Collegevoorstel C20131126o_3.02 Regionaal Werkbedrijf Sterke

advertisement
Collegevoorstel
Openbaar
Onderwerp
Regionaal Werkbedrijf
Programma
Openbare/ Programmanummer
besluitenlijst 18
Werk
& Inkomen / 1061
Collegevergadering
december 2007
no 47
BW-nummer
Portefeuillehouder
T. Tankir
Aanwezig:
Samenvatting
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
Th. deom
Graaf
Voorzitter
In
februari 2013 is het voornemen
één regionaal werkbedrijf te
MO20, Arjen Besselink, 0629042946
Depla, H. –van
Hooftinsr.,
L. Scholten,
Wethouders
bouwen
uitgesproken. In datP.voornemen
verwoord
“Samen
Sterker” H. Kunst,
Datum ambtelijk voorstel
– wordt beschreven wat de P.
functies
zijn van
nieuwe
bedrijf. Nu
Lucassen,
J.dit
van
der Meer
18 november 2013
worden
deze functies naderP.
omschreven
en wordt ook een concreter
Eringa
Gemeentesecretaris
Registratienummer
beeld
geschetst van dat nieuwe
werkbedrijf. Werkboek “Sterke
A. Kuil
Communicatie
13.0013230
werkwoorden”
beschrijft en M.
visualiseert
Sofovicdit beeld. Het nieuwe
Verslag
werkbedrijf wordt verantwoordelijk voor de hele participatieketen en
geeft vorm aan de bedrijfsdienstverlening, de kandidaatsbenadering en
de verbindingsfunctie.
Het nieuwe werkbedrijf is de eerste module die valt onder de Modulaire
Gemeenschappelijke Regeling Regio Rijk van Nijmegen. Daarover
wordt separaat besloten.
Aldus
Ter besluitvorming door het college
vastgesteld in de vergadering van:
1. De ondernemingsraad om advies te vragen ten aanzien van
Werkboek Sterke werkwoorden.
2. Het gastheerschap voor de ondersteunende functies uit te voeren
en dit in 2014 nader te concretiseren in een
dienstverleningsovereenkomst tussen Nijmegen en de MGR.
Beleidsadviseur
3. De brief aan UWV vast De
te stellen.
voorzitter,
De secretaris,
Paraaf
akkoord
Datum
Paraaf
akkoord
Datum
Arjen Besselink
Aan de Raad voor te stellen
1. Onder voorbehoud van een positief advies van de
ondernemingsraad, het Werkboek Sterke werkwoorden vast te
stellen, met inachtneming van de volgende uitgangspunten en
randvoorwaarden:
a. Het Werkbedrijf is een arbeidsbemiddelingsbedrijf en heeft drie
functies: bedrijfsdienstverlening, kandidaatsbenadering en
verbinden.
 Zie vervolgblad
 Ter besluitvorming door de Raad (uiterlijk 1 maart 2014)
Besluit B&W d.d. 26 november 2013
 Conform advies
 Aanhouden
 Anders, nl.
nummer: 3.2
1
Bestuursagenda
Gemeentesecretaris
Portefeuillehouder
collegevoorstel werkbedrijf.doc
Collegevoorstel
Vervolg beslispunten
2.
3.
4.
5.
6.
b. Het Werkbedrijf voert in brede zin de regie over het
instrumentarium dat de Participatiewet biedt.
c. Met de bouw van een nieuw Werkbedrijf wordt een belangrijke
impuls gegeven aan de bedrijfsdienstverlening.
d. De kandidaatsbenadering van het Werkbedrijf is mensgericht.
e. Deelnemende gemeenten maken in een
dienstverleningsovereenkomst (DVO) afspraken over lokale
dienstverlening van het Werkbedrijf. De gemeenteraden
bepalen de kaders voor deze dienstverlening, de colleges zijn
verantwoordelijk voor de DVO’s.
f. Het Werkbedrijf werkt met één uniform instrumentarium.
Daarvoor dragen de gemeenteraden in de regio hun
verordenende bevoegdheid over aan het Werkbedrijf (concreet:
de MGR). Met dit instrumentarium geeft het Werkbedrijf
invulling aan de verbindingsfunctie.
g. De informatievoorziening aan de gemeenteraden is tijdig en
adequaat, en is gericht op het maximaal faciliteren van de
kaderstellende, controlerende en volksvertegenwoordigende
taken van de gemeenteraden.
h. Het Werkbedrijf is de eerste module van de MGR.
i. Over de scenariokeuze voor Breed en de positionering van het
beschutte werk en de arbeidsmatige dagbesteding wordt in
2014 separaat besloten.
De rijksbijdrage Participatiebudget, onderdeel Werkdeel, vanaf
2015 over te hevelen naar het Werkbedrijf.
Het Inkomensdeel ten behoeve van de loonkostensubsidies vanaf
2015 over te hevelen naar het Werkbedrijf.
Naast het Participatiebudget vanaf 2015 een budget van €
2.800.000 in te zetten bij het Werkbedrijf en dit te dekken uit
product Werk van programma Werk & Inkomen.
De vrijgevallen gemeentelijke uitvoeringskosten in te zetten ter
dekking van:
- mogelijke frictiekosten (€ 634.000 p/j voor 2015 tot en met 2017);
- openstaande bezuinigingen (€ 1.196.000 structureel vanaf 2015).
In 2014 een bijdrage van € 500.000 te leveren aan de
transitiekosten voor het Werkbedrijf en dit bedrag te dekken uit de
provinciale middelen voor de regionale sociale agenda (product
Werk bij programma Werk & Inkomen).
collegevoorstel werkbedrijf.doc
Collegevoorstel
1
Probleemstelling
In februari 2013 is het voornemen om één regionaal werkbedrijf te bouwen uitgesproken. In
dat voornemen – verwoord in Samen Sterker – wordt beschreven wat de functies zijn van dit
nieuwe bedrijf. Nu worden deze functies nader omschreven en wordt ook een concreter beeld
geschetst van dat nieuwe werkbedrijf. Samen Sterker was het derde formele document over
regionale samenwerking op domein Werk. Eind 2011 spraken de regiogemeenten de intentie
uit om samenwerking te verkennen, medio 2012 werd er een voortgangsnotitie naar de raden
gestuurd. Na de val van Rutte I werd de Wet Werken naar Vermogen controversieel
verklaard, in het coalitieakkoord van Rutte II werd de Participatiewet geïntroduceerd. Deze is
– naar aanleiding van het Sociaal Akkoord van april 2013 – aangepast en de conceptwettekst is nu bekend. Het Rijk koerst op besluitvorming eind 2013. Sterke werkwoorden
(bijlage 2) beschrijft en visualiseert het nieuwe werkbedrijf, dat verantwoordelijk wordt voor de
hele participatieketen en vormgeeft aan de bedrijfsdienstverlening, de kandidaatsbenadering
en de verbindingsfunctie.
Het nieuwe werkbedrijf valt als eerste module onder de MGR, waarover separaat besloten
wordt.
2
Juridische aspecten
Op de besluitvorming zijn van toepassing:
- Artikel 25 eerste lid Wet op de Ondernemingsraden (adviesrecht OR);
- Kadernota Verbonden Partijen gemeente Nijmegen.
Als het processchema uit de Kadernota wordt gebruikt, is oprichting van een
publiekrechtelijke samenwerking de uitkomst: er is sprake van een publiek belang,
volledige gemeentelijke betrokkenheid is niet noodzakelijk, de gemeente kan niet alleen
opdracht-, subsidie- of regelgever zijn, publiekrechtelijke participatie op basis van de Wgr
is mogelijk.
- De Wet werk en bijstand en de rechtsopvolgers van deze wet. Het nieuwe Werkbedrijf
wordt uitvoerder van (een deel van de bevoegdheden uit) de nieuwe Participatiewet.
Deze wet is nog niet vastgesteld.
3
Doelstelling
Er is een aantal redenen om een nieuw werkbedrijf op te richten:
1. We gaan de bedrijfsdienstverlening een impuls geven door gezamenlijk – in plaats van
iedere gemeente afzonderlijk – bedrijven te benaderen.
2. We krijgen per 1 januari 2015 meer verantwoordelijkheden op de domeinen Werk,
Inkomen, Zorg en Ondersteuning. We hebben de ambitie om een deel van deze
verantwoordelijkheden regionaal te organiseren en/of te regisseren. Daarbij streven we
naar zoveel mogelijk integraliteit en samenhang, maar doen we ook een zo groot mogelijk
beroep op de kracht van mensen en hun netwerk. Onze benadering is mensgericht. Om
deze ambities te realiseren, bundelen we onze krachten. In eerder stadium hebben we
onze ambities al uitgesproken in Kracht door verbinding en Samen Sterker.
3. Het nieuwe werkbedrijf is geen typische sociale dienst, maar een dynamische
netwerkorganisatie die inspeelt op ontwikkelingen in de samenleving.
In het raadsvoorstel en in Sterke werkwoorden worden de doelstellingen geconcretiseerd.
Collegevoorstel
Vervolgvel
3
4
Argumenten
1.1 We willen de diverse personeelsgremia zorgvuldig meenemen in het traject, omdat de
inrichting van een nieuw werkbedrijf grote consequenties heeft voor het personeel.
De bouw van een regionaal werkbedrijf heeft consequenties voor het personeel van de
huidige afdelingen Werk en Breed. Met de personeelsgremia gaan wij in gesprek over onder
andere het inrichtingsplan en het sociaal plan. Hoe dit gebeurt, staat beschreven in hoofdstuk
12 van Sterke werkwoorden.
2.1 De lijn zoals beschreven in Sterke werkwoorden is een uitwerking van Samen Sterker.
Er is een aantal redenen om te regionaliseren. Deze redenen zijn na het voornemen
beschreven in Samen Sterker niet veranderd en Sterke werkwoorden kan dan ook opgevat
worden als een nadere concretisering.
De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de huidige situatie, zijn de volgende:
We gaan een impuls geven aan de bedrijfsdienstverlening.
De belangrijkste reden om een regionaal werkbedrijf te bouwen, is dat bedrijven aangeven
dat ze te veel aanspreekpunten hebben en dat er te veel verschil is in regelingen. Het
regionale werkbedrijf gaat zich meer opstellen als partner van bedrijven, en ontzorgt bedrijven
in hun rol als werkgever. Dit doet het werkbedrijf zoveel mogelijk in samenwerking met
andere partijen zoals UWV en AWBZ- en onderwijsinstellingen.
We gaan een impuls geven aan integraliteit.
Gemeenten worden door de nieuwe Wmo, de nieuwe Jeugdwet en de nieuwe Participatiewet
verantwoordelijk voor een grotere groep mensen. De gedachte achter deze decentralisaties is
dat gemeenten deze groep mensen – die zorg nodig heeft – beter kent en beter kan helpen.
Wij hebben de ambitie om dit integraler te gaan doen dan in het verleden gebeurde. Dat doen
wij intensief indien nodig, maar terughoudend indien dat kan.
We bouwen een flexibele en eigentijdse netwerkorganisatie die uitgaat van menselijk contact
en ruimte voor professionals.
Het nieuwe regionale werkbedrijf heeft een externe oriëntatie en werkt mensgericht. Het
brengt kandidaten en bedrijven met elkaar in contact. Dat betekent dat het personeel van het
nieuwe werkbedrijf zoveel mogelijk op locatie werkt (de géénloketbenadering).
2.1 Met de regiogemeenten zijn afspraken gemaakt over het onderbrengen van de
PIOFACH-taken bij de gemeente Nijmegen.
Wij zullen de PIOFACH-taken (personeel, ICT, organisatie, financiën, administratie,
communicatie en huisvesting) voor het Werkbedrijf uitvoeren. Er wordt voor dezelfde
constructie gekozen die ook bij de ODRN gebruikt wordt. Hiervoor stellen we een
dienstverleningsovereenkomst op.
3.1 We willen werken met een uniforme naamgeving voor de arbeidsmarktregio.
De arbeidsmarktregio heet op dit moment “Gelderland-Zuid”. Sommigen gebruiken als naam
ook “Nijmegen e.o.” en in onze documenten kiezen we structureel voor Rijk van Nijmegen.
Omdat we willen werken met één naam voor de arbeidsmarktregio, verzoeken we UWV ook
deze naam te hanteren en vragen we dit formeel aan. Op het moment dat de naamgeving
gepubliceerd wordt in de Staatscourant, is het officieel.
Argumentatie bij beslispunten raad
De argumentatie voor de beslispunten voor de raad staan in het raadsvoorstel.
Collegevoorstel
Vervolgvel
4
De wensen en bedenkingen (op voornemen Samen Sterker)
In het raadsvoorstel wordt beschreven hoe de wensen en bedenkingen (van de Nijmeegse
raad) zijn verwerkt.
5
Financiën
De begroting van het werkbedrijf is opgenomen in hoofdstuk 7 van Sterke werkwoorden.
Bij de inrichting van de begroting is het Participatiebudget, onderdeel Werkdeel, als
uitgangspunt genomen. De uitvoering van de taken van het werkbedrijf moeten passen
binnen de grenzen van het Participatiebudget. Momenteel is het Participatiebudget een
budget met een bestedingsverplichting. Vanaf 2015 gaan het Participatiebudget en de
middelen voor Jeugd en de AWBZ onderdeel uitmaken van het deelfonds Sociaal Domein.
De middelen binnen dit deelfonds zijn geoormerkt en mogen alleen besteed worden aan de
taken waarvoor dit deelfonds is ingericht.
De som van alle gemeentelijke Participatiebudgetten is minder dan wat de gemeenten op dit
moment gezamenlijk investeren in re-integratie. Dat komt omdat het budget slinkt én omdat
veel gemeenten aanvullende investeringen doen die bekostigd worden uit de algemene
middelen. Dit gebeurt omdat het Werkbedrijf een robuuste financiële basis moet hebben,
maar betekent wel dat – indien gemeenten niet aanvullend investeren – de omvang van de
dienstverlening per definitie slinkt. Het staat gemeenten altijd vrij om extra investeringen te
doen.
Door de bouw van het Werkbedrijf wijzigt de kostenstructuur voor de gemeente Nijmegen.
Onderstaand de kostenstructuur in de huidige Nijmeegse situatie en de Nijmeegse situatie
per 2015.
Nijmegen (x € 1.000)
Budget 2013
Budget 2014
Budget 2015
Participatiebudget
Loonkostenbudget I-deel
Eigen middelen programma
Eigen middelen uitvoering
Totaal baten
€ 13.494
€0
€ 4.993
€ 1.831
€ 20.318
€ 11.515
€ 3.502
€ 1.831
€ 16.848
€ 10.845
€ 304
€ 2.800
€1.831
€ 15.780
Dienstverlening 2013
Reserveren frictierisico
Structureel oplossen taakstelling
Dienstverlening Werkbedrijf 2015
Basisdienstverlening
Verplichtingen
Maatwerkbudget
Totaal lasten
€ 20.318
-
€ 16.848
-
€0
€ 634
€ 1.196
€ 20.318
€ 16.848
€ 7.781
€ 2.872
€ 3.297
€ 15.780
Baten
Lasten
Collegevoorstel
Vervolgvel
5
De inkomsten worden in 2015 als volgt geraamd:
a. In totaal zou in 2015 voor Nijmegen een budget van € 15,8 miljoen beschikbaar zijn voor
de uitvoering van de re-integratie.
b. Behorende bij beslispunt 2 voor de raad:
Vanuit de Rijksbijdrage Participatiebudget komt voor onze gemeente € 10,8 miljoen
beschikbaar voor de uitvoering van de re-integratie. Dit is exclusief de budgetten voor de
WSW en de arbeidsmatige dagbesteding. In hoofdstuk 7 van Sterke werkwoorden
worden deze budgetten allemaal beschreven.
c.
Behorende bij beslispunt 3 voor de raad:
Vanuit het inkomensdeel komt voor onze gemeente een bedrag van € 0,3 miljoen
beschikbaar voor het verstrekken van loonkostensubsidies.
d. Behorende bij beslispunt 4 voor de raad:
In 2015 is door toegevoegde gemeentelijke middelen voor Werk & Re-integratie een
bedrag van € 2,8 miljoen beschikbaar. Dit budget wordt ingezet bij het Werkbedrijf. De
komende jaren lopen deze middelen af. In 2016 is € 2,7 miljoen beschikbaar en in 2017
€ 2,5 miljoen.
e. Behorende bij beslispunt 5 voor de raad:
Op dit moment worden indirecte uitvoeringskosten ter hoogte van € 1,8 miljoen gedekt uit
de algemene middelen, in de toekomst draagt het Werkbedrijf deze lasten zelf. Dat
betekent dat dit budget vrijvalt.
De uitgaven worden in 2015 als volgt geraamd:
a. Behorende bij beslispunt 5 voor de raad:
Vanaf 2015 valt een budget van € 1,8 miljoen per jaar vrij (zie hierboven, ad e).
Ter invulling van een taakstelling en een structureel nadeel:
Voorgesteld wordt deze middelen in te zetten om de taakstelling F05 van € 896.000
structureel in te vullen. Daarnaast ontstaat door de overheveling van de taken reintegratie naar het Werkbedrijf een structureel nadeel van € 300.000. Voorgesteld wordt
ook dit structurele nadeel in te vullen met de vrijvallende middelen. Samen € 1,2 miljoen.
