Stappenplan Helpen bij de toiletgang Stap 1 Wat is de planning? Tijdens dit project ga je aan de slag met rapporteren. Maar voordat je begint: Lees alle stappen van het project door en controleer of je begrijpt wat de bedoeling is. Schrijf op welke stappen jij gaat uitvoeren op je stageplek. Schrijf op welke stappen jij met je groepje uitvoert. Schrijf op welke hulpmiddelen je nodig hebt. Bijvoorbeeld: een computer, een fototoestel, een videocamera, gekleurd papier, enzovoort. Schrijf op welke kennis en ervaring je kunt gebruiken bij deze stap. Bijvoorbeeld: wat heb je in de praktijk geleerd over dit onderwerp? Schrijf op welke informatie je gaat zoeken. Je kunt bovenstaande vragen in het plan van aanpak verwerken: Plan van aanpak Een planning geeft overzicht. ‘Welke informatie ga ik opzoeken?’ Stap 2 Wat zou jij doen? Na doorvragen begrijpt Sanne waarom meneer Boedhoe weinig eet en waar de kramp vandaan komt. Het lijkt erop dat meneer Boedhoe last heeft van obstipatie. a Wat is obstipatie precies? Kijk voor het antwoord in je studieboeken of in Compas (trefwoord Observeren van ontlasting en Ziekten van de maag en darmen). Beschrijf het antwoord in je eigen woorden. b Ga naar de website www.ziekenhuis.nl . Klik via ‘filmpjes’ door naar ‘interne geneeskunde’ en ten slotte naar ‘obstipatie’. Bekijk het filmpje over obstipatie. Beantwoord dan de volgende vragen: Wat zijn de oorzaken van obstipatie? Welke oorzaak is bij meneer Boedhoe van toepassing? c Neem een mini-interview af bij twee collega’s uit de praktijk. Leg hen de volgende vragen voor: Komt obstipatie vaak voor in de praktijk? Is er een bepaalde groep cliënten die hier vaak last van heeft? Zo ja, welke? Welke klachten hebben cliënten bij obstipatie? Misschien heb je zelf ook wel eens last gehad van obstipatie. Bijvoorbeeld tijdens vakantie in een ander land. Dat komt vaak voor, omdat je lichaam zich moet aanpassen aan ander eten, een ander klimaat, enzovoort. Waar had je toen last van? Als je dit zelf niet meegemaakt hebt, ken je misschien wel iemand anders die hier last van had? d Nu je de oorzaken weet van obstipatie, kun je vast bedenken welke maatregelen kunnen helpen om obstipatie te voorkomen... Maar check ook of dit klopt! Beschrijf vier maatregelen om obstipatie te voorkomen. Schrijf op waar jij je antwoord hebt gevonden. Vezels helpen bij een gezonde stoelgang. e Meneer Boedhoe lijkt erg verlegen met de situatie. Kun je je dat voorstellen? Waarom wel of waarom niet? Wat zou je kunnen zeggen in deze situatie? Oefen dit gesprekje in een rollenspel. Maak een kort verslag van dit gesprek. f Waarom kan het ontbreken van privacy obstipatie veroorzaken? g Meneer Boedhoe vindt het moeilijk om over zijn ontlastingspatroon te praten met ‘een vreemde’. Hij schaamt zich om op zaal op de po of postoel te gaan. En het toilet haalt hij niet op tijd door zijn operatie: hij loopt nog niet goed en snel genoeg. Welke maatregelen kun je nemen om een cliënt zoveel mogelijk privacy te geven bij de toiletgang? Ga voor het beschrijven van het antwoord als volgt te werk: Gebruik allereerst je eigen kennis en de informatie uit Compas (bijvoorbeeld trefwoord Toiletgang). Kijk vervolgens in de praktijk of het volgens de theorie gebeurt of op een andere manier. En... misschien zie je vanuit de praktijk nog andere maatregelen waar je je antwoord mee kunt aanvullen? Houd rekening met de privacy: zorg dat de client niet wordt gestoord. Stap 3 Begrijp jij wat er staat? ‘Helpen bij de toiletgang’... wat betekent dat eigenlijk? In deze stap probeer je duidelijk te krijgen wat hier mee bedoeld wordt. En met welke termen je te mee te maken krijgt in je werk. a Welke van de volgende beweringen is juist? Geef aan hoe je aan je antwoord