Informatiekaart incontinentie

advertisement
Continentiezorg: informatiekaart voor medewerkers
Verschillende vormen van urine-incontinentie






Stressincontinentie wordt gekenmerkt door onvrijwillig urineverlies bij druk in en op de buik,
bijvoorbeeld wanneer iemand lacht, niest, de neus snuit of bij zwaar tillen en haastig bewegen zoals
bij sporten. De rest van het mictiepatroon is normaal.
Aandrangincontinentie wordt gekenmerkt door een niet op te houden hevige plasdrang. Vaak heeft
de cliënt een (voortdurende) drang tot plassen met geen of een heel korte waarschuwing.
Gemengde incontinentie bestaat uit een combinatie van stress- en aandrangincontinentie, waarbij
één van de twee vormen meer naar voren komt.
Functionele incontinentie ontstaat wanneer cliënten niet in staat zijn zelfstandig naar het toilet te
gaan door lichamelijke of praktische beperkingen. De oorzaak van de urine-incontinentie is dus niet
urogenitaal (organen van het urine- en voortplantingsstelsel) van aard. Voorbeelden zijn
geestelijke/lichamelijke/visuele beperkingen, lastige kleding, lange afstand tot of obstakels bij het
vinden van het toilet.
Overloopincontinentie is het onwillekeurig verliezen van kleine hoeveelheden urine uit een volle
blaas. Het treedt op wanneer de blaas, door chronisch vasthouden van urine, vergroot en ongevoelig
raakt. De druk in de blaas wordt zo hoog, dat er kleine hoeveelheden urine wegdruppelen.
Totale incontinentie wordt gekenmerkt door het voortdurend druppelen van urine uit de plasbuis,
zowel overdag als 's nachts. Het treedt op wanneer de sluitspier van de blaas niet meer goed werkt.
Diagnostiek
Voor het verlenen van goede incontinentiezorg is een zorgvuldige inschatting en beoordeling van de vorm van
incontinentie cruciaal. De huisarts moet vaststellen om welke vorm van urine-incontinentie het gaat.
Zorgverleners kunnen de arts helpen met de diagnostiek door informatie te geven over de toiletgang van de
cliënt. Hiervoor is een aantal instrumenten beschikbaar, zoals de anamneselijst incontinentie en het
incontinentiedagboek.
Clientgerichte interventies
Gedragsinterventies
Binnen de thuiszorg zijn de mogelijkheden om het gedrag van cliënten te beïnvloeden beperkt. Het is vooral
belangrijk om cliënt én mantelzorg te adviseren en te stimuleren:
 Adviseer een cliënt die geen aandrang meer voelt, geen toiletgewoontes heeft en niet meer in staat
is om bewust te leren, op vaste en frequente tijdstippen naar het toilet te gaan.
 Gewoonteschema’s: de cliënten kan een persoonlijke regelmaat hebben, terwijl hij zich daarvan niet
bewust is. Maak op grond van die gewoontes een individueel aangepast schema en stimuleer de cliënt
zich daaraan te houden.
 Blaastraining
Functionele beperkingen en omgevingsfactoren
Functionele beperkingen en omgevingsfactoren kunnen ervoor zorgen dat iemand niet op tijd op het toilet
zit. Mobiliteit is hierin een belangrijke factor, maar ook beperkingen in de fijne motoriek kunnen ervoor
zorgen dat knopen of een rits een groot obstakel zijn. Lange afstanden en obstakels op de route naar het
toilet kunnen ook een rol spelen. Adviseer de cliënt over:
 Weghalen van de obstakels: maak de route makkelijker door bijvoorbeeld kleedjes te verwijderen,
meubels te verplaatsen.
 Gebruik kleding die makkelijk en snel uitgedaan kan worden, bijvoorbeeld een broek met klittenband
of elastiek; nylonkousen i.p.v. panty’s.
Voorkomen en beperken van nadelige gevolgen
Incontinentie gaat soms gepaard met huidletsel. Incontinentieletsel is een
ontsteking aan de oppervlakte van de huid met roodheid, oedeem en in
sommige gevallen blaren die een helder vocht kunnen bevatten. Ter hoogte
van de bilnaad vind je bij urine-incontinentie vaak een spleetvormig letsel met
witte, verweekte randen. Andere kenmerken van incontinentieletsel zijn de
purperen kleur, oedeem/zwelling en de vochtigheid van de huid. De randen
van de wond zijn meestal grillig.
Hoe voorkom je nadelig gevolgen van incontinentie?




Er zijn sprays en crèmes die het schoonmaken van de huid na incontinentie vergemakkelijken.
Barrièrecrèmes en barrièresprays leggen een extra laagje op de huid. Daarmee wordt direct
contact van de huid met de bijtende stoffen uit urine en ontlasting verhinderd, waardoor de huid
minder snel beschadigt.
Probeer ook de psychosociale problemen van de cliënt in kaart te brengen, bijvoorbeeld door
middel van de anamneselijst incontinentie. Verwerk je acties in het zorgplan van de cliënt.
Bij vragen/advies over een incontinentieprobleem, neem contact op met de
incontinentieverpleegkundige.
Hoe zet je hoogwaardig en modern incontinentiemateriaal in?




Modern absorptiemateriaal is in staat urine zeer goed en steeds beter te absorberen, met zo min
mogelijk nadelige invloed voor de huid door inwerking van ontlasting of urine.
Voor sommige cliënten kan een hoog absorptieverband betekenen dat ze ’s nachts door kunnen
slapen en niet halverwege de nacht in de weer hoeven met een postoel naast het bed of
verschoond hoeven worden.
Wanneer cliënt meer materiaal met een groter absorptie nodig hebben, betekent dit niet dat ze
ook een grotere pasvorm nodig hebben. De juiste pasvorm is nodig, om lekkage te voorkomen.
Wees hier dus altijd bewust van.
De tijd die nodig is per verschoning is met modern incontinentiemateriaal korter. De verschillen
lopen uiteen per merk, maar zeker bij gebruik van de speciale buikbandontwerpen zijn er
duidelijke tijdsvoordelen.
Hoe kun je de fysieke belasting rondom de continentiezorg verminderen?



Innovaties om fysieke belasting te verminderen zijn bijvoorbeeld: een verhoogde toiletpot,
postoel.
Wees voorzichtig bij de aanschaf van een toiletverhoging. Op een verhoogde toiletpot hebben
cliënten soms last van een moeizame toiletgang door de relatief hoge en slechte houding waarin ze
zitten.
Houd het toilet bij een dementerende cliënt zoveel mogelijk vertrouwd, zoals iemand het gewend
is.
Een goede toilethouding
De cliënt moet:
 rechtop zitten (zie afbeelding)
 goed op de bril zitten, dus niet op het voorste puntje en ook niet hangen
boven het toilet
 met de voeten plat op de grond steunen (als het toilet te hoog is, dan kan
gebruik gemaakt worden van een voetenbankje of opstapje)
 de benen iets uit elkaar plaatsen
 de kleding tot op de enkels laten zakken
 de handen op de bovenbenen plaatsen en de tijd nemen en in één keer
rustig en volledig uit te plassen, zonder te persen.
Download