Te reserveren voor fricties:
Ten slotte wordt voorgesteld om het restant van het budget afgerond € 0,6 miljoen te
reserveren voor mogelijke frictie- en desintegratiekosten die ontstaan bij de inrichting van
het Werkbedrijf. Deze kosten ontstaan waarschijnlijk bij alle deelnemende gemeenten en
een gemeente is hier zelf verantwoordelijk voor. Gedurende een periode van 3 jaar
worden voordelen aangewend om investeringen te doen en nadelen elders te dekken. De
wijze waarop de regio dit doet, wordt beschreven in de hoofdstukken 8 en 10 van Sterke
werkwoorden. Op dit moment zijn de desintegratiekosten voor de gemeente Nijmegen
nog niet te bepalen. Deze worden in de loop van 2014 duidelijk, maar zullen echter alleen
ontstaan indien personeelsleden niet geplaatst kunnen worden.
b. Ad b, c en d behoren bij “de begroting van het Werkbedrijf” (hoofdstuk 7)
Voor de uitvoering van de basisdienstverlening is € 7,8 miljoen benodigd (inclusief
loonkostensubsidie vanuit het Inkomensdeel ad € 0,3 miljoen). De indirecte kosten
Collegevoorstel
Vervolgvel
6
bedragen in de begroting zoals opgenomen in het Werkboek 37,5%. In de regio is het
uitgangspunt geweest om alleen de Participatiebudgetten te gebruiken om een robuust
Werkbedrijf te bouwen. In de wetenschap dat het Werkbedrijf in de toekomst meer
primaire taken krijgt (door extra investeringen, integratie van delen van Breed en de
overdracht van de Wajongers met arbeidsvermogen), zullen de directe kosten stijgen.
Het bedrag voor ondersteunende functies is gemaximeerd. Ook als de primaire taken niet
toenemen zal de kwartiermaker de taak krijgen om in onderhandeling met de gastheer en
de regio te komen tot een lager percentage aan overhead dan 37,5% en streeft Nijmegen
als gastheer naar uniformering en een bandbreedte voor indirecte kosten die in overleg
met de regiogemeenten tot stand komt.
c.
Vanuit het verleden is onze gemeente verplichtingen aangegaan ter grootte van
€ 2,9 miljoen. Deze verplichtingen hebben betrekking op 73 participatiebanen en een
aantal inkoopcontracten. Het Werkbedrijf neemt deze verplichtingen over. Overigens
eindigen de inkoopcontracten eind 2015 en komt er op dat moment meer ruimte voor
maatwerk.
d. Indien alleen het Participatiebudget wordt ingezet, heeft de gemeente Nijmegen € 0,5
miljoen maatwerkbudget. Omdat voorgesteld wordt € 2,8 miljoen aan
programmamiddelen toe te voegen aan het budget voor het Werkbedrijf, stijgt het
maatwerkbudget naar € 3,3 miljoen.
De middelen voor de uitvoering van re-integratietaken zijn geoormerkt. Het niet bestede deel
moet geoormerkt worden om te besteden aan re-integratietaken. Per 1 januari 2013 bedroeg
dit budget € 4,2 miljoen (OMBD). Het is mogelijk dat per 1 januari 2015 een deel hiervan nog
over is. In verband met het geoormerkte karakter dient ook dit deel overgedragen te worden
aan het Werkbedrijf.
Eénmalig transitiebudget
In 2014, 2015 en 2016 investeert de regio € 1,5 miljoen in de ontwikkeling van het nieuwe
werkbedrijf. Hieruit worden de kosten gedekt voor de kwartiermaker en de ondersteuning en
inrichting die nodig is om het Werkbedrijf te bouwen. Hierbij moet gedacht worden aan initiële
opleidingskosten, inrichting automatiering, fiscale en juridische ondersteuning, etc. Hiervoor
wordt de volgende verdeelsleutel gehanteerd:
Gemeente
Beuningen
Druten
Groesbeek
Heumen
Millingen aan de Rijn
Mook en Middelaar
Nijmegen
Ubbergen
Wijchen
Transitiebudget
€ 87.000
€ 61.300
€ 70.500
€ 55.900
€ 24.000
€ 25.300
€ 991.500
€ 34.500
€ 150.000
* 50% van het budget op basis van inwoneraantallen en 50% op basis van klantaantallen.
In 2014 wordt een begrotingsvoorstel gedaan deze budgetten op te nemen in de
stadsbegroting 2015 en 2016.
Collegevoorstel
Vervolgvel
7
Behorende bij beslispunt 6:
Jaarlijks wordt verantwoording afgelegd over de wijze waarop dit transitiebudget is ingezet.
Indien er minder kosten zijn gemaakt, valt het budget – op basis van dezelfde verdeelsleutel –
weer vrij voor de deelnemende gemeenten. Het voorstel is voor 2014 de eenmalige
transitiekosten te dekken uit de provinciale middelen regionale sociale agenda.
6
Participatie en Communicatie
Bij de totstandkoming van Sterke werkwoorden en eerdere documenten, zijn diverse partijen
betrokken. AWBZ-instellingen, Breed, Onderwijsinstellingen, UWV, VNO-NCW, bonden,
werkgevers, cliëntenraden, adviesorganen en andere organisaties.
Ook zijn de ondernemingsraden steeds geïnformeerd over de stappen die gezet zijn.
Werkboek Sterke werkwoorden is voor advies bij de ondernemingsraden neergelegd en ook
bij de vervolgstappen zullen deze organen betrokken worden.
De cliëntenraden en adviesorganen zijn begin november over de plannen geïnformeerd.
Adviezen zijn op het moment van schrijven nog niet binnen. Zodra deze bij ons college
binnenkomen, zullen wij deze met onze reactie de raden toesturen. De toekomstige
participatie van cliënten is één van de ontwikkelpunten in het transitiejaar 2014. Het
voornemen is om in dat jaar een Platform cliëntenraden in ontwikkeling op te richten, waarin
een vertegenwoordiging zit van bestaande adviesorganen en cliëntenraden. Met dit Platform
is de betrokkenheid van cliënten geborgd, tevens zal dit Platform voorstellen voor de
toekomst gaan (mee-)ontwikkelen ten aanzien van de inrichting van een regionaal
adviesorgaan op het terrein van de Participatiewet.
7
Uitvoering en evaluatie
In hoofdstuk 12 van Sterke werkwoorden wordt een vervolgtraject geschetst. Op 1 januari
2015 heeft de regio een nieuw Werkbedrijf. Om een succesvolle transitie en overgang te
kunnen realiseren, wordt een aantal producten (een sociaal plan, een inventarisatie van
arbeidsvoorwaarden en een voorstel voor arbeidsvoorwaarden, etc.) ontwikkeld en wordt een
aantal processen ingericht.
Per 1 januari 2014 stellen wij een kwartiermaker aan. De opdracht die de kwartiermaker
meekrijgt, staat verwoord in Sterke werkwoorden en in de opdrachtomschrijving (bijlage 3).
Het Werkbedrijf is de eerste module van de MGR. Voor het Werkbedrijf wordt een
bestuurscommissie Werk ingericht. Deze wordt geformaliseerd na 1 juli 2014, wanneer de
MGR definitief wordt opgericht. Tot die tijd wordt gewerkt met een bestuurscommissie Werk in
oprichting.
8
Risico
In hoofdstuk 10 van Sterke werkwoorden worden de – voornamelijk financiële – risico’s
beschreven. Ongeacht de samenwerking in één Werkbedrijf zijn de belangrijkste risico’s:
-
De druk op het participatiebudget die bestaat omdat gemeenten de komende jaren
moeten toeleggen op de uitvoering van de WSW (krimpende budgetten).
De uitkomst van de gesprekken die gevoerd worden met de rijksoverheid over de
budgettaire kaders, ligt nog niet vast.
Collegevoorstel
Vervolgvel
8
-
Wijzigingen in het wettelijk kader. De rechtsopvolger van de Wwb, de Participatiewet
wordt waarschijnlijk pas in november 2013 aangeboden aan de Tweede Kamer. Het Rijk
koerst op spoedige besluitvorming in zowel Tweede als Eerste Kamer.
Het belangrijkste risico dat gepaard gaat met de bouw van het Werkbedrijf, is:
- Het transitieproces van tien naar één organisatie is een complex proces met veel
onzekerheden. Naast dit proces, moet de winkel gewoon open blijven.
- Momenteel geldt een verantwoordingsregime van het Participatiebudget. Bestede
middelen uit het Participatiebudget moeten besteed worden aan het omschreven doel (reintegratie). De gemeenteaccountant heeft de plannen inzake het Werkbedrijf beoordeeld
hierop en heeft een positief oordeel afgegeven. Dit betekent dat indien het huidige
verantwoordingsregime naar het Rijk blijft gelden, we het Participatiebudget correct
besteden.
Overigens is door het Rijk al aangekondigd dat bij de vorming van een deelfonds sociaal
domein de huidige (nominatieve) verantwoordingssystematiek naar het Rijk verandert.
Het risico op een niet-goedkeurende verklaring ten aanzien van besteding budget van de
accountant is daarmee marginaal.
Bijlage(n):
3 (raadsvoorstel, Werkboek Sterke werkwoorden, brief aan UWV)
Voorstel aan de Raad
Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel
18 december 2013
/ 178/2013
Fatale termijn: besluitvorming vóór:
1 maart 2014
Onderwerp
Werkbedrijf
Programma / Programmanummer
Werk & Inkomen / 1061
Portefeuillehouder
T. Tankir
Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d.
26 november 2013
Samenvatting
In februari 2013 hebben alle raden in de regio het voornemen “Samen Sterker” ontvangen. Dit
was een voornemen om een regionaal Werkbedrijf te bouwen. In het Werkboek “Sterke
werkwoorden” staat een nadere concretisering. Beschreven wordt hoe het nieuwe Werkbedrijf
gaat functioneren (bedrijfsdienstverlening, kandidaatsbenadering en verbindingsfunctie), wat het
financiële kader is, hoe de transitie plaatsvindt en wat de vervolgstappen zijn.
Het werkbedrijf is de eerste module van de MGR. De regeling voor de MGR wordt separaat aan
uw raad aangeboden. Er zijn dwarsverbanden tussen beide documenten. De MGR kan gezien
worden als de (publiekrechtelijke) rechtsvorm waaronder het nieuwe Werkbedrijf komt te vallen.
Daarom zitten in de eerste regeling ook specifieke verantwoordelijkheden en belangen die te
relateren zijn aan het werkbedrijf.
Voorstel om te besluiten
1. Onder voorbehoud van een positief advies van de ondernemingsraad, het Werkboek Sterke
werkwoorden vast te stellen, met inachtneming van de volgende uitgangspunten en
randvoorwaarden:
a. Het Werkbedrijf is een arbeidsbemiddelingsbedrijf en heeft drie functies:
bedrijfsdienstverlening, kandidaatsbenadering en verbinden.
b. Het Werkbedrijf voert in brede zin de regie over het instrumentarium dat de
Participatiewet biedt.
c. Met de bouw van een nieuw Werkbedrijf wordt een belangrijke impuls gegeven aan de
bedrijfsdienstverlening.
d. De kandidaatsbenadering van het Werkbedrijf is mensgericht.
e. Deelnemende gemeenten maken in een dienstverleningsovereenkomst (DVO) afspraken
over lokale dienstverlening van het Werkbedrijf. De gemeenteraden bepalen de kaders
voor deze dienstverlening, de colleges zijn verantwoordelijk voor de DVO’s.
f. Het Werkbedrijf werkt met één uniform instrumentarium. Daarvoor dragen de
gemeenteraden in de regio hun verordenende bevoegdheid over aan het Werkbedrijf
Opgesteld door, telefoonnummer, e-mail
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
1
2.
3.
4.
5.
6.
(concreet: de MGR). Met dit instrumentarium geeft het Werkbedrijf invulling aan de
verbindingsfunctie.
g. De informatievoorziening aan de gemeenteraden is tijdig en adequaat, en is gericht op
het maximaal faciliteren van de kaderstellende, controlerende en
volksvertegenwoordigende taken van de gemeenteraden.
h. Het Werkbedrijf is de eerste module van de MGR.
i. Over de scenariokeuze voor Breed en de positionering van het beschutte werk en de
arbeidsmatige dagbesteding wordt in 2014 separaat besloten.
De rijksbijdrage Participatiebudget, onderdeel Werkdeel, vanaf 2015 over te hevelen naar het
Werkbedrijf.
Het Inkomensdeel ten behoeve van de loonkostensubsidies vanaf 2015 over te hevelen naar
het Werkbedrijf.
Naast het Participatiebudget vanaf 2015 een budget van € 2.800.000 in te zetten bij het
Werkbedrijf en dit te dekken uit product Werk van programma Werk & Inkomen.
De vrijgevallen gemeentelijke uitvoeringskosten in te zetten ter dekking van:
- mogelijke frictiekosten (€ 634.000 p/j voor 2015 tot en met 2017);
- openstaande bezuinigingen (€ 1.196.000 structureel vanaf 2015).
In 2014 een bijdrage van € 500.000 te leveren aan de transitiekosten voor het Werkbedrijf en
dit bedrag te dekken uit de provinciale middelen voor de regionale sociale agenda (product
Werk bij programma Werk & Inkomen).
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Voorstel aan de Raad
Aan de Raad van de gemeente Nijmegen
1
Inleiding
In februari 2013 is het voornemen om één regionaal werkbedrijf te bouwen uitgesproken door
alle colleges in de regio Rijk van Nijmegen. In dat voornemen – verwoord in Samen Sterker –
wordt beschreven wat de functies zijn van dit nieuwe bedrijf. Nu worden deze functies nader
omschreven en wordt ook een concreter beeld geschetst van dat nieuwe werkbedrijf.
Samen Sterker was het derde formele document over regionale samenwerking op domein
Werk. Eind 2011 spraken de regiogemeenten de intentie uit om samenwerking te verkennen,
medio 2012 werd er een voortgangsnotitie naar de raden gestuurd. Na de val van kabinet
Rutte I werd de Wet Werken naar Vermogen controversieel verklaard, in het coalitieakkoord
van kabinet Rutte II werd de Participatiewet geïntroduceerd. Deze is – naar aanleiding van
het Sociaal Akkoord van april 2013 – aangepast. Het Rijk koerst op besluitvorming in de
Tweede Kamer eind 2013.
Sterke werkwoorden (bijlage 1) – dat door de regionale colleges is vastgesteld op 26
november 2013 – beschrijft en visualiseert het nieuwe werkbedrijf, dat verantwoordelijk wordt
voor de hele participatieketen (van mensen die veel ondersteuning nodig hebben om te
participeren (beschut werk, arbeidsmatige dagbesteding) tot mensen die bijna werkfit zijn) en
vormgeeft aan de bedrijfsdienstverlening, de kandidaatsbenadering en de verbindingsfunctie.
Het nieuwe werkbedrijf is de eerste module die valt onder de Modulaire Gemeenschappelijke
Regeling Regio Rijk van Nijmegen.
1.1 Wettelijk kader of beleidskader
Op de besluitvorming zijn van toepassing:
- Artikel 25 eerste lid Wet op de Ondernemingsraden (adviesrecht OR). De OR heeft
adviesrecht op Werkboek Sterke werkwoorden.
- Kadernota Verbonden Partijen gemeente Nijmegen.
Als het processchema uit de Kadernota wordt gebruikt, is oprichting van een
publiekrechtelijke samenwerking de uitkomst: er is sprake van een publiek belang,
volledige gemeentelijke betrokkenheid is niet noodzakelijk, de gemeente kan niet alleen
opdracht-, subsidie- of regelgever zijn, publiekrechtelijke participatie op basis van de Wgr
is mogelijk.
- De Wet werk en bijstand en de rechtsopvolgers van deze wet.
1.2 Relatie met programma
De huidige gemeentelijke afdelingen Werk gaan op in het nieuwe regionale werkbedrijf. De
huidige afdelingen zijn momenteel onderdeel van het programma Werk en Inkomen. Dat
betekent niet dat alles wat het werkbedrijf doet, op dit moment technisch gezien valt onder dit
programma. Er zijn diverse dwarsverbanden, zoals met programma economie
(bedrijfsdienstverlening), onderwijs (jongerenaanpak) en zorg & welzijn (arbeidsmatige
dagbesteding valt, juridisch gezien, onder de nieuwe Wmo).
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
3
2
Doelstelling
Een nieuw werkbedrijf op te richten, waarvoor de kaders beschreven staan in Sterke
werkwoorden. Het nieuwe werkbedrijf wordt verantwoordelijk voor de hele participatieketen
en geeft vorm aan de bedrijfsdienstverlening, de kandidaatsbenadering en de
verbindingsfunctie. De ambitie is mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt
zelfredzamer te maken en hun loonwaarde te laten stijgen.
Onder de participatieketen worden alle mensen verstaan die hulp van het Werkbedrijf nodig
hebben om te kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Dan gaat het over mensen die
structurele ondersteuning nodig hebben om te participeren, maar ook over mensen die bijna
werkfit zijn.
Ten aanzien van de kernfunctie bedrijfsdienstverlening formuleert het Werkbedrijf vooralsnog
de volgende concrete regionale ambities:
1. Ontzorgen en faciliteren van bedrijven met het doel werk aan de onderkant van de
arbeidsmarkt beschikbaar te krijgen.
2. Een platform bieden aan bedrijven om de afspraken in het kader van het Sociaal Akkoord
te realiseren.
Ten aanzien van de kernfunctie kandidaatsbenadering formuleert het Werkbedrijf vooralsnog
de volgende concrete regionale ambities:
3. Instroom: 2.000 nieuwe kandidaten direct verbinden aan bedrijven en de jongeren die
binnenkomen van informatie en advies over werk en scholing bedienen.
4. 2.000 kandidaten die op dit moment een uitkering ontvangen direct aan bedrijven
verbinden.
5. In de dienstverlening de focus leggen op nieuwe instroom, jongeren en werkzoekenden
met een arbeidsbeperking.
Naast deze concrete ambities (output), rapporteert het Werkbedrijf ook over een aantal
maatschappelijke effecten (outcome). Het Werkbedrijf wil dat:
- de ontwikkeling van het volume van het uitkeringsbestand;
- de uitstroom van mensen met een uitkering naar werk;
- het jeugdwerkloosheidspercentage;
- de gemiddelde verblijfsduur in de bijstand en;
- de gemiddelde prijs van de uitkeringen
minimaal gelijke tred houden met de landelijke benchmarks.
Het werkbedrijf te laten vallen onder de MGR en de betrokkenheid van de vakinhoudelijke
portefeuillehouders te garanderen door de inrichting van een bestuurscommissie.
Een transitietraject vorm te geven conform de daarvoor afgesproken universele
uitgangspunten, zoals beschreven in hoofdstuk 8 van Sterke werkwoorden.
