Wantsen in pyjama, ook in het Gentse!

advertisement
NATUURSTUDIE
Wantsen in pyjama,
ook in het Gentse!
Pyjamawantsen
42
Snep! · 1ste trimester 2004
NATUURSTUDIE
Ongewervelden vormen het overgrote
deel van de diersoorten op aarde. Toch krijgt deze
groep relatief weinig aandacht binnen onze natuurverenigingen. Ook bij het beheer van natuurgebieden
wordt vaak weinig rekening gehouden met de
specifieke eisen van ongewervelden. Een uitzondering
vormen “aaibare” groepen zoals vlinders, libellen en
de laatste tijd ook lieveheersbeestjes. De recente
oprichting echter van een invertebratenwerkgroep
binnen Natuurpunt Gent bewijst dat er een groeiende
belangstelling is voor ongewervelden. Dit juichen we
toe en hopen met dit artikel uw interesse voor de
“vieze beestjes” te kunnen aanwakkeren!
Berkenschildwants (boven) en groene
schildwants (onder)
JOHAN ROMMELAERE, GABY VISKENS,
JOS BRUERS EN FRANS JANSSENS
D
e studie van insecten wordt
vaak afgedaan als specialistenwerk, dat de modale natuurliefhebber te boven gaat. Indien
men zich in bepaalde groepen wil
verdiepen is dit natuurlijk altijd een
beetje het geval. De wereld van de
ongewervelden is echter zo rijk en
afwisselend dat ieder op zijn niveau
aan de slag kan. Een kleine waarschuwing misschien… Eenmaal gestoken of gebeten is het einde zoek!
Over wantsen en mensen
De grote, gevarieerde en al bij al
tamelijk opvallende groep van de
wantsen kan echter ook bij de meeste entomologen niet op veel sympathie rekenen. Bijgevolg is er weinig
Nederlandstalige literatuur, zoals determinatiewerken, voorhanden. Voor
wie niet met wantsen vertrouwd is
vallen ze in de natuur veel minder op
dan andere insecten. Vaak worden
wantsen zelfs met kevers verward.
Bepaalde kenmerken, zoals het feit
dat ze uitgerust zijn met stinkklieren
of het feit dat sommige soorten gemeen kunnen steken (vooral waterwantsen en roofwantsen) alsook het
bestaan van parasitaire soorten als
bedwantsen, zijn niet echt een visitekaartje om ze populair te maken bij
een ruim publiek.
Een aantal soorten zoals de koolwants (Eurydema oleracea), Aelia
acuminata en Lygus-soorten kunnen
schade veroorzaken aan landbouwgewassen. Voor een deel gebeurt dit
indirect door het overbrengen van
virussen. Een aantal soorten roofwantsen daarentegen helpt dan weer
schadelijke insecten onder controle te
houden. Aan de Universiteit Gent
onderzoekt men de mogelijkheid om
roofwantsen in te zetten bij biologische gewasbescherming in de glastuinbouw. Men experimenteert vooral
met een soort die zeer algemeen is in
Noord-Amerika, de spined soldier
bug (Podisus maculiventris). Het is
een roofzuchtig en weinig kieskeurig
beestje dat insecten uit acht verschil-
lende orden op zijn menu heeft. Het
wordt reeds wereldwijd ingezet tegen
Coloradokevers en rupsen. In NoordEuropa wordt deze soort reeds gecommercialiseerd. Het valt dus te
vrezen dat binnenkort, in navolging
van het Aziatisch lieveheerbeestje,
een nieuwe roofzuchtige exoot in
onze fauna zal opduiken!
