Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Regionaal Werkbedrijf Programma Openbare/ Programmanummer besluitenlijst 18 Werk & Inkomen / 1061 Collegevergadering december 2007 no 47 BW-nummer Portefeuillehouder T. Tankir Aanwezig: Samenvatting Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr. Th. deom Graaf Voorzitter In februari 2013 is het voornemen één regionaal werkbedrijf te MO20, Arjen Besselink, 0629042946 Depla, H. –van Hooftinsr., L. Scholten, Wethouders bouwen uitgesproken. In datP.voornemen verwoord “Samen Sterker” H. Kunst, Datum ambtelijk voorstel – wordt beschreven wat de P. functies zijn van nieuwe bedrijf. Nu Lucassen, J.dit van der Meer 18 november 2013 worden deze functies naderP. omschreven en wordt ook een concreter Eringa Gemeentesecretaris Registratienummer beeld geschetst van dat nieuwe werkbedrijf. Werkboek “Sterke A. Kuil Communicatie 13.0013230 werkwoorden” beschrijft en M. visualiseert Sofovicdit beeld. Het nieuwe Verslag werkbedrijf wordt verantwoordelijk voor de hele participatieketen en geeft vorm aan de bedrijfsdienstverlening, de kandidaatsbenadering en de verbindingsfunctie. Het nieuwe werkbedrijf is de eerste module die valt onder de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Regio Rijk van Nijmegen. Daarover wordt separaat besloten. Aldus Ter besluitvorming door het college vastgesteld in de vergadering van: 1. De ondernemingsraad om advies te vragen ten aanzien van Werkboek Sterke werkwoorden. 2. Het gastheerschap voor de ondersteunende functies uit te voeren en dit in 2014 nader te concretiseren in een dienstverleningsovereenkomst tussen Nijmegen en de MGR. Beleidsadviseur 3. De brief aan UWV vast De te stellen. voorzitter, De secretaris, Paraaf akkoord Datum Paraaf akkoord Datum Arjen Besselink Aan de Raad voor te stellen 1. Onder voorbehoud van een positief advies van de ondernemingsraad, het Werkboek Sterke werkwoorden vast te stellen, met inachtneming van de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden: a. Het Werkbedrijf is een arbeidsbemiddelingsbedrijf en heeft drie functies: bedrijfsdienstverlening, kandidaatsbenadering en verbinden. Zie vervolgblad Ter besluitvorming door de Raad (uiterlijk 1 maart 2014) Besluit B&W d.d. 26 november 2013 Conform advies Aanhouden Anders, nl. nummer: 3.2 1 Bestuursagenda Gemeentesecretaris Portefeuillehouder collegevoorstel werkbedrijf.doc Collegevoorstel Vervolg beslispunten 2. 3. 4. 5. 6. b. Het Werkbedrijf voert in brede zin de regie over het instrumentarium dat de Participatiewet biedt. c. Met de bouw van een nieuw Werkbedrijf wordt een belangrijke impuls gegeven aan de bedrijfsdienstverlening. d. De kandidaatsbenadering van het Werkbedrijf is mensgericht. e. Deelnemende gemeenten maken in een dienstverleningsovereenkomst (DVO) afspraken over lokale dienstverlening van het Werkbedrijf. De gemeenteraden bepalen de kaders voor deze dienstverlening, de colleges zijn verantwoordelijk voor de DVO’s. f. Het Werkbedrijf werkt met één uniform instrumentarium. Daarvoor dragen de gemeenteraden in de regio hun verordenende bevoegdheid over aan het Werkbedrijf (concreet: de MGR). Met dit instrumentarium geeft het Werkbedrijf invulling aan de verbindingsfunctie. g. De informatievoorziening aan de gemeenteraden is tijdig en adequaat, en is gericht op het maximaal faciliteren van de kaderstellende, controlerende en volksvertegenwoordigende taken van de gemeenteraden. h. Het Werkbedrijf is de eerste module van de MGR. i. Over de scenariokeuze voor Breed en de positionering van het beschutte werk en de arbeidsmatige dagbesteding wordt in 2014 separaat besloten. De rijksbijdrage Participatiebudget, onderdeel Werkdeel, vanaf 2015 over te hevelen naar het Werkbedrijf. Het Inkomensdeel ten behoeve van de loonkostensubsidies vanaf 2015 over te hevelen naar het Werkbedrijf. Naast het Participatiebudget vanaf 2015 een budget van € 2.800.000 in te zetten bij het Werkbedrijf en dit te dekken uit product Werk van programma Werk & Inkomen. De vrijgevallen gemeentelijke uitvoeringskosten in te zetten ter dekking van: - mogelijke frictiekosten (€ 634.000 p/j voor 2015 tot en met 2017); - openstaande bezuinigingen (€ 1.196.000 structureel vanaf 2015). In 2014 een bijdrage van € 500.000 te leveren aan de transitiekosten voor het Werkbedrijf en dit bedrag te dekken uit de provinciale middelen voor de regionale sociale agenda (product Werk bij programma Werk & Inkomen). collegevoorstel werkbedrijf.doc Collegevoorstel 1 Probleemstelling In februari 2013 is het voornemen om één regionaal werkbedrijf te bouwen uitgesproken. In dat voornemen – verwoord in Samen Sterker – wordt beschreven wat de functies zijn van dit nieuwe bedrijf. Nu worden deze functies nader omschreven en wordt ook een concreter beeld geschetst van dat nieuwe werkbedrijf. Samen Sterker was het derde formele document over regionale samenwerking op domein Werk. Eind 2011 spraken de regiogemeenten de intentie uit om samenwerking te verkennen, medio 2012 werd er een voortgangsnotitie naar de raden gestuurd. Na de val van Rutte I werd de Wet Werken naar Vermogen controversieel verklaard, in het coalitieakkoord van Rutte II werd de Participatiewet geïntroduceerd. Deze is – naar aanleiding van het Sociaal Akkoord van april 2013 – aangepast en de conceptwettekst is nu bekend. Het Rijk koerst op besluitvorming eind 2013. Sterke werkwoorden (bijlage 2) beschrijft en visualiseert het nieuwe werkbedrijf, dat verantwoordelijk wordt voor de hele participatieketen en vormgeeft aan de bedrijfsdienstverlening, de kandidaatsbenadering en de verbindingsfunctie. Het nieuwe werkbedrijf valt als eerste module onder de MGR, waarover separaat besloten wordt. 2 Juridische aspecten Op de besluitvorming zijn van toepassing: - Artikel 25 eerste lid Wet op de Ondernemingsraden (adviesrecht OR); - Kadernota Verbonden Partijen gemeente Nijmegen. Als het processchema uit de Kadernota wordt gebruikt, is oprichting van een publiekrechtelijke samenwerking de uitkomst: er is sprake van een publiek belang, volledige gemeentelijke betrokkenheid is niet noodzakelijk, de gemeente kan niet alleen opdracht-, subsidie- of regelgever zijn, publiekrechtelijke participatie op basis van de Wgr is mogelijk. - De Wet werk en bijstand en de rechtsopvolgers van deze wet. Het nieuwe Werkbedrijf wordt uitvoerder van (een deel van de bevoegdheden uit) de nieuwe Participatiewet. Deze wet is nog niet vastgesteld. 3 Doelstelling Er is een aantal redenen om een nieuw werkbedrijf op te richten: 1. We gaan de bedrijfsdienstverlening een impuls geven door gezamenlijk – in plaats van iedere gemeente afzonderlijk – bedrijven te benaderen. 2. We krijgen per 1 januari 2015 meer verantwoordelijkheden op de domeinen Werk, Inkomen, Zorg en Ondersteuning. We hebben de ambitie om een deel van deze verantwoordelijkheden regionaal te organiseren en/of te regisseren. Daarbij streven we naar zoveel mogelijk integraliteit en samenhang, maar doen we ook een zo groot mogelijk beroep op de kracht van mensen en hun netwerk. Onze benadering is mensgericht. Om deze ambities te realiseren, bundelen we onze krachten. In eerder stadium hebben we onze ambities al uitgesproken in Kracht door verbinding en Samen Sterker. 3. Het nieuwe werkbedrijf is geen typische sociale dienst, maar een dynamische netwerkorganisatie die inspeelt op ontwikkelingen in de samenleving. In het raadsvoorstel en in Sterke werkwoorden worden de doelstellingen geconcretiseerd. Collegevoorstel Vervolgvel 3 4 Argumenten 1.1 We willen de diverse personeelsgremia zorgvuldig meenemen in het traject, omdat de inrichting van een nieuw werkbedrijf grote consequenties heeft voor het personeel. De bouw van een regionaal werkbedrijf heeft consequenties voor het personeel van de huidige afdelingen Werk en Breed. Met de personeelsgremia gaan wij in gesprek over onder andere het inrichtingsplan en het sociaal plan. Hoe dit gebeurt, staat beschreven in hoofdstuk 12 van Sterke werkwoorden. 2.1 De lijn zoals beschreven in Sterke werkwoorden is een uitwerking van Samen Sterker. Er is een aantal redenen om te regionaliseren. Deze redenen zijn na het voornemen beschreven in Samen Sterker niet veranderd en Sterke werkwoorden kan dan ook opgevat worden als een nadere concretisering. De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de huidige situatie, zijn de volgende: We gaan een impuls geven aan de bedrijfsdienstverlening. De belangrijkste reden om een regionaal werkbedrijf te bouwen, is dat bedrijven aangeven dat ze te veel aanspreekpunten hebben en dat er te veel verschil is in regelingen. Het regionale werkbedrijf gaat zich meer opstellen als partner van bedrijven, en ontzorgt bedrijven in hun rol als werkgever. Dit doet het werkbedrijf zoveel mogelijk in samenwerking met andere partijen zoals UWV en AWBZ- en onderwijsinstellingen. We gaan een impuls geven aan integraliteit. Gemeenten worden door de nieuwe Wmo, de nieuwe Jeugdwet en de nieuwe Participatiewet verantwoordelijk voor een grotere groep mensen. De gedachte achter deze decentralisaties is dat gemeenten deze groep mensen – die zorg nodig heeft – beter kent en beter kan helpen. Wij hebben de ambitie om dit integraler te gaan doen dan in het verleden gebeurde. Dat doen wij intensief indien nodig, maar terughoudend indien dat kan. We bouwen een flexibele en eigentijdse netwerkorganisatie die uitgaat van menselijk contact en ruimte voor professionals. Het nieuwe regionale werkbedrijf heeft een externe oriëntatie en werkt mensgericht. Het brengt kandidaten en bedrijven met elkaar in contact. Dat betekent dat het personeel van het nieuwe werkbedrijf zoveel mogelijk op locatie werkt (de géénloketbenadering). 2.1 Met de regiogemeenten zijn afspraken gemaakt over het onderbrengen van de PIOFACH-taken bij de gemeente Nijmegen. Wij zullen de PIOFACH-taken (personeel, ICT, organisatie, financiën, administratie, communicatie en huisvesting) voor het Werkbedrijf uitvoeren. Er wordt voor dezelfde constructie gekozen die ook bij de ODRN gebruikt wordt. Hiervoor stellen we een dienstverleningsovereenkomst op. 3.1 We willen werken met een uniforme naamgeving voor de arbeidsmarktregio. De arbeidsmarktregio heet op dit moment “Gelderland-Zuid”. Sommigen gebruiken als naam ook “Nijmegen e.o.” en in onze documenten kiezen we structureel voor Rijk van Nijmegen. Omdat we willen werken met één naam voor de arbeidsmarktregio, verzoeken we UWV ook deze naam te hanteren en vragen we dit formeel aan. Op het moment dat de naamgeving gepubliceerd wordt in de Staatscourant, is het officieel. Argumentatie bij beslispunten raad De argumentatie voor de beslispunten voor de raad staan in het raadsvoorstel. Collegevoorstel Vervolgvel 4 De wensen en bedenkingen (op voornemen Samen Sterker) In het raadsvoorstel wordt beschreven hoe de wensen en bedenkingen (van de Nijmeegse raad) zijn verwerkt. 5 Financiën De begroting van het werkbedrijf is opgenomen in hoofdstuk 7 van Sterke werkwoorden. Bij de inrichting van de begroting is het Participatiebudget, onderdeel Werkdeel, als uitgangspunt genomen. De uitvoering van de taken van het werkbedrijf moeten passen binnen de grenzen van het Participatiebudget. Momenteel is het Participatiebudget een budget met een bestedingsverplichting. Vanaf 2015 gaan het Participatiebudget en de middelen voor Jeugd en de AWBZ onderdeel uitmaken van het deelfonds Sociaal Domein. De middelen binnen dit deelfonds zijn geoormerkt en mogen alleen besteed worden aan de taken waarvoor dit deelfonds is ingericht. De som van alle gemeentelijke Participatiebudgetten is minder dan wat de gemeenten op dit moment gezamenlijk investeren in re-integratie. Dat komt omdat het budget slinkt én omdat veel gemeenten aanvullende investeringen doen die bekostigd worden uit de algemene middelen. Dit gebeurt omdat het Werkbedrijf een robuuste financiële basis moet hebben, maar betekent wel dat – indien gemeenten niet aanvullend investeren – de omvang van de dienstverlening per definitie slinkt. Het staat gemeenten altijd vrij om extra investeringen te doen. Door de bouw van het Werkbedrijf wijzigt de kostenstructuur voor de gemeente Nijmegen. Onderstaand de kostenstructuur in de huidige Nijmeegse situatie en de Nijmeegse situatie per 2015. Nijmegen (x € 1.000) Budget 2013 Budget 2014 Budget 2015 Participatiebudget Loonkostenbudget I-deel Eigen middelen programma Eigen middelen uitvoering Totaal baten € 13.494 €0 € 4.993 € 1.831 € 20.318 € 11.515 € 3.502 € 1.831 € 16.848 € 10.845 € 304 € 2.800 €1.831 € 15.780 Dienstverlening 2013 Reserveren frictierisico Structureel oplossen taakstelling Dienstverlening Werkbedrijf 2015 Basisdienstverlening Verplichtingen Maatwerkbudget Totaal lasten € 20.318 - € 16.848 - €0 € 634 € 1.196 € 20.318 € 16.848 € 7.781 € 2.872 € 3.297 € 15.780 Baten Lasten Collegevoorstel Vervolgvel 5 De inkomsten worden in 2015 als volgt geraamd: a. In totaal zou in 2015 voor Nijmegen een budget van € 15,8 miljoen beschikbaar zijn voor de uitvoering van de re-integratie. b. Behorende bij beslispunt 2 voor de raad: Vanuit de Rijksbijdrage Participatiebudget komt voor onze gemeente € 10,8 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van de re-integratie. Dit is exclusief de budgetten voor de WSW en de arbeidsmatige dagbesteding. In hoofdstuk 7 van Sterke werkwoorden worden deze budgetten allemaal beschreven. c. Behorende bij beslispunt 3 voor de raad: Vanuit het inkomensdeel komt voor onze gemeente een bedrag van € 0,3 miljoen beschikbaar voor het verstrekken van loonkostensubsidies. d. Behorende bij beslispunt 4 voor de raad: In 2015 is door toegevoegde gemeentelijke middelen voor Werk & Re-integratie een bedrag van € 2,8 miljoen beschikbaar. Dit budget wordt ingezet bij het Werkbedrijf. De komende jaren lopen deze middelen af. In 2016 is € 2,7 miljoen beschikbaar en in 2017 € 2,5 miljoen. e. Behorende bij beslispunt 5 voor de raad: Op dit moment worden indirecte uitvoeringskosten ter hoogte van € 1,8 miljoen gedekt uit de algemene middelen, in de toekomst draagt het Werkbedrijf deze lasten zelf. Dat betekent dat dit budget vrijvalt. De uitgaven worden in 2015 als volgt geraamd: a. Behorende bij beslispunt 5 voor de raad: Vanaf 2015 valt een budget van € 1,8 miljoen per jaar vrij (zie hierboven, ad e). Ter invulling van een taakstelling en een structureel nadeel: Voorgesteld wordt deze middelen in te zetten om de taakstelling F05 van € 896.000 structureel in te vullen. Daarnaast ontstaat door de overheveling van de taken reintegratie naar het Werkbedrijf een structureel nadeel van € 300.000. Voorgesteld wordt ook dit structurele nadeel in te vullen met de vrijvallende middelen. Samen € 1,2 miljoen. Te reserveren voor fricties: Ten slotte wordt voorgesteld om het restant van het budget afgerond € 0,6 miljoen te reserveren voor mogelijke frictie- en desintegratiekosten die ontstaan bij de inrichting van het Werkbedrijf. Deze kosten ontstaan waarschijnlijk bij alle deelnemende gemeenten en een gemeente is hier zelf verantwoordelijk voor. Gedurende een periode van 3 jaar worden voordelen aangewend om investeringen te doen en nadelen elders te dekken. De wijze waarop de regio dit doet, wordt beschreven in de hoofdstukken 8 en 10 van Sterke werkwoorden. Op dit moment zijn de desintegratiekosten voor de gemeente Nijmegen nog niet te bepalen. Deze worden in de loop van 2014 duidelijk, maar zullen echter alleen ontstaan indien personeelsleden niet geplaatst kunnen worden. b. Ad b, c en d behoren bij “de begroting van het Werkbedrijf” (hoofdstuk 7) Voor de uitvoering van de basisdienstverlening is € 7,8 miljoen benodigd (inclusief loonkostensubsidie vanuit het Inkomensdeel ad € 0,3 miljoen). De indirecte kosten Collegevoorstel Vervolgvel 6 bedragen in de begroting zoals opgenomen in het Werkboek 37,5%. In de regio is het uitgangspunt geweest om alleen de Participatiebudgetten te gebruiken om een robuust Werkbedrijf te bouwen. In de wetenschap dat het Werkbedrijf in de toekomst meer primaire taken krijgt (door extra investeringen, integratie van delen van Breed en de overdracht van de Wajongers met arbeidsvermogen), zullen de directe kosten stijgen. Het bedrag voor ondersteunende functies is gemaximeerd. Ook als de primaire taken niet toenemen zal de kwartiermaker de taak krijgen om in onderhandeling met de gastheer en de regio te komen tot een lager percentage aan overhead dan 37,5% en streeft Nijmegen als gastheer naar uniformering en een bandbreedte voor indirecte kosten die in overleg met de regiogemeenten tot stand komt. c. Vanuit het verleden is onze gemeente verplichtingen aangegaan ter grootte van € 2,9 miljoen. Deze verplichtingen hebben betrekking op 73 participatiebanen en een aantal inkoopcontracten. Het Werkbedrijf neemt deze verplichtingen over. Overigens eindigen de inkoopcontracten eind 2015 en komt er op dat moment meer ruimte voor maatwerk. d. Indien alleen het Participatiebudget wordt ingezet, heeft de gemeente Nijmegen € 0,5 miljoen maatwerkbudget. Omdat voorgesteld wordt € 2,8 miljoen aan programmamiddelen toe te voegen aan het budget voor het Werkbedrijf, stijgt het maatwerkbudget naar € 3,3 miljoen. De middelen voor de uitvoering van re-integratietaken zijn geoormerkt. Het niet bestede deel moet geoormerkt worden om te besteden aan re-integratietaken. Per 1 januari 2013 bedroeg dit budget € 4,2 miljoen (OMBD). Het is mogelijk dat per 1 januari 2015 een deel hiervan nog over is. In verband met het geoormerkte karakter dient ook dit deel overgedragen te worden aan het Werkbedrijf. Eénmalig transitiebudget In 2014, 2015 en 2016 investeert de regio € 1,5 miljoen in de ontwikkeling van het nieuwe werkbedrijf. Hieruit worden de kosten gedekt voor de kwartiermaker en de ondersteuning en inrichting die nodig is om het Werkbedrijf te bouwen. Hierbij moet gedacht worden aan initiële opleidingskosten, inrichting automatiering, fiscale en juridische ondersteuning, etc. Hiervoor wordt de volgende verdeelsleutel gehanteerd: Gemeente Beuningen Druten Groesbeek Heumen Millingen aan de Rijn Mook en Middelaar Nijmegen Ubbergen Wijchen Transitiebudget € 87.000 € 61.300 € 70.500 € 55.900 € 24.000 € 25.300 € 991.500 € 34.500 € 150.000 * 50% van het budget op basis van inwoneraantallen en 50% op basis van klantaantallen. In 2014 wordt een begrotingsvoorstel gedaan deze budgetten op te nemen in de stadsbegroting 2015 en 2016. Collegevoorstel Vervolgvel 7 Behorende bij beslispunt 6: Jaarlijks wordt verantwoording afgelegd over de wijze waarop dit transitiebudget is ingezet. Indien er minder kosten zijn gemaakt, valt het budget – op basis van dezelfde verdeelsleutel – weer vrij voor de deelnemende gemeenten. Het voorstel is voor 2014 de eenmalige transitiekosten te dekken uit de provinciale middelen regionale sociale agenda. 6 Participatie en Communicatie Bij de totstandkoming van Sterke werkwoorden en eerdere documenten, zijn diverse partijen betrokken. AWBZ-instellingen, Breed, Onderwijsinstellingen, UWV, VNO-NCW, bonden, werkgevers, cliëntenraden, adviesorganen en andere organisaties. Ook zijn de ondernemingsraden steeds geïnformeerd over de stappen die gezet zijn. Werkboek Sterke werkwoorden is voor advies bij de ondernemingsraden neergelegd en ook bij de vervolgstappen zullen deze organen betrokken worden. De cliëntenraden en adviesorganen zijn begin november over de plannen geïnformeerd. Adviezen zijn op het moment van schrijven nog niet binnen. Zodra deze bij ons college binnenkomen, zullen wij deze met onze reactie de raden toesturen. De toekomstige participatie van cliënten is één van de ontwikkelpunten in het transitiejaar 2014. Het voornemen is om in dat jaar een Platform cliëntenraden in ontwikkeling op te richten, waarin een vertegenwoordiging zit van bestaande adviesorganen en cliëntenraden. Met dit Platform is de betrokkenheid van cliënten geborgd, tevens zal dit Platform voorstellen voor de toekomst gaan (mee-)ontwikkelen ten aanzien van de inrichting van een regionaal adviesorgaan op het terrein van de Participatiewet. 7 Uitvoering en evaluatie In hoofdstuk 12 van Sterke werkwoorden wordt een vervolgtraject geschetst. Op 1 januari 2015 heeft de regio een nieuw Werkbedrijf. Om een succesvolle transitie en overgang te kunnen realiseren, wordt een aantal producten (een sociaal plan, een inventarisatie van arbeidsvoorwaarden en een voorstel voor arbeidsvoorwaarden, etc.) ontwikkeld en wordt een aantal processen ingericht. Per 1 januari 2014 stellen wij een kwartiermaker aan. De opdracht die de kwartiermaker meekrijgt, staat verwoord in Sterke werkwoorden en in de opdrachtomschrijving (bijlage 3). Het Werkbedrijf is de eerste module van de MGR. Voor het Werkbedrijf wordt een bestuurscommissie Werk ingericht. Deze wordt geformaliseerd na 1 juli 2014, wanneer de MGR definitief wordt opgericht. Tot die tijd wordt gewerkt met een bestuurscommissie Werk in oprichting. 8 Risico In hoofdstuk 10 van Sterke werkwoorden worden de – voornamelijk financiële – risico’s beschreven. Ongeacht de samenwerking in één Werkbedrijf zijn de belangrijkste risico’s: - De druk op het participatiebudget die bestaat omdat gemeenten de komende jaren moeten toeleggen op de uitvoering van de WSW (krimpende budgetten). De uitkomst van de gesprekken die gevoerd worden met de rijksoverheid over de budgettaire kaders, ligt nog niet vast. Collegevoorstel Vervolgvel 8 - Wijzigingen in het wettelijk kader. De rechtsopvolger van de Wwb, de Participatiewet wordt waarschijnlijk pas in november 2013 aangeboden aan de Tweede Kamer. Het Rijk koerst op spoedige besluitvorming in zowel Tweede als Eerste Kamer. Het belangrijkste risico dat gepaard gaat met de bouw van het Werkbedrijf, is: - Het transitieproces van tien naar één organisatie is een complex proces met veel onzekerheden. Naast dit proces, moet de winkel gewoon open blijven. - Momenteel geldt een verantwoordingsregime van het Participatiebudget. Bestede middelen uit het Participatiebudget moeten besteed worden aan het omschreven doel (reintegratie). De gemeenteaccountant heeft de plannen inzake het Werkbedrijf beoordeeld hierop en heeft een positief oordeel afgegeven. Dit betekent dat indien het huidige verantwoordingsregime naar het Rijk blijft gelden, we het Participatiebudget correct besteden. Overigens is door het Rijk al aangekondigd dat bij de vorming van een deelfonds sociaal domein de huidige (nominatieve) verantwoordingssystematiek naar het Rijk verandert. Het risico op een niet-goedkeurende verklaring ten aanzien van besteding budget van de accountant is daarmee marginaal. Bijlage(n): 3 (raadsvoorstel, Werkboek Sterke werkwoorden, brief aan UWV) Voorstel aan de Raad Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel 18 december 2013 / 178/2013 Fatale termijn: besluitvorming vóór: 1 maart 2014 Onderwerp Werkbedrijf Programma / Programmanummer Werk & Inkomen / 1061 Portefeuillehouder T. Tankir Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 26 november 2013 Samenvatting In februari 2013 hebben alle raden in de regio het voornemen “Samen Sterker” ontvangen. Dit was een voornemen om een regionaal Werkbedrijf te bouwen. In het Werkboek “Sterke werkwoorden” staat een nadere concretisering. Beschreven wordt hoe het nieuwe Werkbedrijf gaat functioneren (bedrijfsdienstverlening, kandidaatsbenadering en verbindingsfunctie), wat het financiële kader is, hoe de transitie plaatsvindt en wat de vervolgstappen zijn. Het werkbedrijf is de eerste module van de MGR. De regeling voor de MGR wordt separaat aan uw raad aangeboden. Er zijn dwarsverbanden tussen beide documenten. De MGR kan gezien worden als de (publiekrechtelijke) rechtsvorm waaronder het nieuwe Werkbedrijf komt te vallen. Daarom zitten in de eerste regeling ook specifieke verantwoordelijkheden en belangen die te relateren zijn aan het werkbedrijf. Voorstel om te besluiten 1. Onder voorbehoud van een positief advies van de ondernemingsraad, het Werkboek Sterke werkwoorden vast te stellen, met inachtneming van de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden: a. Het Werkbedrijf is een arbeidsbemiddelingsbedrijf en heeft drie functies: bedrijfsdienstverlening, kandidaatsbenadering en verbinden. b. Het Werkbedrijf voert in brede zin de regie over het instrumentarium dat de Participatiewet biedt. c. Met de bouw van een nieuw Werkbedrijf wordt een belangrijke impuls gegeven aan de bedrijfsdienstverlening. d. De kandidaatsbenadering van het Werkbedrijf is mensgericht. e. Deelnemende gemeenten maken in een dienstverleningsovereenkomst (DVO) afspraken over lokale dienstverlening van het Werkbedrijf. De gemeenteraden bepalen de kaders voor deze dienstverlening, de colleges zijn verantwoordelijk voor de DVO’s. f. Het Werkbedrijf werkt met één uniform instrumentarium. Daarvoor dragen de gemeenteraden in de regio hun verordenende bevoegdheid over aan het Werkbedrijf Opgesteld door, telefoonnummer, e-mail raadsvoorstel werkbedrijf.doc Voorstel aan de Raad Vervolgvel 1 2. 3. 4. 5. 6. (concreet: de MGR). Met dit instrumentarium geeft het Werkbedrijf invulling aan de verbindingsfunctie. g. De informatievoorziening aan de gemeenteraden is tijdig en adequaat, en is gericht op het maximaal faciliteren van de kaderstellende, controlerende en volksvertegenwoordigende taken van de gemeenteraden. h. Het Werkbedrijf is de eerste module van de MGR. i. Over de scenariokeuze voor Breed en de positionering van het beschutte werk en de arbeidsmatige dagbesteding wordt in 2014 separaat besloten. De rijksbijdrage Participatiebudget, onderdeel Werkdeel, vanaf 2015 over te hevelen naar het Werkbedrijf. Het Inkomensdeel ten behoeve van de loonkostensubsidies vanaf 2015 over te hevelen naar het Werkbedrijf. Naast het Participatiebudget vanaf 2015 een budget van € 2.800.000 in te zetten bij het Werkbedrijf en dit te dekken uit product Werk van programma Werk & Inkomen. De vrijgevallen gemeentelijke uitvoeringskosten in te zetten ter dekking van: - mogelijke frictiekosten (€ 634.000 p/j voor 2015 tot en met 2017); - openstaande bezuinigingen (€ 1.196.000 structureel vanaf 2015). In 2014 een bijdrage van € 500.000 te leveren aan de transitiekosten voor het Werkbedrijf en dit bedrag te dekken uit de provinciale middelen voor de regionale sociale agenda (product Werk bij programma Werk & Inkomen). raadsvoorstel werkbedrijf.doc Voorstel aan de Raad Aan de Raad van de gemeente Nijmegen 1 Inleiding In februari 2013 is het voornemen om één regionaal werkbedrijf te bouwen uitgesproken door alle colleges in de regio Rijk van Nijmegen. In dat voornemen – verwoord in Samen Sterker – wordt beschreven wat de functies zijn van dit nieuwe bedrijf. Nu worden deze functies nader omschreven en wordt ook een concreter beeld geschetst van dat nieuwe werkbedrijf. Samen Sterker was het derde formele document over regionale samenwerking op domein Werk. Eind 2011 spraken de regiogemeenten de intentie uit om samenwerking te verkennen, medio 2012 werd er een voortgangsnotitie naar de raden gestuurd. Na de val van kabinet Rutte I werd de Wet Werken naar Vermogen controversieel verklaard, in het coalitieakkoord van kabinet Rutte II werd de Participatiewet geïntroduceerd. Deze is – naar aanleiding van het Sociaal Akkoord van april 2013 – aangepast. Het Rijk koerst op besluitvorming in de Tweede Kamer eind 2013. Sterke werkwoorden (bijlage 1) – dat door de regionale colleges is vastgesteld op 26 november 2013 – beschrijft en visualiseert het nieuwe werkbedrijf, dat verantwoordelijk wordt voor de hele participatieketen (van mensen die veel ondersteuning nodig hebben om te participeren (beschut werk, arbeidsmatige dagbesteding) tot mensen die bijna werkfit zijn) en vormgeeft aan de bedrijfsdienstverlening, de kandidaatsbenadering en de verbindingsfunctie. Het nieuwe werkbedrijf is de eerste module die valt onder de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Regio Rijk van Nijmegen. 