3
Argumenten
Het vaststellen van dit raadsvoorstel, heeft tot gevolg dat er één nieuw regionaal Werkbedrijf
wordt gebouwd voor de regio Rijk van Nijmegen, waarin onderdelen van Breed worden
geïntegreerd. Dat nieuwe Werkbedrijf is een slagvaardige netwerkorganisatie waarin
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
4
bedrijven en kandidaten direct aan elkaar verbonden worden met een uniform
instrumentarium voor de hele regio. De regio wil:
- de bedrijfsdienstverlening een impuls geven.
- dat het werkbedrijf een mensgerichte benadering heeft, dat intensieve dienstverlening
levert wanneer nodig en terugtreedt waar dat kan.
- een modern en eigentijds werkbedrijf, dat flexibel opereert en een netwerkorganisatie is.
De cultuur is niet ambtelijk.
De beslispunten voor de Raad worden in onderstaande tabel kort toegelicht. Daar waar
mogelijk, wordt verwezen naar een specifiek hoofdstuk of specifieke paragraaf in Sterke
werkwoorden.
Punt
1a.
Korte toelichting
Het Werkbedrijf is een arbeidsbemiddelingsbedrijf. Een
arbeidsbemiddelingsbedrijf verbindt kandidaten aan bedrijven. De visie op basis
waarvan het Werkbedrijf dit werk doet, wordt beschreven in hoofdstuk 1 van
Sterke werkwoorden. In paragraaf 1.2 van dit hoofdstuk worden de missie en de
kernwaarden van het Werkbedrijf beschreven.
1b.
Het werkbedrijf voert in brede zin de regie over het instrumentarium dat de
Participatiewet biedt. Daarmee is het Werkbedrijf er voor iedereen is die een
afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Met deze uitgangspunten wordt ook gezegd
dat het Werkbedrijf niet alle functies die nodig zijn om iedereen aan het werk te
helpen zelf uitvoert. Zo zal het Werkbedrijf niet de uitvoerder zijn van de
arbeidsmatige dagbesteding.
1c.
Het werkbedrijf geeft een impuls aan de bedrijfsdienstverlening en werkt samen
met bedrijven door:
- echt contact te hebben, met één aanspreekpunt met kennis van de branche
en het bedrijf daarbinnen;
- een goede detacheringsfaciliteit te bieden (het werkgeverschap te dragen);
- kandidaten en bedrijven goed te begeleiden en direct met elkaar in contact te
brengen;
- risico’s weg te nemen;
- goed te adviseren.
De bedrijfsdienstverlening wordt omschreven in hoofdstuk 2.
1d.
Het Werkbedrijf benadert kandidaten mensgericht en helpt hen door:
- uit te gaan van wat een kandidaat wél kan en op zoek te gaan naar diens
talenten;
- kandidaten direct in contact te brengen met bedrijven;
- de juiste begeleiding te bieden (van bemiddeling tot intensieve begeleiding).
Deze kandidaatsbenadering wordt uitgewerkt in hoofdstuk 3.
1e.
Elke individuele gemeente sluit met het Werkbedrijf (de MGR) een
dienstverleningsovereenkomst af (DVO). In deze DVO wordt bepaald welke
dienstverlening een gemeente afneemt. Deze bestaat voor een groot deel uit
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
5
basisdienstverlening en voor een kleiner deel uit maatwerkdienstverlening. In
hoofdstuk 7 wordt beschreven hoe deze dienstverlening er uitziet. In hoofdstuk
11 wordt ingegaan op de DVO.
1f.
Een goede match tussen bedrijven en kandidaten wordt gemaakt door de
medewerkers van het Werkbedrijf. Deze medewerkers beschikken over een
gereedschapskist die beschreven wordt in hoofdstuk 4.
Het nieuwe Werkbedrijf werkt met één instrumentarium. Dat betekent dat de
regio één re-integratieverordening heeft en dat de raden hun verordenende
bevoegdheid overdragen aan het Werkbedrijf (de MGR). Dit staat opgenomen in
de tekst van de regeling MGR die door de colleges op 26 november 2013 naar
de raden is gestuurd.
1g.
Ieder college is zelf verantwoordelijk de vertaling van de strategische kaders van
de raad in een DVO en voor de afstemming hierover met de raden. In Nijmegen
zal de raad in vroeg stadium betrokken worden bij deze kaderstelling en streeft
het college naar een meerjarige DVO. Het Werkbedrijf rapporteert op basis van
een aantal prestatie-indicatoren. Deze indicatoren staan benoemd in paragraaf
7.6 en zijn gebaseerd op de doelstellingen die in dit raadsvoorstel en in
paragraaf 7.3 staan beschreven.
1h.
Het Werkbedrijf is de eerste module van de MGR. Over de MGR wordt separaat
besloten door de regionale gemeenteraden. Een voorstel hiervoor is door de
colleges op 26 november 2013 vastgesteld.
1i.
Binnen Breed worden op dit moment scenario’s ontwikkeld voor de integratie van
(delen van) Breed in het nieuwe Werkbedrijf. Breed heeft hiertoe de opdracht
gehad van de colleges, met als belangrijk deelaspect dat de investeringen in het
kader van de revitalisering van Breed maximaal moeten renderen.
Met AWBZ-partijen wordt overleg gevoerd over de positionering van de
arbeidsmatige dagbesteding.
Zowel over Breed en de arbeidsmatige dagbesteding wordt in de toekomst
separaat besloten.
Het beschutte werk is overigens iets anders dan een interne plek bij Breed. Het
beschutte werk is een nieuwe term in het kader van de Participatiewet, en kan
bijvoorbeeld bij werkgevers georganiseerd worden.
2.
Het Werkbedrijf wordt gebouwd op basis van het Participatiebudget (onderdeel
Werkdeel). In hoofdstuk 7 wordt dit nader beschreven. Dit is een Rijksbijdrage
die specifiek bedoeld is voor re-integratie. Verplichtingen en eventuele
overschotten van de Rijksbijdrage uit het verleden gaan mee naar het nieuwe
Werkbedrijf. Voor Nijmegen geldt dat er nog voor € 2,8 miljoen aan verplichtingen
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
6
zijn uit het verleden die overgaan naar het Werkbedrijf. Daardoor krimpt het
budget om maatwerkafspraken te maken. Op termijn nemen deze verplichtingen
af.
3.
Loonkostensubsidie is een belangrijk nieuw re-integratie-instrument in de nieuwe
Participatiewet. Het nieuwe Werkbedrijf gaat uitvoering geven aan dit instrument.
De gemeenten krijgen hiervoor middelen van het Rijk beschikbaar via het
zogenoemde Inkomensdeel (voor de dekking van de bijstandslasten). Deze
middelen worden overgeheveld naar het Werkbedrijf.
4.
Het programmabudget Werk & Inkomen is de afgelopen jaren een aantal maal
gewijzigd (structurele toevoegingen en bezuinigingen). Vanaf 2015 resteren er
aan programmamiddelen € 2,8 miljoen, in 2016 € 2,7 miljoen en in 2017 € 2,5
miljoen. Het voorstel is deze middelen vanaf 2015 over te hevelen naar het
Werkbedrijf. Bij de vaststelling van toekomstige dienstverleningsovereenkomsten
wordt geconcretiseerd welke dienstverlening de gemeente Nijmegen hiervoor
inkoopt bij het Werkbedrijf.
5.
De gemeente Nijmegen is gastheer voor het Werkbedrijf voor de
ondersteunende functies (PIOFACH (personeel, ICT, organisatie, financiën,
administratie, communicatie en huisvesting), hoofdstuk 9). Deze ondersteuning
wordt gefinancierd vanuit de begroting van het Werkbedrijf. Dat betekent dat er
gemeentelijke uitvoeringskosten vrijvallen, die ingezet worden ter dekking van
mogelijke frictiekosten en openstaande bezuinigingen.
Daarbij wordt de kanttekening gemaakt dat de frictiekosten nu nog niet
vastgesteld kunnen worden. Deze zijn voor een groot deel afhankelijk van welke
medewerkers meegaan naar het nieuwe Werkbedrijf. Tijdens de transitie wordt
duidelijk hoe hoog de transitiekosten per gemeente zijn. In generieke zin zijn hier
tussen de regiogemeenten onderling afspraken over gemaakt. Deze staan in
hoofdstuk 8.
6.
In 2014 worden de transitiekosten gedekt uit de provinciale middelen in het kader
van de regionale sociale agenda. De regio heeft een budget van € 1,1 miljoen
gekregen voor een aantal ontwikkelpunten. Met als doel eind 2015 een
Participatieketen te hebben en een bovenlokale werkgeversaanpak gekoppeld
aan een uniform instrumentarium.
Ontwikkelagenda
De impact van de transities op het sociaal domein is groot. Met dit werkboek is de regio er
nog niet. In paragraaf 9.7 wordt een aantal ontwikkelpunten geschetst dat nog nader
uitgewerkt moet worden. Naast de bouw van een nieuw Werkbedrijf, is de ontwikkelagenda in
2014 een belangrijk kader. Het gaat om de volgende (belangrijke) punten:
-
Het positioneren van de arbeidsmatige dagbesteding en het beschutte werk;
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
7
-
De aansluiting van het Werkbedrijf op de lokale toegangspoort en de afstemming met
zorg en welzijn;
Het ontwerpen van verdiepende diagnoses in samenwerking met alliantiepartners;
Het ontwikkelen van één re-integratieverordening en een harmonisatie van het
instrumentarium;
Het integreren van (onderdelen van) Breed;
Een vervolg geven aan de huidige jongerenaanpak;
Het onderzoeken van de mogelijkheid om het Werkbedrijf onder te brengen bij een
privaatrechtelijke rechtsvorm;
Het positioneren van kandidaten (cliëntenraden);
Het neerzetten van de dienstverlening voor huidige Wajongers die straks overgaan
naar de gemeente.
De (Nijmeegse) wensen en bedenkingen op Samen Sterker
De regionale wensen en bedenkingen zijn samengevat en op 4 juni 2013 verstuurd aan de
raden in de regio. Op hoofdlijn is een zevental aandachtspunten benoemd:
1. Politieke legitimiteit en de kaderstellende en controlerende rol
Op dit onderwerp wordt ingegaan in het stuk In een goede relatie geef je elkaar de
ruimte, op basis waarvan de MGR wordt ingericht. Bij deze stukken ligt het
goedkeuringsbesluit voor deze regeling. In Sterke werkwoorden wordt verwoord wat de
lokale sturingsruimte is. De basisdienstverlening bestaat uit de kernfuncties van het
werkbedrijf (bedrijfsdienstverlening, kandidaatsbenadering en trajecten) en via
maatwerkafspraken kan een deelnemende gemeente de dienstverlening een lokale kleur
geven.
2. De functies van het nieuwe werkbedrijf
In Sterke werkwoorden worden de functies – die in Samen Sterker nog kort en bondig
beschreven werden – geconcretiseerd. Aan alle functies is een specifiek hoofdstuk (2, 3
en 4) gewijd en in het hoofdstuk (7) over de financiën wordt de relatie gelegd tussen
functies en middelen.
3. Lokale betrokkenheid
Bij het schrijven van Sterke werkwoorden is een beroep gedaan op de deskundigheid in
de regio. Niet alleen binnen gemeenten, maar ook bij partners. UWV, Breed en Divosa
(de sociale diensten zelf) zijn nauw betrokken en met VNO-NCW en de bonden zijn
gesprekken geweest.
4. Financiën
Het nieuwe werkbedrijf wordt gebouwd op basis van het Participatiebudget. Deze keuze
impliceert dat het bedrijf kleiner is dan de huidige afdelingen Werk (sociale diensten) bij
elkaar opgeteld, omdat gemeenten op dit moment meer investeren dan alleen het
Participatiebudget. Met deze keuze wordt een solide basis gelegd. Indien een
deelnemende gemeente besluit om minder te gaan investeren in het werkbedrijf, mag dit
niet leiden tot exploitatieproblemen. Het staat ons altijd vrij om aanvullende investeringen
te doen in re-integratie.
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
8
5. De positie van Breed
De directie van Breed heeft de opdracht gehad om scenario’s te ontwikkelen voor de
overheveling/integratie van (delen van) Breed naar het nieuwe werkbedrijf. Begin 2014
wordt hier nader over besloten. Het uitgangspunt is dat de investering die de regio doet in
Breed, maximaal rendeert. Dat betekent bijvoorbeeld dat functieboeken die speciaal
ontwikkeld zijn voor Breed – en aansluiten bij de koers in Sterke werkwoorden en bij de
ambitie die de regio met Breed heeft (een modern arbeidsbemiddelingsbedrijf) – gebruikt
worden bij de bouw van het nieuwe werkbedrijf.
6. Best practices
Alle gemeenten in Nederland staan voor de uitdaging de Participatiewet in te voeren. In
het traject is nadrukkelijk tijd en energie gestoken in het ophalen van best practices en
het delen van informatie.
7. Uitstappen
Uitstappen uit een GR is altijd mogelijk, maar betekent wel dat er kritisch gekeken moet
worden naar de (financiële consequenties). Als deelnemende gemeente ben je deels
eigenaar van een rechtsvorm die een balans heeft met schulden en bezittingen. Deze
moeten – indien een gemeente uittreedt – berekend worden. Op basis van deze
berekening ontstaat een financieel plaatje. Normaliter worden definitieve afspraken
hiervoor gemaakt in het algemeen bestuur van een GR.
Naast deze wensen en bedenkingen, is er in Nijmegen een aantal andere wensen en
bedenkingen ingediend die in bovenstaand overzicht niet zijn meegenomen:
8. Vóór besluitvorming een uitwerking van verschillende scenario’s waarin de
informatievoorziening door het Regionaal Werkbedrijf aan de raden is geregeld.
In juni/juli is een consultatieronde gehouden onder raadsleden, waarin
informatievoorziening een belangrijk gespreksonderwerp is geweest. De uitkomsten
hiervan zijn meegenomen in “In een goede relatie geef je elkaar de ruimte”, en volgens
die lijn wordt het werkbedrijf ingericht.
9. De mens moet centraal blijven staan.
In Sterke werkwoorden staat de mens centraal. Het nieuwe werkbedrijf werkt niet op
basis van regelingen, maar op basis van een integraal beeld. Op basis daarvan wordt
bepaald of intensieve dienstverlening nodig is. Uitkomst van die analyse kan ook zijn dat
er geen dienstverlening nodig is.
10. Meer mensen vanuit de dagbesteding naar regulier werk.
Het streven van het nieuwe werkbedrijf is om zoveel mogelijk mensen naar zo regulier
mogelijk werk te leiden.
11. Geen verlies aan zicht, aandacht en budget voor mensen waarvoor regulier werk niet tot
de mogelijkheden behoort.
Dit is een ambitie die niet gegarandeerd kan worden. Het werkbedrijf heeft een potentiële
kandidatengroep van 15.000 mensen en een fors deel van hen zal geen regulier werk
kunnen krijgen. Daarvoor is structurele ondersteuning of zorg nodig, en de budgetten om
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
9
dit te betalen slinken. Dat betekent dat (politieke) keuzes nodig zijn en het college voelt
zich verantwoordelijk om deze keuzes – met de raden – zorgvuldig te maken. De mensen
die echt hulp nodig hebben zijn voor ons hierbij prioriteit, zoals ook aangegeven wordt in
Sterke werkwoorden. In hoofdstuk 7 wordt nadrukkelijk bij de totale groep potentiële
klanten stilgestaan.
In Sterke werkwoorden wordt een ontwikkelagenda beschreven. Deze agenda is nog niet
volledig, omdat er veel uitdagingen nog opgepakt moeten worden met het nieuwe
Werkbedrijf. Zoals een benadering voor niet-uitkeringsgerechtigden of de aansluiting van
het Werkbedrijf op participatie- en vrijwilligersinitiatieven.
12. Werken met een dagelijks bestuur en bestuurscommissies met verantwoordelijke
wethouders.
Deze wens is één-op-één overgenomen.
13. De rechten van SW-medewerkers goed waarborgen.
Mensen die op dit moment een SW-indicatie hebben, behouden deze indicatie. Indien zij
van Breed overgaan naar een andere organisatie, zal dit zo zorgvuldig mogelijk
gebeuren.
14. Het werkbedrijf niet te bureaucratisch maken.
“Te” is nooit goed. Het nieuwe werkbedrijf is zakelijk ingericht en is geen klassieke
sociale dienst.
15. Heldere financiële kaders per gemeente.
In Sterke werkwoorden wordt – in hoofdstuk 7 – aangegeven hoeveel budget per
deelnemende gemeente ingebracht wordt. Per deelnemende gemeente sluit het
werkbedrijf een dienstverleningsovereenkomst af.
Gemeenten kunnen altijd meer dienstverlening afnemen. Indien een gemeente dit doet,
wordt dat vastgelegd in een separate overeenkomst of in de
dienstverleningsovereenkomst. Het is een gemeentelijke verantwoordelijkheid om dit
transparant te verwerken in de gemeentebegroting. Het college kiest ervoor om – via de
stadsbegroting – inzichtelijk te maken welk budget exact overgedragen wordt aan het
werkbedrijf en welke opdracht het werkbedrijf hiervoor meekrijgt.
16. Werken met meerjarige uitvoeringsprogramma’s om strategisch te kunnen sturen.
Voorgesteld wordt om met een meerjarig uitvoeringsprogramma (4 jaar, 2015-2018) te
gaan werken.
4
Risico’s
In hoofdstuk 10 van Sterke werkwoorden worden de – voornamelijk financiële – risico’s
beschreven. Ongeacht de samenwerking in één Werkbedrijf zijn de belangrijkste risico’s:
-
De druk op het participatiebudget die bestaat omdat gemeenten de komende jaren
moeten toeleggen op de uitvoering van de WSW (krimpende budgetten).
De uitkomst van de gesprekken die gevoerd worden met de rijksoverheid over de
budgettaire kaders, ligt nog niet vast.
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
10
-
Wijzigingen in het wettelijk kader. De rechtsopvolger van de Wwb, de Participatiewet
wordt waarschijnlijk pas in november 2013 aangeboden aan de Tweede Kamer. Het Rijk
koerst op spoedige besluitvorming in zowel Tweede als Eerste Kamer.