In Zuid-Amerika heeft een andere
roofwants, Triatoma infestans, een
kwalijke reputatie. Deze ‘vampierwants’ heeft zich sterk kunnen uitbreiden in de sloppenwijken en zuigt
bloed bij mensen en warmbloedige
dieren. Net zoals malariamuggen
malaria overbrengen door mensen te
bijten, brengt dit dier de verwekker
over van een bepaalde vorm van de
slaapziekte, de ziekte van Chagas
(Trypanosoma cruzci). Deze ongeneeslijk ziekte tast het zenuwstelsel
aan en is in een aantal gevallen zelfs
dodelijk. In Zuid-Amerika zijn meer
gevallen van de ziekte van Chagas
bekend dan besmettingen met HIV of
Snep! · 1ste trimester 2004
43
NATUURSTUDIE
hepatitis. Een enorm probleem daarbij is de contaminatie van bloedbanken. Charles Darwin leed na zijn
terugkeer van de expeditie met de
Beagle, waarbij hij Zuid-Amerika
uitgebreid bezocht, aan symptonen
die volgens bepaalde geleerden aan
de ziekte van Chagas kunnen toegeschreven worden.
Over wantsen
Samen met de cicaden en de bladluizen behoren wantsen tot de orde van
de Hemiptera of ‘halfvleugeligen’.
Soorten die tot deze orde behoren
hebben als kenmerk dat de voorvleugels bestaan uit een verhard, leerachtig gedeelte en een transparant,
vliesachtig deel. Wantsen worden
verder in de onderorde van de Heteroptera geplaatst. Deze term is afgeleid van het Griekse hetero (verschillend) en ptera (vleugels). De vleugels
worden in rust plat over het achterlijf
gelegd waarbij ze elkaar gedeeltelijk
overlappen. Wantsen zijn verder
makkelijk te herkennen aan het zogenaamde ‘wantsendriehoekje’ of
‘schildje’ (scutellum) dat zich net
achter het halsschild op het achterlijf
bevindt.
Net als andere Hemiptera beschikken
ze over een ‘steeksnuit’. De groep
wordt daarom ook wel ‘snavelinsecten’ genoemd. De steeksnuit of snavel (rostrum) is een ingewikkeld apparaat dat in rust meestal onder het
lichaam gevouwen wordt. Dit appa-
raat is doorheen de evolutie uit de
vergroeiïng van verschillende, oorspronkelijk bijtende monddelen (labium, mandibels, maxillen) ontstaan.
Wantsen kunnen dus niet bijten, alleen maar zuigen en zodoende enkel
vloeibaar voedsel opnemen. In de
snavel bevindt zich een scherpe,
holle naald (stilet) waarmee ze
prooien en planten kunnen perforeren
en leegzuigen. Met de naald wordt
‘speeksel’ ingespoten dat het voedsel
uitwendig helpt verteren. Hierdoor
besteden wantsen minder energie
aan de inwendige spijsvertering besteed en produceren ze kleinere hoeveelheden afvalstoffen.
Tot de wantsen behoren inderdaad
zowel planteneters (fytofagen) als
diereneters (zoöfagen). Bepaalde
soorten zijn in verschillende stadia
van hun ontwikkeling afwisselend
fytofaag of zoöfaag. Andere soorten
zijn parasitair en zuigen bloed bij
grotere dieren. De bedwants (Cimex
lectularis) bijvoorbeeld, een kosmopoliet in huizen. Hij verbergt zich
tussen beddengoed en spleten om ’s
nachts bloed bij mensen en huisdieren te zuigen. In Europa is deze soort
gelukkig op de Rode lijst verzeild
geraakt. Andere soorten komen bijvoorbeeld in vogelnesten of zelfs op
vleermuizen voor.
Als verdedigingsmiddel hebben wantsen aan de onderzijde van hun
Tekeningen R. Bosmans (1975), Boom- en Bodemwantsentabel. Uitgave JNM
44
Snep! · 1ste trimester 2004
Koolwants
lichaam stinkklieren waarmee ze
slechtriekende, bijtende of giftige
stoffen kunnen afscheiden, een arsenaal aan chemische wapens dat dient
om hen van de spijskaart van potentiële roofdieren te houden.