1.1 Wettelijk kader of beleidskader Op de besluitvorming zijn van toepassing: - Artikel 25 eerste lid Wet op de Ondernemingsraden (adviesrecht OR). De OR heeft adviesrecht op Werkboek Sterke werkwoorden. - Kadernota Verbonden Partijen gemeente Nijmegen. Als het processchema uit de Kadernota wordt gebruikt, is oprichting van een publiekrechtelijke samenwerking de uitkomst: er is sprake van een publiek belang, volledige gemeentelijke betrokkenheid is niet noodzakelijk, de gemeente kan niet alleen opdracht-, subsidie- of regelgever zijn, publiekrechtelijke participatie op basis van de Wgr is mogelijk. - De Wet werk en bijstand en de rechtsopvolgers van deze wet. 1.2 Relatie met programma De huidige gemeentelijke afdelingen Werk gaan op in het nieuwe regionale werkbedrijf. De huidige afdelingen zijn momenteel onderdeel van het programma Werk en Inkomen. Dat betekent niet dat alles wat het werkbedrijf doet, op dit moment technisch gezien valt onder dit programma. Er zijn diverse dwarsverbanden, zoals met programma economie (bedrijfsdienstverlening), onderwijs (jongerenaanpak) en zorg & welzijn (arbeidsmatige dagbesteding valt, juridisch gezien, onder de nieuwe Wmo). raadsvoorstel werkbedrijf.doc Voorstel aan de Raad Vervolgvel 3 2 Doelstelling Een nieuw werkbedrijf op te richten, waarvoor de kaders beschreven staan in Sterke werkwoorden. Het nieuwe werkbedrijf wordt verantwoordelijk voor de hele participatieketen en geeft vorm aan de bedrijfsdienstverlening, de kandidaatsbenadering en de verbindingsfunctie. De ambitie is mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt zelfredzamer te maken en hun loonwaarde te laten stijgen. Onder de participatieketen worden alle mensen verstaan die hulp van het Werkbedrijf nodig hebben om te kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Dan gaat het over mensen die structurele ondersteuning nodig hebben om te participeren, maar ook over mensen die bijna werkfit zijn. Ten aanzien van de kernfunctie bedrijfsdienstverlening formuleert het Werkbedrijf vooralsnog de volgende concrete regionale ambities: 1. Ontzorgen en faciliteren van bedrijven met het doel werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt beschikbaar te krijgen. 2. Een platform bieden aan bedrijven om de afspraken in het kader van het Sociaal Akkoord te realiseren. Ten aanzien van de kernfunctie kandidaatsbenadering formuleert het Werkbedrijf vooralsnog de volgende concrete regionale ambities: 3. Instroom: 2.000 nieuwe kandidaten direct verbinden aan bedrijven en de jongeren die binnenkomen van informatie en advies over werk en scholing bedienen. 4. 2.000 kandidaten die op dit moment een uitkering ontvangen direct aan bedrijven verbinden. 5. In de dienstverlening de focus leggen op nieuwe instroom, jongeren en werkzoekenden met een arbeidsbeperking. Naast deze concrete ambities (output), rapporteert het Werkbedrijf ook over een aantal maatschappelijke effecten (outcome). Het Werkbedrijf wil dat: - de ontwikkeling van het volume van het uitkeringsbestand; - de uitstroom van mensen met een uitkering naar werk; - het jeugdwerkloosheidspercentage; - de gemiddelde verblijfsduur in de bijstand en; - de gemiddelde prijs van de uitkeringen minimaal gelijke tred houden met de landelijke benchmarks. Het werkbedrijf te laten vallen onder de MGR en de betrokkenheid van de vakinhoudelijke portefeuillehouders te garanderen door de inrichting van een bestuurscommissie. Een transitietraject vorm te geven conform de daarvoor afgesproken universele uitgangspunten, zoals beschreven in hoofdstuk 8 van Sterke werkwoorden. 3 Argumenten Het vaststellen van dit raadsvoorstel, heeft tot gevolg dat er één nieuw regionaal Werkbedrijf wordt gebouwd voor de regio Rijk van Nijmegen, waarin onderdelen van Breed worden geïntegreerd. Dat nieuwe Werkbedrijf is een slagvaardige netwerkorganisatie waarin raadsvoorstel werkbedrijf.doc Voorstel aan de Raad Vervolgvel 4 bedrijven en kandidaten direct aan elkaar verbonden worden met een uniform instrumentarium voor de hele regio. De regio wil: - de bedrijfsdienstverlening een impuls geven. - dat het werkbedrijf een mensgerichte benadering heeft, dat intensieve dienstverlening levert wanneer nodig en terugtreedt waar dat kan. - een modern en eigentijds werkbedrijf, dat flexibel opereert en een netwerkorganisatie is. De cultuur is niet ambtelijk. De beslispunten voor de Raad worden in onderstaande tabel kort toegelicht. Daar waar mogelijk, wordt verwezen naar een specifiek hoofdstuk of specifieke paragraaf in Sterke werkwoorden. Punt 1a. Korte toelichting Het Werkbedrijf is een arbeidsbemiddelingsbedrijf. Een arbeidsbemiddelingsbedrijf verbindt kandidaten aan bedrijven. De visie op basis waarvan het Werkbedrijf dit werk doet, wordt beschreven in hoofdstuk 1 van Sterke werkwoorden. In paragraaf 1.2 van dit hoofdstuk worden de missie en de kernwaarden van het Werkbedrijf beschreven. 1b. Het werkbedrijf voert in brede zin de regie over het instrumentarium dat de Participatiewet biedt. Daarmee is het Werkbedrijf er voor iedereen is die een afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Met deze uitgangspunten wordt ook gezegd dat het Werkbedrijf niet alle functies die nodig zijn om iedereen aan het werk te helpen zelf uitvoert. Zo zal het Werkbedrijf niet de uitvoerder zijn van de arbeidsmatige dagbesteding. 1c. Het werkbedrijf geeft een impuls aan de bedrijfsdienstverlening en werkt samen met bedrijven door: - echt contact te hebben, met één aanspreekpunt met kennis van de branche en het bedrijf daarbinnen; - een goede detacheringsfaciliteit te bieden (het werkgeverschap te dragen); - kandidaten en bedrijven goed te begeleiden en direct met elkaar in contact te brengen; - risico’s weg te nemen; - goed te adviseren. De bedrijfsdienstverlening wordt omschreven in hoofdstuk 2. 1d. Het Werkbedrijf benadert kandidaten mensgericht en helpt hen door: - uit te gaan van wat een kandidaat wél kan en op zoek te gaan naar diens talenten; - kandidaten direct in contact te brengen met bedrijven; - de juiste begeleiding te bieden (van bemiddeling tot intensieve begeleiding). Deze kandidaatsbenadering wordt uitgewerkt in hoofdstuk 3. 1e. Elke individuele gemeente sluit met het Werkbedrijf (de MGR) een dienstverleningsovereenkomst af (DVO). In deze DVO wordt bepaald welke dienstverlening een gemeente afneemt. Deze bestaat voor een groot deel uit raadsvoorstel werkbedrijf.doc Voorstel aan de Raad Vervolgvel 5 basisdienstverlening en voor een kleiner deel uit maatwerkdienstverlening. In hoofdstuk 7 wordt beschreven hoe deze dienstverlening er uitziet. In hoofdstuk 11 wordt ingegaan op de DVO. 1f. Een goede match tussen bedrijven en kandidaten wordt gemaakt door de medewerkers van het Werkbedrijf. Deze medewerkers beschikken over een gereedschapskist die beschreven wordt in hoofdstuk 4. Het nieuwe Werkbedrijf werkt met één instrumentarium. Dat betekent dat de regio één re-integratieverordening heeft en dat de raden hun verordenende bevoegdheid overdragen aan het Werkbedrijf (de MGR). Dit staat opgenomen in de tekst van de regeling MGR die door de colleges op 26 november 2013 naar de raden is gestuurd. 1g. Ieder college is zelf verantwoordelijk de vertaling van de strategische kaders van de raad in een DVO en voor de afstemming hierover met de raden. In Nijmegen zal de raad in vroeg stadium betrokken worden bij deze kaderstelling en streeft het college naar een meerjarige DVO. Het Werkbedrijf rapporteert op basis van een aantal prestatie-indicatoren. Deze indicatoren staan benoemd in paragraaf 7.6 en zijn gebaseerd op de doelstellingen die in dit raadsvoorstel en in paragraaf 7.3 staan beschreven. 1h. Het Werkbedrijf is de eerste module van de MGR. Over de MGR wordt separaat besloten door de regionale gemeenteraden. Een voorstel hiervoor is door de colleges op 26 november 2013 vastgesteld. 1i. Binnen Breed worden op dit moment scenario’s ontwikkeld voor de integratie van (delen van) Breed in het nieuwe Werkbedrijf. Breed heeft hiertoe de opdracht gehad van de colleges, met als belangrijk deelaspect dat de investeringen in het kader van de revitalisering van Breed maximaal moeten renderen. Met AWBZ-partijen wordt overleg gevoerd over de positionering van de arbeidsmatige dagbesteding. Zowel over Breed en de arbeidsmatige dagbesteding wordt in de toekomst separaat besloten. Het beschutte werk is overigens iets anders dan een interne plek bij Breed. Het beschutte werk is een nieuwe term in het kader van de Participatiewet, en kan bijvoorbeeld bij werkgevers georganiseerd worden. 2. Het Werkbedrijf wordt gebouwd op basis van het Participatiebudget (onderdeel Werkdeel). In hoofdstuk 7 wordt dit nader beschreven. Dit is een Rijksbijdrage die specifiek bedoeld is voor re-integratie. Verplichtingen en eventuele overschotten van de Rijksbijdrage uit het verleden gaan mee naar het nieuwe Werkbedrijf. Voor Nijmegen geldt dat er nog voor € 2,8 miljoen aan verplichtingen raadsvoorstel werkbedrijf.doc Voorstel aan de Raad Vervolgvel 6 zijn uit het verleden die overgaan naar het Werkbedrijf. Daardoor krimpt het budget om maatwerkafspraken te maken. Op termijn nemen deze verplichtingen af. 3. Loonkostensubsidie is een belangrijk nieuw re-integratie-instrument in de nieuwe Participatiewet. Het nieuwe Werkbedrijf gaat uitvoering geven aan dit instrument. De gemeenten krijgen hiervoor middelen van het Rijk beschikbaar via het zogenoemde Inkomensdeel (voor de dekking van de bijstandslasten). Deze middelen worden overgeheveld naar het Werkbedrijf. 4. Het programmabudget Werk & Inkomen is de afgelopen jaren een aantal maal gewijzigd (structurele toevoegingen en bezuinigingen). Vanaf 2015 resteren er aan programmamiddelen € 2,8 miljoen, in 2016 € 2,7 miljoen en in 2017 € 2,5 miljoen. Het voorstel is deze middelen vanaf 2015 over te hevelen naar het Werkbedrijf. Bij de vaststelling van toekomstige dienstverleningsovereenkomsten wordt geconcretiseerd welke dienstverlening de gemeente Nijmegen hiervoor inkoopt bij het Werkbedrijf. 5. De gemeente Nijmegen is gastheer voor het Werkbedrijf voor de ondersteunende functies (PIOFACH (personeel, ICT, organisatie, financiën, administratie, communicatie en huisvesting), hoofdstuk 9). Deze ondersteuning wordt gefinancierd vanuit de begroting van het Werkbedrijf. Dat betekent dat er gemeentelijke uitvoeringskosten vrijvallen, die ingezet worden ter dekking van mogelijke frictiekosten en openstaande bezuinigingen. Daarbij wordt de kanttekening gemaakt dat de frictiekosten nu nog niet vastgesteld kunnen worden. Deze zijn voor een groot deel afhankelijk van welke medewerkers meegaan naar het nieuwe Werkbedrijf. Tijdens de transitie wordt duidelijk hoe hoog de transitiekosten per gemeente zijn. In generieke zin zijn hier tussen de regiogemeenten onderling afspraken over gemaakt. Deze staan in hoofdstuk 8. 6. In 2014 worden de transitiekosten gedekt uit de provinciale middelen in het kader van de regionale sociale agenda. De regio heeft een budget van € 1,1 miljoen gekregen voor een aantal ontwikkelpunten. Met als doel eind 2015 een Participatieketen te hebben en een bovenlokale werkgeversaanpak gekoppeld aan een uniform instrumentarium. Ontwikkelagenda De impact van de transities op het sociaal domein is groot. Met dit werkboek is de regio er nog niet. In paragraaf 9.7 wordt een aantal ontwikkelpunten geschetst dat nog nader uitgewerkt moet worden. Naast de bouw van een nieuw Werkbedrijf, is de ontwikkelagenda in 2014 een belangrijk kader. Het gaat om de volgende (belangrijke) punten: - Het positioneren van de arbeidsmatige dagbesteding en het beschutte werk; raadsvoorstel werkbedrijf.doc Voorstel aan de Raad Vervolgvel 7 - De aansluiting van het Werkbedrijf op de lokale toegangspoort en de afstemming met zorg en welzijn; Het ontwerpen van verdiepende diagnoses in samenwerking met alliantiepartners; Het ontwikkelen van één re-integratieverordening en een harmonisatie van het instrumentarium; Het integreren van (onderdelen van) Breed; Een vervolg geven aan de huidige jongerenaanpak; Het onderzoeken van de mogelijkheid om het Werkbedrijf onder te brengen bij een privaatrechtelijke rechtsvorm; Het positioneren van kandidaten (cliëntenraden); Het neerzetten van de dienstverlening voor huidige Wajongers die straks overgaan naar de gemeente. De (Nijmeegse) wensen en bedenkingen op Samen Sterker De regionale wensen en bedenkingen zijn samengevat en op 4 juni 2013 verstuurd aan de raden in de regio. Op hoofdlijn is een zevental aandachtspunten benoemd: 1. Politieke legitimiteit en de kaderstellende en controlerende rol Op dit onderwerp wordt ingegaan in het stuk In een goede relatie geef je elkaar de ruimte, op basis waarvan de MGR wordt ingericht. Bij deze stukken ligt het goedkeuringsbesluit voor deze regeling. In Sterke werkwoorden wordt verwoord wat de lokale sturingsruimte is. De basisdienstverlening bestaat uit de kernfuncties van het werkbedrijf (bedrijfsdienstverlening, kandidaatsbenadering en trajecten) en via maatwerkafspraken kan een deelnemende gemeente de dienstverlening een lokale kleur geven. 2. De functies van het nieuwe werkbedrijf In Sterke werkwoorden worden de functies – die in Samen Sterker nog kort en bondig beschreven werden – geconcretiseerd. Aan alle functies is een specifiek hoofdstuk (2, 3 en 4) gewijd en in het hoofdstuk (7) over de financiën wordt de relatie gelegd tussen functies en middelen. 3. Lokale betrokkenheid Bij het schrijven van Sterke werkwoorden is een beroep gedaan op de deskundigheid in de regio. Niet alleen binnen gemeenten, maar ook bij partners. UWV, Breed en Divosa (de sociale diensten zelf) zijn nauw betrokken en met VNO-NCW en de bonden zijn gesprekken geweest. 4. Financiën Het nieuwe werkbedrijf wordt gebouwd op basis van het Participatiebudget. Deze keuze impliceert dat het bedrijf kleiner is dan de huidige afdelingen Werk (sociale diensten) bij elkaar opgeteld, omdat gemeenten op dit moment meer investeren dan alleen het Participatiebudget. Met deze keuze wordt een solide basis gelegd. Indien een deelnemende gemeente besluit om minder te gaan investeren in het werkbedrijf, mag dit niet leiden tot exploitatieproblemen. Het staat ons altijd vrij om aanvullende investeringen te doen in re-integratie. raadsvoorstel werkbedrijf.doc Voorstel aan de Raad Vervolgvel 8 5. De positie van Breed De directie van Breed heeft de opdracht gehad om scenario’s te ontwikkelen voor de overheveling/integratie van (delen van) Breed naar het nieuwe werkbedrijf. Begin 2014 wordt hier nader over besloten. Het uitgangspunt is dat de investering die de regio doet in Breed, maximaal rendeert. Dat betekent bijvoorbeeld dat functieboeken die speciaal ontwikkeld zijn voor Breed – en aansluiten bij de koers in Sterke werkwoorden en bij de ambitie die de regio met Breed heeft (een modern arbeidsbemiddelingsbedrijf) – gebruikt worden bij de bouw van het nieuwe werkbedrijf. 6. Best practices Alle gemeenten in Nederland staan voor de uitdaging de Participatiewet in te voeren. In het traject is nadrukkelijk tijd en energie gestoken in het ophalen van best practices en het delen van informatie. 7. Uitstappen Uitstappen uit een GR is altijd mogelijk, maar betekent wel dat er kritisch gekeken moet worden naar de (financiële consequenties). Als deelnemende gemeente ben je deels eigenaar van een rechtsvorm die een balans heeft met schulden en bezittingen. Deze moeten – indien een gemeente uittreedt – berekend worden. Op basis van deze berekening ontstaat een financieel plaatje. Normaliter worden definitieve afspraken hiervoor gemaakt in het algemeen bestuur van een GR. Naast deze wensen en bedenkingen, is er in Nijmegen een aantal andere wensen en bedenkingen ingediend die in bovenstaand overzicht niet zijn meegenomen: 8. Vóór besluitvorming een uitwerking van verschillende scenario’s waarin de informatievoorziening door het Regionaal Werkbedrijf aan de raden is geregeld. In juni/juli is een consultatieronde gehouden onder raadsleden, waarin informatievoorziening een belangrijk gespreksonderwerp is geweest. De uitkomsten hiervan zijn meegenomen in “In een goede relatie geef je elkaar de ruimte”, en volgens die lijn wordt het werkbedrijf ingericht. 9. De mens moet centraal blijven staan. In Sterke werkwoorden staat de mens centraal. Het nieuwe werkbedrijf werkt niet op basis van regelingen, maar op basis van een integraal beeld. Op basis daarvan wordt bepaald of intensieve dienstverlening nodig is. Uitkomst van die analyse kan ook zijn dat er geen dienstverlening nodig is. 10. Meer mensen vanuit de dagbesteding naar regulier werk. Het streven van het nieuwe werkbedrijf is om zoveel mogelijk mensen naar zo regulier mogelijk werk te leiden. 11. Geen verlies aan zicht, aandacht en budget voor mensen waarvoor regulier werk niet tot de mogelijkheden behoort. Dit is een ambitie die niet gegarandeerd kan worden. Het werkbedrijf heeft een potentiële kandidatengroep van 15.000 mensen en een fors deel van hen zal geen regulier werk kunnen krijgen. Daarvoor is structurele ondersteuning of zorg nodig, en de budgetten om raadsvoorstel werkbedrijf.doc Voorstel aan de Raad Vervolgvel 9 dit te betalen slinken. Dat betekent dat (politieke) keuzes nodig zijn en het college voelt zich verantwoordelijk om deze keuzes – met de raden – zorgvuldig te maken. De mensen die echt hulp nodig hebben zijn voor ons hierbij prioriteit, zoals ook aangegeven wordt in Sterke werkwoorden. In hoofdstuk 7 wordt nadrukkelijk bij de totale groep potentiële klanten stilgestaan. In Sterke werkwoorden wordt een ontwikkelagenda beschreven. Deze agenda is nog niet volledig, omdat er veel uitdagingen nog opgepakt moeten worden met het nieuwe Werkbedrijf. Zoals een benadering voor niet-uitkeringsgerechtigden of de aansluiting van het Werkbedrijf op participatie- en vrijwilligersinitiatieven. 12. Werken met een dagelijks bestuur en bestuurscommissies met verantwoordelijke wethouders. Deze wens is één-op-één overgenomen. 13. De rechten van SW-medewerkers goed waarborgen. Mensen die op dit moment een SW-indicatie hebben, behouden deze indicatie. Indien zij van Breed overgaan naar een andere organisatie, zal dit zo zorgvuldig mogelijk gebeuren. 14. Het werkbedrijf niet te bureaucratisch maken. “Te” is nooit goed. Het nieuwe werkbedrijf is zakelijk ingericht en is geen klassieke sociale dienst. 15. Heldere financiële kaders per gemeente. In Sterke werkwoorden wordt – in hoofdstuk 7 – aangegeven hoeveel budget per deelnemende gemeente ingebracht wordt. Per deelnemende gemeente sluit het werkbedrijf een dienstverleningsovereenkomst af. Gemeenten kunnen altijd meer dienstverlening afnemen. Indien een gemeente dit doet, wordt dat vastgelegd in een separate overeenkomst of in de dienstverleningsovereenkomst. Het is een gemeentelijke verantwoordelijkheid om dit transparant te verwerken in de gemeentebegroting. Het college kiest ervoor om – via de stadsbegroting – inzichtelijk te maken welk budget exact overgedragen wordt aan het werkbedrijf en welke opdracht het werkbedrijf hiervoor meekrijgt. 16. Werken met meerjarige uitvoeringsprogramma’s om strategisch te kunnen sturen. Voorgesteld wordt om met een meerjarig uitvoeringsprogramma (4 jaar, 2015-2018) te gaan werken. 4 Risico’s In hoofdstuk 10 van Sterke werkwoorden worden de – voornamelijk financiële – risico’s beschreven. Ongeacht de samenwerking in één Werkbedrijf zijn de belangrijkste risico’s: - De druk op het participatiebudget die bestaat omdat gemeenten de komende jaren moeten toeleggen op de uitvoering van de WSW (krimpende budgetten). De uitkomst van de gesprekken die gevoerd worden met de rijksoverheid over de budgettaire kaders, ligt nog niet vast. raadsvoorstel werkbedrijf.doc Voorstel aan de Raad Vervolgvel 10 - Wijzigingen in het wettelijk kader. De rechtsopvolger van de Wwb, de Participatiewet wordt waarschijnlijk pas in november 2013 aangeboden aan de Tweede Kamer. Het Rijk koerst op spoedige besluitvorming in zowel Tweede als Eerste Kamer. Het belangrijkste risico dat gepaard gaat met de bouw van het Werkbedrijf, is: - Het transitieproces van tien naar één organisatie is een complex proces met veel onzekerheden. Naast dit proces, moet de winkel gewoon open blijven. 5 Financiën De begroting van het werkbedrijf is opgenomen in hoofdstuk 7 van Sterke werkwoorden. Bij de inrichting van de begroting is het Participatiebudget, onderdeel Werkdeel, als uitgangspunt genomen. De uitvoering van de taken van het werkbedrijf moeten passen binnen de grenzen van het Participatiebudget. Momenteel is het Participatiebudget een budget met een bestedingsverplichting. Vanaf 2015 gaan het Participatiebudget en de middelen voor Jeugd en de AWBZ onderdeel uitmaken van het deelfonds Sociaal Domein. De middelen binnen dit deelfonds zijn geoormerkt en mogen alleen besteed worden aan de taken waarvoor dit deelfonds is ingericht. De som van alle gemeentelijke Participatiebudgetten is minder dan wat de gemeenten op dit moment gezamenlijk investeren in re-integratie. Dat komt omdat het budget slinkt én omdat veel gemeenten aanvullende investeringen doen die bekostigd worden uit de algemene middelen. Dit gebeurt omdat het Werkbedrijf een robuuste financiële basis moet hebben, maar betekent wel dat – indien gemeenten niet aanvullend investeren – de omvang van de dienstverlening per definitie slinkt. Het staat gemeenten altijd vrij om extra investeringen te doen. Door de bouw van het Werkbedrijf wijzigt de kostenstructuur voor de gemeente Nijmegen. Onderstaand de kostenstructuur in de huidige Nijmeegse situatie en de Nijmeegse situatie per 2015. Nijmegen (x € 1.000) Budget 2013 Budget 2014 Participatiebudget Loonkostenbudget I-deel Eigen middelen programma Eigen middelen uitvoering Totaal baten € 13.494 €0 € 4.993 € 1.831 € 20.318 € 11.515 Dienstverlening 2013 Reserveren frictierisico Structureel oplossen taakstelling Dienstverlening Werkbedrijf 2015 Basisdienstverlening € 20.318 € 16.848 Budget 2015 Baten € 3.502 € 1.831 € 16.848 € 10.845 € 304 € 2.800 €1.831 € 15.780 Lasten €0 € 634 € 1.196 € 7.781 raadsvoorstel werkbedrijf.doc Voorstel aan de Raad Vervolgvel 11 Verplichtingen Maatwerkbudget Totaal lasten € 20.318 € 16.848 € 2.872 € 3.297 € 15.780 De inkomsten worden in 2015 als volgt geraamd: a. In totaal zou in 2015 voor Nijmegen een budget van € 15,8 miljoen beschikbaar zijn voor de uitvoering van de re-integratie. b. Behorende bij beslispunt 2 voor de raad: Vanuit de Rijksbijdrage Participatiebudget komt voor onze gemeente € 10,8 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van de re-integratie. Dit is exclusief de budgetten voor de WSW en de arbeidsmatige dagbesteding. In hoofdstuk 7 van Sterke werkwoorden worden deze budgetten allemaal beschreven. c. Behorende bij beslispunt 3 voor de raad: Vanuit het inkomensdeel komt voor onze gemeente een bedrag van € 0,3 miljoen beschikbaar voor het verstrekken van loonkostensubsidies. d. Behorende bij beslispunt 4 voor de raad: In 2015 is door toegevoegde gemeentelijke middelen voor Werk & Re-integratie een bedrag van € 2,8 miljoen beschikbaar. Dit budget wordt ingezet bij het Werkbedrijf. De komende jaren lopen deze middelen af. In 2016 is € 2,7 miljoen beschikbaar en in 2017 € 2,5 miljoen. e. Behorende bij beslispunt 5 voor de raad: Op dit moment worden indirecte uitvoeringskosten ter hoogte van € 1,8 miljoen gedekt uit de algemene middelen, in de toekomst draagt het Werkbedrijf deze lasten zelf. Dat betekent dat dit budget vrijvalt. De uitgaven worden in 2015 als volgt geraamd: a. Behorende bij beslispunt 5 voor de raad: Vanaf 2015 valt een budget van € 1,8 miljoen per jaar vrij (zie hierboven, ad d). Ter invulling van een taakstelling en een structureel nadeel: Voorgesteld wordt deze middelen in te zetten om de taakstelling F05 van € 896.000 structureel in te vullen. Daarnaast ontstaat door de overheveling van de taken reintegratie naar het Werkbedrijf een structureel nadeel van € 300.000. Voorgesteld wordt ook dit structurele nadeel in te vullen met de vrijvallende middelen. Samen € 1,2 miljoen. Te reserveren voor fricties: Ten slotte wordt voorgesteld om het restant van het budget afgerond € 0,6 miljoen te reserveren voor mogelijke frictie- en desintegratiekosten die ontstaan bij de inrichting van het Werkbedrijf. Deze kosten ontstaan waarschijnlijk bij alle deelnemende gemeenten en een gemeente is hier zelf verantwoordelijk voor. Gedurende een periode van 3 jaar worden voordelen aangewend om investeringen te doen en nadelen elders te dekken. De raadsvoorstel werkbedrijf.doc Voorstel aan de Raad Vervolgvel 12 wijze waarop de regio dit doet, wordt beschreven in de hoofdstukken 8 en 10 van Sterke werkwoorden. Op dit moment zijn de desintegratiekosten voor de gemeente Nijmegen nog niet te bepalen. Deze worden in de loop van 2014 duidelijk, maar zullen echter alleen ontstaan indien personeelsleden niet geplaatst kunnen worden. b. Ad b, c en d behoren bij “de begroting van het Werkbedrijf” (hoofdstuk 7) Voor de uitvoering van de basisdienstverlening is € 7,8 miljoen benodigd (inclusief loonkostensubsidie vanuit het Inkomensdeel ad € 0,3 miljoen). De indirecte kosten bedragen in de begroting zoals opgenomen in het Werkboek 37,5%. In de regio is het uitgangspunt geweest om alleen de Participatiebudgetten te gebruiken om een robuust Werkbedrijf te bouwen. In de wetenschap dat het Werkbedrijf in de toekomst meer primaire taken krijgt (door extra investeringen, integratie van delen van Breed en de overdracht van de Wajongers met arbeidsvermogen), zullen de directe kosten stijgen. Het bedrag voor ondersteunende functies is gemaximeerd. Ook als de primaire taken niet toenemen, zal de kwartiermaker de taak krijgen om in onderhandeling met de gastheer en de regio te komen tot een lager percentage aan overhead dan 37,5% en streeft Nijmegen als gastheer naar uniformering en een bandbreedte voor indirecte kosten die in overleg met de regiogemeenten tot stand komt. c. Vanuit het verleden is onze gemeente verplichtingen aangegaan ter grootte van € 2,9 miljoen. Deze verplichtingen hebben betrekking op 73 participatiebanen en een aantal inkoopcontracten. Het Werkbedrijf neemt deze verplichtingen over. Overigens eindigen de inkoopcontracten eind 2015 en komt er op dat moment meer ruimte voor maatwerk. d. Indien alleen het Participatiebudget wordt ingezet, heeft de gemeente Nijmegen € 0,5 miljoen maatwerkbudget. Omdat voorgesteld wordt € 2,8 miljoen aan programmamiddelen toe te voegen aan het budget voor het Werkbedrijf, stijgt het maatwerkbudget naar € 3,3 miljoen. De middelen voor de uitvoering van re-integratietaken zijn geoormerkt. Het niet bestede deel moet geoormerkt worden om te besteden aan re-integratietaken. Per 1 januari 2013 bedroeg dit budget € 4,2 miljoen (OMBD). Het is mogelijk dat per 1 januari 2015 een deel hiervan nog over is. In verband met het geoormerkte karakter dient ook dit deel overgedragen te worden aan het Werkbedrijf. Eénmalig transitiebudget In 2014, 2015 en 2016 investeert de regio € 1,5 miljoen in de ontwikkeling van het nieuwe werkbedrijf. Hieruit worden de kosten gedekt voor de kwartiermaker en de ondersteuning en inrichting die nodig is om het Werkbedrijf te bouwen. Hierbij moet gedacht worden aan initiële opleidingskosten, inrichting automatiering, fiscale en juridische ondersteuning, etc. Hiervoor wordt de volgende verdeelsleutel gehanteerd: raadsvoorstel werkbedrijf.doc Voorstel aan de Raad Vervolgvel 13 Gemeente Beuningen Druten Groesbeek Heumen Millingen aan de Rijn Mook en Middelaar Nijmegen Ubbergen Wijchen Transitiebudget € 87.000 € 61.300 € 70.500 € 55.900 € 24.000 € 25.300 € 991.500 € 34.500 € 150.000 * 50% van het budget op basis van inwoneraantallen en 50% op basis van klantaantallen. In 2014 wordt een begrotingsvoorstel gedaan deze budgetten op te nemen in de stadsbegroting 2015 en 2016. Behorende bij beslispunt 6: Jaarlijks wordt verantwoording afgelegd over de wijze waarop dit transitiebudget is ingezet. Indien er minder kosten zijn gemaakt, valt het budget – op basis van dezelfde verdeelsleutel – weer vrij voor de deelnemende gemeenten. Het voorstel is voor 2014 de eenmalige transitiekosten te dekken uit de provinciale middelen regionale sociale agenda. 