Het belangrijkste risico dat gepaard gaat met de bouw van het Werkbedrijf, is:
- Het transitieproces van tien naar één organisatie is een complex proces met veel
onzekerheden. Naast dit proces, moet de winkel gewoon open blijven.
5
Financiën
De begroting van het werkbedrijf is opgenomen in hoofdstuk 7 van Sterke werkwoorden.
Bij de inrichting van de begroting is het Participatiebudget, onderdeel Werkdeel, als
uitgangspunt genomen. De uitvoering van de taken van het werkbedrijf moeten passen
binnen de grenzen van het Participatiebudget. Momenteel is het Participatiebudget een
budget met een bestedingsverplichting. Vanaf 2015 gaan het Participatiebudget en de
middelen voor Jeugd en de AWBZ onderdeel uitmaken van het deelfonds Sociaal Domein.
De middelen binnen dit deelfonds zijn geoormerkt en mogen alleen besteed worden aan de
taken waarvoor dit deelfonds is ingericht.
De som van alle gemeentelijke Participatiebudgetten is minder dan wat de gemeenten op dit
moment gezamenlijk investeren in re-integratie. Dat komt omdat het budget slinkt én omdat
veel gemeenten aanvullende investeringen doen die bekostigd worden uit de algemene
middelen. Dit gebeurt omdat het Werkbedrijf een robuuste financiële basis moet hebben,
maar betekent wel dat – indien gemeenten niet aanvullend investeren – de omvang van de
dienstverlening per definitie slinkt. Het staat gemeenten altijd vrij om extra investeringen te
doen.
Door de bouw van het Werkbedrijf wijzigt de kostenstructuur voor de gemeente Nijmegen.
Onderstaand de kostenstructuur in de huidige Nijmeegse situatie en de Nijmeegse situatie
per 2015.
Nijmegen (x € 1.000)
Budget 2013
Budget 2014
Participatiebudget
Loonkostenbudget I-deel
Eigen middelen programma
Eigen middelen uitvoering
Totaal baten
€ 13.494
€0
€ 4.993
€ 1.831
€ 20.318
€ 11.515
Dienstverlening 2013
Reserveren frictierisico
Structureel oplossen taakstelling
Dienstverlening Werkbedrijf 2015
Basisdienstverlening
€ 20.318
€ 16.848
Budget 2015
Baten
€ 3.502
€ 1.831
€ 16.848
€ 10.845
€ 304
€ 2.800
€1.831
€ 15.780
Lasten
€0
€ 634
€ 1.196
€ 7.781
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
11
Verplichtingen
Maatwerkbudget
Totaal lasten
€ 20.318
€ 16.848
€ 2.872
€ 3.297
€ 15.780
De inkomsten worden in 2015 als volgt geraamd:
a. In totaal zou in 2015 voor Nijmegen een budget van € 15,8 miljoen beschikbaar zijn voor
de uitvoering van de re-integratie.
b. Behorende bij beslispunt 2 voor de raad:
Vanuit de Rijksbijdrage Participatiebudget komt voor onze gemeente € 10,8 miljoen
beschikbaar voor de uitvoering van de re-integratie. Dit is exclusief de budgetten voor de
WSW en de arbeidsmatige dagbesteding. In hoofdstuk 7 van Sterke werkwoorden
worden deze budgetten allemaal beschreven.
c.
Behorende bij beslispunt 3 voor de raad:
Vanuit het inkomensdeel komt voor onze gemeente een bedrag van € 0,3 miljoen
beschikbaar voor het verstrekken van loonkostensubsidies.
d. Behorende bij beslispunt 4 voor de raad:
In 2015 is door toegevoegde gemeentelijke middelen voor Werk & Re-integratie een
bedrag van € 2,8 miljoen beschikbaar. Dit budget wordt ingezet bij het Werkbedrijf. De
komende jaren lopen deze middelen af. In 2016 is € 2,7 miljoen beschikbaar en in 2017
€ 2,5 miljoen.
e. Behorende bij beslispunt 5 voor de raad:
Op dit moment worden indirecte uitvoeringskosten ter hoogte van € 1,8 miljoen gedekt uit
de algemene middelen, in de toekomst draagt het Werkbedrijf deze lasten zelf. Dat
betekent dat dit budget vrijvalt.
De uitgaven worden in 2015 als volgt geraamd:
a. Behorende bij beslispunt 5 voor de raad:
Vanaf 2015 valt een budget van € 1,8 miljoen per jaar vrij (zie hierboven, ad d).
Ter invulling van een taakstelling en een structureel nadeel:
Voorgesteld wordt deze middelen in te zetten om de taakstelling F05 van € 896.000
structureel in te vullen. Daarnaast ontstaat door de overheveling van de taken reintegratie naar het Werkbedrijf een structureel nadeel van € 300.000. Voorgesteld wordt
ook dit structurele nadeel in te vullen met de vrijvallende middelen. Samen € 1,2 miljoen.
Te reserveren voor fricties:
Ten slotte wordt voorgesteld om het restant van het budget afgerond € 0,6 miljoen te
reserveren voor mogelijke frictie- en desintegratiekosten die ontstaan bij de inrichting van
het Werkbedrijf. Deze kosten ontstaan waarschijnlijk bij alle deelnemende gemeenten en
een gemeente is hier zelf verantwoordelijk voor. Gedurende een periode van 3 jaar
worden voordelen aangewend om investeringen te doen en nadelen elders te dekken. De
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
12
wijze waarop de regio dit doet, wordt beschreven in de hoofdstukken 8 en 10 van Sterke
werkwoorden. Op dit moment zijn de desintegratiekosten voor de gemeente Nijmegen
nog niet te bepalen. Deze worden in de loop van 2014 duidelijk, maar zullen echter alleen
ontstaan indien personeelsleden niet geplaatst kunnen worden.
b. Ad b, c en d behoren bij “de begroting van het Werkbedrijf” (hoofdstuk 7)
Voor de uitvoering van de basisdienstverlening is € 7,8 miljoen benodigd (inclusief
loonkostensubsidie vanuit het Inkomensdeel ad € 0,3 miljoen). De indirecte kosten
bedragen in de begroting zoals opgenomen in het Werkboek 37,5%. In de regio is het
uitgangspunt geweest om alleen de Participatiebudgetten te gebruiken om een robuust
Werkbedrijf te bouwen. In de wetenschap dat het Werkbedrijf in de toekomst meer
primaire taken krijgt (door extra investeringen, integratie van delen van Breed en de
overdracht van de Wajongers met arbeidsvermogen), zullen de directe kosten stijgen.
Het bedrag voor ondersteunende functies is gemaximeerd. Ook als de primaire taken niet
toenemen, zal de kwartiermaker de taak krijgen om in onderhandeling met de gastheer
en de regio te komen tot een lager percentage aan overhead dan 37,5% en streeft
Nijmegen als gastheer naar uniformering en een bandbreedte voor indirecte kosten die in
overleg met de regiogemeenten tot stand komt.
c.
Vanuit het verleden is onze gemeente verplichtingen aangegaan ter grootte van
€ 2,9 miljoen. Deze verplichtingen hebben betrekking op 73 participatiebanen en een
aantal inkoopcontracten. Het Werkbedrijf neemt deze verplichtingen over. Overigens
eindigen de inkoopcontracten eind 2015 en komt er op dat moment meer ruimte voor
maatwerk.
d. Indien alleen het Participatiebudget wordt ingezet, heeft de gemeente Nijmegen € 0,5
miljoen maatwerkbudget. Omdat voorgesteld wordt € 2,8 miljoen aan
programmamiddelen toe te voegen aan het budget voor het Werkbedrijf, stijgt het
maatwerkbudget naar € 3,3 miljoen.
De middelen voor de uitvoering van re-integratietaken zijn geoormerkt. Het niet bestede deel
moet geoormerkt worden om te besteden aan re-integratietaken. Per 1 januari 2013 bedroeg
dit budget € 4,2 miljoen (OMBD). Het is mogelijk dat per 1 januari 2015 een deel hiervan nog
over is. In verband met het geoormerkte karakter dient ook dit deel overgedragen te worden
aan het Werkbedrijf.
Eénmalig transitiebudget
In 2014, 2015 en 2016 investeert de regio € 1,5 miljoen in de ontwikkeling van het nieuwe
werkbedrijf. Hieruit worden de kosten gedekt voor de kwartiermaker en de ondersteuning en
inrichting die nodig is om het Werkbedrijf te bouwen. Hierbij moet gedacht worden aan initiële
opleidingskosten, inrichting automatiering, fiscale en juridische ondersteuning, etc. Hiervoor
wordt de volgende verdeelsleutel gehanteerd:
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
13
Gemeente
Beuningen
Druten
Groesbeek
Heumen
Millingen aan de Rijn
Mook en Middelaar
Nijmegen
Ubbergen
Wijchen
Transitiebudget
€ 87.000
€ 61.300
€ 70.500
€ 55.900
€ 24.000
€ 25.300
€ 991.500
€ 34.500
€ 150.000
* 50% van het budget op basis van inwoneraantallen en 50% op basis van klantaantallen.
In 2014 wordt een begrotingsvoorstel gedaan deze budgetten op te nemen in de
stadsbegroting 2015 en 2016.
Behorende bij beslispunt 6:
Jaarlijks wordt verantwoording afgelegd over de wijze waarop dit transitiebudget is ingezet.
Indien er minder kosten zijn gemaakt, valt het budget – op basis van dezelfde verdeelsleutel –
weer vrij voor de deelnemende gemeenten. Het voorstel is voor 2014 de eenmalige
transitiekosten te dekken uit de provinciale middelen regionale sociale agenda.
6
Participatie en Communicatie
Bij de totstandkoming van Sterke werkwoorden en eerdere documenten, zijn diverse partijen
betrokken geweest. AWBZ-instellingen, Breed, Onderwijsinstellingen, UWV, VNO-NCW,
bonden, werkgevers, cliëntenraden, adviesorganen en andere organisaties.
Ook zijn de ondernemingsraden steeds geïnformeerd over de stappen die gezet zijn.
Werkboek Sterke werkwoorden is voor advies bij de ondernemingsraden neergelegd en ook
bij de vervolgstappen zullen deze organen betrokken worden.
De cliëntenraden en adviesorganen zijn begin november over de plannen geïnformeerd.
Adviezen zijn op het moment van schrijven nog niet binnen. Zodra deze bij ons college
binnenkomen, zal het college deze met haar reactie de raad toesturen. De toekomstige
participatie van cliënten is één van de ontwikkelpunten in het transitiejaar 2014. Het
voornemen is om in dat jaar een Platform cliëntenraden in ontwikkeling op te richten, waarin
een vertegenwoordiging zit van bestaande adviesorganen en cliëntenraden. Met dit Platform
is de betrokkenheid van cliënten geborgd, tevens zal dit Platform voorstellen voor de
toekomst gaan (mee-)ontwikkelen ten aanzien van de inrichting van een regionaal
adviesorgaan op het terrein van de Participatiewet.
7
Uitvoering en evaluatie
In hoofdstuk 12 van Sterke werkwoorden wordt een vervolgtraject geschetst. Op 1 januari
2015 heeft de regio een nieuw Werkbedrijf. Om een succesvolle transitie en overgang te
kunnen realiseren, wordt een aantal producten (een sociaal plan, een inventarisatie van
arbeidsvoorwaarden en een voorstel voor arbeidsvoorwaarden, etc.) ontwikkeld en wordt een
aantal processen ingericht.
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
14
Het werkbedrijf is de eerste module binnen de MGR Regio Rijk van Nijmegen. Het nieuwe
bedrijf staat niet van de één op de andere dag, maar is een organisatie die moet gaan
groeien. Hierbij worden de gemeenteraden betrokken. Daarom krijgt de MGR ook een
“samenwerkingscommissie”. In deze commissie nemen raadsleden zitting en zij kunnen hierin
aangeven welke verbetervoorstellen zij nodig vinden (dit is één van de functies van de
samenwerkingscommissie).
Per 1 januari 2014 wordt een kwartiermaker aangesteld.
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
Bijlage(n):
1: Werkboek “Sterke werkwoorden”
raadsvoorstel werkbedrijf.doc
Bouwteam Werk
www.transitieregionijmegen.nl
November 2013
sterke werkwoorden
we rk b o e k
Millingen
a/d Rijn
Millingen
a/d Rijn
Groesbeek
Groesbeek
Mook en
Middelaar
Mook en Middelaar
Ubbergen
Ubbergen
Nijmegen
Nijmegen
Heumen
Heumen
Beuningen
Beuningen
Wijchen
Wijchen
Druten
Druten
een definitief besluit over regionale samenwerking
op het domein Werk in de regio Rijk van Nijmegen
Het bouwen van een
nieuw
werkbedrijf
voorwoord
Verbinden is een sterk werkwoord: de verleden tijd en het voltooid deelwoord wijken af
van de regelmaat. En afwijking, dat is precies
waar het nieuwe Werkbedrijf voor staat. Het
nieuwe Werkbedrijf wordt echt anders, wijkt
af van de werkwijze van de huidige afdelingen Werk van de gemeenten. Door haar externe oriëntatie, bedrijfsdienstverlening en
kandidaatsbenadering en nieuwe bedrijfscultuur. Door hoe het nieuwe bedrijf mensen
verbindt aan bedrijven.
In de chemie staat verbinden voor “samen
overgaan in een nieuwe stof”. Een verbinding
is een stof die bestaat uit twee of meer elementen, in een vaste verhouding weergegeven met een formule. Het nieuwe Werkbedrijf
is G9B1. Negen gemeenten en Breed zijn de
elementen, het nieuwe Werkbedrijf is de chemische verbinding.
In deze nota wordt beschreven wat het bestaansrecht is van het nieuwe Werkbedrijf. Wat
houdt de chemische verbinding bij elkaar? Wat
gaat het nieuwe Werkbedrijf doen en welke
stappen moeten nog worden gezet? Uiteindelijk blijft de verbinding alleen bij elkaar als er
voor iedereen voordelen aan verbonden zijn;
als het nieuwe Werkbedrijf robuust is en toegevoegde waarde levert voor kandidaten en
bedrijven. Als het Werkbedrijf kandidaten en
bedrijven aan elkaar verbindt.
Op 1 januari 2015 moet het nieuwe Werkbedrijf
in bedrijf zijn. Daarvoor moet nog veel gebeuren. Sommige onderdelen van de huidige sociale diensten en Breed gaan naar het nieuwe
Werkbedrijf, andere blijven achter. Per 1 januari 2014 komt de organisatorische verantwoordelijkheid hiervoor te liggen bij een kwartiermaker, die dit proces zorgvuldig inricht. Want
dat nieuwe Werkbedrijf is ook echt iets nieuws
en lijkt niet op een sociale dienst. De blik is
naar buiten gericht en het werk gebeurt niet
van achter een bureau of loket. Bij dit bedrijf
werken netwerkers, die mensen en bedrijven
direct met elkaar in contact brengen.
Vanaf het moment dat de kwartiermaker aan
de slag gaat, is de regio ruim twee jaar bezig
met het bouwen van het nieuwe Werkbedrijf.
Niet omdat de rijksoverheid de spelregels
steeds verandert, maar omdat de ontwikkelingen binnen het domein Werk te belangrijk zijn
om onbesproken te laten. Bovendien doen veel
partijen mee aan deze klus: bedrijven, klanten,
AWBZ-instellingen, gemeenteraden, medezeggenschapsorganen, UWV, onderwijsinstellingen en Breed. Zij hebben mede het fundament gelegd en spelen ook weer een rol bij de
verdere realisatie van het Werkbedrijf.
voorwoord — sterke werkwoorden pagina 2
inhoud
pag 2 Voorwoord
pag 3 Inhoudsopgave
pag 4 Het nieuwe regionale Werkbedrijf in 10 punten
pag 5 Het proces tot op heden
pag 6 Waar de regio staat
dee l 1 — Het nieuwe Werkbedrijf
pag 9 Hoofdstuk 1 – Missie, visie en kernwaarden
pag 11 Hoofdstuk 2 – Bedrijfsdienstverlening
pag 14 Hoofdstuk 3 – Kandidaatsbenadering
pag 20 Hoofdstuk 4 – Verbindingsfunctie
pag 22 Hoofdstuk 5 – Dienstverlening
pag 25 Hoofdstuk 6 – Secundaire processen
pag 28 Hoofdstuk 7 – De begroting van het Werkbedrijf
dee l 2 — De transformatie
pag 36 Hoofdstuk 8 – Uitgangspunten
pag 38 Hoofdstuk 9 – Van tien naar één
pag 44 Hoofdstuk 10 – Transitiekosten en risico’s
dee l 3 — Aansturing van het Werkbedrijf
pag 48 Hoofdstuk 11 – De eerste module van de MGR
dee l 4 — Het vervolgproces
pag 51 Hoofdstuk 12 – Vervolg
inhoudsopgave — sterke werkwoorden pagina 3
Het nieuwe regionale Werkbedrijf in 10 punten
1 . B ed r i j ve n o n t z o r g e n
Bedrijven zijn “de klant” van het nieuwe Werkbedrijf. Bedrijven creëren de werkgelegenheid
die nodig is om kandidaten aan het werk te
helpen. Het nieuwe Werkbedrijf gaat ervoor
zorgen dat bedrijven ontzorgd worden. Door
de verschillende instrumentele benaderingen
van gemeenten en Breed te harmoniseren,
echt contact te hebben (één aanspreekpunt),
risico’s weg te nemen, goed te adviseren en bedrijven rechtstreeks in contact te brengen met
kandidaten. In hoofdstuk 2 wordt de impuls in
de nieuwe bedrijfsdienstverlening beschreven.