komt. Toiletgang is hetzelfde als stoelgang. Toiletgang is de gang waar je doorheen komt als je naar het toilet moet. Met toiletgang wordt bedoeld: het gaan naar het toilet, plassen en poepen. b ‘Poep en plas’: iedereen weet wat daarmee bedoeld wordt! In een studieboek of rapportage zul je merken dat daar verschillende woorden voor zijn. Zoek voor de woorden in de tabel de termen zoals die worden gebruikt in de praktijk. Je kunt hier op verschillende manieren achterkomen: een studieboek, woordenboek, medestudenten, collega’s en rapportages uit de praktijk. Plas Plassen Poep Poepen c Vaak hebben instellingen hun eigen manier van rapporteren over urineren en defeceren. Hoe wordt er in jouw instelling gerapporteerd in de volgende gevallen: Onderwerp: Wel/geen ontlasting 2 x ontlasting Incontinent Diarree Gerapporteerd als: Onderwerp: Gerapporteerd als: Bloed bij ontlasting Geplast 2 x geplast Er zijn veel (internationale) symbolen om het verschil tussen de dames- en herentoiletten aan te geven. Stap 4 Normaal of afwijkend? Sanne loopt met meneer Boedhoe mee naar het toilet. In het toilet helpt zij meneer Boedhoe met zijn broek en riem. Dat lukt meneer niet zelf. Hij staat nog niet stevig op zijn benen na de operatie. Het valt Sanne op dat de kleding van meneer Boedhoe sterk naar urine ruikt. a Om te weten of iets afwijkend is, moet je eerst weten wat ‘normaal’ is. Zoek in Compas (trefwoord Ziekten van de nieren en urinewegen) en in je leerboeken het antwoord op deze vraag. Vul dan het schema verder in: Urine Normaal Frequentie (gemiddeld aantal keren plassen per dag) Hoeveelheid (gemiddeld per 24 uur) Geur Kleur/helderheid b Meneer Boedhoe vertelt aan Sanne dat hij een paar dagen geen ontlasting heeft gehad. ‘Dat is toch niet normaal, zuster?’ Wat is eigenlijk een normaal ontlastingpatroon? Zoek in Compas (trefwoord Observeren van ontlasting of Ziekten van de maag en darmen) het antwoord op deze vraag. Je kunt hiervoor ook een keer het filmpje over obstipatie (zie stap 2b) bekijken. Beschrijf daarna in je eigen woorden hoe je dit aan meneer Boedhoe zou uitleggen. c Je weet nu globaal wat ‘normaal’ is bij de uitscheiding van urine en ontlasting. Maar wanneer moet je nu extra alert zijn? Hieronder staan een aantal uitspraken. Geef aan of dit juist of onjuist is: Stelling Juist? Onjuist? Vaak kleine beetjes plassen kan wijzen op een blaasontsteking. Pijn bij het plassen hoort bij een blaasontsteking. Bij een blaasontsteking is de geur van urine normaal (onveranderd). Als je te weinig drinkt, plas je ook te weinig. Als je weinig drinkt, is de urine lichter dan normaal. Bij diarree en overgeven plas je minder. Iemand kan meer gaan plassen door gebruik van bepaalde medicijnen. Bloed kan de urine rood kleuren. Bietjes kan de urine rood kleuren. Bij zwarte ontlasting heeft de cliënt een bloeding in het maag-darmkanaal. Aambeien kunnen de ontlasting rood kleuren. Ontlasting kan stopverfkleurig zijn. Wormpjes zijn niet zichtbaar in de ontlasting. Vergelijk de antwoorden met een medestudent. d Kijk nog eens naar de tabel van vraag c. Wanneer zou je een leidinggevende waarschuwen? Wat is acuut en wat kan even wachten? Geef dit in de tabel aan met een ‘A’ (acuut) of met een ‘W’ (kan wachten tot later die dag). e Sanne merkt op dat de kleding van meneer Boedhoe sterk naar urine ruikt. Welke vragen moet zij stellen om erachter te komen wat er aan de hand is? Geef je observaties door aan je leidinggevende. Goede hygiëne is belangrijk bij de toiletgang. Stap 5 Ieder zijn eigen manier! In het toilet ziet Sanne een plastic fles water staan. Meneer Boedhoe legt uit dat hij zich – als moslim – moet ‘reinigen’ als hij naar het toilet geweest is. a Ga bij jezelf na welke dingen je