Wantsen behoren tot de hemimetabola of insecten met een onvolledige
gedaanteverwisseling. In tegenstelling tot insecten met een volledige
gedaanteverwisseling (holometabola)
zoals vlinders, ontbreekt het popstadium en lijken juveniele exemplaren
al in belangrijke mate op volwassen
exemplaren. Vaak missen ze wel
bepaalde determinatiekenmerken
zodat juveniele wantsen moeilijk op
naam te brengen zijn.
Tot daar de gemeenschappelijke kenmerken. Wantsen kennen daarnaast
een enorme diversiteit in lichaams-
NATUURSTUDIE
bouw en levenswijze. In België waren
tot in 2003 624 soorten bekend, verdeeld over 37 families (Baugnée et
al., 2003). Wereldwijd bestaan er
minstens 50.000 soorten wantsen,
verdeeld over 73 families. Ze komen
in praktisch alle biotopen te land en
in het water voor – zelfs op het water, denk maar aan de ‘schaatsenrijders’, die op het wateroppervlak
leven en in feite roofzuchtige wantsen zijn.
Sommige wantsen vertonen soms
een opmerkelijk gedrag. Zo kent de
berkenwants (Elasmucha grisea) een
uitzonderlijke vorm van broedzorg.
De moederwants beschermt het legsel met haar lichaam tegen aanvallen
van sluipwespen en gaat met de pas
uitgekomen jonge wantsjes of nimfen
op stap om samen voedsel te zoeken. Het verhaal van de al genoemde bedwants is wat minder romantisch. Tijdens de paring wordt het
sperma niet in de geslachtsopening
van het vrouwtje ingebracht. Het
mannetje perforeert tijdens zijn ‘liefdesdaad’ gewoon het achterlijf van
het vrouwtje. Het sperma zwemt dan
vrij in de lichaamsholte van het
vrouwtje tot aan de eitjes waar de
bevruchting plaats vindt. Dit gedrag
beschrijft men wetenschappelijk als
‘traumatische inseminatie’.
Op zoek naar wantsen
Indien je gecharmeerd bent door dit
relaas kan je ook zelf eens actief op
zoek gaan naar wantsen. Bepaalde
soorten vind je gewoon op ‘t zicht,
vaak op warme plekjes in de vegetatie. Sommige soorten zijn aan bepaalde planten gebonden. Zo kan je
met een sleepnet lage planten bemonsteren. Een lichtgekleurde paraplu omgekeerd onder een struik houden en eens flink aan een tak
schudden, is een goede vangtechniek
voor weer een andere reeks soorten.
Bij het gebruik van een lichtval voor
nachtvlinderonderzoek lopen vaak
ook enkele soorten wantsen ‘tegen
de lamp’.
Het vangen van enkele exemplaren
is vaak noodzakelijk om ze achteraf
met zekerheid te kunnen determineren. Een kleine referentieverzameling
kan daarbij heel nuttig zijn. Het
spreekt vanzelf dat het verzamelen
geen doel op zich mag worden en
dat men steeds slechts een zeer klein
aantal exemplaren van een soort
vangt. Met een goede plantenloupe
en de ‘Determineersleutel voor de
Belgische randwantsen’ kan men
deze groep in veld op naam brengen.
Let er bij het manipuleren van levende wantsen wel op dat bepaalde
soorten door de huid kunnen steken
en een onaangenaam vocht kunnen
afgeven.
Je kan natuurlijk ook meewerken aan
het wantseninventarisatieproject. Je
vondsten gaan dan niet verloren en
dragen bij tot de kennis van de verspreiding en de levenswijze van verschillende soorten. Op dit vlak valt
nog heus pionierswerk te doen!
Werk mee aan Project
Pyjamawants!
Onlangs werd een onderzoek opgestart naar twee soorten die vrij gemakkelijk te vinden en te herkennen
zijn: de pyjamawants en de zuringrandwants. De invertebratenwerkgroep Lampyris van Natuurpunt
Schelde-Leie en de Koninklijke Antwerpse Vereniging voor Entomologie
zijn de initiatiefnemers.