Deze impuls is hard nodig om de groeiende
groep werkzoekenden aan de onderkant van
de arbeidsmarkt kansen te geven op werk. De
arbeidsmarkt is veranderd en de diversiteit aan
regelgeving is te groot.
b
De regio Sterke werkwoorden bouwt één
nieuw regionaal Werkbedrijf, met als kerntaak arbeidsbemiddeling. Dit nieuwe Werkbedrijf levert dienstverlening aan bedrijven,
benadert kandidaten en brengt verbindingen
tot stand door deze kandidaten direct in contact te brengen met bedrijven.
dienstverleni
s
f
j
ng
ri
ed
acquireren
adviseren
samenwerken
profileren
indingsfunctie
b
r
ve
sbenad
eri
idaat
d
n
ng
ka
ontwikkelen
bemiddelen
screenen
begeleiden
monitoren
activeren
diagnosticeren
controleren
2 . K a n didat e n m e n s g e r i c h t
be n ade r e n
Niet iedereen is in staat om zelfstandig werk
te vinden. Sommige mensen hebben “net dat
Het nieuwe regionale Werkbedrijf in 10 punten — sterke werkwoorden pagina 4
Het nieuwe regionale Werkbedrijf in 10 punten
laatste zetje” nodig, anderen moeten intensief
begeleid worden. Het nieuwe Werkbedrijf doet
dit en gaat daarbij altijd uit van wat kandidaten
wél kunnen en van direct contact tussen bedrijf en kandidaat. Dit contact wordt tot stand
gebracht door de vakmensen die werken bij
het nieuwe Werkbedrijf, die weten wanneer ze
welke instrumenten uit de regionale gereedschapskist moeten inzetten. Daarbij werkt het
nieuwe Werkbedrijf mensgericht.
In hoofdstuk 3 wordt de kandidaatsbenadering
nader beschreven, in hoofdstuk 4 de verbindingsfunctie.
3 . I n n o vat ie e n
c u lt u u r ve r a n de r i n g
De nieuwe Participatiewet voegt een aantal bestaande wetten (onder andere de WSW, WWB
en Wajong) samen en het is aan de regio om
een – aan bedrijven en kandidaten – logische
gereedschapskist met instrumenten aan te
bieden. Dit is een complexe ontwikkelopgave
die vraagt om een deskundige blik en integrale
invalshoek. En om de bereidheid te innoveren.
Daarnaast wordt ook opnieuw vormgegeven
aan wat verstaan moet worden onder vakmanschap. De cultuur van het nieuwe Werkbedrijf
is flexibel en gericht op direct contact. Het
werk vindt vooral plaats buiten de muren van
overheidsgebouwen.
4 . E e n r o b u u s t e o r g a n isat ie
Bovenbeschreven veranderingen kunnen alleen plaatsvinden als de gemeenten in de regio
Sterke werkwoorden echt samenwerken. Als
de regio bereid is een uniform instrumentarium te ontwikkelen om bedrijven te ontzorgen
en kandidaten te helpen.
Samenwerking heeft ook nog andere voordelen: “één instrumentarium ontwikkelen kost
minder energie dan negen instrumentaria ontwikkelen.” Daarnaast is het nieuwe Werkbedrijf
robuust. Robuust genoeg om flexibel in te spelen op ontwikkelingen en innovaties. Robuust
genoeg om garant te staan voor een stabiele
bedrijfsvoering.
5 . D e i n t e g r at ie va n B r eed
Het nieuwe Werkbedrijf is een arbeidsbemiddelingsbedrijf en heeft geen productiefunctie.
Deze koers komt overeen met de koers die op
dit moment gevaren wordt binnen Breed, en
waarin de regio fors geïnvesteerd heeft. Deze
investering moet renderen en delen van Breed
zullen ook geïntegreerd worden in het nieuwe
Werkbedrijf. Onder regie van het bestuur van
Breed vindt het opstellen van een scenario voor
deze integratie plaats.
6 . D e p o si t i o n e r i n g va n de
a r beids m at i g e da g bes t edi n g e n
he t bes c h u t t e we r k
Het nieuwe Werkbedrijf voert de regie over
het nieuwe beschutte werk en de arbeidsmatige dagbesteding, maar zal deze taken in de
toekomst niet zelf uitvoeren. In 2014 wordt
bepaald – in overleg met Breed en de huidige
AWBZ-partijen – welke partijen deze taken in
de toekomst organiseren. Deze partijen zullen
nauw samenwerken met het nieuwe Werkbedrijf. Om mensen die deze vormen van ondersteuning nodig hebben goed te kunnen helpen
en om bedrijven maar één keer te benaderen.
7 . H e t r e g i o n aa l j o n g e r e n lo ke t
i n t e g r ee r t i n he t n ie u we
W e r kbed r i j f
Op dit moment is er een regionaal jongerenloket, waarin Nijmegen als centrumgemeente
dienstverlening levert. Het jongerenloket wordt
een onderdeel van het nieuwe Werkbedrijf.
8 . Mi n de r g e l d
Het ambitieniveau dat de regio met het nieuwe
Werkbedrijf heeft, is hoog. Tegelijkertijd krimpt
het participatiebudget (zie paragraaf 7.2), wordt
het voor gemeenten steeds moeilijker om extra
te investeren in re-integratie (op dit moment
regionaal nog ongeveer € 5,6 miljoen, zie
hoofdstuk 10) en zit de economische situatie
niet mee. Toch ontslaat dit de regiogemeenten
niet van de verplichting de nieuwe Participatiewet zo adequaat mogelijk uit te voeren en een
moderne, efficiënte organisatie te bouwen die
bedrijven ontzorgt en kandidaten verder helpt.
9 . B asis pakke t e n m aat we r k
Het Werkbedrijf is de eerste module van de
modulaire
gemeenschappelijke
regeling
(MGR). Iedere gemeente sluit afzonderlijk
een dienstverleningsovereenkomst (DVO) af.
In deze DVO worden afspraken gemaakt over
het basispakket en het maatwerkpakket. Onder het basispakket valt het bedrijf an sich,
de gemeenschappelijke prioriteiten. Ook voor
deze onderwerpen worden onderlinge afspraken gemaakt, bijvoorbeeld over de lokale toegankelijkheid van het Werkbedrijf. Door maatwerkafspraken te maken, kan een individuele
gemeente zelf lokale kleur geven aan de uitvoering van het Werkbedrijf, bijvoorbeeld door
het Werkbedrijf meer aandacht te laten geven
aan een specifieke groep kandidaten.
1 0 . Ja z e g g e n t e g e n di t bes l u i t ?
Instemmen met dit Werkbedrijfsplan, betekent dat er vanaf 1 januari 2014 concreet gewerkt gaat worden aan de bouw van het nieuwe
Werkbedrijf. Dat betekent niet dat het Werkbedrijf er meteen is: een kwartiermaker gaat
alle concrete stappen die gezet moeten worden
daadwerkelijk zetten. Zodat er een nieuw bedrijf ontstaat, dat in 2015 operationeel is.
Het nieuwe regionale Werkbedrijf in 10 punten — sterke werkwoorden pagina 5
Het proces tot op heden
ke
Va
W
ur
e
st
in
st rkw
gs
el
be
lin oo
r
sl
d
g
ui
W en
t
er
kb
ed
ri
jfs
pl
an
II
tie
toekomst
Go
ed
fe
re
n
ad
Ra
kk
ke
lA
er
aa
ci
AWBZ/
Jeugdzorg
2013 (vervolg)
gs
tin
ch
ri
In
in
nd
rV
er
bi
Integratie BREED
td
oo
Reorganisatieproces
Implementatie Kracht door Verbinding
Implementatie Kracht door Verbinding
Samenhang
Transities Borgen samenhang sociaal domein
2013
2011
2014
Naar 1 Werkbedrijf
Kr
ac
h
Ve
r
do
or
ht
ac
Kr
Kwartiermaker
Tr
an
s
bi
Integratie BREED
BREED
Reorganisatieproces
Redesign Werk, Regionaal Traject
g
Naar 1 Werkbedrijf
nd
in
g
Kwartiermaker
iti
ep
la
Va
n
st
Tr
st
an
e
sf
lli
or
ng
m
Re
er
vi
en
ta
en
lis
er
In
te
in
g
gr
er
en
Afdelingen
Werk
design Werk, Regionaal Traject
In
ri
c
ht
in
gs
pl
pl
an
St
So
m
Sa
sc
on
su
sc
on
ad
Ra
r
ke
er
St
en
*
et
w
P-
werking. De WWNV kondigde de samenvoeging
van de wet- en regelgeving aan de onderkant
van de arbeidsmarkt aan. Tegelijkertijd werd
duidelijk dat gemeenten ook andere taken op
het sociaal domein overgeheveld zouden krijgen. Na de val van het kabinet Rutte I, werd de
WWNV medio 2012 controversieel verklaard.
Regievoering Regionalisering
rd
Ra
Ko
ad
ep
lta
fe
re
n
sc
on
el
*
*
W
N
W
N
an I
nt
en
tie
ve
rk
la
ri
ng
ke
er
St
tie
tie
I
Va
W
ur
e
st
in
st rkw
gs
el
be
lin oo
rd
sl
g
ui
W en
t
er
kb
ed
ri
jfs
pl
an
II
Go
ed
ad
Ra
Ra
oo
Regievoering Regionalisering
kk
lA
aa
ci
So
Participatiewet
het borgen van de continuïteit van de dienstverlening, het ontwikkelen van een voor bedrijven
en kandidaten herkenbaar dienstverleningsconcept en het verhogen van de effectiviteit.
De komst van de Wet Werken naar Vermogen
(WWNV) en de verlaging van de budgetten waren aanleiding om na te denken over samen-
toekomst
ke
sc
on
fe
re
n
tie
lta
su
sc
on
ad
verleden
Regionale
Samenwerking
rd
r
ke
er
St
en
m
Sa
tie
I
tie
fe
re
n
sc
on
Ra
ad
el
*
ep
0 . 1 I n t e n t ie o ve r ee n k o m s t e n
S a m e n S t e r ke r
Eind 2011 hebben de gemeenten in de regio
Sterke werkwoorden1 de intentie uitgesproken
om regionale samenwerking op domein Werk
te onderzoeken. De intentieovereenkomst bevatte een achttal uitgangspunten, waaronder
oo
Waar de regio staat
Borgen samenhang sociaal domein
2012
2015
2013
Afkortingen
*P-wet = Participatiewet
*NWNW = Niet gelijk, wel gelijkwaardig & niet gelijk, wel geleidelijk
*Koepel = Een koepel voor regionale zuilen
2013 (vervolg)
2014
2015
Afkortingen
*P-wet = Participatiewet
*NWNW = Niet gelijk, wel gelijkwaardig & niet gelijk, wel geleidelijk
*Koepel = Een koepel voor regionale zuilen
het proces tot op heden — sterke werkwoorden pagina 6
Het proces tot op heden
Toen het nieuwe kabinet aantrad, werd de Participatiewet geïntroduceerd. Ook de Participatiewet is een samenvoeging van de wetgeving
aan de onderkant van de arbeidsmarkt (WWB,
WSW en Wajong).
Naast de wetswijziging zijn er ook andere redenen voor de gemeenten in de regio om meer
toenadering tot elkaar te zoeken. Werkgevers
vragen om betere facilitering en ontzorging bij
het aannemen van werkzoekenden met minder
arbeidsvermogen. Daarnaast liggen er kansen
voor integrale sturing op het sociaal domein. In
februari 2013 is deze ambitie nader geconcretiseerd in het regionale werkdocument ‘Samen
Sterker’. In dat werkdocument spreken de colleges in de regio het voornemen uit om één regionaal Werkbedrijf te bouwen. Met het nieuwe
Werkbedrijf heeft de regio nieuwe ambities:
betere bedrijfsdienstverlening (samenwerking, facilitering en transparantie), een meer
integrale en mensgerichte kandidaatsbenadering en meer verbinding met het accent op
wat mensen wél kunnen. Tevens vermindert de
samenwerking in één regionaal Werkbedrijf de
organisatorische kwetsbaarheid van gemeenten. Dit werkboek is een nadere concretisering
van genoemde ambities.
Naast de inhoudelijke argumentatie om meer
samen te doen in de regio, stuurt de Rijksoverheid al een aantal jaren aan op meer regionale
* Nu nog negen gemeenten: Beuningen, Druten,
Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Mook en
Middelaar, Nijmegen, Ubbergen en Wijchen. Straks –
na de herindeling van de MUG-gemeenten - nog zeven
gemeenten.
samenwerking. Niet alleen via de Wet SUWI,
maar ook via het ministerie van Binnenlandse
Zaken, recent nog in de decentralisatiebrief
van begin 2013. Het ministerie heeft een coördinerende rol en moet zorg dragen voor een
integrale implementatie van de transities. Gemeenten ontvingen in februari een decentralisatiebrief, waarin criteria werden gesteld voor
samenwerking, met congruentie en integraliteit als belangrijkste punten.
Een andere lijn in het rijksbeleid, is dat werkgevers steeds meer verantwoordelijkheden
krijgen. Het rijk heeft met werkgevers in het
Sociaal Akkoord afgesproken dat zij meer
mensen met een arbeidsbeperking in dienst
nemen. Dat maakt het Werkbedrijf een belangrijke partner voor bedrijven in onze regio. Zij
zullen in de toekomst meer in de rol kruipen
van opdrachtgever van het Werkbedrijf en zijn
dus primair onze klant.
0 . 2 Pa r t i c i pat iewe t e n S o c iaa l
A kk o o r d
Het wetsvoorstel Participatiewet (voorheen
WWNV) is nog niet openbaar. De verwachting is
dat het wetsvoorstel in het vierde kwartaal van
2013 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
De verwachte invoeringsdatum is 1 januari
2015. De geschiedenis van het wetsvoorstel is
dynamisch: Na de eerste aanpassing – na de
controversieelverklaring van de WWNV en het
coalitieakkoord van kabinet Rutte II – werd in
april 2013 een Sociaal Akkoord afgesloten tussen het rijk en de sociale partners.
De belangrijkste wijzigingen in het wetsvoorstel Participatiewet ten opzichte van de huidige
wet- en regelgeving, zijn:
- de invoering van het instrument loonkosten subsidie (in plaats van loondispensatie, zoals
beschreven in de WWNV);
- de invoering van het instrument beschut wer ken en het beëindigen van de instroom in de
WSW per 1 januari 2015;
- de overdracht van Wajongers met arbeidsver mogen naar gemeenten.
het proces tot op heden — sterke werkwoorden pagina 7
Het proces tot op heden
0 . 3 P o si t i o n e r i n g W e r kbed r i j f
Het nieuwe Werkbedrijf wordt verantwoordelijk
voor de regie over de hele participatieketen en
heeft drie functies:
-Bedrijfsdienstverlening (hoofdstuk 2)
-Kandidaatsbenadering (hoofdstuk 3)
-Verbinden (hoofdstuk 4)
De regie voeren over de participatieketen (van
arbeidsmatige dagbesteding tot werken in regulier verband) is nadrukkelijk iets anders dan
het ook zelf uitvoeren van de activiteiten in
die participatieketen. Het Werkbedrijf maakt
afspraken met AWBZ-partijen, UWV, onderwijsinstellingen, regiogemeenten en andere
partijen, over wie wat doet, en kan daar zelf
verschillende rollen in vervullen: bijvoorbeeld
die van inkoper, coördinator of uitvoerder. Het
Werkbedrijf sluit allianties met partijen in de
regio, stelt samenwerking centraal en is zelf
uitvoerder van de drie hierboven genoemde
functies.
0 . 4 D e k o e r s va n B r eed
De positie van ons SW-bedrijf Breed verdient in
dit plan specifieke aandacht. In 2012 is uitgesproken dat Breed een arbeidsbemiddelingsbedrijf moet worden. Een arbeidsbemiddelingsbedrijf is beter in staat om mensen buiten
de muren van het SW-bedrijf aan het werk te
krijgen dan een SW-bedrijf dat gericht is op
productie. Om de koerswijziging te realiseren
is een transitieproces gestart. Dit transitieproces is nog niet afgerond.
SW-bedrijf Breed heeft de ambitie om haar organisatie optimaal te integreren in de arbeidsmarkt: er moet werk op de arbeidsmarkt gezocht worden bij de medewerker in plaats van
andersom, het liefst buiten de muren van Breed
en indien nodig met begeleiding. Detachering
is hierbij een belangrijk instrument. Breed verbetert haar marktbenadering en gaat op zoek
naar werkgevers die groepen SW-medewerkers werk bieden. Interne leerwerkbedrijven
hebben geen toekomst. Vanwege de negatieve
financiële resultaten, maar zeker ook vanwege
de overtuiging dat zoveel mogelijk mensen zo
regulier mogelijk moeten werken.
Het nieuwe Werkbedrijf en Breed hebben vergelijkbare kernfuncties, namelijk arbeidsbemiddeling. Er zijn ook verschillen. Zo bedient
het Werkbedrijf de gehele onderkant van de
arbeidsmarkt. Met een belangrijk deel van de
groep mensen die op het Werkbedrijf afkomt,
namelijk mensen met een arbeidsbeperking
(voorheen Wsw en Wajong), hebben de gemeenten nog geen ervaring. Breed heeft dit
wel. Het Werkbedrijf maakt gebruik van de
expertise die Breed heeft. Harmonisatie van
diensten, methoden en instrumenten is het
uitgangspunt. Het Werkbedrijf neemt zoveel
mogelijk de plaatsingssystematiek, marktbenadering en detacheringsfaciliteit van Breed
over. Zelf krijgt het Werkbedrijf geen productiefunctie. De regio hoeft voor verschillende
onderdelen het wiel niet opnieuw uit te vinden.
Er is immers al veel geïnvesteerd in de transitie van Breed en het rendement daarvan wordt
optimaal gebruikt. Dit betekent ook dat Breed
ten opzichte van de gemeentelijke afdelingen
Werk een status aparte heeft in het traject van
integratie. Het proces borgt de realisatie van de
ambities die (de regio met) Breed heeft.
0 . 5 T r a n s fo r m at ie e n
aa n s t u r i n g
Om tot een ondernemend en extern georiënteerd Werkbedrijf te komen, moet een complexe transformatie plaatsvinden waarbij negen afdelingen Werk en Breed zijn betrokken.