gewend bent bij de toiletgang. Wat vind je wel of niet prettig? Bijvoorbeeld de deur op slot kunnen doen... Wat ben je gewend om te doen? Schrijf dit puntsgewijs zo uitgebreid mogelijk op. Misschien vind je het moeilijk om deze vraag te beantwoorden. Naar het toilet gaan is iets wat er zo bij hoort in het dagelijks leven. Zo vanzelfsprekend dat je er bijna niet meer bij nadenkt! Denk dan eens aan een situatie waarin je niet in je eigen, vertrouwde omgeving was toen je naar het toilet moest. Bijvoorbeeld een hotel, camping of in het buitenland. Misschien had je daar te maken met een ‘hurktoilet’ of kon je alleen je billen afvegen met een stuk krantenpapier? Op die manier wordt het waarschijnlijk wel duidelijk wat voor jou belangrijk is bij de toiletgang. Leg jouw lijst met gewoonten naast die van een medestudent. Wat valt op? b Als je weet dat je zelf gewend bent aan een aantal gebruiken of gewoonten bij de toiletgang, is dat dus bij de cliënt ook zo. Sommige gebruiken zul je herkennen.Maar je zult merken dat bij de toiletgang elke cliënt ook eigen, specifieke wensen en gewoonten heeft. Soms heeft dit te maken met een (buitenlandse) cultuur. Hoe kom je te weten welke specifieke gewoonten iemand heeft? Beschrijf een voorbeeld van een (buitenlandse) gewoonte bij de toiletgang die je zelf niet doet of kent. Schrijf op hoe je aan dit antwoord komt. c ‘Zorg voor een goede hygiëne’: dit zul je in alle studieboeken tegenkomen. Maar wat houdt dat nu eigenlijk in? Wat is de belangrijkste maatregel als het gaat om hygiëne bij de toiletgang bij de cliënt? Hoe pak je dit aan als de cliënt in bed moet blijven? En hoe zit het met de hygiëne van de hulpmiddelen, zoals po of urinaal? Waarom veeg je bij een vrouw ‘van voor naar achteren’ (en niet andersom) als je haar helpt na de toiletgang? Onderzoek in de praktijk welk soort materiaal er gebruikt wordt bij het afvegen na gebruik van de po of postoel. Wat is het voor- en nadeel van dit materiaal? Vergelijk je antwoord met een medestudent – wat valt op? Op een hurktoilet moet je hurken in plaats van zitten. Stap 6 Mag ik een po? Als Sanne terugloopt met meneer Boedhoe merkt ze dat het allemaal nog moeizaam gaat. Meneer staat nog niet stevig op de benen en maakt een vermoeide indruk. Als meneer Boedhoe weer in bed ligt, bespreekt Sanne zijn situatie. Misschien kan een hulpmiddel hem tijdelijk ondersteunen? a In de praktijk worden diverse hulpmiddelen gebruikt om urine of ontlasting op te vangen. Bijvoorbeeld een po, een ondersteek of urinaal. Éen ondersteek kun je gebruiken om ontlasting en urine mee op te vangen Onderzoek in de praktijk welke hulpmiddelen er zijn. Maak van elk hulpmiddel een foto (die heb je later nodig voor de collage en presentatie). Beschrijf vervolgens in het schema: welke hulpmiddelen gebruikt worden om urine of ontlasting op te vangen (in plaats van hulpmiddelen kom je ook wel de term ‘verpleegartikel’ tegen); doel van deze hulpmiddelen (opvang ontlasting, urine, of beiden?); bij wie (dus bij welke categorie cliënten) het gebruikt wordt. Eén voorbeeld is al uitgeschreven: Soort hulpmiddel Doel Bij wie? 1. Po Opvangen van urine of ontlasting Cliënten die niet uit bed mogen om naar het toilet te gaan 2. 3. 4. 5. 