De pyjamawants is een opvallende
verschijning en heel makkelijk te
herkennen. Een dankbaar onderwerp
voor een inventarisatie waar iedereen
kan aan deelnemen. Je hoeft zeker
geen insectenkenner te zijn om je
‘wantsje’ bij te dragen aan dit project. Dit diertje leeft trouwens op
dezelfde warme plekjes waar je op
zoek bent naar vlinders of lieveheersbeestjes. Je vindt ze zelfs gewoon in
de tuin of wie weet bij een wandeling
in de buurt. Als je deze waarnemingen registreert en aan ons doorgeeft,
zijn wij je alvast zeer dankbaar. Het is
trouwens pionierswerk want er is op
dit ogenblik erg weinig informatie
over de verspreiding van de pyjamawants in Vlaanderen.
werkgroep Lampyris, http://
users.pandora.be/lampyris/lampyris.
Om de gegevens op een uniforme
manier in een databank te verwerken
vragen we zoveel mogelijk gebruik te
maken van het waarnemingsformulier en dit zo volledig mogelijk in te
vullen. Pas dan is een statistische
verwerking van de gegevens mogelijk. Om de exacte locatie aan te
geven werken we met de zogenaamde UTM-coördinaten, die je vindt op
elke stafkaart. Deze zijn van groot
belang voor het maken van verspreidingskaartjes. Als je niet weet hoe je
ze moet aflezen kan je terecht bij de
invertebratenwerkgroep van Natuurpunt Gent of kan je desnoods de
plaats aanduiden op een kopie van
een stafkaart met de juiste referentie
van het kaartnummer en ons zo bezorgen. De formulieren vind je op de
website van de werkgroep Lampyris,
http://users.pandora.be/lampyris/
lampyris.
Een goed idee is ook eens een thermometer mee te nemen op excursie.
De temperatuur kan je dan rechtstreeks op de waardplant meten. Dit
gegeven is waarschijnlijk veel belangrijker dan de algemene omgevingstemperatuur omdat de pyjamawants
vooral op plaatsen met een warm
microklimaat lijkt voor te komen.
Zuringrandwants
De zuringrandwants is veel minder
opvallend en al wat moeilijker te
herkennen, eerder voer voor de liefhebbers of specialisten. Voor beschrijvingen en andere informatie verwijzen we naar de website van de
Snep! · 1ste trimester 2004
45
NATUURSTUDIE
De pyjamawants
Graphosoma lineatum
Levenswijze
De meeste kans om een pyjamawants te zien, heb je in de maanden
mei, augustus en september. Er zijn
echter meldingen uit de hele periode
van mei tot november.
De geelachtige eitjes worden in pakketjes aan de onderzijde van de bladeren van de waardplant afgezet. De
eitjes ontluiken na iets meer dan een
week. De jonge pyjamawantsen
doorlopen vervolgens vijf vervellingsstadia (instars). Jonge exemplaren
missen het typische streepjespatroon
en zijn dus moeilijker te herkennen.
(Foto Geert Spanoghe)
D
e pyjamawants is (in tegenstelling tot de meeste andere
soorten wantsen) in het veld
heel gemakkelijk op het zicht te herkennen aan zijn kleurenpatroon: het
diertje is heel opvallend rood met
zwart (tot donkerblauw) gestreept in
de lengte. Verder zijn de uitstekende
randen ter hoogte van het achterlijf
(connexivum) afwisselend rood en
zwart geblikt. De onderzijde van het
lichaam is zwart gestipt.
Pas op! Giftig
Je zou kunnen denken dat dit opvallend
uiterlijk de pyjamawants tot een gemakkelijk te vinden prooi voor haar vijanden
maakt. Deze kleurencombinatie heeft in
de dierenwereld echter een signaalfunctie en wordt door predatoren herkend als
“Pas op! Ik ben niet eetbaar en giftig!”.