Dit proces wordt in deel 2 beschreven. In het
verleden is uitgesproken dat in onze regio geen
lappendeken van samenwerkingsverbanden
mag ontstaan. In de regio wordt een Modulaire
Gemeenschappelijke Regeling (MGR) opgericht
waar het nieuwe Werkbedrijf de eerste module
(afdeling) van is. In dit document wordt uitsluitend stilgestaan bij hoe de Module Werkbedrijf
in de toekomst aangestuurd wordt binnen de
MGR (deel 3). Een toelichting op de (aansturing
van de) MGR is niet opgenomen in dit document, maar wordt separaat aangeboden.
0 . 6 Leeswi j z e r
Deel 1 beschrijft het nieuwe Werkbedrijf, van
missie tot meerjarenbegroting.
Deel 2 beschrijft de transformatie naar één
nieuw Werkbedrijf.
Deel 3 beschrijft de aansturing van het nieuwe
Werkbedrijf, de eerste module binnen de MGR.
Deel 4 beschrijft de vervolgstappen.
het proces tot op heden — sterke werkwoorden pagina 8
missie, visie en kernwaarden
deel 1 > hoofdstuk 1
1 . 1 O n t wikke l i n g e n
Het nieuwe Werkbedrijf opereert in een zeer
dynamische omgeving. De economie, de arbeidsmarkt, opleidingen en maatschappelijke
uitdagingen veranderen. Dit betekent dat het
Werkbedrijf flexibel moet kunnen inspelen op
veranderingen. Het nieuwe Werkbedrijf moet
een open organisatie zijn met oog voor de
buitenwereld: het moet op zoek naar partnerships, vernieuwende interventies plegen en innovaties opzoeken.
zijn. Het Werkbedrijf is in dit opzicht een partner van bedrijven.
Het Werkbedrijf anticipeert op maatschappelijke ontwikkelingen. Dus wordt er steeds meer
gekeken naar wat mensen wél kunnen. Dit
doet het Werkbedrijf op een arbeidsmarkt die
steeds flexibeler wordt. Uit analyses van SER
en CPB blijkt dat steeds minder mensen een
vast contract krijgen en dat het aantal zelfstandigen stijgt. Het Werkbedrijf moet meedenken
met tijdelijke oplossingen voor mensen en met
mensen die als zelfstandige aan de slag kunnen. Deeltijdwerk, tijdelijke contractering en
werk tegen een gereduceerd tarief tellen mee
in de nieuwe werkwijze.
De laatste ontwikkeling die voor de bouw van
een Werkbedrijf relevant is, is digitalisering.
Mensen hebben internet en verwachten goede
digitale dienstverlening. Het Werkbedrijf geeft
prioriteit aan digitalisering, voor kandidaat- en
bedrijfscontacten en voor interne processen.
Iedereen in de samenleving doet mee en de
overheid bemoeit zich niet met problemen die
mensen zelf – of in hun netwerk – kunnen oplossen. Dit heeft ook consequenties voor de
werkwijze van het Werkbedrijf. Als maatwerk
noodzakelijk is, levert het nieuwe Werkbedrijf
maatwerk. Maar als het Werkbedrijf op afstand
kan blijven, doet ze dit ook.
Werkgevers worden sterker aangesproken op
hun maatschappelijke verantwoordelijkheid
om personeel in dienst te nemen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het Werkbedrijf
ondersteunt bedrijven door te bekijken welke
oplossingen en mogelijkheden er (kunnen)
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 1 — missie, visie en kernwaarden
sterke werkwoorden pagina 9
missie, visie en kernwaarden
b
1 . 2 Missie e n ke r n waa r de n :
we r k is de u i t k o m s t !
Het Werkbedrijf is er voor mensen die hulp
nodig hebben bij het vinden of behouden van
werk. Het Werkbedrijf noemt hen “kandidaten”. Die hulp kan ook betekenen dat het
Werkbedrijf iemand ondersteunt bij de eerste
stappen. Het bedrijf verbindt kandidaten aan
bedrijven door middel van interventies. Dat kan
zijn door kwaliteiten bij mensen te onderkennen en zichtbaar te maken of te ontwikkelen en
door de juiste begeleiding te bieden. De interventie moet eerlijk, passend en proportioneel
zijn: een kandidaat moet hulp nodig hebben,
maar doet zo veel mogelijk zelf. De interventies
en hun doel zijn transparant en ze leiden niet
tot verdringing. De prijs van interventies moet
zowel voor het Werkbedrijf, de werkgever als
de kandidaat redelijk zijn.
De verbinding die het Werkbedrijf legt en de
oplossing die het bedrijf met een klant of kandidaat bedenkt, kan creatief (en dus maatwerk)
zijn en komt niet rechtstreeks uit een “productenboek”. In dit opzicht probeert het Werkbedrijf positief te verrassen.
dienstverleni
s
f
j
ng
ri
ed
acquireren
adviseren
samenwerken
profileren
indingsfunctie
b
r
ve
Het Werkbedrijf verbindt bedrijven die arbeid
nodig hebben aan kandidaten die deze arbeid
kunnen leveren. Voor die verbinding is geen
blauwdruk beschikbaar, arbeidsbemiddeling is
maatwerk. De professionals moeten actief op
zoek gaan naar een match tussen een bedrijf
en kandidaat. En die match ligt niet altijd voor
de hand, omdat het gaat om kandidaten die
hulp nodig hebben bij het vinden van werk. Van
de professionals wordt verwacht dat ze altijd
op zoek zijn naar deze verbindingen en (verrassende) oplossingen bedenken. De match moet
voor iedereen goed zijn. Voor kandidaten om-
dat ze een stap maken naar werk, voor bedrijven omdat ze hun bedrijf versterken en voor de
gemeente omdat de maatschappelijke kostenbatenanalyse positief uitvalt.
Bij het Werkbedrijf werken medewerkers die
willen weten wat het effect van hun handelen
is en die altijd streven naar een maximalisatie
van dit effect. Het Werkbedrijf kent de bedrijven
en kent haar kandidaten. Dit betekent dat het
Werkbedrijf continu werkt aan vakmanschap
en dat medewerkers altijd bereid zijn kritisch te
reflecteren op hun handelen, “evidence based”
te werken en te innoveren.
sbenad
eri
idaat
d
n
ng
ka
ontwikkelen
bemiddelen
screenen
begeleiden
monitoren
activeren
diagnosticeren
controleren
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 1 — missie, visie en kernwaarden
sterke werkwoorden pagina 10
bedrijfsdienstverlening
acquireren
bedrijfsdienstverlening
samenwerken
p r o f i l e r e nDe bedrijfsdienstverlening
acquireren
adviseren
samenwerken
profileren
advise
ren
De bedrijfsdienstverlening
bedrijfsdienstverlening
adviseren
profileren
acquireren
bedrijfsdienstverlening
acquireren
deel 1 > hoofdstuk 2
samenwerken
sa m e n we r ke n
acquireren
samenwerken
adviseren
W e r kw o o r de n : p r o f i l e r e n ,
advise r e n , a c q u i r e r e n e n
sa m e n we r ke n
Het Werkbedrijf werkt samen met bedrijven
door:
- echt contact te hebben, met één aanspreek punt met kennis van de branche en het bedrijf
daarbinnen;
- een goede detacheringsfaciliteit te bieden
(het werkgeverschap te dragen);
- kandidaten en bedrijven goed te begeleiden
en direct met elkaar in contact te brengen;
- risico’s weg te nemen;
- goed te adviseren.
Deze maatregelen om bedrijven te ontzorgen
worden nader uitgewerkt in paragraaf 2.2.
Het Werkbedrijf is dé partner in de regio voor
bedrijven die zoeken naar arbeidscapaciteit
voor een passende prijs die maatschappelijk
verantwoord is. Samen met werkgevers creëert het Werkbedrijf mogelijkheden om mensen naar betaald werk te laten groeien. Het
nieuwe Werkbedrijf stelt de mogelijkheden die
de ondernemer zelf ziet centraal en trekt samen met hem of haar op. Van begin tot eind
is dit een publiekprivate co-creatie waarin partijen samenwerken aan een effectieve relatie
met elkaar en met kandidaten. Het Werkbedrijf vervult een unieke sleutelrol binnen een
dynamische arbeidsmarkt en groeit uit tot een
toonaangevende organisatie in de dienstverle-
ning naar bedrijven. Dit gebeurt door middel
van relatiemanagement, informatievoorziening, matching van vraag en aanbod, initiatieven voor profilering, projecten ter bevordering
van werkgelegenheid en advisering over HRMvraagstukken. Bedrijven zijn de klanten1 van
het Werkbedrijf. Zonder medewerking van een
werkgever, plaatst het Werkbedrijf geen mensen.
adviseren
profileren
Het woord “werkgeversbenadering” in ‘Samen
Sterker’ is in het werkboek vervangen door
“bedrijfsdienstverlening”. De term werkgeversbenadering impliceert dat het bedrijf zich
sec met een organisatie bezighoudt, omdat dit
een werkgever is. Deze benadering is te smal;
het Werkbedrijf doet meer dan acquireren.
Vandaar dat we kiezen voor de term bedrijfsdienstverlening2.
In het traject naar dit werkboek is gesproken
met een groot aantal bedrijven. Ook zijn naar
aanleiding van het Sociaal Akkoord VNO-NCW
en FNV als sociale partners betrokken. Beide
Een klant is een afnemer van goederen of diensten.
Waarvan het Werkbedrijf behoeften bepaalt en waarmee het Werkbedrijf probeert deals te maken.
2.
Onder bedrijven vallen ook niet-commerciële organisaties zoals overheden, stichtingen en vrijwilligersorganisaties.
1.
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 2 — bedrijfsdienstverlening
sterke werkwoorden pagina 11
profileren
bedrijfsdienstverlening
organisaties hebben aangegeven achter de
regionale samenwerking in het Sterke werkwoorden te staan en hebben tevens gewezen
op de urgentie van samenwerking. Voor het
vervullen van de afspraken die de sociale partners met het kabinet in het Sociaal Akkoord
hebben gemaakt, is het Werkbedrijf een belangrijke schakel. VNO-NCW verwacht in de
toekomst een slagvaardige partner te hebben
in een nieuwe regionaal Werkbedrijf om gesprekken mee aan te gaan in het kader van het
quotum dat overeengekomen is in het Sociaal
Akkoord. Daarnaast hecht zij veel waarde aan
onze ambitie te komen tot harmonisatie van
het instrumentarium.
2 . 1 H u idi g e si t u at ie
Er is een inventarisatie gemaakt van de werkgeversbenaderingen van gemeenten. Op dit
moment heeft elke gemeente een eigen werkgeversbenadering. Sommige werkgevers krijgen bezoek van meerdere gemeenten, UWV
en Breed. Werknemers krijgen een veelvoud
aan arrangementen aangeboden. De ene gemeente sluit samenwerkingsovereenkomsten
af met werkgevers, de andere heeft een scharnierfunctie met als doel mogelijkheden bij
werkgevers te vinden en daar kandidaten aan
te koppelen. Weer een andere gemeente zet
sterk in op social return of het netwerk van de
gemeente. Niet zelden vertolken collegeleden
hier een rol in, omdat zij vaak een sterk ontwikkeld netwerk hebben. Bij de huidige werkgeversbenaderingen zijn diverse mensen binnen
de gemeentelijke organisaties betrokken. Ook
het UWV is een bestaande partner bij het benaderen van werkgevers.
Een goede dienstverlening aan bedrijven is
cruciaal voor het welslagen van de opgaven
waarvoor gemeenten gesteld worden, zo staat
beschreven in een handreiking van Divosa,
UWV en VNG en in diverse arbeidsmarktanalyses. Bedrijven willen één loket dat hen adequaat ondersteunt en ontzorgt, bij personeelsbehoeften en thema’s die nu en in de toekomst
spelen op de arbeidsmarkt. Uit vele onderzoeken blijkt dat zij onder andere behoefte hebben
aan: (toekomstig) gekwalificeerd personeel,
snelle en adequate matching of vacaturevervulling en ondersteuning en ontzorging bij de
invulling van sociaal werkgeverschap.
2 . 2 A dvise r e n , a c q u i r e r e n ,
sa m e n we r ke n e n p r o f i l e r e n
Werk vind je alleen bij bedrijven. Dit geldt natuurlijk voor bedrijven met een vacature, maar
bedrijven hebben veel meer te bieden. Het
Werkbedrijf benadert hen met oprechte interesse in hun bedrijf, verkent gezamenlijke mogelijkheden en komt zo niet alleen bestaande
vacatures op het spoor, maar ook eventuele
andere mogelijkheden voor (betaald) werk.
De werkvloer bij bedrijven ziet het Werkbedrijf
als het belangrijkste re-integratie-instrument.
Op de werkvloer doen kandidaten werkne-
mers- en beroepsvaardigheden op. Ook worden
op een werkplek vaak de talenten, motivatie en
de belemmeringen van kandidaten ontdekt. Zo
kunnen kandidaten – die een periode werkloos
zijn geweest – het gat op hun CV vullen.
Het benaderen van bedrijven, door het Werkbedrijf, UWV en andere instellingen, gebeurt met
één gezicht. Deelnemende partijen in deze alliantie zijn op de hoogte van elkaars kennis en
kunde en zetten deze in. Zij stemmen tevens
af wie verantwoordelijk is voor het benaderen
van welke bedrijven. Dit kan uiteenlopen van
een individuele medewerker of een directielid
tot (een aantal) collegeleden.
Het Werkbedrijf waakt voor misbruik en verdringing en zorgt ervoor dat tijdelijk onbetaald
werk of werk met financiële ondersteuning
voor de werkgever niet langer duurt dan nodig.
Werkgevers die niet bereid zijn hier in redelijkheid aan mee te werken, worden niet bediend.
Bedrijfsdienstverlening is tweerichtingsverkeer. Het Werkbedrijf gaat voor partnerschap:
een sterke relatie met bedrijven en korte lijnen.
Het uitgangspunt dat de werkvloer (in veel gevallen) het beste re-integratie-instrument is,
heeft ook implicaties voor de kandidaatsbenadering. Dit wordt beschreven in het volgende
hoofdstuk.
Het nieuwe Werkbedrijf is deskundig, bijvoorbeeld op het gebied van P&O, arbeidswetgeving, functiegebouwen en -differentiatie en social return. Het Werkbedrijf is een organisatie
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 2 — bedrijfsdienstverlening
sterke werkwoorden pagina 12
bedrijfsdienstverlening
die namens de regiogemeenten taken uitvoert.
Het is een speler in het veld met veel kennis
en expertise van de gemeenten. Het Werkbedrijf heeft korte lijnen met bedrijven en deelnemende gemeenten en schakelt snel en soepel.
Bedrijven ervaren meerwaarde “zonder gedoe”
en worden ontzorgd.
Het Werkbedrijf neemt geen gemeentelijke taken over (zoals een bedrijvenloket of accountmanagement Economische Zaken) maar stemt
maximaal af. Zowel in het grijze gebied tussen
het informele contact met een bedrijf als op
het moment waarop een specifieke afdeling
van de gemeente in actie moet komen. Daarbij versterken de afdelingen Economie en het
Werkbedrijf elkaar. Individuele bestuurders of
ambtenaren (bijvoorbeeld medewerkers van
de afdelingen Economische Zaken) hebben regelmatig goede relaties met bedrijven en niet
zelden wil een bedrijf zaken doen met lokale
kandidaten en lokale bestuurders. Het Werkbedrijf heeft hier oog voor en wendt deze lokale
kracht optimaal aan.
Het Werkbedrijf vervult ook een sterke adviserende rol, over bijvoorbeeld social return en
maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit
gebeurt in samenwerking met UWV, die nu al
aanvullende diensten biedt zoals arbeidskundig advies, advies over arbeidsmarktontwikkelingen in de sector/regio en arbeidsjuridisch
advies in personeelskwesties. Een nieuwe
tak van sport – waar het Werkbedrijf zich met
UWV op toe zal leggen – is het maken van bedrijfsanalyses. Inschakeling van het SW-bedrijf
Breed bij deze taak is van belang: Breed heeft
namelijk deskundigheid en ervaring hiermee.
Met behulp van deze analyses ontstaat inzicht
in het differentiëren in functies en het herindelen van werkprocessen en werkplekken. Op
deze manier worden werkpakketten gedestilleerd voor kwetsbare mensen (jobcarving).
om dit in gezamenlijkheid met de afdelingen
Economische Zaken van gemeenten bespreekbaar te maken met de bedrijven in de regio en
een faciliterende rol te spelen bij het versterken van het arbeidsmarktbeleid; dit in nauwe
samenspraak met het onderwijsveld.
Het Werkbedrijf acquireert ook voor de partijen
waarmee zij alliantieafspraken maakt, bijvoorbeeld voor instellingen die (onder regie van het
Werkbedrijf) de arbeidsmatige dagbesteding
organiseren, maar ook voor onderwijsinstellingen die voor hun scholieren en studenten stageplekken en BBL/BOL-plekken nodig hebben.
Alliantiepartners hoeven overigens niet per definitie (semi-)publieke instellingen te zijn. Het
Werkbedrijf werkt ook samen met uitzendbureaus.
Uitgangspunt is dat de bedrijfsdienstverlening
het verschil maakt. Ook het huidige kabinet is
voornemens afspraken te maken met bedrijven. In de kamerbrief van 11 april 2013 over
het Sociaal Akkoord staat dat werkgevers zich
vanaf 2026 garant stellen voor een cumulatief
aantal van 100.000 extra banen voor mensen
met een beperking. Dit zou voor onze regio
een extra banenaanbod van 2.000 betekenen
voor mensen met een arbeidsbeperking (de
regio ontvangt ongeveer 2% van het landelijke
budget). In het begrotingsakkoord van oktober
2013 zijn afspraken over versnelling van dit
aanbod opgenomen. Het Werkbedrijf gaat dus
actief in gesprek met bedrijven en moet weten
welke kandidaten wanneer bemiddeld kunnen
worden. Bedrijven worden verleid om te doen
aan sociaal werkgeverschap, waarbij het Werkbedrijf een faciliterende rol speelt.
De veranderingen op de arbeidsmarkt, zowel
qua wetgeving als sociaal-maatschappelijk
hebben gevolgen voor het arbeidsmarktbeleid.