6. ......... b Vergelijk je schema met een medestudent. Welke mis je? c Als je de casus – en het vervolg van de casus – leest van meneer Boedhoe, welk hulpmiddel zou hem (tijdelijk) kunnen helpen? Licht je antwoord toe. d Observeer in de praktijk situaties waarin de cliënt ondersteund wordt met een hulpmiddel om de urine of ontlasting op te vangen. Bijvoorbeeld bij het geven van een po. Observeer de toepassing van verschillende hulpmiddelen. Observeer zowel de voorbereiding als de uitvoering en nazorg. Gebruik het lijstje uit stap 6e als observatielijst. Je kunt dan gerichter observeren en je uitkomsten later in stap 6e en stap 9 goed gebruiken! Bespreek de handeling na met de betreffende zorgverlener. Maak aantekeningen van belangrijke aandachtspunten. e Inmiddels weet je welke soorten hulpmiddelen worden gebruikt om ontlasting en urine op te vangen. Ook heb je onderzocht bij wie, waarom en hoe deze hulpmiddelen gebruikt worden. In deze opdracht ga je de puntjes op de ‘i’ zetten door al het geleerde overzichtelijk op een rijtje te krijgen. Werk voor minimaal drie hulpmiddelen de volgende punten uit (met uitzondering van incontinentiemateriaal): Welke materialen heb je nodig? Noteer – in goede volgorde – de belangrijkste handelingen als je een cliënt begeleidt met dit hulpmiddel. Noteer de belangrijke aandachtspunten. Dus bijvoorbeeld: ‘Vraag de cliënt op te wippen en schuif/draai de po onder de billen.’ Aandachtspunt: als de cliënt te zwaar is, kun je dit beter met z’n tweeën doen! Hoe kun je ervoor zorgen dat de cliënt zich veilig voelt? Beschrijf kort hoe je rekening houdt met arbo-regels. Hoe zorg je dat je hygiënisch werkt? Voor de uitwerking maak je gebruik van: de antwoorden van de opdrachten uit stap 6, Compas: trefwoorden en werkwijzers, aanvullende leerboeken, informatie en ervaringen uit de praktijk Maak ten slotte een verslagje waarin je noteert hoe je te werk bent gegaan bij deze opdracht. f In het praktijklokaal ga je de vaardigheid ‘Het geven van een po bij een bedlegerige cliënt’ oefenen. Je gaat ‘droog oefenen’ met medestudenten door elkaar een po te geven op bed. Maak groepjes van drie studenten: één cliënt, één helpende en één observator. De observator houdt de werkwijzer bij. Hij kijkt of alle handelingen aan bod komen en of dit op de juiste manier gebeurt. Na afloop bespreekt de observator de punten die goed en die minder goed gingen. Wissel van rol, zodat iedereen de vaardigheid uitvoert. Bespreek ten slotte hoe je het vond om iemand een po te geven én om een po te krijgen. De houding van de cliënt is bij het gebruik van een po belangrijk. Een urinaal is een hulpmiddel voor mannen bij het plassen Stap 7 Te laat... Meneer Boedhoe blijkt in het verpleeghuis af en toe incontinent te zijn van urine. Doordat meneer moeilijk loopt na de operatie, is hij soms te laat bij de wc. Meneer Boedhoe zegt echter tegen Sanne dat hij hier thuis ook wel eens last van heeft. Sanne beseft dat ze eigenlijk weinig weet van incontinentie(materiaal).... a Probeer eerst wat meer te weten over incontinentie. Bezoek hiervoor: www.bnn.nl . Klik door naar ‘incontinentie’ (bij serie 2). Lees de tekst goed door. Beantwoord dan de volgende vragen: Wat is incontinentie? Omschrijf dit in je eigen woorden en zo compleet mogelijk! Welke soorten (urine) incontinentie zijn er? Wat is de oorzaak en bij wie komt dit voornamelijk voor? Vul dit in in onderstaand schema: Soort incontinentie Wat gebeurt er? Bij wie? Stress- of inspanningsincontinentie Aandrangincontinentie Druppel- of overloopincontinentie Ongeremde blaas Bed- en broekplassen b Je gaat een filmpje bekijken over incontinentie en daarna een aantal kijkvragen beantwoorden. Lees deze vragen eerst door voordat je het filmpje bekijkt. Je weet dan waar je speciaal op moet letten. Ga naar www.gezondheidsplein.nl . Klik door naar ‘filmpjes’ (staat onder ‘Van A tot Z’). Je ziet daar een lijst van onderwerpen. Klik door naar ‘incontinentie’ (video). Bekijk het filmpje over incontinentie en geef antwoord op de volgende vragen: Waarom hebben mannen minder last van incontinentie dan vrouwen? Wat is een prostaat? Waarom is het verstandig om eerst naar de huisarts te gaan met incontinentieklachten? Waarom is het beter om geen