor ons onderzoek zijn goed gedocumenteerde (datum, plaats) entomologische collecties. Dus als je zo’n collectie bezit of iemand kent met een dergelijke collectie... Wij zijn bijzonder geïnteresseerd om een kijkje te komen nemen! Bibliografie - Baugnée J. et al., 2003. Liste des punaises de Belgique (Hemiptera, Heteroptera). Bulletin S.R.B.E /K.B.V.E. 139, p. 41-60 - Bellman H., 1999. Tirion insectengids - Bosmans R., 1975. Boom- en bodemwantsentabel - Chinery M., 1998. Nieuwe insectengids - Grossman D., 2004. Vroege lente. Scientific American Nederland/België, 2004, nr. 1, pp. 37-44 - Fobert F., 1994. Een streepwants (Graphosoma lineatum) in de Vlaamse Ardennen. Entomo info, jg. 5, nr. 4, p. 115-116 - Fobert F., 1996. Graphosoma lineatum L. Entomo info, jg. 7, nr. 3, p.107 - Moorehead A., 1972. Darwin en de Beagle - Thys N.. Cursus kevers & wantsen. Natuurpunt educatie, onuitgegeven - Viskens G., Bruers J., Janssens F., Thys N., 2002. Determineersleutel voor de Belgische Randwantsen (Coreidae). Uitgave Natuurpunt e-grafie - www.earthlife.net/insects/ heteropt.html - www.Faunistik.net/detinvert/ heteroptera/pentatomidae - www.cals.ncsu.edu/course/ ent425/compendium/hetero~ - www.arthropod.de/insecta/ heteroptera/pentatomidae/graphosomalineatum - www.who.int/ctd/chagas/ disease.htm - users.pandora.be/lampyris/ lampyris (Foto Geert Spanoghe) Merkwaardig is dan weer deze waarneming door Geert Spanoghe. In augustus 2000 nam hij aan boord van het onderzoeksschip Belgica, op ca. 70 km (!) buiten de kust, een grote zwerm van verschillende soorten insecten waar, waaronder talrijke pyjamawantsen. Vermoedelijk werden deze dieren op een sterke lucht- Snep! · 1ste trimester 2004 47 NATUURSTUDIE Wintervogels in Gent Wel ja, zo nu en dan heb ik ’t me zitten afvragen, daar in het tropisch regenwoud, waar ik zowat de laatste twee maand doorbracht. Was het een strenge winter in Gent? Of een typisch Belgische? Dat zou wel in de stapel waarnemingen na te gaan zijn, dacht ik, terwijl ik nog een kolibri fotografeerde vanop ons terrasje, daiquiri in de aanslag. Het eerste alvast niet, dat ware te merken aan goede aantallen brilduikers, nonnetjes en grote zaagbekken (om maar iets te zeggen). Dus eerder het tweede, met toch enkele koudeprikken, getuige de waarnemingen van enkele ‘echte’ wintersoorten. GEERT SPANOGHE Watervogels De grootste groep aalscholvers die doorgegeven werd betrof 83 exemplaren, op 13 december op het Leeuwenhof te Drongen. De groepen van honderd à tweehonderd exemplaren van midden jaren ‘90 in Dam- en Scheldevallei zien we al jaren niet meer. De grote zilverreiger die op de plas van het kasteel van Ooidonk vertoefde, bleef daar tot en met 7 december. De enige roerdomp dicht bij Gent zat op 16 december in de Putten te Melsen. Op 2 maart werd er ook één gezien aan de Pereboomsgatkreek te Moerbeke. Een heilge ibis verbleef in februari in de buurt van Belzele, met een laatste waarneming 25 februari. Op 3 januari werden 15 kleine zwanen gezien in de Bourgoyen. Om er een paar honderd te zien, moet je naar het Krekengebied. Wilde zwanen pleisterden langdurig in de Kalkense meersen. Het ging om een familietje, twee adulten en drie jongen, van eind januari tot minstens begin maart. Tussen 2 en 12 december noteerden we nog wat doortrek van grauwe ganzen. 48 Snep! · 1ste trimester 2004 Wilde ganzen in de Bourgoyen! Op 27 februari landde hier een groepje van achttien kolganzen. Eén van hen droeg een zwarte halsring met letters C45. Eigenaardig genoeg bleek deze vogel een week eerder al gezien te zijn op het Leeuwenhof te Drongen, in een groepje van twaalf kolganzen! We hopen binnenkort van de onderzoekers te vernemen waar deze vogel geringd werd en of er op basis van vroegere aflezingen al iets bekend is van zijn trekbewegingen. Op 18 december werd een mannetje Amerikaanse wintertaling ontdekt op het Damvalleimeer te Destelbergen. Nog straffer was de ontdekking van een tweede exemplaar, een dag later, in de Bourgoyen te Gent. De Bourgoyen-vogel bleef aanwezig tot en met 23 december. De vogel op het Damvalleimeer werd hier alleen nog gezien op 19 december, dan weer op 4 januari en van 29 januari tot en met 1 februari, dan op het Scheldemeer of op de Damsloot langs de Hellegatstraat. Op die laatste datum kon het ook om het Bourgoyen-exemplaar gaan, dat mogelijk naar de Damvallei verhuisde. Onbe- grijpelijk dat een eend zoiets doet, als je ’t mij vraagt! De zeer late zomertaling van het Leeuwenhof werd nog gezien tot 23 november. Het maximum voor de slobeend in de Bourgoyen deze winter was 649 exemplaren, op 14 februari. Hiermee gaan we eerder naar een twee procentnorm! Krooneenden vertoefden in januari op de Leie te Afsnee. Hoewel ze nooit alledrie samen werden gezien, ging het om twee mannetjes en een wijfje. Eén mannetje zat in december nog regelmatig op de Blaarmeersen. Een wijfje witoogeend pleisterde op het Leeuwenhof te Drongen op 15 februari. Een niet op geslacht gebracht exemplaar werd al op 4 december gezien op de Zwaneplas te Zevergem. Op 13 januari zat er een wijfje toppereend op het Leeuwenhof. Een andere waarneming van een wijfje kwam van het Damvalleimeer, van 23 tot en met 28 februari. Er werden ook een hele reeks hybriden waargenomen. De enkelingen die hierin geïnteresseerd zijn, zullen zich moeten abonneren op Gallinago! Het enige ‘wilde’ nonnetje zat van