De pyjamawants beschikt, net als de
meeste wantsen, aan de onderzijde van
haar lichaam over twee duidelijk zichtbare openingen die in kontact staan met
stinkklieren. Wanneer ze aangevallen
wordt door een predator kan ze langs
deze weg een bijtende, giftige en stinkende vloeistof afgeven die de eetlust
van haar belager spoedig bederft. Deze
zal het zwart/rode streepjespatroon in
het vervolg associëren met deze onaangename ervaring en de pyjamawantsen
met rust laten.
46
Snep! · 1ste trimester 2004
Pyjamawantsen tref je vrijwel uitsluitend aan op schermbloemigen als
fluitenkruid, zevenblad, wilde peen
of wilde pastinaak, waar ze met hun
steeksnuit sappen uit de planten of
de zaden zuigen.
Deze wantsen zoeken duidelijk plekjes met een warm microklimaat op,
zoals spoorwegbermen, wegbermen,
mijnterrils en tuinen. Op geschikte
plaatsen kunnen ze in grote aantallen
voorkomen. Vaak zijn dan ook parende dieren te zien. Over de wijze
waarop ze overwinteren hebben we
nog geen gegevens.
Voorkomen in België,
symptoom van ‘globale
opwarming’?
Alles wijst er op dat deze soort sedert
enkele decennia haar verspreidingsgebied naar het noorden aan het
uitbreiden is, een verschijnsel dat bij
veel andere planten- en diersoorten
kan waargenomen worden. Dit fenomeen wordt in verband gebracht met
de globale opwarming van het aardoppervlak. Zo werd bijvoorbeeld
vastgesteld dat 385 plantensoorten
de laatste tien jaar gemiddeld vier en
een halve dag vroeger beginnen te
bloeien. Verder blijken een aantal
zuidelijke soorten insecten de laatste
jaren bij ons in opmars. Van libellen,
waarvan de meeste soorten erg mobiel zijn, is dit goed beschreven.
Legende:
open bolletjes: waarnemingen vóór 1950, zwarte bolletjes: waarnemingen na 1950.
Met dank aan Gaby Viskens, Jos Bruers en Frans Janssens van de Koninklijke Antwerpse Vereniging voor Entomologie voor de toestemming tot publicatie (copyright
auteurs). Onze eigen gegevens zijn nog niet opgenomen.
NATUURSTUDIE
Dwaalgasten als zuidelijke glazenmaker en zuidelijke heidelibel worden steeds meer waargenomen, terwijl bijvoorbeeld de zwervende
pantserjuffer en vuurlibel hier de
laatste jaren echt populaties gevestigd hebben en zich jaarlijks voortplanten. Ook een aantal vogelsoorten zijn duidelijk aan een opmars
richting noorden bezig, denk maar
aan de bijeneters in Wachtebeke en
de kleine zilverreigers aan de kust.
De oude ‘Boom- en Bodemwantsentabel’ van Rop Bosmans uit 1975
meldt nog dat de soort niet in Vlaanderen voorkomt. Gaby Viskens en Jos
Bruers onderzochten verschillende
collecties en verzamelden data via de
Koninklijke Belgische Vereniging voor
Entomologie, de Koninklijke Antwerpse Vereniging voor Entomologie
en de Vereniging voor Insectenliefhebbers Atalanta. De gegevens werden op een verspreidingskaartje geplaatst. Hieruit blijkt eveneens dat de
pyjamawants vóór 1950 in ons land
enkel in Wallonië te vinden was.
In 2002 zijn we vanuit de werkgroep
Lampyris begonnen met een bescheiden inventarisatieproject in samenwerking met Natuurpunt. Uit de meldingen blijkt dat de soort ondertussen
in de geschikte biotopen vrij algemeen voorkomt in Vlaanderen. Opvallend is echter het totaal ontbreken
van meldingen uit de kuststreek en
een groot deel van West-Vlaanderen
en de Noorderkempen. Nochtans
moeten in deze streken veel geschikte warme biotopen met schermbloemigen voorkomen.
stroom de Noordzee in gedragen om
toevallig een rustplaats op de Belgica
te vinden.