6 Participatie en Communicatie Bij de totstandkoming van Sterke werkwoorden en eerdere documenten, zijn diverse partijen betrokken geweest. AWBZ-instellingen, Breed, Onderwijsinstellingen, UWV, VNO-NCW, bonden, werkgevers, cliëntenraden, adviesorganen en andere organisaties. Ook zijn de ondernemingsraden steeds geïnformeerd over de stappen die gezet zijn. Werkboek Sterke werkwoorden is voor advies bij de ondernemingsraden neergelegd en ook bij de vervolgstappen zullen deze organen betrokken worden. De cliëntenraden en adviesorganen zijn begin november over de plannen geïnformeerd. Adviezen zijn op het moment van schrijven nog niet binnen. Zodra deze bij ons college binnenkomen, zal het college deze met haar reactie de raad toesturen. De toekomstige participatie van cliënten is één van de ontwikkelpunten in het transitiejaar 2014. Het voornemen is om in dat jaar een Platform cliëntenraden in ontwikkeling op te richten, waarin een vertegenwoordiging zit van bestaande adviesorganen en cliëntenraden. Met dit Platform is de betrokkenheid van cliënten geborgd, tevens zal dit Platform voorstellen voor de toekomst gaan (mee-)ontwikkelen ten aanzien van de inrichting van een regionaal adviesorgaan op het terrein van de Participatiewet. 7 Uitvoering en evaluatie In hoofdstuk 12 van Sterke werkwoorden wordt een vervolgtraject geschetst. Op 1 januari 2015 heeft de regio een nieuw Werkbedrijf. Om een succesvolle transitie en overgang te kunnen realiseren, wordt een aantal producten (een sociaal plan, een inventarisatie van arbeidsvoorwaarden en een voorstel voor arbeidsvoorwaarden, etc.) ontwikkeld en wordt een aantal processen ingericht. raadsvoorstel werkbedrijf.doc Voorstel aan de Raad Vervolgvel 14 Het werkbedrijf is de eerste module binnen de MGR Regio Rijk van Nijmegen. Het nieuwe bedrijf staat niet van de één op de andere dag, maar is een organisatie die moet gaan groeien. Hierbij worden de gemeenteraden betrokken. Daarom krijgt de MGR ook een “samenwerkingscommissie”. In deze commissie nemen raadsleden zitting en zij kunnen hierin aangeven welke verbetervoorstellen zij nodig vinden (dit is één van de functies van de samenwerkingscommissie). Per 1 januari 2014 wordt een kwartiermaker aangesteld. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Gemeentesecretaris, drs. H.M.F. Bruls drs. B. van der Ploeg Bijlage(n): 1: Werkboek “Sterke werkwoorden” raadsvoorstel werkbedrijf.doc Bouwteam Werk www.transitieregionijmegen.nl November 2013 sterke werkwoorden we rk b o e k Millingen a/d Rijn Millingen a/d Rijn Groesbeek Groesbeek Mook en Middelaar Mook en Middelaar Ubbergen Ubbergen Nijmegen Nijmegen Heumen Heumen Beuningen Beuningen Wijchen Wijchen Druten Druten een definitief besluit over regionale samenwerking op het domein Werk in de regio Rijk van Nijmegen Het bouwen van een nieuw werkbedrijf voorwoord Verbinden is een sterk werkwoord: de verleden tijd en het voltooid deelwoord wijken af van de regelmaat. En afwijking, dat is precies waar het nieuwe Werkbedrijf voor staat. Het nieuwe Werkbedrijf wordt echt anders, wijkt af van de werkwijze van de huidige afdelingen Werk van de gemeenten. Door haar externe oriëntatie, bedrijfsdienstverlening en kandidaatsbenadering en nieuwe bedrijfscultuur. Door hoe het nieuwe bedrijf mensen verbindt aan bedrijven. In de chemie staat verbinden voor “samen overgaan in een nieuwe stof”. Een verbinding is een stof die bestaat uit twee of meer elementen, in een vaste verhouding weergegeven met een formule. Het nieuwe Werkbedrijf is G9B1. Negen gemeenten en Breed zijn de elementen, het nieuwe Werkbedrijf is de chemische verbinding. In deze nota wordt beschreven wat het bestaansrecht is van het nieuwe Werkbedrijf. Wat houdt de chemische verbinding bij elkaar? Wat gaat het nieuwe Werkbedrijf doen en welke stappen moeten nog worden gezet? Uiteindelijk blijft de verbinding alleen bij elkaar als er voor iedereen voordelen aan verbonden zijn; als het nieuwe Werkbedrijf robuust is en toegevoegde waarde levert voor kandidaten en bedrijven. Als het Werkbedrijf kandidaten en bedrijven aan elkaar verbindt. Op 1 januari 2015 moet het nieuwe Werkbedrijf in bedrijf zijn. Daarvoor moet nog veel gebeuren. Sommige onderdelen van de huidige sociale diensten en Breed gaan naar het nieuwe Werkbedrijf, andere blijven achter. Per 1 januari 2014 komt de organisatorische verantwoordelijkheid hiervoor te liggen bij een kwartiermaker, die dit proces zorgvuldig inricht. Want dat nieuwe Werkbedrijf is ook echt iets nieuws en lijkt niet op een sociale dienst. De blik is naar buiten gericht en het werk gebeurt niet van achter een bureau of loket. Bij dit bedrijf werken netwerkers, die mensen en bedrijven direct met elkaar in contact brengen. Vanaf het moment dat de kwartiermaker aan de slag gaat, is de regio ruim twee jaar bezig met het bouwen van het nieuwe Werkbedrijf. Niet omdat de rijksoverheid de spelregels steeds verandert, maar omdat de ontwikkelingen binnen het domein Werk te belangrijk zijn om onbesproken te laten. Bovendien doen veel partijen mee aan deze klus: bedrijven, klanten, AWBZ-instellingen, gemeenteraden, medezeggenschapsorganen, UWV, onderwijsinstellingen en Breed. Zij hebben mede het fundament gelegd en spelen ook weer een rol bij de verdere realisatie van het Werkbedrijf. voorwoord — sterke werkwoorden pagina 2 inhoud pag 2 Voorwoord pag 3 Inhoudsopgave pag 4 Het nieuwe regionale Werkbedrijf in 10 punten pag 5 Het proces tot op heden pag 6 Waar de regio staat dee l 1 — Het nieuwe Werkbedrijf pag 9 Hoofdstuk 1 – Missie, visie en kernwaarden pag 11 Hoofdstuk 2 – Bedrijfsdienstverlening pag 14 Hoofdstuk 3 – Kandidaatsbenadering pag 20 Hoofdstuk 4 – Verbindingsfunctie pag 22 Hoofdstuk 5 – Dienstverlening pag 25 Hoofdstuk 6 – Secundaire processen pag 28 Hoofdstuk 7 – De begroting van het Werkbedrijf dee l 2 — De transformatie pag 36 Hoofdstuk 8 – Uitgangspunten pag 38 Hoofdstuk 9 – Van tien naar één pag 44 Hoofdstuk 10 – Transitiekosten en risico’s dee l 3 — Aansturing van het Werkbedrijf pag 48 Hoofdstuk 11 – De eerste module van de MGR dee l 4 — Het vervolgproces pag 51 Hoofdstuk 12 – Vervolg inhoudsopgave — sterke werkwoorden pagina 3 Het nieuwe regionale Werkbedrijf in 10 punten 1 . B ed r i j ve n o n t z o r g e n Bedrijven zijn “de klant” van het nieuwe Werkbedrijf. Bedrijven creëren de werkgelegenheid die nodig is om kandidaten aan het werk te helpen. Het nieuwe Werkbedrijf gaat ervoor zorgen dat bedrijven ontzorgd worden. Door de verschillende instrumentele benaderingen van gemeenten en Breed te harmoniseren, echt contact te hebben (één aanspreekpunt), risico’s weg te nemen, goed te adviseren en bedrijven rechtstreeks in contact te brengen met kandidaten. In hoofdstuk 2 wordt de impuls in de nieuwe bedrijfsdienstverlening beschreven. Deze impuls is hard nodig om de groeiende groep werkzoekenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt kansen te geven op werk. De arbeidsmarkt is veranderd en de diversiteit aan regelgeving is te groot. b De regio Sterke werkwoorden bouwt één nieuw regionaal Werkbedrijf, met als kerntaak arbeidsbemiddeling. Dit nieuwe Werkbedrijf levert dienstverlening aan bedrijven, benadert kandidaten en brengt verbindingen tot stand door deze kandidaten direct in contact te brengen met bedrijven. dienstverleni s f j ng ri ed acquireren adviseren samenwerken profileren indingsfunctie b r ve sbenad eri idaat d n ng ka ontwikkelen bemiddelen screenen begeleiden monitoren activeren diagnosticeren controleren 2 . K a n didat e n m e n s g e r i c h t be n ade r e n Niet iedereen is in staat om zelfstandig werk te vinden. Sommige mensen hebben “net dat Het nieuwe regionale Werkbedrijf in 10 punten — sterke werkwoorden pagina 4 Het nieuwe regionale Werkbedrijf in 10 punten laatste zetje” nodig, anderen moeten intensief begeleid worden. Het nieuwe Werkbedrijf doet dit en gaat daarbij altijd uit van wat kandidaten wél kunnen en van direct contact tussen bedrijf en kandidaat. Dit contact wordt tot stand gebracht door de vakmensen die werken bij het nieuwe Werkbedrijf, die weten wanneer ze welke instrumenten uit de regionale gereedschapskist moeten inzetten. Daarbij werkt het nieuwe Werkbedrijf mensgericht. In hoofdstuk 3 wordt de kandidaatsbenadering nader beschreven, in hoofdstuk 4 de verbindingsfunctie. 3 . I n n o vat ie e n c u lt u u r ve r a n de r i n g De nieuwe Participatiewet voegt een aantal bestaande wetten (onder andere de WSW, WWB en Wajong) samen en het is aan de regio om een – aan bedrijven en kandidaten – logische gereedschapskist met instrumenten aan te bieden. Dit is een complexe ontwikkelopgave die vraagt om een deskundige blik en integrale invalshoek. En om de bereidheid te innoveren. Daarnaast wordt ook opnieuw vormgegeven aan wat verstaan moet worden onder vakmanschap. De cultuur van het nieuwe Werkbedrijf is flexibel en gericht op direct contact. Het werk vindt vooral plaats buiten de muren van overheidsgebouwen. 4 . E e n r o b u u s t e o r g a n isat ie Bovenbeschreven veranderingen kunnen alleen plaatsvinden als de gemeenten in de regio Sterke werkwoorden echt samenwerken. Als de regio bereid is een uniform instrumentarium te ontwikkelen om bedrijven te ontzorgen en kandidaten te helpen. Samenwerking heeft ook nog andere voordelen: “één instrumentarium ontwikkelen kost minder energie dan negen instrumentaria ontwikkelen.” Daarnaast is het nieuwe Werkbedrijf robuust. Robuust genoeg om flexibel in te spelen op ontwikkelingen en innovaties. Robuust genoeg om garant te staan voor een stabiele bedrijfsvoering. 5 . D e i n t e g r at ie va n B r eed Het nieuwe Werkbedrijf is een arbeidsbemiddelingsbedrijf en heeft geen productiefunctie. Deze koers komt overeen met de koers die op dit moment gevaren wordt binnen Breed, en waarin de regio fors geïnvesteerd heeft. Deze investering moet renderen en delen van Breed zullen ook geïntegreerd worden in het nieuwe Werkbedrijf. Onder regie van het bestuur van Breed vindt het opstellen van een scenario voor deze integratie plaats. 6 . D e p o si t i o n e r i n g va n de a r beids m at i g e da g bes t edi n g e n he t bes c h u t t e we r k Het nieuwe Werkbedrijf voert de regie over het nieuwe beschutte werk en de arbeidsmatige dagbesteding, maar zal deze taken in de toekomst niet zelf uitvoeren. In 2014 wordt bepaald – in overleg met Breed en de huidige AWBZ-partijen – welke partijen deze taken in de toekomst organiseren. Deze partijen zullen nauw samenwerken met het nieuwe Werkbedrijf. Om mensen die deze vormen van ondersteuning nodig hebben goed te kunnen helpen en om bedrijven maar één keer te benaderen. 7 . H e t r e g i o n aa l j o n g e r e n lo ke t i n t e g r ee r t i n he t n ie u we W e r kbed r i j f Op dit moment is er een regionaal jongerenloket, waarin Nijmegen als centrumgemeente dienstverlening levert. Het jongerenloket wordt een onderdeel van het nieuwe Werkbedrijf. 8 . Mi n de r g e l d Het ambitieniveau dat de regio met het nieuwe Werkbedrijf heeft, is hoog. Tegelijkertijd krimpt het participatiebudget (zie paragraaf 7.2), wordt het voor gemeenten steeds moeilijker om extra te investeren in re-integratie (op dit moment regionaal nog ongeveer € 5,6 miljoen, zie hoofdstuk 10) en zit de economische situatie niet mee. Toch ontslaat dit de regiogemeenten niet van de verplichting de nieuwe Participatiewet zo adequaat mogelijk uit te voeren en een moderne, efficiënte organisatie te bouwen die bedrijven ontzorgt en kandidaten verder helpt. 9 . B asis pakke t e n m aat we r k Het Werkbedrijf is de eerste module van de modulaire gemeenschappelijke regeling (MGR). Iedere gemeente sluit afzonderlijk een dienstverleningsovereenkomst (DVO) af. In deze DVO worden afspraken gemaakt over het basispakket en het maatwerkpakket. Onder het basispakket valt het bedrijf an sich, de gemeenschappelijke prioriteiten. Ook voor deze onderwerpen worden onderlinge afspraken gemaakt, bijvoorbeeld over de lokale toegankelijkheid van het Werkbedrijf. Door maatwerkafspraken te maken, kan een individuele gemeente zelf lokale kleur geven aan de uitvoering van het Werkbedrijf, bijvoorbeeld door het Werkbedrijf meer aandacht te laten geven aan een specifieke groep kandidaten. 1 0 . Ja z e g g e n t e g e n di t bes l u i t ? Instemmen met dit Werkbedrijfsplan, betekent dat er vanaf 1 januari 2014 concreet gewerkt gaat worden aan de bouw van het nieuwe Werkbedrijf. Dat betekent niet dat het Werkbedrijf er meteen is: een kwartiermaker gaat alle concrete stappen die gezet moeten worden daadwerkelijk zetten. Zodat er een nieuw bedrijf ontstaat, dat in 2015 operationeel is. Het nieuwe regionale Werkbedrijf in 10 punten — sterke werkwoorden pagina 5 Het proces tot op heden ke Va W ur e st in st rkw gs el be lin oo r sl d g ui W en t er kb ed ri jfs pl an II tie toekomst Go ed fe re n ad Ra kk ke lA er aa ci AWBZ/ Jeugdzorg 2013 (vervolg) gs tin ch ri In in nd rV er bi Integratie BREED td oo Reorganisatieproces Implementatie Kracht door Verbinding Implementatie Kracht door Verbinding Samenhang Transities Borgen samenhang sociaal domein 2013 2011 2014 Naar 1 Werkbedrijf Kr ac h Ve r do or ht ac Kr Kwartiermaker Tr an s bi Integratie BREED BREED Reorganisatieproces Redesign Werk, Regionaal Traject g Naar 1 Werkbedrijf nd in g Kwartiermaker iti ep la Va n st Tr st an e sf lli or ng m Re er vi en ta en lis er In te in g gr er en Afdelingen Werk design Werk, Regionaal Traject In ri c ht in gs pl pl an St So m Sa sc on su sc on ad Ra r ke er St en * et w P- werking. De WWNV kondigde de samenvoeging van de wet- en regelgeving aan de onderkant van de arbeidsmarkt aan. Tegelijkertijd werd duidelijk dat gemeenten ook andere taken op het sociaal domein overgeheveld zouden krijgen. Na de val van het kabinet Rutte I, werd de WWNV medio 2012 controversieel verklaard. Regievoering Regionalisering rd Ra Ko ad ep lta fe re n sc on el * * W N W N an I nt en tie ve rk la ri ng ke er St tie tie I Va W ur e st in st rkw gs el be lin oo rd sl g ui W en t er kb ed ri jfs pl an II Go ed ad Ra Ra oo Regievoering Regionalisering kk lA aa ci So Participatiewet het borgen van de continuïteit van de dienstverlening, het ontwikkelen van een voor bedrijven en kandidaten herkenbaar dienstverleningsconcept en het verhogen van de effectiviteit. De komst van de Wet Werken naar Vermogen (WWNV) en de verlaging van de budgetten waren aanleiding om na te denken over samen- toekomst ke sc on fe re n tie lta su sc on ad verleden Regionale Samenwerking rd r ke er St en m Sa tie I tie fe re n sc on Ra ad el * ep 0 . 1 I n t e n t ie o ve r ee n k o m s t e n S a m e n S t e r ke r Eind 2011 hebben de gemeenten in de regio Sterke werkwoorden1 de intentie uitgesproken om regionale samenwerking op domein Werk te onderzoeken. De intentieovereenkomst bevatte een achttal uitgangspunten, waaronder oo Waar de regio staat Borgen samenhang sociaal domein 2012 2015 2013 Afkortingen *P-wet = Participatiewet *NWNW = Niet gelijk, wel gelijkwaardig & niet gelijk, wel geleidelijk *Koepel = Een koepel voor regionale zuilen 2013 (vervolg) 2014 2015 Afkortingen *P-wet = Participatiewet *NWNW = Niet gelijk, wel gelijkwaardig & niet gelijk, wel geleidelijk *Koepel = Een koepel voor regionale zuilen het proces tot op heden — sterke werkwoorden pagina 6 Het proces tot op heden Toen het nieuwe kabinet aantrad, werd de Participatiewet geïntroduceerd. Ook de Participatiewet is een samenvoeging van de wetgeving aan de onderkant van de arbeidsmarkt (WWB, WSW en Wajong). Naast de wetswijziging zijn er ook andere redenen voor de gemeenten in de regio om meer toenadering tot elkaar te zoeken. Werkgevers vragen om betere facilitering en ontzorging bij het aannemen van werkzoekenden met minder arbeidsvermogen. Daarnaast liggen er kansen voor integrale sturing op het sociaal domein. In februari 2013 is deze ambitie nader geconcretiseerd in het regionale werkdocument ‘Samen Sterker’. In dat werkdocument spreken de colleges in de regio het voornemen uit om één regionaal Werkbedrijf te bouwen. Met het nieuwe Werkbedrijf heeft de regio nieuwe ambities: betere bedrijfsdienstverlening (samenwerking, facilitering en transparantie), een meer integrale en mensgerichte kandidaatsbenadering en meer verbinding met het accent op wat mensen wél kunnen. Tevens vermindert de samenwerking in één regionaal Werkbedrijf de organisatorische kwetsbaarheid van gemeenten. Dit werkboek is een nadere concretisering van genoemde ambities. Naast de inhoudelijke argumentatie om meer samen te doen in de regio, stuurt de Rijksoverheid al een aantal jaren aan op meer regionale * Nu nog negen gemeenten: Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Mook en Middelaar, Nijmegen, Ubbergen en Wijchen. Straks – na de herindeling van de MUG-gemeenten - nog zeven gemeenten. samenwerking. Niet alleen via de Wet SUWI, maar ook via het ministerie van Binnenlandse Zaken, recent nog in de decentralisatiebrief van begin 2013. Het ministerie heeft een coördinerende rol en moet zorg dragen voor een integrale implementatie van de transities. Gemeenten ontvingen in februari een decentralisatiebrief, waarin criteria werden gesteld voor samenwerking, met congruentie en integraliteit als belangrijkste punten. Een andere lijn in het rijksbeleid, is dat werkgevers steeds meer verantwoordelijkheden krijgen. Het rijk heeft met werkgevers in het Sociaal Akkoord afgesproken dat zij meer mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen. Dat maakt het Werkbedrijf een belangrijke partner voor bedrijven in onze regio. Zij zullen in de toekomst meer in de rol kruipen van opdrachtgever van het Werkbedrijf en zijn dus primair onze klant. 0 . 2 Pa r t i c i pat iewe t e n S o c iaa l A kk o o r d Het wetsvoorstel Participatiewet (voorheen WWNV) is nog niet openbaar. De verwachting is dat het wetsvoorstel in het vierde kwartaal van 2013 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. De verwachte invoeringsdatum is 1 januari 2015. De geschiedenis van het wetsvoorstel is dynamisch: Na de eerste aanpassing – na de controversieelverklaring van de WWNV en het coalitieakkoord van kabinet Rutte II – werd in april 2013 een Sociaal Akkoord afgesloten tussen het rijk en de sociale partners. De belangrijkste wijzigingen in het wetsvoorstel Participatiewet ten opzichte van de huidige wet- en regelgeving, zijn: - de invoering van het instrument loonkosten subsidie (in plaats van loondispensatie, zoals beschreven in de WWNV); - de invoering van het instrument beschut wer ken en het beëindigen van de instroom in de WSW per 1 januari 2015; - de overdracht van Wajongers met arbeidsver mogen naar gemeenten. het proces tot op heden — sterke werkwoorden pagina 7 Het proces tot op heden 0 . 3 P o si t i o n e r i n g W e r kbed r i j f Het nieuwe Werkbedrijf wordt verantwoordelijk voor de regie over de hele participatieketen en heeft drie functies: -Bedrijfsdienstverlening (hoofdstuk 2) -Kandidaatsbenadering (hoofdstuk 3) -Verbinden (hoofdstuk 4) De regie voeren over de participatieketen (van arbeidsmatige dagbesteding tot werken in regulier verband) is nadrukkelijk iets anders dan het ook zelf uitvoeren van de activiteiten in die participatieketen. Het Werkbedrijf maakt afspraken met AWBZ-partijen, UWV, onderwijsinstellingen, regiogemeenten en andere partijen, over wie wat doet, en kan daar zelf verschillende rollen in vervullen: bijvoorbeeld die van inkoper, coördinator of uitvoerder. Het Werkbedrijf sluit allianties met partijen in de regio, stelt samenwerking centraal en is zelf uitvoerder van de drie hierboven genoemde functies. 0 . 4 D e k o e r s va n B r eed De positie van ons SW-bedrijf Breed verdient in dit plan specifieke aandacht. In 2012 is uitgesproken dat Breed een arbeidsbemiddelingsbedrijf moet worden. Een arbeidsbemiddelingsbedrijf is beter in staat om mensen buiten de muren van het SW-bedrijf aan het werk te krijgen dan een SW-bedrijf dat gericht is op productie. Om de koerswijziging te realiseren is een transitieproces gestart. Dit transitieproces is nog niet afgerond. SW-bedrijf Breed heeft de ambitie om haar organisatie optimaal te integreren in de arbeidsmarkt: er moet werk op de arbeidsmarkt gezocht worden bij de medewerker in plaats van andersom, het liefst buiten de muren van Breed en indien nodig met begeleiding. Detachering is hierbij een belangrijk instrument. Breed verbetert haar marktbenadering en gaat op zoek naar werkgevers die groepen SW-medewerkers werk bieden. Interne leerwerkbedrijven hebben geen toekomst. Vanwege de negatieve financiële resultaten, maar zeker ook vanwege de overtuiging dat zoveel mogelijk mensen zo regulier mogelijk moeten werken. Het nieuwe Werkbedrijf en Breed hebben vergelijkbare kernfuncties, namelijk arbeidsbemiddeling. Er zijn ook verschillen. Zo bedient het Werkbedrijf de gehele onderkant van de arbeidsmarkt. Met een belangrijk deel van de groep mensen die op het Werkbedrijf afkomt, namelijk mensen met een arbeidsbeperking (voorheen Wsw en Wajong), hebben de gemeenten nog geen ervaring. Breed heeft dit wel. Het Werkbedrijf maakt gebruik van de expertise die Breed heeft. Harmonisatie van diensten, methoden en instrumenten is het uitgangspunt. Het Werkbedrijf neemt zoveel mogelijk de plaatsingssystematiek, marktbenadering en detacheringsfaciliteit van Breed over. Zelf krijgt het Werkbedrijf geen productiefunctie. De regio hoeft voor verschillende onderdelen het wiel niet opnieuw uit te vinden. Er is immers al veel geïnvesteerd in de transitie van Breed en het rendement daarvan wordt optimaal gebruikt. Dit betekent ook dat Breed ten opzichte van de gemeentelijke afdelingen Werk een status aparte heeft in het traject van integratie. Het proces borgt de realisatie van de ambities die (de regio met) Breed heeft. 0 . 5 T r a n s fo r m at ie e n aa n s t u r i n g Om tot een ondernemend en extern georiënteerd Werkbedrijf te komen, moet een complexe transformatie plaatsvinden waarbij negen afdelingen Werk en Breed zijn betrokken. Dit proces wordt in deel 2 beschreven. In het verleden is uitgesproken dat in onze regio geen lappendeken van samenwerkingsverbanden mag ontstaan. In de regio wordt een Modulaire Gemeenschappelijke Regeling (MGR) opgericht waar het nieuwe Werkbedrijf de eerste module (afdeling) van is. In dit document wordt uitsluitend stilgestaan bij hoe de Module Werkbedrijf in de toekomst aangestuurd wordt binnen de MGR (deel 3). Een toelichting op de (aansturing van de) MGR is niet opgenomen in dit document, maar wordt separaat aangeboden. 0 . 6 Leeswi j z e r Deel 1 beschrijft het nieuwe Werkbedrijf, van missie tot meerjarenbegroting. Deel 2 beschrijft de transformatie naar één nieuw Werkbedrijf. Deel 3 beschrijft de aansturing van het nieuwe Werkbedrijf, de eerste module binnen de MGR. Deel 4 beschrijft de vervolgstappen. het proces tot op heden — sterke werkwoorden pagina 8 missie, visie en kernwaarden deel 1 > hoofdstuk 1 1 . 1 O n t wikke l i n g e n Het nieuwe Werkbedrijf opereert in een zeer dynamische omgeving. De economie, de arbeidsmarkt, opleidingen en maatschappelijke uitdagingen veranderen. Dit betekent dat het Werkbedrijf flexibel moet kunnen inspelen op veranderingen. Het nieuwe Werkbedrijf moet een open organisatie zijn met oog voor de buitenwereld: het moet op zoek naar partnerships, vernieuwende interventies plegen en innovaties opzoeken. zijn. Het Werkbedrijf is in dit opzicht een partner van bedrijven. Het Werkbedrijf anticipeert op maatschappelijke ontwikkelingen. Dus wordt er steeds meer gekeken naar wat mensen wél kunnen. Dit doet het Werkbedrijf op een arbeidsmarkt die steeds flexibeler wordt. Uit analyses van SER en CPB blijkt dat steeds minder mensen een vast contract krijgen en dat het aantal zelfstandigen stijgt. Het Werkbedrijf moet meedenken met tijdelijke oplossingen voor mensen en met mensen die als zelfstandige aan de slag kunnen. Deeltijdwerk, tijdelijke contractering en werk tegen een gereduceerd tarief tellen mee in de nieuwe werkwijze. De laatste ontwikkeling die voor de bouw van een Werkbedrijf relevant is, is digitalisering. Mensen hebben internet en verwachten goede digitale dienstverlening. Het Werkbedrijf geeft prioriteit aan digitalisering, voor kandidaat- en bedrijfscontacten en voor interne processen. Iedereen in de samenleving doet mee en de overheid bemoeit zich niet met problemen die mensen zelf – of in hun netwerk – kunnen oplossen. Dit heeft ook consequenties voor de werkwijze van het Werkbedrijf. Als maatwerk noodzakelijk is, levert het nieuwe Werkbedrijf maatwerk. Maar als het Werkbedrijf op afstand kan blijven, doet ze dit ook. Werkgevers worden sterker aangesproken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om personeel in dienst te nemen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het Werkbedrijf ondersteunt bedrijven door te bekijken welke oplossingen en mogelijkheden er (kunnen) het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 1 — missie, visie en kernwaarden sterke werkwoorden pagina 9 missie, visie en kernwaarden b 1 . 