maandverband te gebruiken bij incontinentie? Is incontinentie een ziekte? Verklaar je antwoord. c Discussieer in kleine groepjes over de vraag: ‘Wat betekent incontinentie voor iemand in het dagelijks leven’? Wat betekent dit op: lichamelijk; psychisch; sociaal gebied? d Sanne gaat in het magazijn alvast kijken wat er aan incontinentiemateriaal bestaat. Tsjonge, wat een soorten en maten! Hier komt ze niet alleen uit. Er zijn verschillende soorten incontinentiemateriaal. Er zijn veel verschillende soorten incontinentiemateriaal verkrijgbaar. Welk materiaal geschikt is voor de cliënt hangt af van een aantal factoren. Zoals de hoeveelheid urine die de cliënt verliest of de soort incontinentie. Maar ook leeftijd, geslacht en leefsituatie hebben invloed. Bijvoorbeeld: beweegt iemand veel of weinig? Kan iemand zichzelf verzorgen of niet? Soms gebruikt men meerdere soorten opvangmateriaal. Meestal worden wegwerpverbanden gebruikt. Er is onderscheid in: eendelige systemen; tweedelige systemen; speciale verbanden voor mannen, vrouwen en kinderen. In deze opdracht maak je in een subgroep een voorlichtingsfilmpje voor Sanne. In dit filmpje moeten het volgende duidelijk gemaakt worden: Vertel wat een eendelig en tweedelig systeem is. Maak duidelijk voor welke vorm van incontinentie eendelige en tweedelige systemen geschikt zijn. Laat van beide systemen één of meer voorbeelden zien uit de praktijk. Geef een toelichting hoe je deze materialen gebruikt. Aan welke eisen moet opvangmateriaal voldoen? Wat is er anders of speciaal aan een verband voor mannen? Leg uit hoe vaak je het verband moet verwisselen. Vertel hoe je smetplekken of andere huidproblemen voorkomt bij deze cliënten. Maak duidelijk wat je met het gebruikte materiaal doet. Andere aandachtspunten bij (het maken van) dit filmpje: Gebruik zoveel mogelijk eigen woorden. Richt je tot Sanne: zij wil er meer van weten! Verzamel je informatie uit Compas (trefwoord Ziekten van de nieren en urinewegen), aanvullende leerboeken en collega’s uit de praktijk. e Sanne weet nu meer over incontinentiemateriaal. Er is nog wel iets wat haar bezighoudt: het milieu! Wordt dit niet erg belast met al dat wegwerpmateriaal? Wat is jouw mening hierover? Hoe kun je bij het gebruik van incontinentiemateriaal rekening houden met het milieu? De blaas. Stap 8 Hoe pak ik het aan? a Sanne was op haar laatste stagedag betrokken bij de zorg voor meneer Boedhoe. Ze heeft ook nog veel geleerd vandaag! Sanne wil haar dag afsluiten met een gesprekje met meneer Boedhoe. Ze wil graag nog een aantal vragen en problemen bespreekbaar maken. In deze opdracht ga je dit gesprek in een rollenspel uitspelen. De onderwerpen die je gaat bespreken zijn in dit project op één of andere manier aan bod gekomen. Je gaat het rollenspel in een subgroep voorbereiden en in tweetallen uitspelen. Aandachtspunten voor meneer Boedhoe: Leg – zo uitgebreid mogelijk – aan Sanne uit waarom u zich moet ‘reinigen’ als u naar het toilet bent geweest. Aandachtspunten voor Sanne: Overleg met meneer Boedhoe hoe in zijn situatie rekening gehouden kan worden met deze (culturele) gewoonte. Geef tips bij zijn toiletgang: a. om de obstipatie te verminderen; b. om urine bij incontinentie op te vangen; c. om te voorkomen dat meneer valt tijdens de toiletgang. Leg uit welke hulpmiddelen gebruikt kunnen worden en waarom. Overleg met meneer Boedhoe wat hij zelf kan en wil doen bij zijn toiletgang. De kans op vallen is groter bij cliënten met aandrangincontinentie, omdat zij snel het toilet moeten bereiken. b Terwijl Sanne aan het werk is krijgt ze steeds meer last van een zeurderig gevoel en krampen. Voor de zekerheid gaat ze even naar het toilet... ja hoor: ongesteld! Gelukkig heeft ze rekening