Pyjamawantsen in het
Gentse?
We beschikken reeds over verschillende waarnemingen van pyjamawantsen in het Gentse, onder meer in
de Bourgoyen en omgeving (de
spoorwegberm, een weiland nabij
Zandloperstraat, de bermen van de
R4, een tuin in Mariakerke).
Waarnemingen? Opsturen!
De pyjamawants is een soort in opmars en dat maakt hem net zo interessant om volgen. Bovendien is het
een leuk beestje om te zoeken, al
luierend op een zomerse dag in mei
of augustus. We hopen dus op een
pak waarnemingen, deze zomer!
Elke waarneming is welkom, ook die
uit je tuin, de bloempot op je balkon,
de wegberm achter je huis, een verloren hoekje in de stad,...
Waarnemingen van pyjamawantsen
kan je sturen naar: Invertebratenwerkgroep Lampyris, Johan Rommelaere, Trekweg 71, 9030 Gent of
[email protected].
Bijzonder interessant voor ons onderzoek zijn goed gedocumenteerde
(datum, plaats) entomologische collecties. Dus als je zo’n collectie bezit
of iemand kent met een dergelijke
collectie... Wij zijn bijzonder geïnteresseerd om een kijkje te komen
nemen!
Bibliografie
- Baugnée J. et al., 2003. Liste
des punaises de Belgique (Hemiptera, Heteroptera). Bulletin
S.R.B.E /K.B.V.E. 139, p. 41-60
- Bellman H., 1999. Tirion insectengids
- Bosmans R., 1975. Boom- en
bodemwantsentabel
- Chinery M., 1998. Nieuwe insectengids
- Grossman D., 2004. Vroege
lente. Scientific American Nederland/België, 2004, nr. 1, pp.
37-44
- Fobert F., 1994. Een streepwants (Graphosoma lineatum) in
de Vlaamse Ardennen. Entomo
info, jg. 5, nr. 4, p. 115-116
- Fobert F., 1996. Graphosoma
lineatum L. Entomo info, jg. 7,
nr. 3, p.107
- Moorehead A., 1972. Darwin
en de Beagle
- Thys N.. Cursus kevers & wantsen. Natuurpunt educatie, onuitgegeven
- Viskens G., Bruers J., Janssens
F., Thys N., 2002. Determineersleutel voor de Belgische Randwantsen (Coreidae). Uitgave
Natuurpunt
e-grafie
- www.earthlife.net/insects/
heteropt.html
- www.Faunistik.net/detinvert/
heteroptera/pentatomidae
- www.cals.ncsu.edu/course/
ent425/compendium/hetero~
- www.arthropod.de/insecta/
heteroptera/pentatomidae/graphosomalineatum
- www.who.int/ctd/chagas/
disease.htm
- users.pandora.be/lampyris/
lampyris
(Foto Geert Spanoghe)
Merkwaardig is dan weer deze waarneming door Geert Spanoghe. In
augustus 2000 nam hij aan boord van
het onderzoeksschip Belgica, op ca.
70 km (!) buiten de kust, een grote
zwerm van verschillende soorten
insecten waar, waaronder talrijke
pyjamawantsen. Vermoedelijk werden deze dieren op een sterke lucht-
Snep! · 1ste trimester 2004
47
NATUURSTUDIE
Wintervogels in Gent
Wel ja, zo nu en dan heb ik ’t me zitten afvragen, daar in het
tropisch regenwoud, waar ik zowat de laatste twee maand doorbracht. Was het
een strenge winter in Gent? Of een typisch Belgische? Dat zou wel in de stapel
waarnemingen na te gaan zijn, dacht ik, terwijl ik nog een kolibri fotografeerde
vanop ons terrasje, daiquiri in de aanslag. Het eerste alvast niet, dat ware te
merken aan goede aantallen brilduikers, nonnetjes en grote zaagbekken (om
maar iets te zeggen). Dus eerder het tweede, met toch enkele koudeprikken,
getuige de waarnemingen van enkele ‘echte’ wintersoorten.