2 Missie e n ke r n waa r de n : we r k is de u i t k o m s t ! Het Werkbedrijf is er voor mensen die hulp nodig hebben bij het vinden of behouden van werk. Het Werkbedrijf noemt hen “kandidaten”. Die hulp kan ook betekenen dat het Werkbedrijf iemand ondersteunt bij de eerste stappen. Het bedrijf verbindt kandidaten aan bedrijven door middel van interventies. Dat kan zijn door kwaliteiten bij mensen te onderkennen en zichtbaar te maken of te ontwikkelen en door de juiste begeleiding te bieden. De interventie moet eerlijk, passend en proportioneel zijn: een kandidaat moet hulp nodig hebben, maar doet zo veel mogelijk zelf. De interventies en hun doel zijn transparant en ze leiden niet tot verdringing. De prijs van interventies moet zowel voor het Werkbedrijf, de werkgever als de kandidaat redelijk zijn. De verbinding die het Werkbedrijf legt en de oplossing die het bedrijf met een klant of kandidaat bedenkt, kan creatief (en dus maatwerk) zijn en komt niet rechtstreeks uit een “productenboek”. In dit opzicht probeert het Werkbedrijf positief te verrassen. dienstverleni s f j ng ri ed acquireren adviseren samenwerken profileren indingsfunctie b r ve Het Werkbedrijf verbindt bedrijven die arbeid nodig hebben aan kandidaten die deze arbeid kunnen leveren. Voor die verbinding is geen blauwdruk beschikbaar, arbeidsbemiddeling is maatwerk. De professionals moeten actief op zoek gaan naar een match tussen een bedrijf en kandidaat. En die match ligt niet altijd voor de hand, omdat het gaat om kandidaten die hulp nodig hebben bij het vinden van werk. Van de professionals wordt verwacht dat ze altijd op zoek zijn naar deze verbindingen en (verrassende) oplossingen bedenken. De match moet voor iedereen goed zijn. Voor kandidaten om- dat ze een stap maken naar werk, voor bedrijven omdat ze hun bedrijf versterken en voor de gemeente omdat de maatschappelijke kostenbatenanalyse positief uitvalt. Bij het Werkbedrijf werken medewerkers die willen weten wat het effect van hun handelen is en die altijd streven naar een maximalisatie van dit effect. Het Werkbedrijf kent de bedrijven en kent haar kandidaten. Dit betekent dat het Werkbedrijf continu werkt aan vakmanschap en dat medewerkers altijd bereid zijn kritisch te reflecteren op hun handelen, “evidence based” te werken en te innoveren. sbenad eri idaat d n ng ka ontwikkelen bemiddelen screenen begeleiden monitoren activeren diagnosticeren controleren het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 1 — missie, visie en kernwaarden sterke werkwoorden pagina 10 bedrijfsdienstverlening acquireren bedrijfsdienstverlening samenwerken p r o f i l e r e nDe bedrijfsdienstverlening acquireren adviseren samenwerken profileren advise ren De bedrijfsdienstverlening bedrijfsdienstverlening adviseren profileren acquireren bedrijfsdienstverlening acquireren deel 1 > hoofdstuk 2 samenwerken sa m e n we r ke n acquireren samenwerken adviseren W e r kw o o r de n : p r o f i l e r e n , advise r e n , a c q u i r e r e n e n sa m e n we r ke n Het Werkbedrijf werkt samen met bedrijven door: - echt contact te hebben, met één aanspreek punt met kennis van de branche en het bedrijf daarbinnen; - een goede detacheringsfaciliteit te bieden (het werkgeverschap te dragen); - kandidaten en bedrijven goed te begeleiden en direct met elkaar in contact te brengen; - risico’s weg te nemen; - goed te adviseren. Deze maatregelen om bedrijven te ontzorgen worden nader uitgewerkt in paragraaf 2.2. Het Werkbedrijf is dé partner in de regio voor bedrijven die zoeken naar arbeidscapaciteit voor een passende prijs die maatschappelijk verantwoord is. Samen met werkgevers creëert het Werkbedrijf mogelijkheden om mensen naar betaald werk te laten groeien. Het nieuwe Werkbedrijf stelt de mogelijkheden die de ondernemer zelf ziet centraal en trekt samen met hem of haar op. Van begin tot eind is dit een publiekprivate co-creatie waarin partijen samenwerken aan een effectieve relatie met elkaar en met kandidaten. Het Werkbedrijf vervult een unieke sleutelrol binnen een dynamische arbeidsmarkt en groeit uit tot een toonaangevende organisatie in de dienstverle- ning naar bedrijven. Dit gebeurt door middel van relatiemanagement, informatievoorziening, matching van vraag en aanbod, initiatieven voor profilering, projecten ter bevordering van werkgelegenheid en advisering over HRMvraagstukken. Bedrijven zijn de klanten1 van het Werkbedrijf. Zonder medewerking van een werkgever, plaatst het Werkbedrijf geen mensen. adviseren profileren Het woord “werkgeversbenadering” in ‘Samen Sterker’ is in het werkboek vervangen door “bedrijfsdienstverlening”. De term werkgeversbenadering impliceert dat het bedrijf zich sec met een organisatie bezighoudt, omdat dit een werkgever is. Deze benadering is te smal; het Werkbedrijf doet meer dan acquireren. Vandaar dat we kiezen voor de term bedrijfsdienstverlening2. In het traject naar dit werkboek is gesproken met een groot aantal bedrijven. Ook zijn naar aanleiding van het Sociaal Akkoord VNO-NCW en FNV als sociale partners betrokken. Beide Een klant is een afnemer van goederen of diensten. Waarvan het Werkbedrijf behoeften bepaalt en waarmee het Werkbedrijf probeert deals te maken. 2. Onder bedrijven vallen ook niet-commerciële organisaties zoals overheden, stichtingen en vrijwilligersorganisaties. 1. het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 2 — bedrijfsdienstverlening sterke werkwoorden pagina 11 profileren bedrijfsdienstverlening organisaties hebben aangegeven achter de regionale samenwerking in het Sterke werkwoorden te staan en hebben tevens gewezen op de urgentie van samenwerking. Voor het vervullen van de afspraken die de sociale partners met het kabinet in het Sociaal Akkoord hebben gemaakt, is het Werkbedrijf een belangrijke schakel. VNO-NCW verwacht in de toekomst een slagvaardige partner te hebben in een nieuwe regionaal Werkbedrijf om gesprekken mee aan te gaan in het kader van het quotum dat overeengekomen is in het Sociaal Akkoord. Daarnaast hecht zij veel waarde aan onze ambitie te komen tot harmonisatie van het instrumentarium. 2 . 1 H u idi g e si t u at ie Er is een inventarisatie gemaakt van de werkgeversbenaderingen van gemeenten. Op dit moment heeft elke gemeente een eigen werkgeversbenadering. Sommige werkgevers krijgen bezoek van meerdere gemeenten, UWV en Breed. Werknemers krijgen een veelvoud aan arrangementen aangeboden. De ene gemeente sluit samenwerkingsovereenkomsten af met werkgevers, de andere heeft een scharnierfunctie met als doel mogelijkheden bij werkgevers te vinden en daar kandidaten aan te koppelen. Weer een andere gemeente zet sterk in op social return of het netwerk van de gemeente. Niet zelden vertolken collegeleden hier een rol in, omdat zij vaak een sterk ontwikkeld netwerk hebben. Bij de huidige werkgeversbenaderingen zijn diverse mensen binnen de gemeentelijke organisaties betrokken. Ook het UWV is een bestaande partner bij het benaderen van werkgevers. Een goede dienstverlening aan bedrijven is cruciaal voor het welslagen van de opgaven waarvoor gemeenten gesteld worden, zo staat beschreven in een handreiking van Divosa, UWV en VNG en in diverse arbeidsmarktanalyses. Bedrijven willen één loket dat hen adequaat ondersteunt en ontzorgt, bij personeelsbehoeften en thema’s die nu en in de toekomst spelen op de arbeidsmarkt. Uit vele onderzoeken blijkt dat zij onder andere behoefte hebben aan: (toekomstig) gekwalificeerd personeel, snelle en adequate matching of vacaturevervulling en ondersteuning en ontzorging bij de invulling van sociaal werkgeverschap. 2 . 2 A dvise r e n , a c q u i r e r e n , sa m e n we r ke n e n p r o f i l e r e n Werk vind je alleen bij bedrijven. Dit geldt natuurlijk voor bedrijven met een vacature, maar bedrijven hebben veel meer te bieden. Het Werkbedrijf benadert hen met oprechte interesse in hun bedrijf, verkent gezamenlijke mogelijkheden en komt zo niet alleen bestaande vacatures op het spoor, maar ook eventuele andere mogelijkheden voor (betaald) werk. De werkvloer bij bedrijven ziet het Werkbedrijf als het belangrijkste re-integratie-instrument. Op de werkvloer doen kandidaten werkne- mers- en beroepsvaardigheden op. Ook worden op een werkplek vaak de talenten, motivatie en de belemmeringen van kandidaten ontdekt. Zo kunnen kandidaten – die een periode werkloos zijn geweest – het gat op hun CV vullen. Het benaderen van bedrijven, door het Werkbedrijf, UWV en andere instellingen, gebeurt met één gezicht. Deelnemende partijen in deze alliantie zijn op de hoogte van elkaars kennis en kunde en zetten deze in. Zij stemmen tevens af wie verantwoordelijk is voor het benaderen van welke bedrijven. Dit kan uiteenlopen van een individuele medewerker of een directielid tot (een aantal) collegeleden. Het Werkbedrijf waakt voor misbruik en verdringing en zorgt ervoor dat tijdelijk onbetaald werk of werk met financiële ondersteuning voor de werkgever niet langer duurt dan nodig. Werkgevers die niet bereid zijn hier in redelijkheid aan mee te werken, worden niet bediend. Bedrijfsdienstverlening is tweerichtingsverkeer. Het Werkbedrijf gaat voor partnerschap: een sterke relatie met bedrijven en korte lijnen. Het uitgangspunt dat de werkvloer (in veel gevallen) het beste re-integratie-instrument is, heeft ook implicaties voor de kandidaatsbenadering. Dit wordt beschreven in het volgende hoofdstuk. Het nieuwe Werkbedrijf is deskundig, bijvoorbeeld op het gebied van P&O, arbeidswetgeving, functiegebouwen en -differentiatie en social return. Het Werkbedrijf is een organisatie het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 2 — bedrijfsdienstverlening sterke werkwoorden pagina 12 bedrijfsdienstverlening die namens de regiogemeenten taken uitvoert. Het is een speler in het veld met veel kennis en expertise van de gemeenten. Het Werkbedrijf heeft korte lijnen met bedrijven en deelnemende gemeenten en schakelt snel en soepel. Bedrijven ervaren meerwaarde “zonder gedoe” en worden ontzorgd. Het Werkbedrijf neemt geen gemeentelijke taken over (zoals een bedrijvenloket of accountmanagement Economische Zaken) maar stemt maximaal af. Zowel in het grijze gebied tussen het informele contact met een bedrijf als op het moment waarop een specifieke afdeling van de gemeente in actie moet komen. Daarbij versterken de afdelingen Economie en het Werkbedrijf elkaar. Individuele bestuurders of ambtenaren (bijvoorbeeld medewerkers van de afdelingen Economische Zaken) hebben regelmatig goede relaties met bedrijven en niet zelden wil een bedrijf zaken doen met lokale kandidaten en lokale bestuurders. Het Werkbedrijf heeft hier oog voor en wendt deze lokale kracht optimaal aan. Het Werkbedrijf vervult ook een sterke adviserende rol, over bijvoorbeeld social return en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit gebeurt in samenwerking met UWV, die nu al aanvullende diensten biedt zoals arbeidskundig advies, advies over arbeidsmarktontwikkelingen in de sector/regio en arbeidsjuridisch advies in personeelskwesties. Een nieuwe tak van sport – waar het Werkbedrijf zich met UWV op toe zal leggen – is het maken van bedrijfsanalyses. Inschakeling van het SW-bedrijf Breed bij deze taak is van belang: Breed heeft namelijk deskundigheid en ervaring hiermee. Met behulp van deze analyses ontstaat inzicht in het differentiëren in functies en het herindelen van werkprocessen en werkplekken. Op deze manier worden werkpakketten gedestilleerd voor kwetsbare mensen (jobcarving). om dit in gezamenlijkheid met de afdelingen Economische Zaken van gemeenten bespreekbaar te maken met de bedrijven in de regio en een faciliterende rol te spelen bij het versterken van het arbeidsmarktbeleid; dit in nauwe samenspraak met het onderwijsveld. Het Werkbedrijf acquireert ook voor de partijen waarmee zij alliantieafspraken maakt, bijvoorbeeld voor instellingen die (onder regie van het Werkbedrijf) de arbeidsmatige dagbesteding organiseren, maar ook voor onderwijsinstellingen die voor hun scholieren en studenten stageplekken en BBL/BOL-plekken nodig hebben. Alliantiepartners hoeven overigens niet per definitie (semi-)publieke instellingen te zijn. Het Werkbedrijf werkt ook samen met uitzendbureaus. Uitgangspunt is dat de bedrijfsdienstverlening het verschil maakt. Ook het huidige kabinet is voornemens afspraken te maken met bedrijven. In de kamerbrief van 11 april 2013 over het Sociaal Akkoord staat dat werkgevers zich vanaf 2026 garant stellen voor een cumulatief aantal van 100.000 extra banen voor mensen met een beperking. Dit zou voor onze regio een extra banenaanbod van 2.000 betekenen voor mensen met een arbeidsbeperking (de regio ontvangt ongeveer 2% van het landelijke budget). In het begrotingsakkoord van oktober 2013 zijn afspraken over versnelling van dit aanbod opgenomen. Het Werkbedrijf gaat dus actief in gesprek met bedrijven en moet weten welke kandidaten wanneer bemiddeld kunnen worden. Bedrijven worden verleid om te doen aan sociaal werkgeverschap, waarbij het Werkbedrijf een faciliterende rol speelt. De veranderingen op de arbeidsmarkt, zowel qua wetgeving als sociaal-maatschappelijk hebben gevolgen voor het arbeidsmarktbeleid. Gemeenten worden door dalende budgetten en oplopende werkloosheid geconfronteerd met belangrijke en moeilijke keuzes. Het is belangrijk om samen met het bedrijfsleven na te denken over het profiel van de regio en hoe gemeenten dit, samen met bedrijven, kunnen versterken. Het Werkbedrijf heeft de intentie Eén van de manieren om de bedrijfsdienstverlening een impuls te geven, is het introduceren van een bedrijfspoort. Medewerkers van het Werkbedrijf gaan – in overleg – reintegratiegesprekken voeren bij bedrijven. Dit vergroot en verbetert het contact tussen het Werkbedrijf, de werkgevers en de kandidaten. Zo wordt de toegang tot werk anders. In het verleden werden kandidaten bij de individueel deelnemende gemeente uitgenodigd voor een re-integratiegesprek. Het Werkbedrijf gaat zelf op zoek naar nieuwe locaties. Bijvoorbeeld in het centrum van deelnemende gemeenten of bij bedrijven op bedrijventerreinen. Zodat een groot deel van de re-integratieactiviteiten ook plaatsvindt (na)bij bedrijven en er een meer natuurlijke samenwerkingsrelatie ontstaat tussen het personeel van het Werkbedrijf en bedrijven. 2 . 3 I n s t r u m e n ta r i u m Het leveren van dienstverlening aan bedrijven is mensenwerk. Het nieuwe Werkbedrijf investeert in kennis en deskundig personeel om hier invulling aan te geven. Daarnaast wordt geïnvesteerd in pr en communicatie, samenwerking met het UWV (van arbeidsmarktanalyses tot bedrijfsbezoeken) en slimme allianties met bedrijfsleven en onderwijs. In het kader van de bedrijfsdienstverlening is het van groot belang om de regie te blijven voeren over het instrumentarium voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Het Werkbedrijf voert de regie over de arbeidsmatige dagbesteding, vormen van beschut werken en (leer) werkplekken (centrale inkoop, decentrale uitvoering). Het is van groot belang dat er geen nieuwe fragmentatie en nieuwe vormen van concurrentie tussen regelingen en instellingen ontstaat. Bestaande regelingen en met name de instrumenten voor bedrijven moeten geharmoniseerd worden binnen de hele participatieketen. Zo kan een transparante bedrijfsdienstverlening geboden worden. Dit is in lijn met de ambitie van het nieuwe Werkbedrijf. het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 2 — bedrijfsdienstverlening sterke werkwoorden pagina 13 kandidaatsbenadering kandidaatsbenadering kandidaatsbenadering s c r ee n e n De kandidaatsbenadering De kandidaatsbenadering screenen diagnosticeren screenen diagnosticeren activeren controleren activeren controleren a ct ive r e n kandidaatsbenadering kandidaatsbenadering dia g n o s t i c e r e n deel 1 > hoofdstuk 3 screenen diagnosticeren screenen diagnosticeren controleren activeren controleren activeren controleren W e r kw o o r de n : s c r ee n e n , a ct ive r e n , dia g n o s t i c e r e n e n controleren Het Werkbedrijf helpt kandidaten door: - uit te gaan van wat een kandidaat wél kan en op zoek te gaan naar diens talenten; - kandidaten direct in contact te brengen met bedrijven; - de juiste begeleiding te bieden (van bemidde ling tot intensieve begeleiding). Deze kandidaatsbenadering wordt uitgewerkt in paragraaf 3.4. 3 . 1 H u idi g e si t u at ie Relatief vergelijkbare mensen worden soms heel anders behandeld door de regeling waarin zij vallen. Waar de onderkant van de WSW qua problematiek lijkt op de bovenkant van de dagbesteding, zijn de arrangementen voor deze mensen (en bedrijven) verschillend. SWmedewerkers krijgen betaald conform de CAO WSW en mensen in de dagbesteding krijgen niet betaald voor hun arbeidsmatige productiviteit. Zij moeten een bijdrage betalen om een dagbestedingsplek te krijgen. Het Werkbedrijf heeft – gebaseerd op de concept-Participatiewet en de kenmerken van Regio Sterke werkwoorden – theoretisch gezien ongeveer 15.000 potentiële kandidaten. Instellingen concurreren met hun aanbod en dus met mensen richting bedrijven Gemeenten vragen van SW-bedrijven om mensen te detacheren en SW-bedrijven, zoals Breed, brengen hiervoor een inleentarief in rekening bij de werkgever. AWBZ-instellingen hebben met werkgevers vaker een gesprek over hun bijdrage aan de begeleidingskosten en kijken minder naar de loonwaarde van hun klanten. Ook gemeenten concurreren onderling en met de andere partijen met hun aanbod (WWB’ers). Het woord “poortwachtersfunctie” in ‘Samen Sterker’ riep discussie op. Het suggereert dat het Werkbedrijf er alleen is voor de mensen die nieuw binnenkomen. Dat is niet het geval. Ook bestaande uitkeringsgerechtigden worden gestimuleerd om weer aan het werk te gaan, met de boodschap dat werk boven de uitkering gaat. Elke stap die hen dichter naar werk brengt, is een stap vooruit. Daarom spreekt het Werkbedrijf niet meer van een poortwachtersfunctie, maar van kandidaatsbenadering1. Een kandidaat is iemand die een bepaalde functie kan vervullen, een gegadigde voor een baan. Het Werkbedrijf verwacht dat hij of zij gemotiveerd is en zich inspant om werk te krijgen. 1. het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 3 — kandidaatsbenadering sterke werkwoorden pagina 14 kandidaatsbenadering OUD: gericht op regels regelingen mensen instellingen werkgevers financiële vergoeding WWB gemeente leerwerk met behoud uitkering verschillen tussen gemeenten WAJONG UWV Bedrijven hebben daardoor te maken met een veelvoud aan verschillende regelingen. Het nieuwe Werkbedrijf gaat werken aan een eenduidige benadering van bedrijven en stelt in de gesprekken met werkgevers de loonwaarde van mensen centraal. Begeleiding kan nodig zijn om mensen te laten participeren en loonwaarde te realiseren. [zie infographic hiernaast] loondispensatie inleentarief WSW BREED interne plek AWBZ AWBZ-instellingen kosten begeleiding arbeidsmatige dagbesteding Problemen? Instellingen concurreren met hun aanbod en dus met mensen richting werkgevers Werkgevers hebben te maken met een veelvoud aan verschillende regelingen Relatief vergelijkbare mensen worden soms heel anders behandeld door de regeling waarin zij vallen het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 3 — kandidaatsbenadering sterke werkwoorden pagina 15 kandidaatsbenadering NIEUW: gericht op mensen 3 . 2 I n de l i n g va n ka n didat e n Het Werkbedrijf werkt mensgericht en integraal waarbij wetgeving niet leidend moet zijn bij de wijze waarop naar mensen wordt gekeken en met mensen wordt omgegaan. Mensen worden niet meer ‘gestigmatiseerd’ of benaderd vanuit regelingen. Het Werkbedrijf kijkt naar de kansen die iemand heeft in het vinden van een baan. De indeling van kandidaten (segmentatie) – die deels de basis vormt voor de processen van het Werkbedrijf – voldoet dus aan twee kenmerken: 1.de indeling levert een integraler en individu eel mensbeeld op, is niet statisch en 2.de indeling is niet gekoppeld aan concrete wetgeving. [zie infographic hiernaast] 100% zelfredzaamheid start individueel traject duur traject resultaat 0% 0% loonwaarde 100% het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 3 — kandidaatsbenadering sterke werkwoorden pagina 16 kandidaatsbenadering Werkbedrijf: indviduele trajecten duren niet allemaal even lang Het Werkbedrijf kiest voorlopig voor een indeling aan de hand van twee assen. De horizontale as zegt iets over de relatie tot de arbeidsmarkt (werk, ontwikkeling naar werk, werk met structurele ondersteuning en zorg/ontheffing) en de verticale as zegt iets over de zelfredzaamheid van mensen (exclusief werkindicatoren). Uiteindelijk is het streven van het Werkbedrijf de arbeidsproductiviteit (loonwaarde) van mensen te vergroten en mensen zelfredzamer te laten zijn. Individuele trajecten kunnen hiervoor verschillen: sommige mensen hebben permanente begeleiding nodig, anderen stromen snel uit. [zie infographic hiernaast] 100% 17 maanden 14 maanden 23 maanden zelfredzaamheid 58 dagen 21 jaar 0% 0% loonwaarde 100% het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 3 — kandidaatsbenadering sterke werkwoorden pagina 17 kandidaatsbenadering Mensenwerk: een indeling 100% Mensenwerk: Mensenwerk: een indelingeen indeling Mensenwerk: een indeling Mensenwerk: een indeling 100% 100% 8 weken 100% 100% 8 weken 6 maanden 27 maanden 27 maanden 27 maanden zelfredzaamheid 0% loonwaarde zelfredzaamheid 24 jaar 0% 0% loonwaarde 24 jaar zelfredzaamheid 0% zelfredzaamheid zelfredzaamheid 6 maanden 27 maanden 24 jaar 0% 0% loonwaarde 24 jaar 0% 0% loonwaarde 24 jaar 0% 0% loonwaarde 6 maanden 3 . 3 Me n se n we r k 8 weken Het Werkbedrijf werkt met vier soorten kandidaten. Zonder mensen in hokjes te willen plaatsen, gaat het grofweg om de volgende ca8 weken tegorieën: 8 weken 1.werkfit: mensen die, met een klein beetje 6 maanden ondersteuning, regulier werk kunnen vin den; 2.27tijdelijke ondersteuning: mensen die zich maanden kunnen ontwikkelen naar regulier werk als 6 maanden het Werkbedrijf de juiste – tijdelijke – inte venties doet; 3.structurele ondersteuning: mensen die structureel ondersteund moeten worden op de arbeidsmarkt; 4.mensen die alleen met zeer intensieve bege leiding op de arbeidsmarkt actief kunnen zijn. 100% Deze groepen kunnen elkaar overlappen. Mensen kunnen zich immers ontwikkelen, al dan 100% niet door de interventies van het Werkbedrijf en 100% het bedrijf waarbij ze werkzaam zijn. Belang100% rijk is dat het Werkbedrijf in een vroeg stadium constateert in welke categorie een kandidaat zit, welk verbindingsinstrumentarium (hoofdstuk 4) erbij past en de dienstverlening (hoofdstuk 5). Intensief waar nodig, terughoudend als dat kan. [zie infographic hiernaast] 100% het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 3 — kandidaatsbenadering sterke werkwoorden pagina 18 kandidaatsbenadering 3 . 4 S c r ee n e n , a c t ive r e n , dia g n o s t i c e r e n e n c o n t r o l e r e n Het Werkbedrijf screent de kandidaat bij binnenkomst en maakt gebruik van gegevens die al bekend zijn (vanuit UWV, de zorg- of welzijnswereld of het onderwijsveld). Dit levert een inschatting op van de kandidaat en zijn of haar mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Het Werkbedrijf brengt kandidaten snel in contact met bedrijven. Niet het Werkbedrijf, maar bedrijven selecteren de kandidaten en deze krijgen de kans om in een werkomgeving hun capaciteiten te laten zien. Daar leren mensen méér van dan van screenings en diagnoses. Om de verbinding te maken, moet het Werkbedrijf natuurlijk wel iets weten van een kandidaat. Het Werkbedrijf levert deze input door gebruik te maken van online vragenlijsten, groepsactiviteiten en individuele gesprekken. Door bedrijven en kandidaten vervolgens zelf het contact en de verbinding te laten maken, is het commitment van beide partijen groter. Met een kandidaat wordt een activeringstraject afgesproken, dat gericht is op zijn of haar ontwikkeling richting werk. Er worden individuele afspraken gemaakt tussen de kandidaat en het Werkbedrijf, die voor allebei bindend zijn. Het Werkbedrijf controleert of kandidaten hun afspraken nakomen. Uitgangspunt is dat re-integratie en activering via de werkvloer bij bedrijven wordt gerealiseerd. Het streven is om kandidaten die geen werk hebben en dit ook niet zullen krijgen op korte termijn, via leerwerkplekken naar werk toe te leiden. De inzet van overige instrumenten als scholing stemt het Werkbedrijf af op deze (leer)werkplekken. Zo wordt de arbeidsmarktpositie van de kandidaat verbeterd en de weg naar werk zo kort en direct mogelijk. Leerwerkplekken zijn geen doel op zich, maar wel een goed instrument om mensen dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. In sommige gevallen is screenen en activeren niet genoeg, omdat een kandidaat bijvoorbeeld meer problemen of een (duurzame) arbeidsbeperking heeft. In dit geval doet het Werkbedrijf een verdiepende diagnose of laat deze uitvoeren door één van de alliantiepartners met specifieke deskundigheid. 3 . 5 I n s t r u m e n ta r i u m Het instrumentarium van de kandidaatsbenadering bestaat uit alle activiteiten en instrumenten die direct en eenzijdig op de kandidaat werken; zoals screening, begeleiding door een medewerker en bedrijf, een scholings- en cursusaanbod met trainingen en workshops, een verdiepende diagnose en faciliteiten zoals kinderopvangvergoeding of een reiskostenvergoeding. Verbinding met de werkplek bij het bedrijf staat centraal in de benadering van de kandidaten. Investeren aan de voorkant staat centraal en daar wordt dan ook stevig op ingezet. Daarom kiest het Werkbedrijf in ieder geval voor een inzet op nieuwe instroom en op dienstverlening aan jongeren. Dit betekent overigens niet dat het Werkbedrijf niet inzet op de bestaande kandidaten, van mensen die op dit moment een uitkering ontvangen verwacht de regio dat ze actief op zoek gaan naar werk en ook zij worden door het Werkbedrijf als kandidaat direct in contact gebracht met bedrijven. 3.6 Jongeren Het huidige jongerenloket kent twee pijlers: onderwijs en werk. Zij vervult voor onze regio de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) met als doel voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Voortijdig schoolverlaters zijn jongeren die geen startkwalificatie hebben behaald én geen opleiding volgen. Het jongerenloket registreert voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar en zorgt ervoor dat zij via een passend traject (onderwijs, baan of combinatie daarvan) alsnog een startkwalificatie behalen om daarmee hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Daarnaast komen er naar het jongerenloket jongeren die wel een startkwalificatie hebben, maar geen werk kunnen vinden. In sommige gevallen helpt het jongerenloket met het vinden van werk, in andere gevallen wordt een jongere terug naar school gestuurd. Het Werkbedrijf onderhoudt daarom een sterke relatie met het onderwijsveld. Niet alleen door hen aan te spreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar ook door echt samen te werken. Onderwijsinstellingen in de regio hebben hun jongeren goed in beeld en het Werkbedrijf wil deze kennis benutten. Daarnaast zijn de onderwijsinstellingen gesprekspartner van het Werkbedrijf in haar ambitie om bedrijven eenduidiger te benaderen en de aansluiting op de arbeidsmarkt te verbeteren. Bij dit laatste gaat het dan vooral bedrijven goed te faciliteren bij het opleiden van hun (toekomstige) werknemers, passend bij de bedrijfscultuur- en kennis. Het jongerenloket wordt onderdeel van het Werkbedrijf en gaat mee in de géénloketbenadering. Met de gemeenten, het maatschappelijk middenveld en de onderwijsinstellingen geeft het Werkbedrijf een vervolg aan de huidige jongerenaanpak. De regio wil voorkomen dat jongeren in een uitkeringssituatie terechtkomen en wil tevens maximaal gebruik maken van hun talenten. Jongeren staan dus hoog op de agenda van het Werkbedrijf. Overigens is arbeidsbemiddeling niet altijd het voornaamste doel: als iemand nog geen startkwalificatie heeft, is het soms belangrijker om de jongere in kwestie eerst terug naar het onderwijs te sturen. het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 3 — kandidaatsbenadering sterke werkwoorden pagina 19 De verbindingsfunctie De verbindingsfunctie verbindingsfunctie verbindingsfunctie De verbindingsfunctie o n t wikke l e n verbindingsfunctie verbindingsfunctie be m idde l e n ontwikkelen bemiddelen ontwikkelen bemiddelen verbindingsfunctie ontwikkelen be g e l eide n ontwikkelen bemiddelen begeleiden deel 1 > hoofdstuk 4 monitoren begeleiden begeleiden 4 . 1 W e r kw o o r de n : o n t wikke l e n , be m idde l e n , be g e l eide n e n m o n i to r e n Het woord ‘bemiddelingsfunctie’ uit ‘Samen Sterker’ riep vragen op; vooral de link tussen bemiddelen en begeleiden bleek onduidelijk. Daarom is dit woord vervangen door de verbindingsfunctie, de essentie van het Werkbedrijf is immers dat mensen die (deels) kunnen werken, verbonden worden met de arbeidsmarkt. Verbinden is uiteindelijk het meest primaire proces van het Werkbedrijf; de instrumenten die de professionals van het Werkbedrijf kunnen inzetten, zijn gericht op het maken van een match tussen kandidaat en bedrijf. Het Werkbedrijf heeft een uitstekende gereedschapskist, met passende en aantrekkelijke arrangementen om kandidaten en bedrijven aan elkaar te verbinden. Het Werkbedrijf werkt oplossingsgericht en sluit aan bij de vraag van het individuele bedrijf en de vaardigheden en competenties van de kandidaat. Een goede relatie met bedrijven en kandidaten wordt gemaakt door mensen. Contracten en procedures zijn randvoorwaardelijk: eerst contact, dan contract. monitoren monitoren 4 . 