gehouden met haar menstruatie. Met een tampon in haar zak loopt ze naar het toilet. Ze probeert zich voor te stellen hoe dat gaat als je als cliënt in bed ligt en ongesteld bent... Deze opdracht gaat over menstruatie. Voor de uitwerking kun je gebruik maken van: www.ziekenhuis.nl . Klik via ‘filmpjes’ door naar ‘huisartsgeneeskunde’ en dan door naar ‘menstruatiepijn’. Kijk ook op www.vivamenstrua.be en bij het trefwoord Menstruatie van Compas. Beantwoord de volgende vragen. Gebruik bij de uitwerking zo veel mogelijk je eigen woorden. Wat heeft ‘menstruatie’ met ‘toiletgang’ te maken denk je? Wat gebeurt er tijdens de menstruatie? Wat kunnen de klachten zijn voor en tijdens de menstruatie? Hoe komt dat? Maandverband en tampons worden gebruikt om menstruatiebloed op te vangen. Wat zijn de voor- en nadelen van deze materialen? Voordelen Nadelen Maandverband 1. 2. Tampons 1. 2 1. 1. 2 2 Heb je wel eens een cliënt verzorgd tijdens de menstruatie? Zo ja, hoe vond je dat? Een cliënt die menstrueert zal het liefst zo veel mogelijk zelf verband of een tampon verwisselen. Maar soms lukt dat niet. Als zorgverlener geef je dan advies over hygiëne of help je bij het verwisselen van maandverband of tampon. Weet je hoe je bij een ander verband of een tampon verwisselt? Waarschijnlijk wel, maar... kijk gerust op www.mijnob.nl voor meer informatie hierover! Maandverband en tampons zijn producten om het bloed op te vangen tijdens de menstruatie. Stap 9 Helpen bij de toiletgang Dit is de laatste stap en tevens eindopdracht van het project ‘Helpen bij de toiletgang’. Je weet nu waar je op moet letten als je een cliënt helpt bij de toiletgang. Ook weet je welke hulpmiddelen gebruikt worden om urine of ontlasting op te vangen en hoe je deze gebruikt. Je hebt alle informatie verzameld om het eindproduct te kunnen maken. Maak nu de fotocollage met hulpmiddelen die gebruikt worden om urine of ontlasting op te vangen. Vergeet niet de bijbehorende tips en aanwijzingen! Ook andere groepjes presenteren hun fotocollage met tips. Jullie gaan elkaars werk en presentatie beoordelen. Om het werk en de presentatie te kunnen beoordelen vind je hier een beoordelingslijst: Beoordelingslijst eindproduct Kijk deze beoordelingslijst ruimschoots voor je presentatie door. Gebruik het als een soort checklist. Zo weet je zeker dat alles aan bod komt en wat bij de beoordeling belangrijk is. Wat is de bedoeling? Per subgroep worden de verschillende fotocollages aan elkaar gedemonstreerd en toegelicht. Na de presentatie kunnen er vragen gesteld worden Elke presentatie wordt afgesloten met een gezamenlijke evaluatie en beoordeling door de docent. Hiervoor gebruik je de beoordelingslijst. Let op: bij de presentatie worden minimaal vijf hulpmiddelen gepresenteerd. Zorg dat toiletbenodigdheden zichtbaar en bereikbaar zijn voor de cliënt. Dit vergroot zijn zelfredzaamheid. Stap 10 Evalueren In deze laatste stap ga je het project evalueren. Beantwoord de volgende vragen zo uitgebreid mogelijk in het reflectieformulier. a Wat vond je leuk om te doen/maken? Licht je antwoord toe. Wat vond je niet leuk om te doen/maken? Licht je antwoord toe. Wat heb je geleerd van de onderwerpen in het project? Licht je antwoord toe. Wat heb je geleerd over jezelf? Licht je antwoord toe. b De volgende 3 vragen beantwoord je als je het project samen hebt gemaakt: Hoe is de samenwerking verlopen? Licht je antwoord toe. Ben je tevreden over jouw bijdrage aan het project? Leg uit waarom wel of niet. Wat zou jij anders kunnen doen om de samenwerking beter te laten verlopen? Licht je antwoord toe. c Formuleer je persoonlijke leerdoelen. Reflectieformulier Evalueren: wat heb je geleerd? Wat vond je ervan? © 2012 | Noordhoff Uitgevers bv