Gemeenten worden door dalende budgetten
en oplopende werkloosheid geconfronteerd
met belangrijke en moeilijke keuzes. Het is
belangrijk om samen met het bedrijfsleven na
te denken over het profiel van de regio en hoe
gemeenten dit, samen met bedrijven, kunnen
versterken. Het Werkbedrijf heeft de intentie
Eén van de manieren om de bedrijfsdienstverlening een impuls te geven, is het introduceren van een bedrijfspoort. Medewerkers
van het Werkbedrijf gaan – in overleg – reintegratiegesprekken voeren bij bedrijven. Dit
vergroot en verbetert het contact tussen het
Werkbedrijf, de werkgevers en de kandidaten.
Zo wordt de toegang tot werk anders. In het
verleden werden kandidaten bij de individueel
deelnemende gemeente uitgenodigd voor een
re-integratiegesprek. Het Werkbedrijf gaat zelf
op zoek naar nieuwe locaties. Bijvoorbeeld in
het centrum van deelnemende gemeenten of
bij bedrijven op bedrijventerreinen. Zodat een
groot deel van de re-integratieactiviteiten ook
plaatsvindt (na)bij bedrijven en er een meer
natuurlijke samenwerkingsrelatie ontstaat
tussen het personeel van het Werkbedrijf en
bedrijven.
2 . 3 I n s t r u m e n ta r i u m
Het leveren van dienstverlening aan bedrijven
is mensenwerk. Het nieuwe Werkbedrijf investeert in kennis en deskundig personeel om hier
invulling aan te geven. Daarnaast wordt geïnvesteerd in pr en communicatie, samenwerking met het UWV (van arbeidsmarktanalyses
tot bedrijfsbezoeken) en slimme allianties met
bedrijfsleven en onderwijs.
In het kader van de bedrijfsdienstverlening
is het van groot belang om de regie te blijven
voeren over het instrumentarium voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Het Werkbedrijf
voert de regie over de arbeidsmatige dagbesteding, vormen van beschut werken en (leer)
werkplekken (centrale inkoop, decentrale uitvoering). Het is van groot belang dat er geen
nieuwe fragmentatie en nieuwe vormen van
concurrentie tussen regelingen en instellingen
ontstaat. Bestaande regelingen en met name
de instrumenten voor bedrijven moeten geharmoniseerd worden binnen de hele participatieketen. Zo kan een transparante bedrijfsdienstverlening geboden worden. Dit is in lijn met de
ambitie van het nieuwe Werkbedrijf.
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 2 — bedrijfsdienstverlening
sterke werkwoorden pagina 13
kandidaatsbenadering
kandidaatsbenadering
kandidaatsbenadering
s c r ee n e n
De kandidaatsbenadering
De kandidaatsbenadering
screenen
diagnosticeren
screenen
diagnosticeren
activeren
controleren
activeren
controleren
a ct ive r e n
kandidaatsbenadering
kandidaatsbenadering
dia g n o s t i c e r e n
deel 1 > hoofdstuk 3
screenen
diagnosticeren
screenen
diagnosticeren
controleren
activeren
controleren
activeren
controleren
W e r kw o o r de n : s c r ee n e n ,
a ct ive r e n , dia g n o s t i c e r e n e n
controleren
Het Werkbedrijf helpt kandidaten door:
- uit te gaan van wat een kandidaat wél kan en
op zoek te gaan naar diens talenten;
- kandidaten direct in contact te brengen met
bedrijven;
- de juiste begeleiding te bieden (van bemidde ling tot intensieve begeleiding).
Deze kandidaatsbenadering wordt uitgewerkt
in paragraaf 3.4.
3 . 1 H u idi g e si t u at ie
Relatief vergelijkbare mensen worden soms
heel anders behandeld door de regeling waarin zij vallen. Waar de onderkant van de WSW
qua problematiek lijkt op de bovenkant van
de dagbesteding, zijn de arrangementen voor
deze mensen (en bedrijven) verschillend. SWmedewerkers krijgen betaald conform de CAO
WSW en mensen in de dagbesteding krijgen
niet betaald voor hun arbeidsmatige productiviteit. Zij moeten een bijdrage betalen om een
dagbestedingsplek te krijgen.
Het Werkbedrijf heeft – gebaseerd op de concept-Participatiewet en de kenmerken van Regio Sterke werkwoorden – theoretisch gezien
ongeveer 15.000 potentiële kandidaten.
Instellingen concurreren met hun aanbod en
dus met mensen richting bedrijven
Gemeenten vragen van SW-bedrijven om mensen te detacheren en SW-bedrijven, zoals
Breed, brengen hiervoor een inleentarief in
rekening bij de werkgever. AWBZ-instellingen
hebben met werkgevers vaker een gesprek
over hun bijdrage aan de begeleidingskosten
en kijken minder naar de loonwaarde van hun
klanten. Ook gemeenten concurreren onderling en met de andere partijen met hun aanbod
(WWB’ers).
Het woord “poortwachtersfunctie” in ‘Samen
Sterker’ riep discussie op. Het suggereert dat
het Werkbedrijf er alleen is voor de mensen die
nieuw binnenkomen. Dat is niet het geval. Ook
bestaande uitkeringsgerechtigden worden gestimuleerd om weer aan het werk te gaan, met
de boodschap dat werk boven de uitkering gaat.
Elke stap die hen dichter naar werk brengt, is
een stap vooruit. Daarom spreekt het Werkbedrijf niet meer van een poortwachtersfunctie,
maar van kandidaatsbenadering1.
Een kandidaat is iemand die een bepaalde functie kan
vervullen, een gegadigde voor een baan. Het Werkbedrijf verwacht dat hij of zij gemotiveerd is en zich
inspant om werk te krijgen.
1.
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 3 — kandidaatsbenadering
sterke werkwoorden pagina 14
kandidaatsbenadering
OUD: gericht op regels
regelingen
mensen
instellingen
werkgevers
financiële vergoeding
WWB
gemeente
leerwerk met behoud
uitkering
verschillen tussen
gemeenten
WAJONG
UWV
Bedrijven hebben daardoor te maken met een
veelvoud aan verschillende regelingen. Het
nieuwe Werkbedrijf gaat werken aan een eenduidige benadering van bedrijven en stelt in de
gesprekken met werkgevers de loonwaarde
van mensen centraal. Begeleiding kan nodig
zijn om mensen te laten participeren en loonwaarde te realiseren.
[zie infographic hiernaast]
loondispensatie
inleentarief
WSW
BREED
interne plek
AWBZ
AWBZ-instellingen
kosten begeleiding arbeidsmatige dagbesteding
Problemen?
Instellingen concurreren met hun aanbod en dus met mensen richting werkgevers
Werkgevers hebben te maken met een veelvoud aan verschillende regelingen
Relatief vergelijkbare mensen worden soms heel anders behandeld door de
regeling waarin zij vallen
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 3 — kandidaatsbenadering
sterke werkwoorden pagina 15
kandidaatsbenadering
NIEUW: gericht op mensen
3 . 2 I n de l i n g va n ka n didat e n
Het Werkbedrijf werkt mensgericht en integraal waarbij wetgeving niet leidend moet zijn
bij de wijze waarop naar mensen wordt gekeken en met mensen wordt omgegaan. Mensen
worden niet meer ‘gestigmatiseerd’ of benaderd vanuit regelingen. Het Werkbedrijf kijkt
naar de kansen die iemand heeft in het vinden
van een baan. De indeling van kandidaten (segmentatie) – die deels de basis vormt voor de
processen van het Werkbedrijf – voldoet dus
aan twee kenmerken:
1.de indeling levert een integraler en individu eel mensbeeld op, is niet statisch en
2.de indeling is niet gekoppeld aan concrete
wetgeving.
[zie infographic hiernaast]
100%
zelfredzaamheid
start
individueel
traject
duur
traject
resultaat
0%
0%
loonwaarde
100%
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 3 — kandidaatsbenadering
sterke werkwoorden pagina 16
kandidaatsbenadering
Werkbedrijf: indviduele trajecten duren niet allemaal even lang
Het Werkbedrijf kiest voorlopig voor een indeling aan de hand van twee assen. De horizontale
as zegt iets over de relatie tot de arbeidsmarkt
(werk, ontwikkeling naar werk, werk met structurele ondersteuning en zorg/ontheffing) en de
verticale as zegt iets over de zelfredzaamheid
van mensen (exclusief werkindicatoren). Uiteindelijk is het streven van het Werkbedrijf de
arbeidsproductiviteit (loonwaarde) van mensen
te vergroten en mensen zelfredzamer te laten zijn. Individuele trajecten kunnen hiervoor
verschillen: sommige mensen hebben permanente begeleiding nodig, anderen stromen snel
uit.
[zie infographic hiernaast]
100%
17 maanden
14 maanden
23 maanden
zelfredzaamheid
58 dagen
21 jaar
0%
0%
loonwaarde
100%
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 3 — kandidaatsbenadering
sterke werkwoorden pagina 17
kandidaatsbenadering
Mensenwerk: een indeling
100%
Mensenwerk:
Mensenwerk:
een indelingeen indeling
Mensenwerk: een indeling
Mensenwerk: een indeling
100%
100%
8 weken
100%
100%
8 weken
6 maanden
27 maanden
27 maanden
27 maanden
zelfredzaamheid
0%
loonwaarde
zelfredzaamheid
24 jaar
0%
0%
loonwaarde
24 jaar
zelfredzaamheid
0%
zelfredzaamheid
zelfredzaamheid
6 maanden
27 maanden
24 jaar
0%
0%
loonwaarde
24 jaar
0%
0%
loonwaarde
24 jaar
0%
0%
loonwaarde
6 maanden
3 . 3 Me n se n we r k
8 weken
Het Werkbedrijf werkt met vier soorten
kandidaten. Zonder mensen in hokjes te willen
plaatsen, gaat het grofweg om de volgende ca8 weken
tegorieën:
8 weken
1.werkfit: mensen die, met
een klein beetje
6 maanden
ondersteuning, regulier werk kunnen vin den;
2.27tijdelijke
ondersteuning: mensen die zich
maanden
kunnen ontwikkelen naar regulier werk als
6 maanden
het Werkbedrijf
de juiste – tijdelijke – inte venties doet;
3.structurele ondersteuning: mensen die
structureel ondersteund moeten worden op
de arbeidsmarkt;
4.mensen die alleen met zeer intensieve bege leiding op de arbeidsmarkt actief kunnen
zijn.
100%
Deze groepen kunnen elkaar overlappen. Mensen kunnen zich immers ontwikkelen, al dan
100%
niet door
de interventies
van het Werkbedrijf en
100%
het bedrijf waarbij ze werkzaam zijn. Belang100%
rijk is dat het Werkbedrijf in een vroeg stadium
constateert in welke categorie een kandidaat
zit, welk verbindingsinstrumentarium (hoofdstuk 4) erbij past en de dienstverlening (hoofdstuk 5). Intensief waar nodig, terughoudend als
dat kan.
[zie infographic hiernaast]
100%
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 3 — kandidaatsbenadering
sterke werkwoorden pagina 18
kandidaatsbenadering
3 . 4 S c r ee n e n , a c t ive r e n ,
dia g n o s t i c e r e n e n c o n t r o l e r e n
Het Werkbedrijf screent de kandidaat bij binnenkomst en maakt gebruik van gegevens die
al bekend zijn (vanuit UWV, de zorg- of welzijnswereld of het onderwijsveld). Dit levert een
inschatting op van de kandidaat en zijn of haar
mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Het Werkbedrijf brengt kandidaten snel in contact met
bedrijven. Niet het Werkbedrijf, maar bedrijven
selecteren de kandidaten en deze krijgen de
kans om in een werkomgeving hun capaciteiten te laten zien. Daar leren mensen méér van
dan van screenings en diagnoses.
Om de verbinding te maken, moet het Werkbedrijf natuurlijk wel iets weten van een kandidaat. Het Werkbedrijf levert deze input door
gebruik te maken van online vragenlijsten,
groepsactiviteiten en individuele gesprekken.
Door bedrijven en kandidaten vervolgens zelf
het contact en de verbinding te laten maken, is
het commitment van beide partijen groter.
Met een kandidaat wordt een activeringstraject
afgesproken, dat gericht is op zijn of haar ontwikkeling richting werk. Er worden individuele
afspraken gemaakt tussen de kandidaat en het
Werkbedrijf, die voor allebei bindend zijn. Het
Werkbedrijf controleert of kandidaten hun afspraken nakomen.
Uitgangspunt is dat re-integratie en activering
via de werkvloer bij bedrijven wordt gerealiseerd. Het streven is om kandidaten die geen
werk hebben en dit ook niet zullen krijgen op
korte termijn, via leerwerkplekken naar werk
toe te leiden. De inzet van overige instrumenten als scholing stemt het Werkbedrijf af op
deze (leer)werkplekken. Zo wordt de arbeidsmarktpositie van de kandidaat verbeterd en de
weg naar werk zo kort en direct mogelijk. Leerwerkplekken zijn geen doel op zich, maar wel
een goed instrument om mensen dichterbij de
arbeidsmarkt te brengen.
In sommige gevallen is screenen en activeren
niet genoeg, omdat een kandidaat bijvoorbeeld
meer problemen of een (duurzame) arbeidsbeperking heeft. In dit geval doet het Werkbedrijf
een verdiepende diagnose of laat deze uitvoeren door één van de alliantiepartners met specifieke deskundigheid.
3 . 5 I n s t r u m e n ta r i u m
Het instrumentarium van de kandidaatsbenadering bestaat uit alle activiteiten en instrumenten die direct en eenzijdig op de kandidaat
werken; zoals screening, begeleiding door
een medewerker en bedrijf, een scholings- en
cursusaanbod met trainingen en workshops,
een verdiepende diagnose en faciliteiten zoals
kinderopvangvergoeding of een reiskostenvergoeding. Verbinding met de werkplek bij het
bedrijf staat centraal in de benadering van de
kandidaten.
Investeren aan de voorkant staat centraal en
daar wordt dan ook stevig op ingezet. Daarom
kiest het Werkbedrijf in ieder geval voor een
inzet op nieuwe instroom en op dienstverlening aan jongeren. Dit betekent overigens niet
dat het Werkbedrijf niet inzet op de bestaande
kandidaten, van mensen die op dit moment een
uitkering ontvangen verwacht de regio dat ze
actief op zoek gaan naar werk en ook zij worden door het Werkbedrijf als kandidaat direct
in contact gebracht met bedrijven.
3.6 Jongeren
Het huidige jongerenloket kent twee pijlers: onderwijs en werk. Zij vervult voor onze regio de
Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC)
met als doel voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Voortijdig schoolverlaters zijn jongeren
die geen startkwalificatie hebben behaald én
geen opleiding volgen. Het jongerenloket registreert voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar
en zorgt ervoor dat zij via een passend traject
(onderwijs, baan of combinatie daarvan) alsnog
een startkwalificatie behalen om daarmee hun
kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Daarnaast komen er naar het jongerenloket jongeren die wel een startkwalificatie hebben, maar
geen werk kunnen vinden. In sommige gevallen helpt het jongerenloket met het vinden van
werk, in andere gevallen wordt een jongere terug naar school gestuurd.
Het Werkbedrijf onderhoudt daarom een sterke
relatie met het onderwijsveld. Niet alleen door
hen aan te spreken op hun maatschappelijke
verantwoordelijkheid, maar ook door echt samen te werken. Onderwijsinstellingen in de regio hebben hun jongeren goed in beeld en het
Werkbedrijf wil deze kennis benutten. Daarnaast zijn de onderwijsinstellingen gesprekspartner van het Werkbedrijf in haar ambitie om
bedrijven eenduidiger te benaderen en de aansluiting op de arbeidsmarkt te verbeteren. Bij
dit laatste gaat het dan vooral bedrijven goed
te faciliteren bij het opleiden van hun (toekomstige) werknemers, passend bij de bedrijfscultuur- en kennis.
Het jongerenloket wordt onderdeel van het
Werkbedrijf en gaat mee in de géénloketbenadering. Met de gemeenten, het maatschappelijk middenveld en de onderwijsinstellingen
geeft het Werkbedrijf een vervolg aan de huidige jongerenaanpak.
De regio wil voorkomen dat jongeren in een
uitkeringssituatie terechtkomen en wil tevens
maximaal gebruik maken van hun talenten.
Jongeren staan dus hoog op de agenda van het
Werkbedrijf. Overigens is arbeidsbemiddeling
niet altijd het voornaamste doel: als iemand
nog geen startkwalificatie heeft, is het soms
belangrijker om de jongere in kwestie eerst terug naar het onderwijs te sturen.
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 3 — kandidaatsbenadering
sterke werkwoorden pagina 19
De verbindingsfunctie
De verbindingsfunctie
verbindingsfunctie
verbindingsfunctie
De verbindingsfunctie
o n t wikke l e n
verbindingsfunctie
verbindingsfunctie
be m idde l e n
ontwikkelen
bemiddelen
ontwikkelen
bemiddelen
verbindingsfunctie
ontwikkelen
be g e l eide n
ontwikkelen
bemiddelen
begeleiden
deel 1 > hoofdstuk 4
monitoren
begeleiden
begeleiden
4 . 1 W e r kw o o r de n : o n t wikke l e n ,
be m idde l e n , be g e l eide n e n
m o n i to r e n
Het woord ‘bemiddelingsfunctie’ uit ‘Samen
Sterker’ riep vragen op; vooral de link tussen
bemiddelen en begeleiden bleek onduidelijk.
Daarom is dit woord vervangen door de verbindingsfunctie, de essentie van het Werkbedrijf
is immers dat mensen die (deels) kunnen werken, verbonden worden met de arbeidsmarkt.
Verbinden is uiteindelijk het meest primaire
proces van het Werkbedrijf; de instrumenten
die de professionals van het Werkbedrijf kunnen inzetten, zijn gericht op het maken van een
match tussen kandidaat en bedrijf. Het Werkbedrijf heeft een uitstekende gereedschapskist, met passende en aantrekkelijke arrangementen om kandidaten en bedrijven aan elkaar
te verbinden.