2 O n t wikke l e n , be m idde l e n , be g e l eide n e n m o n i t o r e n De visie van het Werkbedrijf op het ontwikkelen van kandidaten is dat dit zoveel mogelijk moet gebeuren bij bedrijven en niet in theoretische settings van cursussen en scholingen. Daarom werft het Werkbedrijf leerwerkplekken in een breed spectrum aan branches en sectoren voor een breed spectrum aan kandidaten. Bemiddeling naar werkplekken is altijd maatwerk. De ene werkgever heeft zelf uitstekende randvoorwaarden in huis om iemand met een arbeidsbeperking te begeleiden, terwijl de andere deze expertise van het Werkbedrijf verwacht. Het begeleiden van mensen maakt dus ook onderdeel uit van de bemiddeling. Dit is niet iets dat het Werkbedrijf per definitie zelf doet. Niet alleen omdat bedrijven dit soms zelf willen, maar ook omdat deze expertise ingekocht kan worden en beschikbaar is bij het huidige Breed, AWBZ-instellingen of andere partijen. Wel staat vast dat het primaat van de afspraken met bedrijven hierover bij het Werkbedrijf ligt. Als reactie op ‘Samen Sterker’ heeft onder andere Breed aangegeven dat het begeleiden van mensen in veel gevallen een absolute randvoorwaarde is om mensen actief te krijgen en te houden op de arbeidsmarkt. Het Werkbedrijf deelt deze overtuiging. het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 4 — verbindingsfunctie monitoren bemiddelen begeleiden sterke werkwoorden pagina 20 monitoren verbindingsfunctie Het Werkbedrijf heeft ook een detacheringsfaciliteit. Soms is het niet mogelijk om iemand bij een reguliere werkgever in dienst te laten nemen. Bijvoorbeeld omdat een werkgever geen risico’s kan of wil nemen. Breed (is en) heeft reeds een detacheringsfaciliteit. Dit concept en de ervaringen hiermee worden optimaal ingezet bij de vormgeving binnen het Werkbedrijf. In de toekomst wordt bekeken wie in aanmerking komt voor individuele of groepsdetachering en hoe de arrangementen voor kandidaten en werkgevers er uitzien. Bij het verbinden van kandidaten aan bedrijven, is monitoring en nazorg belangrijk. Omdat een groot deel van de kandidaten behoort tot de relatief kwetsbare burgers en omdat bedrijven ook een risico nemen, is zorgvuldigheid belangrijk. Het Werkbedrijf heeft een vertrouwensrelatie met kandidaten en bedrijven en die relatie kan alleen bestaan als de lijnen kort zijn. 4 . 3 I n s t r u m e n ta r i u m ( de g e r eeds c ha p skis t ) Verbinden is de kerncompetentie van een arbeidsbemiddelingsbedrijf en is mensenwerk. Vakmensen brengen bedrijven en kandidaten direct met elkaar in contact brengen en kunnen zo nodig instrumenten inzetten om een blijvende match te maken. Hieronder wordt een aantal instrumenten genoemd dat valt onder de verbindingsfunctie. Er bestaat een grote verscheidenheid aan instrumenten die mensen naar werk moeten helpen. Gemakshalve worden deze instrumenten ingedeeld in vier categorieën: 4.zorgtrajecten waarin geen focus ligt op ar beid en waar het Werkbedrijf niet de regie over voert maar wel – in samenwerking met andere partijen – een rol kan spelen in de dienstverlening. 1.trajecten die mensen direct naar werk hel pen, bijvoorbeeld proefplaatsen; 2.trajecten en subsidies waarbij de nadruk ligt op de ontwikkeling van mensen naar hun maximale arbeidspotentie, zoals leerwerk plekken en begeleiding; 3.trajecten en subsidies waarbij mensen met langdurig verminderde arbeidsproductiviteit (loonwaarde) structureel ondersteund wor den; bijvoorbeeld deelbanen met loonkos tensubsidies, begeleiding, groepsdetache ringen of vormen van beschut werk, indivi duele detachering en arbeidsmatige dagbe steding. Het Werkbedrijf voert wel de regie over al deze trajectvormen, maar welke par tij de meer zwaardere trajectvormen zal uit voeren, is nog onderwerp van gesprek met de AWBZ-instellingen, Breed en UWV. Het Werkbedrijf heeft geen productiefunctie voor de mensen die onder deze regelingen val len; Dit betekent overigens niet dat een raad niet meer kan sturen. In de verordening staat het instrumentarium dat het Werkbedrijf heeft (het aanbod). In een dienstverleningsovereenkomst (DVO) wordt per gemeente bepaald welk aanbod afgenomen wordt. De lokale aansturing van het Werkbedrijf loopt via de DVO, niet via de re-integratieverordening. Het Werkbedrijf ontwikkelt – op basis van de Participatiewet – één instrumentarium en legt dit vast. Deze instrumenten landen in één regionale re-integratieverordening, die door het Werkbedrijf wordt vastgesteld. Het is onwenselijk dat het Werkbedrijf moet werken met negen verschillende verordeningen; dan gaat immers alle kracht van gezamenlijkheid verloren. het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 4 — verbindingsfunctie sterke werkwoorden pagina 21 dienstverlening deel 1 > hoofdstuk 5 5 . 1 V o r m e n va n die n s t ve r l e n i n g Omdat het Werkbedrijf er voor iedereen is, is de verscheidenheid aan kandidaten groot: van jonge, talentvolle afgestudeerden die een laatste zetje nodig hebben tot mensen met een duurzame arbeidsbeperking die veel begeleiding en of loonkostensubsidie nodig hebben of mensen die op meerdere leefgebieden problemen hebben (multi-problem). De dienstverlening die het Werkbedrijf levert voor de verschillende groepen, is onvergelijkbaar. Het uitgangspunt van de dienstverlening is maatwerk: de aanpak moet passen bij de capaciteiten en belemmeringen van de kandidaat, licht waar kan, zwaar waar nodig. Lichte dienstverlening Kandidaten die dicht bij de arbeidsmarkt staan, worden zo snel mogelijk verbonden aan de arbeidsmarkt. Het zijn de kandidaten die zelfredzaam zijn, actief zoeken, hun netwerk inzetten en “in balans” zijn. Ook zijn er kandidaten die wel verder van de arbeidsmarkt staan, maar waarvoor een relatief standaardinstrumentarium voldoende is. De betreffende groep heeft vaak lichte vormen van ondersteuning nodig en kan veel zelf. In het kader van de géénloketbenadering worden deze mensen – indien nodig – uitgenodigd bij bedrijven zelf en niet bij een overheidsloket. het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 5 — dienstverlening sterke werkwoorden pagina 22 dienstverlening Dienstverlening Regie en Maatwerk Een grote groep kandidaten in het bestand van het Werkbedrijf heeft problemen op veel leefgebieden. Het zijn de mensen die minder zelfredzaam zijn of een acuut probleem hebben. Voor deze mensen moet een bredere analyse gemaakt worden. In de begeleiding van deze kandidaten werkt de professional van het nieuwe Werkbedrijf samen met lokale zorgstructuren. Zij sluiten als specialist met een generalistische invalshoek aan bij deze zorgstructuren in de wijk/buurt. Het primaat voor de acties ligt bij de professionals die werken in de lokale toegangspoort. Hierover worden in de dienstverleningsovereenkomst maatwerkafspraken gemaakt per deelnemende gemeente. zelfredzaamheid 100% Bovenstaande twee voorbeelden zijn uitersten van het spectrum, bedoeld om duidelijk te maken dat het Werkbedrijf er in principe voor iedereen is. De dienstverlening van het Werkbedrijf is zo ingericht dat er lichte vormen van dienstverlening geboden kunnen worden en daarnaast een specialistenrol in de zorgstructuren. Zowel binnen de lichte dienstverlening als binnen de regie-dienstverlening zitten meer en minder intensieve werktrajecten. [zie infographic hiernaast] 0% regie 0% loonwaarde maatwerk intensieve dienstverlening lichte dienstverlening 100% het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 5 — dienstverlening sterke werkwoorden pagina 23 dienstverlening 5 . 2 V i n d p l aat s g e r i c h t : de g é é n lo ke t be n ade r i n g Het nieuwe Werkbedrijf werkt vindplaatsgericht. Hiervoor is de géénloketbenadering ontwikkeld: het gemeentehuis uit. Het Werkbedrijf is vindbaar bij bedrijven, bij lokale zorgstructuren, op internet en – als een deelnemende gemeente dit expliciet wil – in een gemeentehuis. ten, bij uitzendbureaus en bij scholen. Dit houdt in dat kandidaten die het Werkbedrijf bemiddelt en die geen grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt of die bijvoorbeeld met begeleiding aan het werk kunnen, uitgenodigd worden bij deze bedrijfspoorten. Dergelijke locaties worden per gemeente ingericht, samen met bedrijven en andere partijen, om echt van bedrijfspoorten te kunnen spreken. Onderstaande ingangen zijn nauw met elkaar verbonden en bieden een combinatie van dienstverlening aan. Het is de kleuring van de dienstverlening die verschilt, het Werkbedrijf verwijst mensen ook niet onnodig door. Toekomstplein Het Werkbedrijf heeft één representatieve locatie waar bedrijven en kandidaten ontvangen kunnen worden en waar de backoffice zit. Het Toekomstplein heeft een activerende uitstraling. Er is (een fysieke) ruimte voor samenwerkingspartners van het Werkbedrijf om zich te presenteren op het Toekomstplein (UWV, zorginstellingen, uitzendbureaus, onderwijsinstellingen). Lokale toegangspoort In de nota ‘Kracht door Verbinding’ hebben regiogemeenten afgesproken dat er per gemeente een lokale zorgstructuur komt. Deze structuur biedt integraal diensten aan voor inwoners met problemen op meerdere leefgebieden. Als blijkt dat hier mensen zitten, die ook kandidaat zijn, wordt het Werkbedrijf ingeschakeld. Lokale zorgstructuren kunnen per gemeente anders georganiseerd zijn en het Werkbedrijf moet hier flexibel op in kunnen spelen. Dit is een belangrijke randvoorwaarde. Het Werkbedrijf start geen dependances in deelnemende gemeenten, maar haakt aan op bestaande ontwikkelingen en faciliteiten. Het Werkbedrijf is zelf ook vindbaar via een goede website, social media en fysieke locaties. De enige fysieke verandering voor kandidaten ten opzichte van de huidige situatie is dat zij de medewerkers van het Werkbedrijf op andere plekken ontmoeten dan bij het gemeenteloket. Dit werkt stimulerend, zo blijkt ook uit best practices in de regio, zoals de Groesbeekse werkgeversbenadering. Het toekomstplein is het enige gebouw “van het Werkbedrijf” zelf. Internet Het nieuwe Werkbedrijf heeft een uitstekende internetpagina waarop kandidaten zelf aan de slag kunnen. De meeste mensen kunnen zelf een profiel (CV) aanmaken en aangeven wat ze hebben gedaan om werk te vinden. Indien ze dit zelf niet kunnen én geen netwerk hebben om op terug te vallen, kan het Werkbedrijf bij wijze van uitzondering ondersteunen. Bedrijfspoort Het Werkbedrijf opereert daar waar gewerkt wordt of daar waar naar werk gezocht wordt. Op bedrijventerreinen, in het centrum van gemeen- het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 5 — dienstverlening sterke werkwoorden pagina 24 secundaire processen deel 1 > hoofdstuk 6 6 . 1 I n n o vat ie Weten wat wanneer voor wie werkt Het Werkbedrijf is alert en reageert snel op ontwikkelingen en kansen in de omgeving. Niet-renderende activiteiten worden geschrapt en/of vervangen door nieuwe experimenten of methoden die aantoonbaar effectief zijn. Het Werkbedrijf weet wat werkt door structureel bij te houden wat het effect is van interventies en heeft een innovatiebudget om te experimenteren met nieuwe werkwijzen. Het Werkbedrijf is kenner op haar vakgebied en is baanbrekend bezig. Naast haar innovatieve werkwijze is het Werkbedrijf echt nieuw. Anders dus dan de huidige afdelingen Werk van sociale diensten. Onder andere door hoe het Werkbedrijf samenwerkt met bedrijven en hoe zij kandidaten benadert. De sterkere focus op werk, de bedrijfspoorten bij bedrijven en de géénloketbenadering staan hierin centraal. 6 . 2 C o m m u n i c at ie Eigentijds en transparant Het Werkbedrijf opereert in een breed maatschappelijk veld en de communicatie van het Werkbedrijf is toegespitst op de doelgroep. Het Werkbedrijf gebruikt verschillende communicatiekanalen die aansluiten bij dat wat de doelgroep nodig heeft. De informatievoorziening bevordert de zelfredzaamheid van mensen en is online. Het Werkbedrijf is een mensgericht Werkbedrijf en communiceert laagdrempelig en respectvol richting kandidaten. Zij kunnen een beroep doen op hun rechten en gehouden worden aan de plichten die hieraan gekoppeld zijn. Vragen worden snel en adequaat beantwoord. Daarnaast is er regelmatig overleg met klantadviesorganen over (onder andere) de communicatie en dienstverlening van het Werkbedrijf. Bedrijven zijn belangrijk voor de regio, niet alleen omdat de kandidaten van het Werkbedrijf er (kunnen) werken. Het Werkbedrijf neemt dan ook een open en dienstverlenende houding naar bedrijven aan, is transparant in de arrangementen die er zijn en communiceert op informele wijze. Het Werkbedrijf controleert of bedrijven haar weten te vinden en doet actief onderzoek naar de tevredenheid van bedrijven. Het Werkbedrijf ondersteunt bedrijven maximaal, onder andere door vragen over andere het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 6 — secundaire processen sterke werkwoorden pagina 25 secundaire processen (gemeentelijke) onderwerpen door te spelen aan de mensen die daar over gaan. Het Werkbedrijf is van de deelnemende gemeenten; de gemeenteraden van deze gemeenten bepalen de beleidskaders en oefenen controle uit op het Werkbedrijf. Het Werkbedrijf communiceert eigentijds: snel en - indien nodig - met behulp van social media en internet. Als een journalist, een bewoner uit de regio of een raadslid een vraag heeft, krijgt hij/zij snel antwoord. 6 . 3 D e m edewe r ke r s va n he t W e r kbed r i j f De juiste mensen op de juiste plaats In een moderne organisatie vindt er systematisch afstemming plaats over de inzet van kennis, vaardigheden, talenten en ambities van medewerkers op de bedrijfsdoelstellingen. Daarmee heeft HRM een cruciale invloed op het effectief en efficiënt realiseren van deze doelstelling, zowel op strategisch en tactisch als operationeel niveau. Mensen met een arbeidsbeperking, met problemen op meerdere leefgebieden of met een kleine afstand tot de arbeidsmarkt, bemiddelen naar werk is mensenwerk. Bemiddeling is geen techniek want ondanks standaardisatie van werkprocessen, blijft er in het bemiddelen een component liggen die sociaal-intellectueel niet te standaardiseren is en waar het ultieme succes ligt. Dit betekent dat het Werkbedrijf moet kunnen vertrouwen op de professionaliteit van haar medewerkers en dat het personeel de uiteindelijke kwaliteit van de dienst bepaalt. De professional kent de bedrijven, kent de kandidaten en maakt de verbindingen. Het Werkbedrijf geeft professionals – binnen een gestandaardiseerde werkmethode – meer ruimte, maar gaat ook andere dingen vragen van haar medewerkers. Een externe oriëntatie die gericht is op het realiseren van toegevoegde waarde, op een methodische wijze. Het handelen van professionals is dus doelgericht, systematisch, procesmatig en bewust is. Het administreren van belangrijke informatie is onvermijdelijk. Het Werkbedrijf richt de systemen hiervoor echter zo in dat deze ten dienste staan van de professionals. Van medewerkers van het Werkbedrijf wordt verwacht dat zij kritisch zijn op hun eigen keuzes, reflecteren op eigen keuzes en vergelijkbare afwegingen maken. Zodat de organisatie de goede keuzes maakt op individueel en collectief niveau. Het nieuwe Werkbedrijf heeft een hoge ambitie. Het wil een vitale en professionele organisatie zijn, waarin een adequaat evenwicht is tussen de uit te voeren taken en de beschikbare personele formatie en competenties. Een organi- satie dus, waarin altijd sprake is van “de juiste mensen op de juiste plaats”. Vitaliteit vereist een continue match tussen collectieve organisatiedoelen en de individuele belangen van leidinggevenden en medewerkers. De rol van leidinggevenden is er primair op gericht om medewerkers in staat te stellen hun werk zo zelfstandig mogelijk uit te voeren en resultaat te behalen. Bij het nieuwe Werkbedrijf werken mensen die een bijdrage willen leveren aan de doelstellingen van het bedrijf en die verantwoordelijkheid durven te nemen. Die zich blijven ontwikkelen als persoon en als professional. De leidinggevenden bij het Werkbedrijf sturen en ondersteunen medewerkers bij het realiseren van de doelstellingen van het bedrijf; zij zorgen voor een prettig werkklimaat, de nodige zakelijkheid en de ontwikkeling van medewerkers. Medewerkers en leidinggevenden moeten resultaatgericht werken en oog hebben voor samenwerking met andere interne en externe actoren. Van hen wordt verwacht dat zij periodiek de balans opmaken over resultaten en ontwikkelingen. Om bovenstaande ambitie te realiseren, is tijd nodig. In de beginperiode gaat alle aandacht uit naar het bijeenbrengen van de verschillende organisatieculturen in één nieuw Werkbedrijf. De cultuur van het nieuwe bedrijf zal zich moeten gaan zetten; een cultuur waarin medewerkers trots zijn op de organisatie en gericht zijn op het leveren van kwaliteit, service en continue verbetering; en waarin dus ook aandacht is het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 6 — secundaire processen sterke werkwoorden pagina 26 secundaire processen voor opleiding en training. Daarnaast moet de sfeer erop gericht zijn elkaar te helpen, maar ook om efficiënt en kostenbewust te handelen. Dit vraagt veel van het management: het management is betrokken, geeft het goede voorbeeld, luistert en houdt goed de balans tussen geven en nemen. Maar dit vraagt ook veel van de medewerkers. Zij zijn gericht op zelfverbetering. Zij moeten daarbij afwegen of zij willen en kunnen voldoen aan de eisen die het Werkbedrijf aan haar professionals stelt. Kandidaten en bedrijven verdienen talentvolle, bekwame, gepassioneerde vakmensen. Omdat het Werkbedrijf een flexibele en moderne organisatie is, die kostenefficiënt werkt en transparant is, kiest de regio voor een herkenbare structuur met een optimaal aantal lagen (maximaal drie). Voor de aansturing geldt het principe van integraal management. De integrale lijnmanager is verantwoordelijk voor zowel het primaire proces als voor de inzet van de daarvoor benodigde productiemiddelen (PIOFACH). In de praktijk betekent dit dat alles wat binnen vastgestelde kaders en regels blijft, gemandateerd wordt tot aan het laagste leidinggevende niveau. De organieke structuur, Werkbedrijf Gastheer directeur + staf: accountmanagement, controller, effectiviteitsanalyse, innovatie, instrumentanalyse PIOFACH Bedrijfsdienstverlening Acquireren, samenwerken, adviseren en profileren Kandidaatsbenadering Screenen, activeren, diagnosticeren en controleren Verbindingsfunctie die ingedeeld wordt op basis van organisatiefuncties (bedrijfsdienstverlening, kandidaatsbenadering, verbindingsfunctie), wordt nader uitgewerkt in het kader van de implementatie. Naast de organieke structuur, worden een functiestructuur (functiegebouw) met alle voorkomende functies binnen de organisatie en een personele structuur met een beschrijving van de functies op de organisatie-eenheden gemaakt. Dit plan beperkt zich tot een keuze voor de organieke structuur op hoofdlijnen. De uitwerking en de andere structuren komen in het kader van de implementatie terug en sluiten aan op de grondslagen die gebruikt zijn bij de inrichting van het nieuwe functiehuis van Breed. Het uitgangspunt is dat er voor de overgang van personeel kwaliteitscriteria worden opgesteld. 6 . 4 I n t e r n e p r o c esse n Elk intern proces heeft toegevoegde waarde Alle interne processen dragen er zorg voor dat de professional in het primaire proces maximaal gefaciliteerd wordt. Dit betekent dat medewerkers kunnen flexwerken en op iedere willekeurige locatie hun werk kunnen doen. Bijvoorbeeld bij bedrijven of lokale zorgstructuren of bij kandidaten thuis. Hoogwaardige ICT ondersteuning is essentieel voor een snelle verbinding tussen kandidaatsgegevens en de geboden kansen bij de bedrijven. Het moet bijdragen aan een betere communicatie met klanten en aan een rijker klantbeeld. Het moet het Werkbedrijf ook in staat stellen verantwoordingsinformatie eenvoudig uit te leveren; bijvoorbeeld ten behoeve van de sturing en verantwoording van het Werkbedrijf maar ook voor de verantwoording aan het rijk. Het Werkbedrijf respecteert de privacywetgeving. Informatie wordt alleen gedeeld met lokale zorgstructuren, onderwijs en partners voor zover dit recht en doelmatig is. De realisatie van de ICT ondersteuning is een meerjarig proces en wordt daarom ook gedefinieerd als ontwikkelpunt. Ontwikkelen, bemiddelen, begeleiden en monitoren het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 6 — secundaire processen sterke werkwoorden pagina 27 de begroting van het werkbedrijf deel 1 > hoofdstuk 7 7 . 1 Ui tg a n g s p u n t e n bi j de be g r ot i n g Budgetneutraliteit Bij de begroting van het nieuwe Werkbedrijf wordt uitgegaan van budgetneutraliteit voor alle deelnemende gemeenten samen en individueel. Het Werkbedrijf zal dus de uitvoering van haar werkzaamheden vorm moeten geven binnen de beschikbaar gestelde budgetten. Participatiebudget als basis Het nieuwe Werkbedrijf wordt in eerste instantie gebouwd op basis van het participatiebudget. De deelnemende gemeenten beleggen dit budget bij het Werkbedrijf, het budget wordt gebruikt om de basis van het Werkbedrijf te bouwen: de basisdienstverlening en het maatwerk per gemeente. WSW na scenariokeuze Breed Uitgangspunt is dat aan deze budgetten – op termijn – (een deel van) de budgetten voor de huidige WSW en voor arbeidsmatige dagbesteding worden toegevoegd. Bij de huidige begroting van het Werkbedrijf is hier nog geen rekening mee gehouden. Er moet nog een scenario voor de integratie van (delen van) Breed worden gekozen. ding moet nog worden uitgewerkt. Ook ontbreken nog de kaders vanuit het rijk. De regio bereidt zich wel voor in een expertgroep met de instellingen die op dit moment de arbeidsmatige dagbestedingsplekken realiseren. Als deze budgetten toegevoegd worden, vindt hierover formele besluitvorming plaats. Budget voor loonkostensubsidie overhevelen Wat betreft programmamiddelen voor de loonkostensubsidie geldt dat deze middelen via het WWB-Inkomensdeel beschikbaar worden gesteld aan de deelnemende gemeenten. Recent zijn gegevens openbaar geworden op basis waarvan een inschatting is gemaakt over de omvang van dit (deel)budget voor loonkostensubsidie. Het Werkbedrijf gaat – als vanzelfsprekend – wel uitvoering geven aan het verstrekken van loonkostensubsidies, dit is immers een belangrijk re-integratie-instrument. In dit document wordt uitgesproken dat toekomstige budgetten hiervoor overgeheveld worden door gemeenten. Dit budget heeft het nieuwe Werkbedrijf nodig om uitvoering te geven aan het instrument loonkostensubsidie. Arbeidsmatige dagbesteding De wijze waarop het nieuwe Werkbedrijf regie gaat voeren over de arbeidsmatige dagbeste- het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting sterke werkwoorden pagina 28 de begroting van het werkbedrijf Beschikbare re-integratiemiddelen (* 1.000 euro) 2013 2014 2015 2016 2017 2018 16.453 14.336 13.734 13.941 14.287 14.701 Dagbesteding 0 0 4.200 4.200 4.200 4.200 Inkomensdeel loonkostensubsidies beschut en regulier 0 0 540 1.771 3.045 4.297 pm pm pm pm pm Subtotaal 16.453 14.336 18.475 19.911 21.531 23.198 WSW zittend bestand 50.060 50.060 47.849 44.172 40.601 37.285 Totaal 66.513 64.396 66.283 64.084 62.132 60.483 Participatiebudget Inkomsten 7 . 2 Mee r j a r i g p e r s p e ct ie f Uitgaande van de budgetten die op termijn beschikbaar zijn voor het Werkbedrijf ontstaat er het volgende meerjarig perspectief: Ad 1. Participatiebudget Bij bovenstaande budgetten is geen rekening gehouden met indexaties. Het participatiebudget is exclusief de educatiegelden: deze blijven achter bij de deelnemende gemeenten. De budgetten 2013 en 2014 Participatiebudget en WSW zittend bestand komen van de website van het ministerie van SZW (gemeenteloket). De ramingen zijn gebaseerd op de memorie van toelichting bij de Participatiewet (versie uitvoeringspanel). De ramingen na 2014 van het re-integratiebudget, de WSW-middelen, de middelen voor begeleiding nieuwe doelgroep regulier werk en de nieuwe doelgroep beschut werk, zijn naar rato van de landelijke bedragen. De ramingen van de middelen die overkomen van het UWV zijn naar rato van het aantal Wajongers in de respectievelijke gemeenten. Ad 2. Dagbesteding De omvang van de dagbesteding is voor de regio als totaal bepaald. Dit op basis van een eerste inventarisatie van de expertgroep ar- beidsmatige dagbesteding en het betreft een eerste globale inschatting. Het Werkbedrijf zal in de toekomst de regie gaan voeren over de arbeidsmatige dagbesteding (centrale inkoop, decentrale uitvoering). De (organisatie van de) begeleiding van deze groep mensen wordt bij andere partijen belegd. De uitvoering van de huidige arbeidsmatige dagbesteding ligt bij een aantal AWBZ-instellingen. Op het budget dat overgedragen wordt aan de gemeenten, zit een taakstelling. In dat opzicht is de € 4,2 miljoen van 2015 geen “extra geld” voor re-integratie. Ad 3. Inkomensdeel loonkostensubsidies Voor de loonkostensubsidies is de Nota van Wijziging Participatiebudget van september 2013 gehanteerd. Omdat het verdeelmodel nog onbekend is, is op basis van het meest recente aantal SW’ers c.q. Wajongers, de verdeling per gemeente bepaald. Ad 4. Inkomsten Het Werkbedrijf realiseert ook inkomsten. Dat kunnen verschillende inkomsten zijn: bijvoorbeeld van de detacheringsfaciliteit of uit fondsenwerving. Op dit moment staat dit nog als pm post op de begroting. len voor de overheveling van (onderdelen van) Breed naar het nieuwe Werkbedrijf. Het zou kunnen zijn dat het nieuwe Werkbedrijf (een deel van) dit budget krijgt en verantwoordelijk wordt voor (een deel van) de SW-medewerkers van Breed. Daarbij is de regio scherp op de (financiële) risico’s die hiermee gepaard gaan. Ad 7. Totaal Het meerjarig perspectief laat duidelijk zien dat sprake is van budgettaire krimp over het geheel. Dit terwijl de totale doelgroep wordt uitgebreid en er binnen de doelgroep vaker sprake zal zijn van structurele ondersteuning om kandidaten aan het werk te houden. De budgettaire krimp betekent niet dat de ambities worden getemperd. Juist de komende jaren is een sterk Werkbedrijf nodig, dat meedenkt met bedrijven over het creëren van werkgelegenheid. Het betekent wel dat het onmogelijk is het huidige niveau van dienstverlening in stand te houden. De bezuinigingen zijn fors, maar zouden er ook zijn als er geen nieuw Werkbedrijf werd ingericht. Ad 6. WSW zittend bestand Het WSW-budget vermindert omdat er geen nieuwe instroom is. Mensen die in het verleden een SW-indicatie zouden hebben gekregen, worden in de toekomst geholpen met de instrumenten uit de Participatiewet. Breed heeft de opdracht gekregen om scenario’s te ontwikke- het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting sterke werkwoorden pagina 29 de begroting van het werkbedrijf 7 . 3 Mee r j a r e n be g r o t i n g Het Participatiebudget blijft binnen het geheel van de budgetten in de tabel gepresenteerd, blijft redelijk stabiel en biedt daarom een helder meerjarig budgettair kader voor het Werkbedrijf. De basis van de meerjarenbegroting van het Werkbedrijf is het participatiebudget dat de deelnemende gemeente overdragen. Hiermee kan een fundament gelegd worden voor het bedrijf. Dit fundament bestaat uit twee delen: de basisdienstverlening en de maatwerkafspraken die gemaakt kunnen worden. Basisdienstverlening Onder de basisdienstverlening wordt het volgende verstaan: Uitgaven aan basisdienstverlening (* 1,0 miljoen euro) 2015 1.de geïntensiveerde bedrijfsdienstverlening; 2.de verbindingsfunctie; 3.de kandidaatsbenadering; 4.