GEERT SPANOGHE
Watervogels
De grootste groep aalscholvers die
doorgegeven werd betrof 83 exemplaren, op 13 december op het Leeuwenhof te Drongen. De groepen van
honderd à tweehonderd exemplaren
van midden jaren ‘90 in Dam- en
Scheldevallei zien we al jaren niet
meer.
De grote zilverreiger die op de plas
van het kasteel van Ooidonk vertoefde, bleef daar tot en met 7 december. De enige roerdomp dicht bij Gent
zat op 16 december in de Putten te
Melsen. Op 2 maart werd er ook één
gezien aan de Pereboomsgatkreek te
Moerbeke. Een heilge ibis verbleef in
februari in de buurt van Belzele, met
een laatste waarneming 25 februari.
Op 3 januari werden 15 kleine zwanen gezien in de Bourgoyen. Om er
een paar honderd te zien, moet je
naar het Krekengebied. Wilde zwanen pleisterden langdurig in de Kalkense meersen. Het ging om een
familietje, twee adulten en drie jongen, van eind januari tot minstens
begin maart. Tussen 2 en 12 december noteerden we nog wat doortrek
van grauwe ganzen.
48
Snep! · 1ste trimester 2004
Wilde ganzen in de Bourgoyen! Op
27 februari landde hier een groepje
van achttien kolganzen. Eén van hen
droeg een zwarte halsring met letters
C45. Eigenaardig genoeg bleek deze
vogel een week eerder al gezien te
zijn op het Leeuwenhof te Drongen,
in een groepje van twaalf kolganzen!
We hopen binnenkort van de onderzoekers te vernemen waar deze vogel geringd werd en of er op basis
van vroegere aflezingen al iets bekend is van zijn trekbewegingen.
Op 18 december werd een mannetje
Amerikaanse wintertaling ontdekt op
het Damvalleimeer te Destelbergen.
Nog straffer was de ontdekking van
een tweede exemplaar, een dag
later, in de Bourgoyen te Gent. De
Bourgoyen-vogel bleef aanwezig tot
en met 23 december. De vogel op
het Damvalleimeer werd hier alleen
nog gezien op 19 december, dan
weer op 4 januari en van 29 januari
tot en met 1 februari, dan op het
Scheldemeer of op de Damsloot langs
de Hellegatstraat. Op die laatste
datum kon het ook om het Bourgoyen-exemplaar gaan, dat mogelijk
naar de Damvallei verhuisde. Onbe-
grijpelijk dat een eend zoiets doet, als
je ’t mij vraagt!
De zeer late zomertaling van het
Leeuwenhof werd nog gezien tot 23
november. Het maximum voor de
slobeend in de Bourgoyen deze winter was 649 exemplaren, op 14 februari. Hiermee gaan we eerder naar
een twee procentnorm!
Krooneenden vertoefden in januari op
de Leie te Afsnee. Hoewel ze nooit
alledrie samen werden gezien, ging
het om twee mannetjes en een wijfje. Eén mannetje zat in december
nog regelmatig op de Blaarmeersen.
Een wijfje witoogeend pleisterde op
het Leeuwenhof te Drongen op 15
februari. Een niet op geslacht gebracht exemplaar werd al op 4 december gezien op de Zwaneplas te
Zevergem. Op 13 januari zat er een
wijfje toppereend op het Leeuwenhof. Een andere waarneming van een
wijfje kwam van het Damvalleimeer,
van 23 tot en met 28 februari. Er
werden ook een hele reeks hybriden
waargenomen. De enkelingen die
hierin geïnteresseerd zijn, zullen zich
moeten abonneren op Gallinago!
Het enige ‘wilde’ nonnetje zat van
Download