“het bedrijf an sich”, de kosten van het bedrijf (overhead, medewerkers, standaardinstru menten, reguliere activiteiten). Wat betreft de basisdienstverlening geldt een focus: prioritering naar instroom, jongeren en mensen met een arbeidsbeperking. Om innovatief en slagvaardig te blijven, zal het Werkbedrijf binnen dit fundament van basisdienstverlening en maatwerk gaan werken met een flexibele schil als een deelnemende gemeente extra budget in wil zetten. Het is van 2016 2017 2018 Directe kosten Kandidaatsbenadering 2,8 2,8 2,8 2,8 Bedrijfsdienstverlening 1,9 1,9 1,9 1,9 Verbindingsfunctie (incl. loonkostensubsidie) 2,5 3,8 5,0 6,3 Indirecte kosten 2,7 2,7 2,7 2,7 Totaal 9,9 11,2 12,4 13,7 belang dat het Werkbedrijf stuurbaar blijft op de kostenkant: de bedrijfsrisico’s worden daardoor tot een minimum beperkt. Op basis van bovenstaande, ontstaat het volgende begrotingsbeeld voor de basisdienstverlening. te benadrukken dat het in dit hoofdstuk gaat om globale schattingen. Deze paragraaf is in goed overleg met alle deskundigen uit de regio tot stand gekomen (Divosa, beleidsadviseurs, UWV, etc.) D e ka n didaat sbe n ade r i n g Deze begroting is een begroting op hoofdlijnen. Dit betekent dat het een indicatie geeft van de inzet van de middelen. Een exacte verdeling van de kosten op de verschillende onderdelen kan nu nog niet gemaakt worden. De kwartiermaker krijgt de opdracht deze begroting uit te werken. Deze begroting geeft inzage in en stelt randvoorwaarden aan de kwaliteit en kwantiteit van de dienstverlening die voor het beschikbare budget geleverd wordt. De begroting van de basisdienstverlening is gebaseerd op de uitvoeringskosten van een drietal activiteiten (zoals hieronder beschreven). De gehanteerde normering komt voort uit de huidige praktijk en is tot stand gekomen in overleg met de managers en beleidsmedewerkers in de regio. De normering is daarmee een algemeen geaccepteerd gemiddelde, maar niet per definitie de norm die in de toekomst gaat gelden voor het Werkbedrijf. Toelichting op de begroting per activiteit: Voordat een toelichting gegeven wordt op de begroting per activiteit, wordt uitgelegd voor welke mensen het nieuwe Werkbedrijf is. Vervolgens staat beschreven hoe de bedragen tot stand zijn gekomen. Belangrijk is om het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting sterke werkwoorden pagina 30 de begroting van het werkbedrijf Van 15.000 naar 8.000 Het nieuwe Werkbedrijf heeft in de toekomst 15.000 potentiële kandidaten. Onder deze kandidaten zitten ongeveer 2.000 kandidaten die op dit moment een SW-dienstbetrekking hebben en 5.000 kandidaten die op dit moment een Wajong-uitkering ontvangen. Van deze laatste groep mensen schat UWV in dat ongeveer 3.000 kandidaten arbeidsvermogen hebben. Deze groep wordt gestaag overgedragen van UWV Regeling Aantal Huidige WSW 2.000 Huidige Wajong 5.000 Huidige WWB 8.000 naar het Werkbedrijf. Daarnaast zal er jaarlijks een groep van 250 mensen instromen. In de huidige begroting zijn deze kandidaten nog niet meegenomen. Onderdelen van Breed zullen integreren in het nieuwe Werkbedrijf. Als hier een scenario voor gekozen is, kan een begroting opgesteld worden. Over de Wajong (en bijvoorbeeld de arbeidsmatige dagbesteding) moeten nog afspraken gemaakt worden met UWV en de AWBZ-instellingen. Ook hiervoor Kenmerken - 2.000 WSW-dienstbetrekkingen bij Breed - Deze mensen behouden hun rechten - In de toekomst blijkt – afhankelijk van de scenariokeuze bij Breed of zij kandidaat worden van het nieuwe Werkbedrijf - 5.000 Wajong-uitkeringen - 3.000 Wajongers met arbeidsvermogen (globale schatting), 250 nieuwe instroom p/j - In 2014 blijkt welke mensen bij het nieuwe Werkbedrijf komen. In deze begroting wordt deze groep buiten beschouwing gelaten - 8.000 WWB-uitkeringen, geen statisch bestand (!) - 3.200 ontheffing arbeidsplicht en/of niet-overbrugbare afstand arbeidsmarkt - 4.800 potentiële klanten werkbedrijf De dienstverlening: - + 2.000 p/j dienstverlening Werkbedrijf (1x per 2,5 jaar) - + 2.000 nieuwe instroom p/j met arbeidsplicht Totaal 15.000 volgen separate voorstellen. Wel wordt nu al aangegeven dat het budget voor loonkostensubsidie wordt overgeheveld aan het nieuwe Werkbedrijf. Van 8.000 naar 4.800 Ten eerste: wennen aan een uitkering mag niet. In de regio ontvangen 8.000 mensen op dit moment een WWB uitkering. Dit is geen statisch bestand. Per jaar stromen er ongeveer 3.000 mensen in de uitkering, waaronder een groot aantal jongeren. Ongeveer 2.000 instromers hebben een arbeidsplicht. Zij zijn kandidaat bij het nieuwe Werkbedrijf. Ten tweede: zoveel mogelijk mensen uit de uitkering. Daarnaast kan het Werkbedrijf nog 2.000 kandidaten bedienen. Dit zijn WWB’ers uit het zittende bestand en jongeren. Onderzoeksbureau CAB stelt dat van de 8.000 WWB’ers 3.200 mensen een niet-overbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Dit zijn veelal de mensen die een (tijdelijke) ontheffing hebben van de arbeidsplicht. De 4.800 overige uitkeringsgerechtigden zijn kandidaten voor het Werkbedrijf. Elk jaar verbindt het Werkbedrijf 2.000 van hen aan de arbeidsmarkt. Ten derde: investeren in jongeren. Jongeren vormen een aparte groep omdat we ook de jongeren bedienen zonder WWB-uitkering. Per jaar levert het Werkbedrijf dienstverlening aan jongeren. De focus hierbij ligt niet altijd op Werk, soms ook op educatie. Voor de bovengenoemde kandidaatsbenadering wordt een budget van € 2,8 miljoen gereserveerd. [zie schema] Wat bereiken we met het bedienen van 4.000 kandidaten? De regio stelt zichzelf een aantal doelen en wil dat: - de ontwikkeling van het volume van het uit keringsbestand, - de uitstroom van mensen met een uitkering naar werk, - het jeugdwerkloosheidspercentage, - de gemiddelde verblijfsduur in de bijstand en - de gemiddelde prijs van de uitkeringen minimaal gelijke tred houden met de landelijke benchmarks. Hiervoor hanteert het Werkbedrijf een regionaal gemiddelde, maar maakt het bedrijf ook inzichtelijk wat de resultaten per deelnemende gemeente zijn. Uit ervaring blijkt dat deze cijfers voor stedelijke en landelijke gebieden verschillen. In 2014 wordt daarom een nulmeting opgesteld. D e bed r i j f sdie n s t ve r l e n i n g e n ve r bi n di n g s f u n ct ie Om deze doelen te bereiken wil het Werkbedrijf zoveel mogelijk mensen bij bedrijven plaatsen. Dit vergt enerzijds acquisitie van (leer) werkplekken en ontzorging van bedrijven en anderzijds om monitoring en begeleiding van kandidaten. Om kandidaten aantrekkelijker te het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting sterke werkwoorden pagina 31 de begroting van het werkbedrijf maken voor werkgevers hebben de medewerkers van het Werkbedrijf een “gereedschapskist” tot hun beschikking. Daarin zitten onder andere financiële arrangementen voor werkgevers of andere instrumenten die nodig zijn om een match te maken. De regio kiest ervoor om de bedrijfsdienstverlening een flinke impuls te geven. Binnen het Werkbedrijf komt hier duidelijk accent op te liggen. Voor de bedrijfsdienstverlening wordt een budget van € 1,9 miljoen gereserveerd. Daarnaast is er € 2,5 miljoen beschikbaar in de gereedschapskist (de verbindingsfunctie). Dit budget loopt op omdat het geoormerkte bedrag voor loonkostensubsidies stijgt. Daarbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat ook de groep kandidaten oploopt door de stapsgewijze overdracht van de Wajong naar gemeenten. De beschikbare middelen voor loonkostensubsidie zijn vooral bedoeld voor kandidaten met een arbeidsbeperking. Deze groep kon voor 1 januari 2015 nog een beroep doen op de Wajong en de WSW. Indirecte kosten: het bedrijf Om de uitvoering vorm te geven moeten er indirecte kosten gemaakt worden. De in deze begroting opgenomen kosten zijn opgebouwd uit de volgende elementen; automatisering, financiën en P&C, P&O, facilitair, juridisch, promotiebudget, beleid en overig. De indirecte kosten betreffen een opslag van 37,5% van de directe kosten en zijn begrensd op maximaal 2,75 miljoen. Voor de opbouw van de indirecte kosten is 2013 als basis genomen. De indirecte functies Geen overgangsperiode Bij de bepaling van de begroting is het uitgangspunt dat het Werkbedrijf direct op volle sterkte werkt. De taken die het Werkbedrijf uitvoert, betreffen immers voor een belangrijk deel lopende taken die meekomen uit de regiogemeenten. Verplichtingen De verplichtingen zijn de uitgaven die meerjarig vastliggen. Het kan hier gaan om contracten met leveranciers van de huidige afdelingen, maar ook om bijvoorbeeld WIW en ID-banen. Per gemeente verschillen de verplichtingen, waardoor de lokale sturingsruimte per gemeente verschilt. Hoe meer verplichtingen een deelnemende gemeente heeft, hoe minder ruimte er is om afspraken te maken (binnen het Participatiebudget) met het Werkbedrijf. Maat we r ka f s p r ake n : lo ka l e kleur Als de uitgaven aan de basisdienstverlening van het nieuwe Werkbedrijf afgetrokken worden van de in te zetten budgetten uit voorgaande tabel, ontstaat het volgende beeld: [zie schema] Maatwerkbudget In de rij “maatwerkbudget” staat het budget dat een gemeente heeft om maatwerkafspraken te maken. Dit budget kunnen gemeenten gebruiken om met het Werkbedrijf maatwerkafspraken te maken over de inzet van het (uniforme) instrumentarium op de verbindingsfunctie, worden uitgevoerd door de gastheer gemeente Nijmegen. Er wordt een DVO tussen Werkbedrijf en gastheergemeente afgesloten. Ruimte voor maatwerkafspraken (* 1,0 miljoen euro) 2015 2016 2017 2018 Participatiebudget 13,7 13,9 14,3 14,7 + i-deel loonkostensubsidie 0,5 1,8 3,0 4,3 -/- Basisdienstverlening 9,9 11,2 12,4 13,7 -/- Verplichtingen 3,3 3,3 2,5 2,5 1 1,2 2,4 2,8 = Maatwerkbudget bijvoorbeeld in het kader van gemeente specifieke projecten. Met deze afspraken geeft een gemeente een lokale kleur aan de dienstverlening van het Werkbedrijf. De maatwerkafspraken worden vastgelegd in een DVO. Deze maatwerkafspraken kunnen gaan over het inzetten van trajecten voor specifieke groepen mensen, maar ook over bijvoorbeeld het realiseren van een grotere toegankelijkheid van het Werkbedrijf. Extra inkoop Bij het opstellen van de begroting is nog geen rekening gehouden met extra inkoop. Indien gemeenten daartoe besluiten, dan moeten hier ook afspraken over gemaakt worden in een DVO. het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting sterke werkwoorden pagina 32 de begroting van het werkbedrijf 7 . 4 Ui t we r ki n g p e r g e m ee n t e Bovenstaande tabel biedt een overzicht op regionaal niveau. Om te bepalen wat dit op lokaal niveau betekent, is de vertaalslag van regionale begroting naar lokale situatie van belang. Dit gebeurt in onderstaande tabel. De tabel is gebaseerd op 2015 en dient als voorbeeld. [zie schema] 2015 *1.000 euro Participatie-budget + i-deel loonkostensub. 7 . 5 D e we r ki n g va n de D V O In de hoofdstukken 2 tot en met 4 van dit document is het instrumentarium (op hoofdlijn) van het Werkbedrijf beschreven. Het nieuwe Werkbedrijf weet ook wat de inzet van een instrument kost. Dat maakt de neiging groot om te zeggen dat een individuele gemeente het maatwerkbudget zelf inricht (voor een groep Basis Verplichtingen Maatwerk Beuningen 529 382 147 Druten 338 216 122 Groesbeek 526 336 190 0 Heumen 326 211 115 Millingen aan de Rijn 195 140 54 1 Mook en Middelaar 148 78 20 50 Nijmegen 11.149 7.781 2.871 497 Ubbergen 227 157 29 41 Wijchen 821 623 167 31 Totaal 14.259 9.924 3.331 1.004 van x mensen instrument y een z aantal maal inzetten). Die conclusie doet echter geen recht aan de professionaliteit die medewerkers van het Werkbedrijf hebben én de flexibiliteit die het Werkbedrijf nodig heeft om een onverwachte maatschappelijke vraag op te vangen. Daarom kiest de regio ervoor om de inzet van het instrumentarium te koppelen aan hoofddoelstellingen op het maatschappelijk terrein. Als een deelnemende gemeente prioriteit wil geven aan 55-plussers of kandidaten met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, geeft zij dit in een dienstverleningsovereenkomst (deel 3) aan. Het Werkbedrijf vult dit - in nauw overleg met die gemeente - vervolgens in. Het politieke debat gaat dan ook over “welke mensen wordt welke dienstverlening geboden” en niet over “in situatie x wordt instrument y ingezet”. Het Werkbedrijf legt een meerjarenraming voor aan de gemeenten, op basis waarvan het (politieke) gesprek gevoerd kan worden over het maatwerk. Deze raming heeft het karakter van een reëel advies: welke mensen kan het Werkbedrijf voor welk budget bedienen. Daarbij moet een gemeente er altijd rekening mee houden dat een keuze voor bijvoorbeeld een specifieke doelgroep consequenties heeft voor de dienstverlening van het Werkbedrijf. Mensen die een grotere afstand tot de arbeidsmarkt hebben of op meerdere leefgebieden problemen hebben, zijn vaak duurder om te bemiddelen en de investeringen in deze mensen hebben vaker een duurzaam karakter. [zie infographic op pag 34] Daarmee wordt overigens niet gezegd dat deze mensen niet bemiddeld moeten worden. Zo laten effectanalyses van lokale zorgstructuren zien dat integraal maatwerk “onder de streep” zeer rendabel kan zijn. De overheid moet er juist zijn voor de mensen die hulp het hardst nodig hebben. Maar, hier wordt ook mee gezegd dat er grenzen zitten aan de inzet van budget. De politiek moet keuzes maken en elke keuze heeft consequenties. 7 . 6 P r es tat ie - i n di c at o r e n In de DVO wordt een tweetal verschillende kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) onderscheiden. Indicatoren die iets zeggen over het realiseren van bestuurlijke doelen en indicatoren die iets zeggen over de kernfuncties van het nieuwe Werkbedrijf. De prestatie-indicatoren die iets zeggen over de bestuurlijke doelstellingen gaan vooral over het maatschappelijke effect dat het Werkbedrijf realiseert (outcome). Dat zoveel mogelijk mensen uitstromen naar werk; dat er zo weinig mogelijk mensen instromen in het uitkeringsbestand; dat de gemiddelde verblijfsduur in de bijstand zo laag mogelijk is en dat het Werkbedrijf zoveel mogelijk mensen die tijdelijke of structurele ondersteuning nodig hebben, onderbrengt in het reguliere bedrijfsleven. Deze indicatoren worden gekoppeld aan de prestaties die benoemd staan in paragraaf 7.3. De prestatie-indicatoren die iets zeggen over de kernfuncties (kandidaatsbenadering, bedrijfsdienstverlening en verbindingsfunctie), het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting sterke werkwoorden pagina 33 de begroting van het werkbedrijf kenmerken groepen werkfit tijdelijke ondersteuning nodig structurele ondersteuning nodig zware structurele ondersteuning nodig omvang van de groepen prijskaartje voor de gemeente € € € € zijn meer gericht op de concrete prestaties die het Werkbedrijf levert (output). Voor de kandidaatsbenadering zijn dit bijvoorbeeld het aantal kandidaten dat gescreend en gediagnosticeerd wordt, het aantal mensen dat een opleidingstraject krijgt en het rendement van deze trajecten. Voor de bedrijfsdienstverlening wordt bijvoorbeeld gemeten hoeveel adviesgesprekken plaatsvinden met bedrijven, hoeveel werkplekken er geacquireerd worden: - volledig (v), - partieel (p), - leerwerk (l) of - met structurele ondersteuning (so)) en hoe dit verdeeld is over de verschillende branches. Voor de verbindingsfunctie hanteert het Werkbedrijf indicatoren die iets zeggen over de match. Hoe is het vervullingspercentage van de beschikbare werkplekken? Hoeveel kandidaten stromen uit? Zijn kandidaten zelfredzamer geworden en is hun loonwaarde gestegen? ]zie infographic] Hierbij wordt de kanttekening gemaakt dat de aard van de prestatie-indicatoren per doelgroep verschilt. Bij de trajecten naar werk (v, p, l), meet het Werkbedrijf het aantal kandidaten in de trajecten, de succesratio van deze trajecten en de beschikbare trajecten voor benoemde doelgroepen. Van de categorie werktrajecten met structurele ondersteuning (so), houdt het Werkbedrijf bij hoeveel er inverdiend wordt op de uitkering. De aard van de kosten verschilt ook per traject. De kosten voor een traject dat uiteindelijk leidt tot regulier werk, het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting sterke werkwoorden pagina 34 de begroting van het werkbedrijf zijn tijdelijker en lager dan de kosten voor een traject waarin structurele ondersteuning nodig is. Beleidskeuzes worden lokaal gemaakt, het nieuwe Werkbedrijf faciliteert dit traject door beleidsmatige keuzes inzichtelijk te maken. Voor de echte intensieve dienstverlening (zoals arbeidsmatige dagbesteding), waarover het Werkbedrijf de regie voert maar die het Werkbedrijf niet zelf uitvoert, ligt de focus meer op het zorgvuldig bijhouden van het aantal trajecten en – waar mogelijk – in beeld brengen van de inverdiensten. Het nieuwe Werkbedrijf doet tevredenheidsonderzoeken bij kandidaten en bedrijven en rapporteert hierover. lokale toegangspoorten ingericht en is een aantal essentiële wetteksten in behandeling. De uitkomsten van deze afzonderlijke processen moet leiden tot één heldere en transparante DVO met doelstellingen per gemeente. Deze doelstellingen zullen gerelateerd worden aan de huidige gemeentelijke doelstellingen die opgenomen staan in de gemeentelijke begrotingen. Het Werkbedrijf voert de regie over de onderkant van de arbeidsmarkt. Een aantal taken voert het bedrijf zelf uit (zoals de bedrijfsdienstverlening en de kandidaatsbenadering) en een aantal andere taken laat zij over aan andere partijen (zoals de arbeidsmatige dag- besteding). Om deze regie optimaal te kunnen voeren, spreken de deelnemende gemeenten uit dat zij zelf geen re-integratietaken uitvoeren of uitbesteden aan andere partijen dan het Werkbedrijf. 7 . 7 A a n da c h t s p u n t e n Een belangrijk aandachtspunt bij de bouw van het Werkbedrijf, is dat het Werkbedrijf niet zo klein mag worden, dat het te klein is om fondsen te werven, uitvoering te geven aan de loonkostensubsidie en regie te voeren over de arbeidsmatige dagbesteding en het beschutte werk. Op dit moment gaat de regio er vanuit dat het huidige fundament slagvaardig kan zijn, maar erkent ook dat dit onder druk kan komen te staan door de hoeveelheid werk, taakstellingen en bureaucratie van het instrumentarium. Via het inkomensdeel worden de uitgaven die de regio gaat doen aan loonkostensubsidie bekostigd. De regering kiest ervoor om de middelen voor de inzet van dit specifieke instrument beschikbaar te stellen via het inkomensdeel, zo valt te lezen in de toelichting op de Participatiewet. In de toekomst gaat het nieuwe Werkbedrijf arrangementen met loonkostensubsidie aanbieden en vindt dus een budgetoverheveling plaats uit het inkomensdeel naar het Werkbedrijf. Een nieuw Werkbedrijf betekent niet dat de huidige uitvoeringspraktijk weg is. Zoals eerder beschreven, vervallen de huidige gemeentelijke verplichtingen niet. Het Werkbedrijf blijft deze uitvoeren. Dat geldt ook voor best practices, methodes waar deelnemende gemeenten trots op zijn en unieke lokale initiatieven. Met individuele gemeenten gaat het Werkbedrijf in gesprek over de bestaande situatie en legt zij de link tussen toekomst en verleden. De exacte vertaling van doelstellingen naar indicatoren die opgenomen worden in een DVO (tussen een deelnemende gemeente en het Werkbedrijf), is een ontwikkelopgave waarvoor de regio in 2014 staat. Op dit moment lopen onderzoeken naar een aantal instrumenten, wordt een klantsegmentatie gemaakt, worden het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting sterke werkwoorden pagina 35 uitgangspunten deel 2 > hoofdstuk 8 In de toekomst wordt er in de Regio Sterke werkwoorden meer en meer samengewerkt tussen gemeenten. Concreet lopen er op dit moment trajecten op de domeinen Werk en ICT. De uitvoering door het (geregionaliseerde orgaan) de ODRN is volop in gang. In deze regionaliseringstrajecten komen steeds dezelfde onderwerpen ter tafel. In dit hoofdstuk staat een aantal universele uitgangspunten dat de regio hanteert, om te voorkomen dat al die individuele trajecten leiden tot diffusiteit. Deze uitgangspunten gebruiken we voor de bouw van het Werkbedrijf, maar ze zijn ook bruikbaar voor andere domeinen in de toekomst en zijn (grotendeels) leidend geweest in het verleden bij de bouw van de ODRN. Dit hoofdstuk beperkt zich tot de onderwerpen financiën, personeel, frictie, investeringen, huisvesting en overhead. Dat is een bewuste keuzes: deze terreinen zijn elementair voor de inrichting en de bedrijfsvoering van de gemeenten. Er is één overkoepelend uitgangspunt. De ambitie om samen te werken betekent ook echt dat samenwerking prioriteit heeft. De negen gemeenten en Breed voelen zich met elkaar verbonden en accepteren elkaars sterke en zwakke plekken. Echte stappen kunnen alleen gemaakt worden als discussies ondergeschikt worden gemaakt aan de ambitie om het beste te willen voor de regio. de transformatie — hoofdstuk 8 — uitangspunten sterke werkwoorden pagina 36 uitgangspunten De uitgangspunten zijn: 1.De deelnemende gemeenten dragen primair hun eigen frictie- en desintegratiekosten. 2.Indien gemeenten financiële voordelen hebben door de regionalisering, worden deze – indien nodig – gedurende een periode van drie jaar ingezet om nadelen bij andere gemeenten te dempen en/of investeringen te doen. Er worden van tevoren afspraken gemaakt over de vereveningssystematiek. Er worden ook afspraken gemaakt over een minimale termijn waarbinnen men niet uittreedt uit een samenwerkingsverband. 3.Ten aanzien van personeel wordt gewerkt met een objectief, van te voren vastgesteld basisniveau en een uiteindelijk gewenst niveau. Er is een instapmodel op het basisniveau. Alleen personeel dat voldoet aan dit van tevoren bepaalde niveau, gaat mee naar de regionale organisatie. In het integratietraject stimuleert het latende organisatieonderdeel haar personeel om hier naar toe te groeien. Na de regionalisering vindt nog een fase van groei en ontwikkeling plaats naar het gewenste niveau. Over dit traject vindt zorgvuldig afstemming plaats met Ondernemingsraden en werknemersvertegenwoordigers. 4.Voor integratie van materiële onderdelen (huisvesting, ICT, et cetera) geldt dat eerst inhoudelijke randvoorwaarden worden opgesteld en dat aan de hand van deze voorwaarden de bedrijfseconomisch meest gunstige (goedkoopste) oplossing wordt gezocht op regionaal niveau. De gemeente(n) die een andere c.q. duurdere oplossing wil(len), moet(en) het verschil zelf bijbetalen. 5.Op basis van de onderzoeken die ten grondslag hebben gelegen aan de regionalisering van de brandweer en de vorming van de ODRN worden de ondersteunende functies (PIOFACH) in eerste instantie centraal via een gastheerconstructie ondergebracht bij de gemeente Nijmegen. Dit uit het oogpunt van efficiency (volume en kosten), kwetsbaarheid, continuïteit en kwaliteitsborging. De uitwerking van het gastheermodel wordt verankerd in een bedrijfs- en/of inrichtingsplan, dus in een degelijk onderbouwde business-case. Hierin worden de consequenties per deelnemende gemeente uitgewerkt en kan de gastheergemeente ruimte scheppen voor medewerkers van andere gemeenten. In de toekomst wordt de optie verkend om (onderdelen van) de PIOFACH-functies regionaal te organiseren. Tussen het gastheerschap, de afnemende gemeenten en het Werkbedrijf wordt een overeenkomst gesloten waarin kwaliteitseisen zijn opgenomen voor de geleverde diensten op de PIOFACH-terreinen. In de komende twee hoofdstukken worden deze uitgangspunten verder uitgewerkt. de transformatie — hoofdstuk 8 — uitangspunten sterke werkwoorden pagina 37 van tien naar één deel 2 > hoofdstuk 9 Om tot een ondernemend en extern georiënteerd bedrijf te komen, moet een complexe transformatie plaatsvinden waarbij de gemeentelijke afdelingen Werk en SW-bedrijf Breed zijn betrokken. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de regio komt tot één Werkbedrijf. Dat nieuwe Werkbedrijf is geen eenvoudige samenvoeging van negen gemeentelijke afdelingen Werk en SWbedrijf Breed. De regio wil een Werkbedrijf dat echt een andere koers vaart. Dat – vergeleken met de huidige afdelingen Werk –innovatiever en flexibeler is en meer uitgaat van direct con- tact tussen bedrijven en kandidaten. Kandidaten worden sneller dan nu in contact gebracht met bedrijven, omdat het Werkbedrijf ervan uitgaat dat re-integratie van kandidaten bij bedrijven plaatsvindt. Dat veronderstelt kennis van bedrijven en kandidaten en een veel sterkere externe oriëntatie van medewerkers. Mensen moeten echt anders gaan werken, het nieuwe Werkbedrijf krijgt echt een andere cultuur. De vorming van een nieuw Werkbedrijf gaat verder dan een samenvoeging van bestaande afdelingen. Bij de daadwerkelijke inrichting van het Werkbedrijf zal in ieder geval een ander de transformatie — hoofdstuk 9 — van tien naar één sterke werkwoorden pagina 38 van tien naar één 9 . 2 I CT Uitgangspunt Voor integratie van ICT geldt dat eerst inhoudelijke randvoorwaarden worden opgesteld en dat aan de hand van deze voorwaarden de bedrijfseconomisch meest gunstige (goedkoopste) oplossing wordt gezocht op regionaal niveau. functiehuis leidend moeten zijn. In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten die beschreven staan in hoofdstuk 8 uitgewerkt, zodat duidelijk wordt hoe de reorganisatie van tien separate bedrijven naar één Werkbedrijf plaatsvindt. 9 . 1 Pe r s o n ee l Uitgangspunt Ten aanzien van het personeel van de afdelingen Werk van gemeenten wordt gewerkt met een objectief, van te voren vastgesteld basisniveau en een uiteindelijk gewenst niveau. Personeel dat voldoet aan dit van tevoren bepaalde niveau, gaat mee naar de regionale organisatie. Over dit traject vindt zorgvuldige afstemming plaats met de Ondernemingsraad en werknemersvertegenwoordigers. De kwartiermaker heeft de opdracht een basisniveau en een (uiteindelijk) gewenst niveau voor personeel uit te werken. Dit traject wordt in goed overleg met de werkgevers- en werknemersorganisaties uitgewerkt. De resultaten zijn leidend bij de overgang van medewerkers naar het nieuwe Werkbedrijf. In het integratietraject stimuleert het latende organisatieonderdeel haar personeel om hier naar toe te groeien. Na de regionalisering vindt nog een fase van groei en ontwikkeling plaats naar het gewenste niveau. Het uitgangspunt is dat het Werkbedrijf haar vaste formatieomvang baseert op landelijke budgetten voor de participatie van kandidaten naar werk, en niet op lokale keuzes daarnaast extra middelen voor werk en re-integratie in te zetten. Dat betekent ook dat het Werkbedrijf zal moeten werken - zeker voor deze lokale keuzes - met een flexibele schil. Daarbij is de ondergrens van de organisatieomvang wel een gespreksonderwerp tussen de regiogemeenten. De organisatie moet straks alle diensten kunnen leveren die worden verwacht. Indien gemeenten financiële voordelen hebben door de regionalisering, worden deze – indien nodig – gedurende een periode van drie jaar ingezet om nadelen bij andere gemeenten te dempen en/ of investeringen te doen. Op dit moment is het nog niet mogelijk om te zeggen welke gemeenten financiële voordelen en of nadelen gaan hebben op personeelsgebied en hoe groot deze voor- of nadelen exact zijn. Dat betekent ook dat het niet mogelijk is nu een verdeelsleutel op te stellen voor een verevening, deze moet blijken uit de business case, met als basis het inrichtingsplan. De deelnemende gemeenten aan het Werkbedrijf hebben op dit moment allemaal eigen ICTvoorzieningen. Deels worden dezelfde applicaties gebruikt. Op algemeen ICT-gebied worden nu ook stappen gezet om samen te gaan werken in het Sterke werkwoorden. De afgelopen periode is een project “ICT regionaal Werkbedrijf” opgestart om de deelnemende organisaties voor te bereiden op samenwerking binnen het Werkbedrijf. Zo wordt duidelijk welke informatiefuncties er binnen een Werkbedrijf bestaan, welke applicaties gemeenten op dit moment gebruiken, welke veranderingen het nieuwe Werkbedrijf wil en welke stappen daarna gezet moeten worden. Aandachtspunt in dit traject is dat er niet alleen gekeken moet worden naar de negen gemeenten, maar bijvoorbeeld ook naar Breed, UWV, de afdelingen Inkomen, zorgpartijen en AWBZ-instellingen. Op termijn werkt het Werkbedrijf met één pakket van systemen. Tussen het lange termijnperspectief en de huidige situatie moeten de goede stappen gezet worden, zodat gemeenten weinig kosten hebben en kandidaten en bedrijven niet merken dat het systeem aangepast wordt. Het lange termijnperspectief is dat het Werkbedrijf één applicatie heeft voor de ondersteu- de transformatie — hoofdstuk 9 — van tien naar één sterke werkwoorden pagina 39 van tien naar één ning van zo veel mogelijk primaire functies en dat er één applicatie is voor ondersteunende functies. Die applicatie kan bestaan uit meerdere programma’s, maar alle gemeenten en het Werkbedrijf maken gebruik van uniforme ICT-voorzieningen. Serviceoriëntatie wordt gebruikt als leidend principe bij alle ontwikkelingen en keuzes. 9 . 3 H u isves t i n g Uitgangspunt Voor integratie van huisvesting geldt dat eerst inhoudelijke randvoorwaarden worden opgesteld en dat aan de hand van deze voorwaarden de bedrijfseconomisch meest gunstige (goedkoopste) oplossing wordt gezocht op regionaal niveau. De gemeente(n) die een andere c.q. duurdere oplossing wil(len), moet(en) het verschil zelf bijbetalen. De dienstverlening van het nieuwe Werkbedrijf wordt in de toekomst niet geassocieerd met “een gebouw”, maar vindt plaats bij bedrijven, bij mensen thuis, bij de lokale toegangspoort en op andere plekken. De dienstverlening is goed bereikbaar, waar de mensen in de regio ook wonen. Er is een gezamenlijk gebouw (het Toekomstplein), dat dienst doet als ontmoetingsplek voor de bedrijven, de kandidaten en de professionals. In dat gebouw zouden ook de backoffice-diensten georganiseerd moeten worden. Randvoorwaarden Toekomstplein - Het gebouw is centraal gelegen en goed be reikbaar met diverse soorten vervoer. - Het gebouw leent zich voor representatieve ontmoetingen. - De uitstraling van het gebouw is activerend (er is bijvoorbeeld ruimte voor flexwerkers, netwerkgroepen en sollicitatiegesprekken). - Het gebouw beschikt over voldoende verga dercapaciteiten. - Het gebouw leent zich ook voor andere voor zieningen. - In het gebouw is een multifunctionele ruimte aanwezig die gebruikt wordt voor bijeenkom sten, kantine, overleg en als overflow voor dagen wanneer de kantoorbezetting piekt. - Het gebouw is toegankelijk, ook voor men sen met een beperking. - Het gebouw is gunstig qua prijs-kwaliteitver houding. - Er wordt rekening gehouden met het effect van afstoten van bestaande locaties. - In het gebouw is voldoende ruimte voor bac koffice-activiteiten. - Er is ruimte voor “het nieuwe werken” (= flexwerken) - In het gebouw is ruimte voor partners. De overige locaties (zoals benoemd in hoofdstuk 5) zijn niet van het Werkbedrijf zelf. Het Werkbedrijf werkt “vindplaatsgericht” en werkt samen met lokale zorgstructuren en bedrijven. Per deelnemende gemeenten worden afspraken gemaakt (met bedrijven) over waar het Werkbedrijf zit. Het nieuwe Werkbedrijf is een flexibel Werkbedrijf. De medewerkers zijn veel “op locatie” en weinig “op kantoor”. De taakstelling op het participatiebudget en de ambitie om flexibeler te werken, betekenen dat het Werkbedrijf minder ruimte nodig heeft. Een krimp van 25% op fysieke huisvesting moet mogelijk zijn. 9 . 4 D e p o si t ie va n I n k o m e n De afgelopen maanden heeft een inventarisatie plaatsgevonden van wat de verschillende regiogemeenten verstaan onder het domein Inkomen en hoe deze functies samenhangen met het domein Werk. Daaruit blijkt dat “Inkomen” (van uitkeringsaanvraag en -beheer tot handhaving en incasso) duidelijk te splitsen is in taken die zeer gestandaardiseerd zijn (weinig politieke ruimte, zoals uitkeringsverstrekkingen administratie, backoffice, etc.) en taken die per gemeente echt kunnen verschillen (zoals minimabeleid). Duidelijk is ook dat het Werkbedrijf niet met negen verschillende gemeentelijke afdelingen – met allemaal hun eigen systeem – moet communiceren. Dit wil echter niet zeggen dat “Inkomen” ondergebracht kan worden in dezelfde module als het Werkbedrijf. Het nieuwe Werkbedrijf moet geen oude sociale dienst worden, maar echt anders gaan werken. Daarvoor is een focus op de nieuwe visie noodzakelijk. Daarom kiest de regio ervoor om in de uitvoering toenadering te zoeken en te kijken of de werkwijze van de huidige afdelingen Inkomen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd kan worden (bijvoorbeeld door allemaal dezelfde systemen in te richten). Zo heeft het Werkbedrijf zo weinig mogelijk “last ” van deze situatie. Bovendien kan dit ook efficiency opleveren. Wellicht kan er – als het politieke debat gevoerd is – eventueel een bundeling van krachten plaatsvinden. De toegevoegde waarde van deze werkwijze moet dan wel duidelijk zijn. de transformatie — hoofdstuk 9 — van tien naar één sterke werkwoorden pagina 40 van tien naar één 9 . 5 D e p o si t ie va n B r eed Breed heeft positief gereageerd op regionaal werkdocument ‘Samen Sterker’, maar maakt wel een aantal kritische kanttekeningen. Breed is van mening dat er altijd een vorm van groeps- en individuele detachering zal blijven. Ook stelt Breed zich op het standpunt dat er altijd beschutte werkplekken nodig zullen zijn. Verder is Breed van mening dat er zorgvuldig moet worden omgegaan met de huidige SWers, die hun huidige rechten en plichten behouden. Breed vindt dat de revitalisering door moet gaan en dat de doelen van de reorganisatie moeten overeenkomen met de doelen van het nieuwe Werkbedrijf. Beide bedrijven streven de doelstelling na een arbeidsbemiddelingsorganisatie te zijn. Hierop zijn de functieprofielen van Breed gebaseerd en zijn nieuwe medewerkers geselecteerd. Deze kanttekeningen worden meegenomen bij de bouw van het nieuwe Werkbedrijf. De investering die in het kader van de reorganisatie in Breed is gedaan, moet renderen. Het nieuwe Werkbedrijf toetst de inbreng (functieprofielen) van Breed op (her)bruikbaarheid. Zo optimaal mogelijk worden onderdelen meegenomen in het ontwerp van het nieuwe Werkbedrijf. Uitwerking geschiedt door de kwartiermaker in samenspraak met Breed. De binnen het nieuwe Werkbedrijf gekozen richting blijft hierbij leidend. Toen de regiogemeenten in 2012 besloten te investeren in de revitalisering van Breed, hadden zij hiermee een eindplaatje voor ogen. De uitwerking van het nieuwe Werkbedrijf mag het reorganisatieproces naar dit eindplaatje niet negatief beïnvloeden. Breed heeft van de regiocolleges de opdracht gekregen om scenario’s te ontwikkelen voor de integratie van (onderdelen van) Breed in het nieuwe Werkbedrijf. Zorgvuldigheid gaat hierbij voor tempo. Het nieuwe Werkbedrijf opereert vanuit eenzelfde strategische koers die momenteel voor Breed geldt. Het Werkbedrijf moet optimaal gebruik maken van alle ontwikkelingen die Breed doorgemaakt heeft en resultaten die zijn bereikt. 9 . 6 D e p o si t ie va n U W V De positie van UWV verandert. De Wajong is vanaf 1 januari 2015 alleen nog maar voor mensen die volledig en duurzaam niet kunnen werken. Anders vallen zij onder de verantwoordelijkheid van de gemeente en onder het regime van de Participatiewet. Dit betekent dat zij – eventueel met begeleiding en loonkostensubsidie – kunnen werken. UWV heeft op dit moment expertise opgebouwd met deze groep mensen. Expertise die het nieuwe Werkbedrijf goed kan gebruiken. Dit betekent dat Breed ten opzichte van de negen gemeentelijke afdelingen Werk een status aparte krijgt. Ook omdat de verantwoordelijkheid van het bestuur en directie van Breed voor het behalen van de beoogde doelstelling van de reorganisatie, volstrekt helder moet zijn. Uiteindelijk is deze keuze ook in het belang van Breed. Per 1 januari 2015 is er geen instroom meer in de sociale werkvoorziening mogelijk, omdat de WSW afgesloten wordt voor nieuwe SWwerknemers. Harmonisatie van diensten tussen Breed en het Werkbedrijf is een kans voor beide om verbeteringen die nu in gang gezet zijn structureel te laten landen. De rol van UWV in de arbeidsmarktinfrastructuur blijft groot. Daarom is met UWV in een vroeg stadium de afspraak gemaakt om op strategisch/bestuurlijk, tactisch en operationeel niveau intensief samen te werken, bijvoorbeeld op het Toekomstplein. En daar wil de regio ver in gaan. Een stip op de horizon is één gezamenlijke bedrijfsdienstverlening in een alliantie met UWV en andere partners in het maatschappelijk middenveld. De rol van UWV in de sociale zekerheid blijft groot. Zowel op het gebied van de bedrijfsdienstverlening en sociaal medische indicatiestelling als op het terrein van de uitvoering van de werknemersverzekeringen is UWV een zeer belangrijke partner. Niet alleen voor het Werkbedrijf, maar ook voor het maatschappelijk middenveld en bedrijven in de regio. Op dit moment werken UWV en individuele gemeenten al intensief samen. Zo zijn er experimenten op het gebied van de bedrijfsdienst- de transformatie — hoofdstuk 9 — van tien naar één sterke werkwoorden pagina 41 van tien naar één verlening (elkaars kandidaten verbinden aan bedrijven) en kijken gemeenten of de systemen van UWV ook gebruikt kunnen worden door de huidige afdelingen Werk (met ook uitzendbureaus als partners). Een concreet voorbeeld van de huidige samenwerking tussen gemeenten UWV is het werkgeversservicepunt dat naar verwachting begin 2014 (digitaal) geopend wordt. Deze samenwerking gaat door en – indien nodig – institutionaliseert het nieuwe Werkbedrijf deze samenwerking. UWV wordt nauw betrokken bij de uitwerking van het nieuwe Werkbedrijf. UWV is immers – net als Breed en de AWBZ-instellingen – een gesprekspartner die aan tafel moet zitten. 9 . 7 O n t wikke l p u n t e n Een zeer prominente rol is weggelegd voor de bedrijfsdienstverlening. Een nieuwe aanpak vraagt een kanteling in de mindset van de medewerkers en de processen, waarbij alles en iedereen gefocust is op het verzilveren van de kansen bij bedrijven. Praktijkgericht en arbeidsmarktrelevant gaan vóór het wensberoep van de kandidaat. In 2013 is de samenwerking tussen de domeinen Werk en Zorg en Welzijn geïntensiveerd. Er moet meer worden afgestemd en samengewerkt, omdat de regio staat voor een integrale, effectieve en efficiënte aanpak. Met maatwerk waar nodig, maar afstand waar gepast. Het positioneren van het beschutte werk en de arbeidsmatige dagbesteding Op dit domein is een aantal projecten in gang gezet, dat moet leiden tot een aanpak die aan bovengenoemde voorwaarden voldoet. Met de AWBZ-instellingen wordt een inventarisatie gedaan van begeleidingsactiviteiten binnen de AWBZ; en er vindt een arrangementvergelijking plaats. Het doel van die inventarisatie is meer beeld en gevoel te krijgen bij wat op gemeenten afkomt en hoe dit zo goed mogelijk kan worden georganiseerd. Het Werkbedrijf wordt verantwoordelijk voor de hele participatieketen. Dit betekent overigens niet dat het Werkbedrijf ook zelf de begeleiding uitvoert voor mensen in de arbeidsmatige dagbesteding of voor mensen die beschut werk verrichten. De kandidatengroep van het Werkbedrijf wordt groter en zwaarder en dit gaat meer en een ander beroep doen op begeleiding dan voorheen. Dit vergt samenwerking met partijen die hier nu al sterk in zijn: UWV voor de Wajong, Breed voor de WSW en AWBZ-partijen voor de arbeidsmatige dagbesteding en het beschutte werk. Zoals eerder benoemd, krijgt het Werkbedrijf geen productiefunctie en wordt het bedrijf niet de uitvoerder van de arbeidsmatige dagbesteding. Dit betekent niet dat het Werkbedrijf haar functies – zoals de bedrijfsdienstverlening – niet kan inzetten om deze groep mensen te verbinden aan de arbeidsmarkt. Daarvoor werkt het Werkbedrijf dan samen met andere partijen. Het beoogde resultaat is een heldere positionering van (de uitvoering van) de arbeidsmatige dagbesteding en het beschutte werk. En dan op zo’n manier dat het Werkbedrijf de regie kan voeren over de regelingen aan de onderkant van de arbeidsmarkt en dat zij beleidskeuzes in integrale zin lokaal neer kan leggen. Voor bedrijven in de regio is het instrumentarium helder. Het instrumentarium is mensgericht en werkt concurrentie tussen de kandidaten waar het Werkbedrijf voor werkt niet in de hand. De aansluiting op de lokale toegangspoorten en afstemming met zorg en welzijn Een tweede, belangrijk ontwikkelpunt is de aansluiting van het Werkbedrijf op de lokale toegangspoorten. Deze worden lokaal vormgegeven en dit houdt in dat het Werkbedrijf op een flexibele manier ondersteuning moet kunnen bieden aan teams die – soms met dwang – mensen ondersteunen die de hulp echt nodig hebben. Deze aansluiting met lokale toegangspoorten (zorgstructuren) is van wezenlijk belang. Veel kandidaten hebben naast een werktraject ook ondersteuning op andere leefgebieden. Vanuit al die perspectieven moeten geen tegenstrijdige doelen nagestreefd worden: trajecten worden op elkaar afgestemd en afstemming vindt plaats. Het resultaat hiervan is optimale coördinatie per lokale toegangspoort, waarin het Werkbedrijf één van de partijen is, die mee kan doen in een maatwerkbenadering. Op 1 januari 2015 is dit uitgekristalliseerd en in 2015 wordt deze werkwijze geïmplementeerd. Een verdiepende diagnose in samenwerking met alliantiepartners In de regio zijn veel partijen actief op het sociaal domein. Onderwijs-, zorg- en welzijnsinstellingen spelen een belangrijke rol. De regio de transformatie — hoofdstuk 9 — van tien naar één sterke werkwoorden pagina 42 van tien naar één heeft de ambitie om kandidaten maar één keer te screenen. Dat betekent dat alle partijen hun rol hier in moeten kennen en actief informatie moeten uitwisselen als dat nodig is. Hierover wordt het gesprek aangegaan met het maatschappelijk middenveld. Eén re-integratieverordening en harmonisatie van instrumentarium Een vierde ontwikkelpunt is de ontwikkeling van één regionale re-integratieverordening met instrumenten op basis van de Participatiewet. Voor alle gemeenten gaan dezelfde instrumenten gelden. Dit betekent dat het Werkbedrijf alle instrumenten harmoniseert, zodat er één uniform instrumentarium ontwikkeld wordt. Dit instrumentarium is voor kandidaten en bedrijven transparant en eerlijk. Er komt één regionale re-integratieverordening, die in 2014 wordt opgesteld. Als het Werkbedrijf van start gaat, gaat deze verordening gelden. De aansturing van het Werkbedrijf gebeurt via een DVO. Gelijktijdig met de nieuwe re-integratieverordening, wordt een standaard-DVO ontwikkeld. Het belangrijkste onderdeel van deze DVO zijn de prestatie-indicatoren. Bij de ontwikkeling van deze elementen van de DVO is paragraaf 7.6 van dit werkboek het fundament. (Onderdelen van) Breed integreren De integratie van (onderdelen van) Breed in het nieuwe Werkbedrijf is ook een punt van ontwikkeling. Begin 2014 kiest het bestuur van Breed voor een scenario. Daarna wordt meer duidelijk over de planning en de aanpak. Een voortzetting van de jongerenaanpak Zoals eerder gemeld, moet het Werkbedrijf allianties smeden met het onderwijsveld. Jongeren die in het onderwijs buiten de boot vallen, komen bij het Werkbedrijf binnen. Vaak ligt een oplossing in het onderwijs dan meer voor de hand dan een oplossing op de arbeidsmarkt, zeker als een jongere geen startkwalificatie heeft. Daarnaast kan het Werkbedrijf de kennis die het onderwijsveld al heeft, goed gebruiken. Het Werkbedrijf stelt, samen met het onderwijsveld en de regio, een sluitende keten op voor jongerenaanpak. Versterking met de onderwijsketen is verder nodig om de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verminderen. In 2014 wordt de huidige aanpak verder doorontwikkeld. Een privaatrechtelijke rechtsvorm Het Werkbedrijf valt onder de MGR (een GR). Het nieuwe Werkbedrijf moet geen klassieke sociale dienst worden, maar krijgt een andere bedrijfscultuur. Een medewerker van het nieuwe Werkbedrijf is een flexibele netwerker, die zelf initiatieven ontplooit om kandidaten en bedrijven direct aan elkaar te verbinden. Het Werkbedrijf heeft een hoog dienstverleningsniveau, is een lerende organisatie en handelt snel, constructief en adequaat. Bij de bouw van het nieuwe bedrijf, is cultuurverandering een prioriteit. Tijdens de bouwfase wordt nader bekeken of een privaatrechtelijke rechtsvorm voor het Werkbedrijf meer garanties biedt op de gewenste cultuurverandering en flexibiliteit. Dit ontwikkelpunt, dat ter oriëntatie op de agenda staat, wordt met de medezeggenschapsorganen (ook ten aanzien van een eventuele derde rechtsvorm voor nieuw personeel) uitgewerkt. De positie van Support BV – die valt onder Breed – wordt in de oriëntatie en in het scenario voor de integratie van delen van Breed meegenomen. Uiteindelijk blijft het vraagstuk een bestuurlijk vraagstuk. Het is aan de kwartiermaker om dit vraagstuk nader uit te werken. De bestuurscommissie Werk maakt op basis van de uitkomsten van de verkenning een eigenstandige afweging. mondt uit in een paper over wie die Wajongers met arbeidsmogelijkheden in de regio Sterke werkwoorden zijn en hoe zij op een effectieve en efficiënte wijze ondersteund kunnen worden bij het vinden en behouden van werk. Deze kennis zal gebruikt worden bij de ontwikkeling van de re-integratieverordening en de inrichting van het Werkbedrijf. De positionering van kandidaten De regio hecht sterk aan actieve betrokkenheid van personen die (potentieel en daadwerkelijk) met het Werkbedrijf te maken krijgen. Verder krijgt de regio van de rijksoverheid, zoals het er nu naar uitziet, de vrijheid om actieve betrokkenheid van cliënten vorm te geven. In de Participatiewet zullen hier ook voorwaarden aan worden gesteld. In 2014 wordt met de huidige cliëntenraden het gesprek aangegaan over dit onderwerp. Wajong in beeld Vanaf 2015 gaan Wajongers met arbeidsmogelijkheden naar het Werkbedrijf. Deze groep kandidaten valt dan onder het regime van de Participatiewet. Dit gaat (op termijn) ook gelden voor het huidige zittende bestand Wajongers met arbeidsvermogen. Om zicht te krijgen op deze groep kandidaten is in 2013 een onderzoeksopdracht door gemeente én UWV uitgezet: “Wajong in beeld”. De onderzoeksopdracht de transformatie — hoofdstuk 9 — van tien naar één sterke werkwoorden pagina 43 transactiekosten en risico’s deel 2 > hoofdstuk 10 Om tot een nieuw Werkbedrijf te komen, zijn er eenmalige transitiekosten en is er een risico op frictiekosten. Op beide onderdelen wordt in deze paragraaf ingegaan. Voorafgaand hieraan, wordt stilgestaan bij gemeentelijke keuzes. . 1 0 . 1 Ge m ee n t e l i j ke ke u z es Alle gemeenten zetten op dit moment meer middelen dan enkel het participatiebudget in voor re-integratie. In totaal gaat het om een budget van ongeveer € 5,6 miljoen. Gemeenten doen dit op verschillende manieren: 1. door inzet van extra personeel ten laste van gemeentelijke middelen; 2. door doorbelasting van overhead; 3. door inzet van extra programmagelden voor bijvoorbeeld leerwerkplekken. de transformatie — hoofdstuk 10 — transactiekosten en risico’s sterke werkwoorden pagina 44 transactiekosten en risico’s In onderstaande tabel een overzicht van deze extra middelen. [zie schema] De middelen in deze tabel, die gemeenten op dit moment feitelijk inzetten voor extra dienstverlening, worden niet overgeheveld naar het Werkbedrijf. Het Werkbedrijf wordt gebouwd op een lager budget dan er op dit moment werkelijk wordt uitgegeven aan re-integratieactiviteiten. Gemeenten bepalen lokaal wat ze met deze middelen in de nieuwe situatie gaan doen. Omdat het nieuwe financiële kader van het Werkbedrijf lager is dan het huidige financiële kader van de regiogemeenten voor werk en re-integratie, heeft dit consequenties voor de omvang van de dienstverlening. Aangeven hoeveel extra kandidaten cq bedrijven we kunnen bedienen met deze middelen. Extra middelen voor Categorie 1 Categorie 2 Categorie 3 re-integratie (* 1000 euro) Beuningen 73 83 Druten 35 28 Groesbeek 152 92 Heumen 15 10 Millingen aan de Rijn 81 44 Mook en Middelaar 0 76 Nijmegen 451 1.380 Ubbergen 63 88 Wijchen 0 236 Totaal 870 2.037 2.802 2.802 1 0 . 2 F r i ct ies - e n desi n t e g r at ie r isi c o Bij het opzetten van het nieuwe Werkbedrijf, wordt uitgegaan van budgetneutraliteit voor alle deelnemende gemeenten samen en individueel. Daarbij dragen de deelnemende gemeenten zelf (primair) de frictiekosten en wordt een eventueel nadeel bij de ene gemeente gedekt uit een voordeel dat eventueel elders ontstaat. Dit geldt gedurende een periode van drie jaar. Drie jaar wordt gezien als een redelijke periode, waarbinnen deelnemende gemeenten hun fricties kunnen terugdringen. De afgelopen periode heeft de regionale projectgroep Financiën berekend of het streven van budgetneutraliteit haalbaar is. Dit lijkt haalbaar te zijn. De omvang van de frictiekosten is nu niet te bepalen, omdat dit voor een belangrijk deel afhankelijk is van de wijze waarop de overgang van het personeel naar het Werkbedrijf gaat plaatsvinden (sociaal plan). In 2014 wordt dit in een businesscase nader uitgewerkt en worden de effecten per gemeente zichtbaar. Voor de frictie die ontstaat zijn de geformuleerde universele uitgangspunten voor regionalisering in de regio leidend. Een belangrijke variabele in deze discussie is het instapniveau voor personeel bij het nieuwe Werkbedrijf. Hoe hoger de lat gelegd wordt, hoe meer financiële ruimte er ontstaat bij het Werkbedrijf en hoe meer fricties er zijn bij de deelnemende gemeenten. Een hogere ambitie leidt – zeker wanneer deze op korte termijn gerealiseerd moet worden – tot hogere fric- tiekosten. Het streven is om de frictie voor alle partijen zo minimaal mogelijk te laten zijn. De komende periode gaat de kwartiermaker in gesprek met alle betrokkenen om een inrichtingsplan, functieprofielen en een sociaal plan vast te stellen. Het ambitieniveau van de regio met het nieuwe Werkbedrijf is hoog; zeker met het uitgangspunt dat personeel de mogelijkheid moet krijgen om naar het instapniveau en het basisniveau toe te groeien. Voor de PIOFACH-functies (PIOFACH: personeel, ICT, organisatie, financiën, administratie, communicatie en huisvesting) treedt de gemeente Nijmegen – net als bij de ODRN – op als gastheer. Nijmegen stelt zich flexibel op richting de regiogemeenten, als daar fricties ontstaan. Voor de frictie die ontstaat, zijn de geformuleerde uitgangspunten voor de regio geldend. Voor de overige ondersteunende functies geldt dat, op basis van gezamenlijke randvoorwaarden, de bedrijfseconomisch meest gunstige (goedkoopste) oplossing wordt gekozen op regionaal niveau. Als een gemeente een andere (duurdere) oplossing wil, draagt zij zelf de meerkosten. Gedurende de transformatie naar het nieuwe Werkbedrijf, worden de deelnemende gemeenten nauw betrokken bij de overgang van de medewerkers naar het Werkbedrijf. de transformatie — hoofdstuk 10 — transactiekosten en risico’s sterke werkwoorden pagina 45 transactiekosten en risico’s 1 0 . 3 T r a n si t iek o s t e n De bouw van een nieuw bedrijf gaat gepaard met transitiekosten. In 2014 wordt een kwartiermaker aangesteld die ondersteuning nodig heeft en vanaf 2015 moet een aantal zaken ontwikkeld worden (investeringen in ICT die los staan van frictiekosten, extra ondersteuning, het geven van een impuls aan de marktpositionering van het nieuwe bedrijf, etc.). Hiervoor begroten de gemeenten gezamenlijk een budget van € 1.500.000, dat uitgesmeerd wordt over 2014 tot en met 2016. Dit is een vergelijkbaar bedrag als het bedrag dat is ingezet voor de overgang naar de ODRN. Jaarlijks vindt verantwoording plaats op de inzet van dit budget. In de tabel hieronder staat een onderbouwing voor dit transitiebudget. [zie schema] 1 0 . 4 V e r dee l s l e u t e l Zoals al aangegeven gaat de transitie naar het Werkbedrijf uit van budgetneutraliteit. Toch is het goed om aan de voorkant af te spreken hoe verevening plaats gaat vinden in geval van tegenvallers én bij de transitiekosten. Voorgesteld wordt om dit alleen te laten gelden voor het bedrijf in de huidige startsituatie. Op het moment dat (onderdelen van) Breed worden toegevoegd aan het Werkbedrijf wordt dit herzien. Transitiebudget bedrag Kwartiermaker Projectleider (2x) Ondersteuning P&O Financiële ondersteuning Juridische ondersteuning Fiscale ondersteuning Vergaderkosten Oprichting, opleiding en advies OR Vertrouwenspersoon vakbond Functiewaardering Opleidingskosten Inrichting systemen en coördinatie Begeleiding, investeringen in de cultuur Huisstijl ontwikkelen, intranet en website Verhuizing Onvoorzien (10%) Totaal 135.000 180.000 90.000 90.000 50.000 50.000 10.000 20.000 10.000 35.000 250.000 250.000 80.000 50.000 50.000 150.000 1.500.000 gemeente Verdeling van de transitiekosten over de gemeenten: - 50% op basis van het inwoneraantal per eind 2012 - 50% op basis van het aantal bijstandsgerech tigden eind 2012 Uitgaande van deze verdeling is er sprake van de volgende inzet van middelen ten behoeve van de transitiekosten (paragraaf 10.3), over een periode van drie jaar per gemeente. [zie schema rechtsonder] 1 0 . 5 S p e c i f ieke g e m ee n t e n De gemeenten Mook en Middelaar en West Maas en Waal hebben een aparte status in dit traject. Mook en Middelaar participeert niet in Breed, maar gaat wel participeren in de MGR en in het nieuwe Werkbedrijf. West Maas en Waal participeert wel in Breed, moet nog bepalen of ze participeert in het nieuwe Werkbedrijf. inwoners Beuningen Druten Heumen Ubbergen Nijmegen Mook en Middelaar Groesbeek Wijchen Millingen aan de Rijn 61.394 44.130 39.893 23.041 403.367 18.975 46.084 98.753 14.362 Totaal 750.000 klanten Transitiebudget 25.646 17.188 16.006 11.459 588.032 6.366 24.372 51.291 9.640 750.000 87.040 61.318 55.899 34.500 991.399 25.341 70.456 150.044 24.002 1.500.000 Mook en Middelaar krijgt – net als de andere gemeenten – een plek in het Algemeen Bestuur van de MGR. Omdat Mook en Middelaar op dit moment niet participeert in Breed, maar in een ander SW-bedrijf (Intos), worden er in de toekomst afspraken gemaakt over wat dit betekent voor de risicoverdeling. Die afspraken kunnen pas gemaakt worden nadat gekozen is voor een scenario voor de integratie van delen van Breed in het nieuwe Werkbedrijf en nadat duidelijk is hoe Mook en Middelaar in de toekomst omgaat met de huidige SW-ers. Uitgangspunt is dat Mook en Middelaar niet twee keer verantwoordelijk kan zijn voor een risico op de SW. Na de keuze van een scenario voor de integratie van Breed en de keuze van West Maas en Waal over óf ze participeert in het nieuwe Werkbedrijf, wordt gekeken welke exacte consequenties er zijn voor West Maas en Waal en worden ook met deze gemeente nadere afspraken gemaakt. 1 0 . 6 Risi c o ’ s Deze risicoparagraaf heeft tot doel om verantwoording af te leggen over en inzicht te geven in de risico’s die voor het Werkbedrijf (zowel procesmatig als voor het bedrijf zelf) van belang zijn. Het is essentieel dat de risicoparagraaf voldoende vooruitkijkt naar toekomstige risico’s in beleid, uitvoering en de gevolgen ervan voor de middelen. De risicoparagraaf geeft informatie over de houdbaarheid van de strategie voor de komende periode. In deze pa- de transformatie — hoofdstuk 10 — transactiekosten en risico’s sterke werkwoorden pagina 46 transactiekosten en risico’s ragraaf worden de grootste risico’s benoemd. De frictiekosten komen in deze paragraaf niet meer aan de orde. Verslechtering uitstroomcijfers De transitie naar het nieuwe Werkbedrijf, mag niet ten koste gaan van de uitstroomcijfers. Deze beweging kan elders in de gemeentelijke organisaties namelijk extra kosten opleveren (inkomensdeel: uitkeringsverstrekking). Deelnemende gemeenten maken individueel afspraken met het Werkbedrijf over de te leveren prestaties en leggen deze vast in een dienstverleningsovereenkomst en het Werkbedrijf heeft de inspanningsverplichting deze prestaties te realiseren. Tijdens een uitvoeringsperiode vindt er terugkoppeling plaats tussen het Werkbedrijf en de deelnemende gemeente over de realisatie. Op het moment dat er grote afwijkingen zijn tussen de afspraken en de realisatie, komt dit in eerste instantie aan de orde in dit overleg. De afspraken die het Werkbedrijf met de deelnemende gemeenten maakt en de prestatierealisatie van het Werkbedrijf per gemeente, zijn transparant. Als blijkt dat er grote verschillen zitten tussen de realisatie van het Werkbedrijf en de prestaties van de vroegere gemeentelijke afdelingen Werk, en dit niet toe te schrijven is aan: - een krimp van het budget; - een vertaling van beleidsmatige kaders in de DVO; - en/of specifieke demografische en of econo mische ontwikkelingen, dan wordt dit onderwerp geagendeerd in de bestuurscommissie Werk (met de portefeuil- lehouders Werk). De regio hanteert op dat moment een solidariteitsprincipe, waarbij het uitgangspunt is dat compensatie in principe gerealiseerd wordt door extra inspanning van het Werkbedrijf. Tekorten op de WSW De financiële doorrekeningen van het wetsvoorstel Participatiewet leert dat gemeenten de komende jaren moeten toeleggen op de uitvoering van de WSW. De meerkosten zullen gefinancierd moeten worden. Als deze uit het gebundelde participatiebudget betaald worden, blijft er voor andere werkzoekenden minder budget over. Op dit moment worden deze tekorten door een aantal gemeenten gedekt uit de algemene middelen. Het is de uitdaging voor het Werkbedrijf om zoveel mogelijk mensen te plaatsen bij reguliere werkgevers. En om het werk op een krapper wordende arbeidsmarkt zo te organiseren, dat mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt meer participeren dan nu het geval is. Financieringsbasis beschut werk Het rijk hanteert als uitgangspunt dat mensen die minder loonwaarde hebben dan 40%, in aanmerking komen voor beschut werk. De VNG verwacht dat voor deze doelgroep de loonwaarde dichter bij de 30% zal liggen. Als de rijksoverheid er vanuit gaat dat de groep mensen waarvoor het Werkbedrijf diensten verleent, dichter bij de arbeidsmarkt staat dan feitelijk het geval is en haar financiering hierop aanpast, is dit een risico voor gemeenten. Het rijk en de VNG zijn ook nog in gesprek over de budgetten voor begeleiding van beschut werk, regulier werk en de Wajong. Het Rijk gaat nu uit van lagere gemiddelde uitvoeringskosten. Systematiek Gemeentefonds De rijksoverheid overweegt de uitvoeringskosten (deels) mee te laten lopen onder de systematiek van het Gemeentefonds. Nadeel van die keuze is dat – in tegenstelling tot nu – de budgetten niet veranderen ten tijde van bijvoorbeeld crisis, terwijl het aantal uitkeringsgerechtigden op zo’n moment wel stijgt. BTW-risico Het opstarten van het Werkbedrijf heeft consequenties voor de BTW en daarmee de financiële dekking van het Werkbedrijf. Het risico bestaat dat BTW ontstaat en ongemerkt een kostenpost vormt die er voorheen niet was. Bij de verdere keuzes en inrichting van het Werkbedrijf moet hier rekening mee worden gehouden (soort activiteiten, vorm van bekostigen, huisvesting, etc.). accountant. Wijzigingen in de wet- en regelgeving kunnen effect hebben op de wijze waarop de lasten van het Werkbedrijf gedekt kunnen worden. Momenteel voert de gemeenteaccountant (van Nijmegen) een onderzoek uit om de mogelijke risico’s op dit punt in beeld te brengen. De verwachting is overigens – op basis van een brief van het rijk – dat wijzigingen in wet- en regelgeving een positief effect zullen hebben op de verantwoordingswijze van de Participatiemiddelen. Afbouw Participatiebudget of niet doorgaan Participatiewet Tenslotte bestaat het toekomstige risico dat de rijksoverheid besluit de Participatiewet af te schaffen of Participatiebudget verder af te bouwen dan wel af te schaffen. Op dat moment ontstaat er frictie, omdat de formatie niet meer gedekt kan worden met de participatiebudgetten. Niet anders dan nu, maar wel een reden om te werken met een flexibele schil. Ook is de Participatiewet nog niet vastgesteld. Een complex transitieproces Het transitieproces is een complex proces: het nieuwe Werkbedrijf heeft straks één personeelsbestand, één ICT-systeem en is goed toegankelijk. Dat is in veel opzichten een uitdaging. Verantwoording Participatiemiddelen Bij de inrichting van het Werkbedrijf en de dekking van de lasten van het Werkbedrijf is uitgegaan van de huidige wet- en regelgeving en de afspraken die daarover gemaakt zijn met de de transformatie — hoofdstuk 10 — transactiekosten en risico’s sterke werkwoorden pagina 47 de eerste module van de MGR deel 3 > hoofdstuk 11 1 1 . 1 N u e n s t r aks Binnen de module “Werkbedrijf” zijn er diverse maatschappelijke doelstellingen. Deze doelstellingen zijn in deel 1 van dit plan beschreven en sluiten aan op de functies die het Werkbedrijf van ons krijgt. Deelnemende gemeenten willen dat het Werkbedrijf diensten levert aan bedrijven en dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar zo regulier mogelijk werk worden geholpen. In de huidige situatie sturen de lokale gemeenteraden op hoofdlijn op een tweetal aspecten: 1.Gemeenten willen de stijging van het aantal bijstandsgerechtigden beperken. Dit gebeurt door de instroom in de bijstand te beperken en de uitstroom te bevorderen. De mogelijke interventies zijn veelal een mix van handha vings- en re-integratieactiviteiten. 2.Daarnaast verwachten de gemeenten van Breed dat zij op termijn 85% van de SW-me dewerkers bij reguliere werkgevers deta cheert, individueel of in groepsverband. Alle activiteiten van de gemeentelijke afdelingen Werk, zijn erop gericht om mensen zo snel mogelijk aan het werk te helpen. Gemeenten gaan op dit moment niet over de arbeidsmatige dagbesteding. De AWBZ-instellingen die dit vormgeven, hebben hierover geen afspraken met gemeenten. Soms wordt er samengewerkt of geëxperimenteerd, omdat partijen elkaar steeds beter vinden. UWV voert op dit moment de Wajong uit. In de toekomst zullen gemeenten anders sturen. Dan komt de regie over de participatieketen aan de onderkant van de arbeidsmarkt onder de vlag van de gemeente. Dit betekent ook dat de deelnemende gemeenten opnieuw na moeten denken over de doelen die zij stellen. Dit wordt een zoektocht, want de regio weet nog niet hoeveel kandidaten met welk budget goed geholpen kunnen worden en welke methode het meest geschikt is. Met de groep mensen die arbeidsmatige dagbesteding krijgen, heeft de gemeentelijke overheid nog helemaal geen ervaring. Niemand zal betwisten dat zoveel mogelijk kandidaten naar zo regulier mogelijk werk moeten worden geleid. Maar als er echte keuzes gemaakt moeten worden, ontstaat het debat. Het Werkbedrijf moet dit debat faciliteren. Waar wordt per deelnemende gemeente tijd en energie in gestoken? In nieuwe instroom of in het zittende bestand, in het werven van vacatures of in het ondersteunen van lokale zorgstructuren, in jongere werklozen of in oudere werklozen? In de informatievoorziening aan de deelnemende gemeenten, staan de prestatieindicatoren uit paragraaf 7.6 centraal. aansturing van het werkbedrijf — hoofdstuk 11 — de eerste module van de MGR sterke werkwoorden pagina 48 de eerste module van de MGR Dit betekent dat raadsleden hier kaders voor moeten stellen: aan welke groep mensen biedt een gemeente ondersteuning. Collegeleden vertalen deze kaders in goed overleg met het Werkbedrijf naar dienstverleningsovereenkomsten. 1 1 . 4 Maat we r k Van het totaalbudget gaan de kosten af voor de basisdienstverlening en de verplichtingen uit het verleden. Het budget dat overblijft, wordt gebruikt om lokale kleur toe te voegen aan het Werkbedrijf. 1 1 . 2 MGR De regio heeft aangegeven een flexibel organisatiemodel te willen voor het Werkbedrijf en de regio. De ontwikkelingen in deze context – zowel op het sociaal domein als op het domein van de bestuurlijke indeling van Nederland – is dynamisch. Daar past geen star model bij. Dit, en het uitgangspunt dat de regiogemeenten zelf vrijheidsgraden willen behouden om keuzes te maken, maakt dat de voorkeursvariant de “modulaire gemeenschappelijke regeling (MGR)” is. Deze rechtsvorm wordt beschreven in het document In een goede relatie geef je elkaar de ruimte. 1 1 . 5 D ie n s t ve r l e n i n g s o ve r ee n komst Iedere deelnemende gemeente sluit met (de module Werkbedrijf van de) MGR een dienstverleningsovereenkomst (DVO) af. In die DVO staat een aantal standaardbepalingen. Daarnaast bestaat de DVO uit afspraken over de te leveren prestaties: de basisdienstverlening en de maatwerkafspraken. 1 1 . 3 B asisdie n s t ve r l e n i n g De regiogemeenten kiezen ervoor een aantal zaken gezamenlijk te ontwikkelen in de basisdienstverlening van het Werkbedrijf. Het gaat dan om de uitvoering van de bedrijfsdienstverlening, verbindingsfunctie en kandidaatsbenadering met prioriteit voor jongeren, instroom en een deel van het zittend bestand. Een belangrijk onderdeel is de uitvoering van de (uniforme) instrumenten om bedrijven en kandidaten aan elkaar te verbinden. De uitgangspunten hiervoor staan in de hoofdstukken 2 tot en met 4. worden. In de DVO per module wordt naar deze algemene afspraak verwezen. Het staat gemeenten altijd vrij om via een DVO aanvullende afspraken te maken. In de verantwoording van de MGR (module Werkbedrijf) staan de functies centraal die in de hoofdstukken 2 tot en met 4 beschreven worden en de indicatoren die in paragraaf 7.6 staan. In de verantwoording wordt één verdiepingsslag gemaakt, zodat bijvoorbeeld de categorie “ontwikkeling naar werktrajecten” kan worden onderverdeeld in subcategorieën. Door middel van de DVO wordt het Werkbedrijf aangestuurd op hoofdlijnen en dus op hoofdcategorieën. 1 1 . 5 . 2 P r es tat iea f s p r ake n In de DVO worden prestatieafspraken vastgelegd met het Werkbedrijf. Het betreft de prestaties op basis van het kader zoals beschreven in de hoofdstukken 2 tot en met 4. In hoofdstuk 7 wordt geschetst welk financieel kader gemeenten hebben om maatwerkafspraken met het nieuwe Werkbedrijf te maken. In 2014 werkt de kwartiermaker – in overleg met de vakinhoudelijke portefeuillehouders – de eerste DVO’s uit. 1 1 . 5 . 1 S ta n daa r dbe pa l i n g e n De belangrijkste standaardbepaling in de DVO is een bepaling over de verantwoording op financiën en prestaties. De MGR – waar het Werkbedrijf een onderdeel van is – stelt één jaarrekening op met daarin één financiële verantwoording. Alle modules (het Werkbedrijf is in het begin de enige module) komen terug binnen die financiële verantwoording en per module wordt de relatie gelegd met de deelnemende gemeenten. Hetzelfde geldt voor de verantwoording op prestaties: op modulair niveau verantwoordt de MGR, per gemeente, of de afgesproken prestaties geleverd zijn. Dat betekent dat in de algemene verantwoording en begroting transparant wordt welke activiteiten per gemeente afgesproken en gerealiseerd aansturing van het werkbedrijf — hoofdstuk 11 — de eerste module van de MGR sterke werkwoorden pagina 49 de eerste module van de MGR 1 1 . 5 . 3 Teke n bev o e g dheid Het besluit tot het aangaan van een DVO is een bevoegdheid van het college. De vakinhoudelijke portefeuillehouder(s) voert/voeren de gesprekken met de directie van de MGR over de DVO. Binnen de individuele colleges vindt afstemming plaats, ook vanwege de nauwe verbinding tussen het domein Werk en andere domeinen zoals Inkomen, Onderwijs, Economie en Zorg en Welzijn. Het is de verantwoordelijkheid van elke afzonderlijke gemeente om de DVO vorm te geven en hierin de gemeenteraad te betrekken. In het traject naar een DVO wordt rekening gehouden met het moment waarop gemeenten hun voorjaarsnota vaststellen. Op dit moment maken gemeenten strategische keuzes, die vertaald worden in DVO’s. Dit betekent ook dat de informatievoorziening van het Werkbedrijf op dit moment gericht moet zijn. Dat de gemeenteraden – ruim voordat een DVO moet worden afgesloten – de juiste informatie krijgen om kaders te kunnen stellen. 1 1 . 5 . 4 Ove r i g e z ake n Het woord “dienstverleningsovereenkomst” zegt het al: een overeenkomst is tweezijdig. Dat is anders dan bijvoorbeeld een subsidiebesluit, waarin de relatie eenzijdiger is. Deelnemende gemeenten verwachten dienstverlening van het Werkbedrijf, maar het Werkbedrijf mag deelnemende gemeenten ook aanspreken op een aantal onderwerpen. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het openstellen van gebouwen. Hiervoor is ruimte in de DVO’s. Inzet van extra middelen kan ook via een DVO ingebracht worden, inclusief andere afspraken over samenwerking. 1 1 . 6 Re g e l i n g - e n g e m ee n t e o n a f ha n ke l i j k Via een DVO kunnen veel zaken geregeld worden met de module Werkbedrijf. Belangrijk uitgangspunt bij het organiseren van lokaal maatwerk is wel dat de oplossingsrichting regeling- en gemeenteonafhankelijk is. De regio bouwt een Werkbedrijf om de dienstverlening onafhankelijk te maken van regelgeving én eenduidig voor kandidaten en bedrijven. Lokaal initiatief en maatwerk zijn uiteraard mogelijk en de MGR denkt daar altijd - als vanzelfsprekend - over mee. Maar, nieuwe fragmentatie moet in dit licht voorkomen worden. 1 1 . 7 G o ve r n a n c e Het Werkbedrijf is de eerste module van de MGR en krijgt een bestuurscommissie. Dit wordt de bestuurscommissie Werk, die binnen MGR-verband verantwoordelijk is voor het voeren van de regie over het instrumentarium en het vaststellen van de deelbegroting van het Werkbedrijf. Deze bestuurscommissie krijgt alle bevoegdheden die nodig zijn om het Werkbedrijf aan te sturen. De voorzitter van de bestuurscommissie vertegenwoordigt het bestuur van de MGR voor de module Werkbedrijf. De delegatie van deze bevoegdheden wordt binnen de MGR geregeld. De gemeenteraden geven hiervoor een verklaring van geen bezwaar af (formeel volgens de Wgr). Dit gebeurt na juli 2014. 1 1 . 8 B ev o e g dhede n o ve r d r a g e n De gemeenteraden bepalen de strategische beleidskaders en de MGR voert uit. De vertaalslag tussen beide vindt plaats in gesprekken tussen verantwoordelijke portefeuillehou- ders en de directie van de MGR en landt in de dienstverleningsovereenkomst. Het AB borgt samenwerking en samenhang tussen de modules en de set aan instrumenten. Het DB is daarnaast verantwoordelijk voor het bedrijfsvoeringsonderdeel, dat is doorgemandateerd aan de directie. Bij het toevoegen van modules aan de MGR, blijft bovenstaande rolverdeling een uitgangspunt. Alle bevoegdheden van gemeenten die uitvoeringstechnisch van aard zijn, worden als bevoegdheid aan de MGR overgedragen. In het geval van het Werkbedrijf is dat het vaststellen van één re-integratieverordening voor het Sterke werkwoorden. In de dienstverleningsovereenkomst bepaalt de MGR, in overleg met deelnemende gemeenten, hoe de instrumenten uit die re-integratieverordening worden ingezet. aansturing van het werkbedrijf — hoofdstuk 11 — de eerste module van de MGR sterke werkwoorden pagina 50 vervolg deel 4 > hoofdstuk 12 1 2 . 1 K wa r t ie r m ake r Vanaf 1 januari 2014 wordt een kwartiermaker aangesteld die de opdracht krijgt het Werkbedrijf in te richten en in 2014 uitvoering te geven aan de ontwikkelagenda (zie paragraaf 9.7). Het regionale Portefeuillehoudersoverleg (PFO) Sociale Zaken – en het Bestuursteam Werk als afgeleide hiervan – is de opdrachtgever voor de implementatie van “Sterke werkwoorden” en het bijbehorend raadsbesluit. De gemeentesecretarissen fungeren als opdrachtnemer, waken voor de integrale koers (MGR) en sturen de kwartiermaker aan. Vanuit deze groep krijgt één gemeentesecretaris het mandaat - namens de regio - voor de dagelijkse aansturing van de kwartiermaker. De kwartiermaker wordt aangesteld voor een periode van één jaar, met een optie tot verlenging tot juli 2015. De kwartiermaker zoekt en maakt daarnaast verbindingen met andere partijen, zoals werkgevers, UWV, de AWBZ- en onderwijsinstellingen en gemeentelijke afdelingen. De kwartiermaker wordt ondersteund door een bouwteam met experts. Belangrijk daarbij is dat de kwartiermaker zich focust op het nieuwe Werkbedrijf. Daarnaast ontwikkelt Breed scenario’s voor de integratie van (onderdelen van) Breed in het nieuwe Werkbedrijf en de consequenties hiervan voor de eventuele resterende activiteiten en onderdelen. Breed blijft verantwoordelijk voor besluitvorming en uitvoering die vanuit het perspectief van Breed noodzakelijk zijn voor de integratie richting het nieuwe Werkbedrijf. De kwartiermaker werkt hierbij nauw samen met Breed. het vervolgproces — hoofdstuk 12 — vervolg sterke werkwoorden pagina 51 vervolg 1 2 . 2 B e t r o kke n heid p e r s o n ee l De OR en de werknemersvertegenwoordigers hebben in eerder stadium een concept van dit werkboek ontvangen. Zij hebben hun bevindingen aan de gemeentesecretarissen kenbaar gemaakt. Na besluitvorming in colleges op dit werkboek, worden de OR en de werknemersvertegenwoordigers formeel om advies gevraagd. Besluitvorming vindt onder voorbehoud hiervan plaats. In het vervolg wordt de betrokkenheid van personeel onder andere vormgegeven in een aantal (formele) momenten. De kwartiermaker betrekt deze partijen bij de uitwerking van: 1.een Sociaal Plan. Hierin staan onder an dere de rechtspositionele afspraken voor de overgang (in detail)inclusief de overgangs regelingen. Verder wordt er aandacht be steed aan onder andere de plaatsingsproce dure en de “was-wordt-lijst”. Over de inhoud van dit Sociaal Plan wordt, met het doel over eenstemming te bereiken, in een Bijzonder Georganiseerd Overleg (BOG) onderhandeld tussen de werkgeversgeleding (vertegen woordigd door bestuurders) en werknemers vertegenwoordiging (vertegenwoordigd door vakbondsbestuurders); 2.een Inventarisatie van Arbeidsvoorwaarden. Deze inventarisatie geeft een scherp beeld van de huidige arbeidsvoorwaarden van het personeel van de deelnemende partijen. Hierbij wordt ook duidelijk gemaakt welke verschillen er tussen de organisaties zijn; 3.een voorstel arbeidsvoorwaarden. Ten aan zien van de arbeidsvoorwaarden wordt aan sluiting gezocht bij het bestaande stelsel van arbeidsvoorwaardenregelingen zoals het CAR/UWO; 4.een functieboek. In het functieboek worden functies in de nieuwe organisatie beschreven, inclusief de functiewaardering. Het Werkbe drijf maakt gebruik van het nieuwe functie boek van Breed. verschillende partijen worden deze producten ontwikkeld en klaargezet om een goede start te kunnen maken vanaf 1 januari 2015. Dit proces wordt ondersteund door een expertteam P&O; hierin zitten de collega P&O-ers vanuit de verschillende gemeenten. Het medezeggenschapstraject krijgt een prominente plek in het spoorboekje. 1 2 . 3 V e r v o lg p r o c es In het werkdocument “Samen Sterker” zijn drie fasen onderscheiden: - In fase 1 werd het voornemen uitgesproken om te komen tot een modulaire gemeen schappelijke regeling (Samen Sterker, be sluitvorming in februari 2013); - In fase 2 is dit werkboek ten behoeve van be sluitvorming door de gemeenteraden ge schreven; - In fase 3 wordt het bedrijf gebouwd door een kwartiermaker en een bouwteam. Te vens dient in deze fase de latende organisa tie heringericht te worden. Dit vindt plaats binnen de eigen organisatie. De colleges zijn betrokken bij de bouw van de nieuwe organisatie. Voor een aantal stappen is besluitvorming nodig. Soms – bijvoorbeeld bij het wijzigen of toedelen van een bevoegdheid aan het Werkbedrijf – moeten de gemeenteraden een besluit nemen. De gemeenteraden worden goed geïnformeerd over de voortgang van de transformatie. Als er sprake is van afwijkingen van de kaders in dit document, worden de gemeenteraden in een vroeg stadium betrokken. Indien nodig (bijvoorbeeld ingeval van grote afwijkingen en een heroverweging van de colleges), dan krijgen de raden de mogelijkheid om een nieuwe afweging te maken. 1 2 . 4 Ui t t r ede n u i t de MGR Separaat aan besluitvorming over dit werkboek, besluiten de regionale gemeenteraden over de bouw van een MGR. Indien alle raden instemmen, heeft de regio begin 2014 een MGR met een Algemeen Bestuur. Dat AB stelt een bestuurscommissie Werk in en zorgt voor de interne overdracht van bevoegdheden van het AB en het DB naar deze bestuurscommissie. Iedere gemeenschappelijke regeling heeft een procedure met betrekking tot uittreding. De regio gaat er vanuit dat een gemeente, indien gewenst, uit moet kunnen treden zonder dat toestemming van de meerderheid van deelnemende gemeenten is vereist. Wel worden – door bijvoorbeeld personele consequenties, consequenties ten aanzien van investeringen of andere financiële consequenties – voorwaarden verbonden aan uittreding. Deze gaan bijvoorbeeld over het bedrag dat een gemeente voor de uittreding moet betalen aan de regeling, ter compensatie van eventuele schade. Er wordt een spoorboekje opgesteld met een overzicht van wat er wanneer op het P&Ogebied moet plaatsvinden. Zo kan de regio met ingang van 1 januari 2015 op het personele vlak, spreken van de nieuwe organisatie Werkbedrijf. Om een succesvolle transitie en overgang te kunnen realiseren, wordt een flink aantal producten ontwikkeld en bijbehorende processen ingericht. Ook is aandacht voor de ontwikkelagenda HRM bij de start van het nieuwe Werkbedrijf. In samenwerking met de het vervolgproces — hoofdstuk 12 — vervolg sterke werkwoorden pagina 52 colofon Sterke werkwoorden is geschreven in opdracht van het regionale portefeuillehoudersoverleg Sociale Zaken. De opdracht is uitgevoerd door het bestuursteam Werk en Inkomen. Sterke werkwoorden is besproken in het portefeuillehoudersoverleg Sociale zaken. infographics: Studio Lakmoes ontwerp en vormgeving: mado.nu © november 2013 colofon — sterke werkwoorden pagina 53 Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon 14024 Telefax (024) 323 59 92 E-mail [email protected] UWV t.a.v. de heer Timmermans La Guardiaweg 116 1043 DL Amsterdam Postadres Postbus 9105 6500 HG Nijmegen Datum Ons kenmerk Contactpersoon 26-11-2013 MO20/13.0015053 Arjen Besselink Onderwerp Datum uw brief Doorkiesnummer Naamgeving arbeidsmarktregio nvt 06 2904 2946 Geachte heer Timmermans, In de regio Rijk van Nijmegen wordt op dit moment één regionaal werkbedrijf gebouwd. Dat werkbedrijf is de eerste module van de MGR regio Rijk van Nijmegen. Bij deze ontwikkeling is UWV WERKbedrijf Gelderland-Zuid betrokken. Over de naam van de arbeidsmarktregio is geen duidelijkheid. In het verleden heeft UWV gebruik gemaakt van de naam “Gelderland Zuid” en is ook gesproken over “Nijmegen en omstreken”. In het kader van het werkgeversservicepunt dat voor onze regio opgezet wordt, zijn hier ook gesprekken over geweest. Het heeft onze voorkeur om met een breed bekend en gedragen naamgeving te werken, en wij verzoeken u daarom om de arbeidsmarktregio de naam “Rijk van Nijmegen” te noemen. Deze naam sluit aan bij de naamgeving die wij zelf hanteren en bij de naamgeving waaronder de regio bekend staat. Hoogachtend, college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Gemeentesecretaris, drs. H.M.F. Bruls drs. B. van der Ploeg www.nijmegen.nl brief UWV.doc Communicatie en Representatie PERSBERICHT Datum Nummer persbericht 26 november 2013 131127R Eén nieuw regionaal Werkbedrijf voor bedrijven en kandidaten Bedrijven hebben werk en mét bedrijven helpt het nieuwe Werkbedrijf zo veel mogelijk kandidaten naar zo regulier mogelijk werk. Omdat werk voor iedereen waarde heeft, iedereen een bijdrage kan leveren en niets zo motiverend is voor kandidaten als mee te doen op de werkvloer. Het Werkbedrijf brengt kandidaten direct in contact met bedrijven, die veel meer dan voorheen gefaciliteerd worden in hun zoektocht naar geschikt personeel. De colleges van B&W van de regiogemeenten hebben op 26 november ingestemd met de plannen voor het gezamenlijke Werkbedrijf. De gemeenteraden nemen hierover in de komende maanden een besluit. De pijlers van het Werkbedrijf zijn: bedrijfsdienstverlening, kandidaatsbenadering en verbindingsfunctie. Aanleiding voor de nieuwe aanpak zijn de nieuwe Participatiewet die per 2015 komt en de ambities van negen gemeenten om de bedrijfsdienstverlening een impuls te geven en kandidaten directer in contact te brengen met bedrijven. Het Werkbedrijf benadert kandidaten mensgericht en gaat uit van wat zij wél kunnen; de kleuring van de dienstverlening is afhankelijk van het individu: intensief en integraal waar nodig, licht waar kan. De nieuwe Participatiewet moet het Werkbedrijf de ruimte geven om de échte verbinding te maken tussen kandidaat en bedrijf. In de dagelijkse praktijk gaat het vaak om kandidaten die een plek willen op de arbeidsmarkt, maar de stap naar een baan niet zelf kunnen zetten. Omdat ze nog niet werkfit zijn of omdat ze structurele begeleiding nodig hebben. Het kan gaan om een net afgestudeerde student die een ‘duwtje’ nodig heeft, om iemand die beschut werk zoekt of dagbesteding nodig heeft en alle mogelijkheden daartussen. Daarnaast gaat het ook om het faciliteren van bedrijven. Zij zijn met het Sociaal Akkoord van dit jaar, gebonden aan het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking. De Participatiewet vervangt straks een aantal bestaande wetten (WSW, WWB en Wajong). Het gaat in het Rijk van Nijmegen om ongeveer 15.000 mensen. Zij en bedrijven krijgen vanaf 2015 te maken met de nieuwe werkwijze. Het Werkbedrijf is geen nieuw loket. Inwoners van de negen gemeenten kunnen voor het aanvragen van een bijstandsuitkering nog steeds terecht bij hun eigen lokale loket. Voor de arbeidsbemiddeling, waar het Werkbedrijf voor wordt ingezet, kunnen zij terecht op verschillende locaties in het Rijk van Nijmegen. Er wordt aansluiting gezocht bij bestaande loketten, maar ook wordt gezocht naar locaties bij bedrijven. Re-integratie naar werk vindt plaats op een (leer)werkplek bij bedrijven. Het nieuwe Werkbedrijf is ook echt nieuw. De cultuur van het bedrijf is flexibel en gericht op direct contact en innovatie, het werk vindt vooral buiten de muren van overheidsgebouwen plaats. Het Gemeente Nijmegen Communicatie en Representatie Vervolgvel 1 Werkbedrijf is daarom ook meer dan een samenvoeging van de huidige gemeentelijke afdelingen Werk en het Jongerenloket. De sociale werkvoorziening blijft bestaan voor mensen die daar nu al werken. Het Bestuur van Breed besluit in 2014 over de scenario’s om Breed in het Werkbedrijf te integreren. De activiteiten rond dagbesteding vallen nu nog onder de AWBZ. In 2014 wordt besloten – in overleg met Breed en de huidige AWBZ-organisaties – welke partijen deze taken in de toekomst gaan organiseren. Het Werkbedrijf is de eerste module van de ‘modulaire gemeenschappelijke regeling Rijk van Nijmegen’ (MGR). Een module is een ‘afdeling’. De regiogemeenten richten deze MGR op om het maximale te halen uit samenwerking op instrumenteel niveau en bestuurlijke drukte te voorkomen. Ook is de MGR een nieuw platform voor samenwerking en afstemming. Dat platform is nodig omdat de transitieopgave groot is, consequenties heeft voor de gemeentelijke organisaties en veel dwarsverbanden kent met andere beleidsterreinen. Financiën Het ambitieniveau is hoog, de krimp van de budgetten is - onafhankelijk van de ontwikkeling van het nieuwe Werkbedrijf - fors. Dit ontslaat de gemeenten niet van de verplichting om er te zijn voor mensen die hulp nodig hebben bij het vinden van werk. Het nieuwe Werkbedrijf doet dit samen met bedrijven, omdat de regio er van overtuigd is dat deze bedrijfsbenadering kandidaten écht verder helpt. Het Regionale Werkbedrijf is een samenwerking tussen de gemeenten Druten, Wijchen, Beuningen, Heumen, Nijmegen, Ubbergen, Mook en Middelaar, Groesbeek en Millingen aan de Rijn. Deze gemeenten richten ook samen de MGR Rijk van Nijmegen op. Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.