Het Werkbedrijf werkt oplossingsgericht en
sluit aan bij de vraag van het individuele bedrijf
en de vaardigheden en competenties van de
kandidaat. Een goede relatie met bedrijven en
kandidaten wordt gemaakt door mensen. Contracten en procedures zijn randvoorwaardelijk:
eerst contact, dan contract.
monitoren
monitoren
4 . 2 O n t wikke l e n , be m idde l e n ,
be g e l eide n e n m o n i t o r e n
De visie van het Werkbedrijf op het ontwikkelen
van kandidaten is dat dit zoveel mogelijk moet
gebeuren bij bedrijven en niet in theoretische
settings van cursussen en scholingen. Daarom
werft het Werkbedrijf leerwerkplekken in een
breed spectrum aan branches en sectoren voor
een breed spectrum aan kandidaten.
Bemiddeling naar werkplekken is altijd maatwerk. De ene werkgever heeft zelf uitstekende
randvoorwaarden in huis om iemand met een
arbeidsbeperking te begeleiden, terwijl de andere deze expertise van het Werkbedrijf verwacht. Het begeleiden van mensen maakt dus
ook onderdeel uit van de bemiddeling. Dit is niet
iets dat het Werkbedrijf per definitie zelf doet.
Niet alleen omdat bedrijven dit soms zelf willen, maar ook omdat deze expertise ingekocht
kan worden en beschikbaar is bij het huidige
Breed, AWBZ-instellingen of andere partijen.
Wel staat vast dat het primaat van de afspraken
met bedrijven hierover bij het Werkbedrijf ligt.
Als reactie op ‘Samen Sterker’ heeft onder andere Breed aangegeven dat het begeleiden van
mensen in veel gevallen een absolute randvoorwaarde is om mensen actief te krijgen en
te houden op de arbeidsmarkt. Het Werkbedrijf
deelt deze overtuiging.
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 4 — verbindingsfunctie
monitoren
bemiddelen
begeleiden
sterke werkwoorden pagina 20
monitoren
verbindingsfunctie
Het Werkbedrijf heeft ook een detacheringsfaciliteit. Soms is het niet mogelijk om iemand bij
een reguliere werkgever in dienst te laten nemen. Bijvoorbeeld omdat een werkgever geen
risico’s kan of wil nemen. Breed (is en) heeft
reeds een detacheringsfaciliteit. Dit concept en
de ervaringen hiermee worden optimaal ingezet bij de vormgeving binnen het Werkbedrijf. In
de toekomst wordt bekeken wie in aanmerking
komt voor individuele of groepsdetachering
en hoe de arrangementen voor kandidaten en
werkgevers er uitzien.
Bij het verbinden van kandidaten aan bedrijven,
is monitoring en nazorg belangrijk. Omdat een
groot deel van de kandidaten behoort tot de
relatief kwetsbare burgers en omdat bedrijven
ook een risico nemen, is zorgvuldigheid belangrijk. Het Werkbedrijf heeft een vertrouwensrelatie met kandidaten en bedrijven en die relatie
kan alleen bestaan als de lijnen kort zijn.
4 . 3 I n s t r u m e n ta r i u m ( de
g e r eeds c ha p skis t )
Verbinden is de kerncompetentie van een arbeidsbemiddelingsbedrijf en is mensenwerk.
Vakmensen brengen bedrijven en kandidaten
direct met elkaar in contact brengen en kunnen zo nodig instrumenten inzetten om een
blijvende match te maken. Hieronder wordt
een aantal instrumenten genoemd dat valt onder de verbindingsfunctie. Er bestaat een grote
verscheidenheid aan instrumenten die mensen
naar werk moeten helpen. Gemakshalve worden deze instrumenten ingedeeld in vier categorieën:
4.zorgtrajecten waarin geen focus ligt op ar beid en waar het Werkbedrijf niet de regie
over voert maar wel – in samenwerking
met andere partijen – een rol kan spelen in
de dienstverlening.
1.trajecten die mensen direct naar werk hel pen, bijvoorbeeld proefplaatsen;
2.trajecten en subsidies waarbij de nadruk ligt
op de ontwikkeling van mensen naar hun
maximale arbeidspotentie, zoals leerwerk plekken en begeleiding;
3.trajecten en subsidies waarbij mensen met
langdurig verminderde arbeidsproductiviteit
(loonwaarde) structureel ondersteund wor den; bijvoorbeeld deelbanen met loonkos tensubsidies, begeleiding, groepsdetache ringen of vormen van beschut werk, indivi duele detachering en arbeidsmatige dagbe steding. Het Werkbedrijf voert wel de regie
over al deze trajectvormen, maar welke par tij de meer zwaardere trajectvormen zal uit voeren, is nog onderwerp van gesprek met
de AWBZ-instellingen, Breed en UWV. Het
Werkbedrijf heeft geen productiefunctie voor
de mensen die onder deze regelingen val len;
Dit betekent overigens niet dat een raad niet
meer kan sturen. In de verordening staat het
instrumentarium dat het Werkbedrijf heeft (het
aanbod). In een dienstverleningsovereenkomst
(DVO) wordt per gemeente bepaald welk aanbod afgenomen wordt. De lokale aansturing
van het Werkbedrijf loopt via de DVO, niet via de
re-integratieverordening.
Het Werkbedrijf ontwikkelt – op basis van de
Participatiewet – één instrumentarium en legt
dit vast. Deze instrumenten landen in één regionale re-integratieverordening, die door het
Werkbedrijf wordt vastgesteld. Het is onwenselijk dat het Werkbedrijf moet werken met negen
verschillende verordeningen; dan gaat immers
alle kracht van gezamenlijkheid verloren.
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 4 — verbindingsfunctie
sterke werkwoorden pagina 21
dienstverlening
deel 1 > hoofdstuk 5
5 . 1 V o r m e n va n die n s t ve r l e n i n g
Omdat het Werkbedrijf er voor iedereen is, is de
verscheidenheid aan kandidaten groot: van jonge, talentvolle afgestudeerden die een laatste
zetje nodig hebben tot mensen met een duurzame arbeidsbeperking die veel begeleiding en
of loonkostensubsidie nodig hebben of mensen
die op meerdere leefgebieden problemen hebben (multi-problem). De dienstverlening die
het Werkbedrijf levert voor de verschillende
groepen, is onvergelijkbaar. Het uitgangspunt
van de dienstverlening is maatwerk: de aanpak
moet passen bij de capaciteiten en belemmeringen van de kandidaat, licht waar kan, zwaar
waar nodig.
Lichte dienstverlening
Kandidaten die dicht bij de arbeidsmarkt staan,
worden zo snel mogelijk verbonden aan de arbeidsmarkt. Het zijn de kandidaten die zelfredzaam zijn, actief zoeken, hun netwerk inzetten
en “in balans” zijn. Ook zijn er kandidaten die wel
verder van de arbeidsmarkt staan, maar waarvoor een relatief standaardinstrumentarium voldoende is.
De betreffende groep heeft vaak lichte vormen
van ondersteuning nodig en kan veel zelf.
In het kader van de géénloketbenadering worden
deze mensen – indien nodig – uitgenodigd bij bedrijven zelf en niet bij een overheidsloket.
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 5 — dienstverlening
sterke werkwoorden pagina 22
dienstverlening
Dienstverlening
Regie en Maatwerk
Een grote groep kandidaten in het bestand van
het Werkbedrijf heeft problemen op veel leefgebieden. Het zijn de mensen die minder zelfredzaam zijn of een acuut probleem hebben. Voor
deze mensen moet een bredere analyse gemaakt
worden.
In de begeleiding van deze kandidaten werkt de
professional van het nieuwe Werkbedrijf samen
met lokale zorgstructuren. Zij sluiten als specialist met een generalistische invalshoek aan bij
deze zorgstructuren in de wijk/buurt. Het primaat
voor de acties ligt bij de professionals die werken
in de lokale toegangspoort. Hierover worden in de
dienstverleningsovereenkomst maatwerkafspraken gemaakt per deelnemende gemeente.
zelfredzaamheid
100%
Bovenstaande twee voorbeelden zijn uitersten
van het spectrum, bedoeld om duidelijk te
maken dat het Werkbedrijf er in principe voor
iedereen is. De dienstverlening van het Werkbedrijf is zo ingericht dat er lichte vormen van
dienstverlening geboden kunnen worden en
daarnaast een specialistenrol in de zorgstructuren. Zowel binnen de lichte dienstverlening
als binnen de regie-dienstverlening zitten meer
en minder intensieve werktrajecten.
[zie infographic hiernaast]
0%
regie
0%
loonwaarde
maatwerk
intensieve
dienstverlening
lichte
dienstverlening
100%
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 5 — dienstverlening
sterke werkwoorden pagina 23
dienstverlening
5 . 2 V i n d p l aat s g e r i c h t :
de g é é n lo ke t be n ade r i n g
Het nieuwe Werkbedrijf werkt vindplaatsgericht. Hiervoor is de géénloketbenadering ontwikkeld: het gemeentehuis uit. Het Werkbedrijf
is vindbaar bij bedrijven, bij lokale zorgstructuren, op internet en – als een deelnemende
gemeente dit expliciet wil – in een gemeentehuis.
ten, bij uitzendbureaus en bij scholen. Dit houdt
in dat kandidaten die het Werkbedrijf bemiddelt
en die geen grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt of die bijvoorbeeld met begeleiding aan
het werk kunnen, uitgenodigd worden bij deze
bedrijfspoorten. Dergelijke locaties worden per
gemeente ingericht, samen met bedrijven en
andere partijen, om echt van bedrijfspoorten te
kunnen spreken.
Onderstaande ingangen zijn nauw met elkaar verbonden en bieden een combinatie van
dienstverlening aan. Het is de kleuring van de
dienstverlening die verschilt, het Werkbedrijf
verwijst mensen ook niet onnodig door.
Toekomstplein
Het Werkbedrijf heeft één representatieve locatie
waar bedrijven en kandidaten ontvangen kunnen
worden en waar de backoffice zit.
Het Toekomstplein heeft een activerende uitstraling. Er is (een fysieke) ruimte voor samenwerkingspartners van het Werkbedrijf om zich te presenteren op het Toekomstplein (UWV, zorginstellingen, uitzendbureaus, onderwijsinstellingen).
Lokale toegangspoort
In de nota ‘Kracht door Verbinding’ hebben regiogemeenten afgesproken dat er per gemeente een
lokale zorgstructuur komt. Deze structuur biedt
integraal diensten aan voor inwoners met problemen op meerdere leefgebieden. Als blijkt dat hier
mensen zitten, die ook kandidaat zijn, wordt het
Werkbedrijf ingeschakeld.
Lokale zorgstructuren kunnen per gemeente anders georganiseerd zijn en het Werkbedrijf moet
hier flexibel op in kunnen spelen. Dit is een belangrijke randvoorwaarde.
Het Werkbedrijf start geen dependances in deelnemende gemeenten, maar haakt aan op bestaande ontwikkelingen en faciliteiten.
Het Werkbedrijf is zelf ook vindbaar via een
goede website, social media en fysieke locaties.
De enige fysieke verandering voor kandidaten
ten opzichte van de huidige situatie is dat zij de
medewerkers van het Werkbedrijf op andere
plekken ontmoeten dan bij het gemeenteloket.
Dit werkt stimulerend, zo blijkt ook uit best
practices in de regio, zoals de Groesbeekse
werkgeversbenadering.
Het toekomstplein is het enige gebouw “van
het Werkbedrijf” zelf.
Internet
Het nieuwe Werkbedrijf heeft een uitstekende internetpagina waarop kandidaten zelf aan de slag
kunnen. De meeste mensen kunnen zelf een profiel (CV) aanmaken en aangeven wat ze hebben
gedaan om werk te vinden. Indien ze dit zelf niet
kunnen én geen netwerk hebben om op terug te
vallen, kan het Werkbedrijf bij wijze van uitzondering ondersteunen.
Bedrijfspoort
Het Werkbedrijf opereert daar waar gewerkt
wordt of daar waar naar werk gezocht wordt. Op
bedrijventerreinen, in het centrum van gemeen-
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 5 — dienstverlening
sterke werkwoorden pagina 24
secundaire processen
deel 1 > hoofdstuk 6
6 . 1 I n n o vat ie
Weten wat wanneer voor wie werkt
Het Werkbedrijf is alert en reageert snel op
ontwikkelingen en kansen in de omgeving.
Niet-renderende activiteiten worden geschrapt
en/of vervangen door nieuwe experimenten of
methoden die aantoonbaar effectief zijn. Het
Werkbedrijf weet wat werkt door structureel bij
te houden wat het effect is van interventies en
heeft een innovatiebudget om te experimenteren met nieuwe werkwijzen. Het Werkbedrijf is
kenner op haar vakgebied en is baanbrekend
bezig.
Naast haar innovatieve werkwijze is het Werkbedrijf echt nieuw. Anders dus dan de huidige
afdelingen Werk van sociale diensten. Onder
andere door hoe het Werkbedrijf samenwerkt
met bedrijven en hoe zij kandidaten benadert.
De sterkere focus op werk, de bedrijfspoorten
bij bedrijven en de géénloketbenadering staan
hierin centraal.
6 . 2 C o m m u n i c at ie
Eigentijds en transparant
Het Werkbedrijf opereert in een breed maatschappelijk veld en de communicatie van het
Werkbedrijf is toegespitst op de doelgroep. Het
Werkbedrijf gebruikt verschillende communicatiekanalen die aansluiten bij dat wat de doelgroep nodig heeft. De informatievoorziening
bevordert de zelfredzaamheid van mensen en
is online.
Het Werkbedrijf is een mensgericht Werkbedrijf en communiceert laagdrempelig en respectvol richting kandidaten. Zij kunnen een
beroep doen op hun rechten en gehouden worden aan de plichten die hieraan gekoppeld zijn.
Vragen worden snel en adequaat beantwoord.
Daarnaast is er regelmatig overleg met klantadviesorganen over (onder andere) de communicatie en dienstverlening van het Werkbedrijf.
Bedrijven zijn belangrijk voor de regio, niet alleen omdat de kandidaten van het Werkbedrijf
er (kunnen) werken. Het Werkbedrijf neemt
dan ook een open en dienstverlenende houding
naar bedrijven aan, is transparant in de arrangementen die er zijn en communiceert op
informele wijze. Het Werkbedrijf controleert of
bedrijven haar weten te vinden en doet actief
onderzoek naar de tevredenheid van bedrijven.
Het Werkbedrijf ondersteunt bedrijven maximaal, onder andere door vragen over andere
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 6 — secundaire processen
sterke werkwoorden pagina 25
secundaire processen
(gemeentelijke) onderwerpen door te spelen
aan de mensen die daar over gaan.
Het Werkbedrijf is van de deelnemende gemeenten; de gemeenteraden van deze gemeenten bepalen de beleidskaders en oefenen
controle uit op het Werkbedrijf.
Het Werkbedrijf communiceert eigentijds: snel
en - indien nodig - met behulp van social media
en internet. Als een journalist, een bewoner uit
de regio of een raadslid een vraag heeft, krijgt
hij/zij snel antwoord.
6 . 3 D e m edewe r ke r s va n he t
W e r kbed r i j f
De juiste mensen op de juiste plaats
In een moderne organisatie vindt er systematisch afstemming plaats over de inzet van kennis, vaardigheden, talenten en ambities van
medewerkers op de bedrijfsdoelstellingen.
Daarmee heeft HRM een cruciale invloed op
het effectief en efficiënt realiseren van deze
doelstelling, zowel op strategisch en tactisch
als operationeel niveau. Mensen met een arbeidsbeperking, met problemen op meerdere
leefgebieden of met een kleine afstand tot de
arbeidsmarkt, bemiddelen naar werk is mensenwerk. Bemiddeling is geen techniek want
ondanks standaardisatie van werkprocessen,
blijft er in het bemiddelen een component liggen die sociaal-intellectueel niet te standaardiseren is en waar het ultieme succes ligt. Dit
betekent dat het Werkbedrijf moet kunnen vertrouwen op de professionaliteit van haar medewerkers en dat het personeel de uiteindelijke
kwaliteit van de dienst bepaalt. De professional
kent de bedrijven, kent de kandidaten en maakt
de verbindingen.
Het Werkbedrijf geeft professionals – binnen
een gestandaardiseerde werkmethode – meer
ruimte, maar gaat ook andere dingen vragen
van haar medewerkers. Een externe oriëntatie die gericht is op het realiseren van toegevoegde waarde, op een methodische wijze. Het
handelen van professionals is dus doelgericht,
systematisch, procesmatig en bewust is. Het
administreren van belangrijke informatie is onvermijdelijk. Het Werkbedrijf richt de systemen
hiervoor echter zo in dat deze ten dienste staan
van de professionals. Van medewerkers van het
Werkbedrijf wordt verwacht dat zij kritisch zijn
op hun eigen keuzes, reflecteren op eigen keuzes en vergelijkbare afwegingen maken. Zodat
de organisatie de goede keuzes maakt op individueel en collectief niveau.
Het nieuwe Werkbedrijf heeft een hoge ambitie.
Het wil een vitale en professionele organisatie
zijn, waarin een adequaat evenwicht is tussen
de uit te voeren taken en de beschikbare personele formatie en competenties. Een organi-
satie dus, waarin altijd sprake is van “de juiste
mensen op de juiste plaats”. Vitaliteit vereist
een continue match tussen collectieve organisatiedoelen en de individuele belangen van
leidinggevenden en medewerkers. De rol van
leidinggevenden is er primair op gericht om
medewerkers in staat te stellen hun werk zo
zelfstandig mogelijk uit te voeren en resultaat
te behalen.
Bij het nieuwe Werkbedrijf werken mensen die
een bijdrage willen leveren aan de doelstellingen van het bedrijf en die verantwoordelijkheid
durven te nemen. Die zich blijven ontwikkelen
als persoon en als professional. De leidinggevenden bij het Werkbedrijf sturen en ondersteunen medewerkers bij het realiseren van de
doelstellingen van het bedrijf; zij zorgen voor
een prettig werkklimaat, de nodige zakelijkheid
en de ontwikkeling van medewerkers.
Medewerkers en leidinggevenden moeten resultaatgericht werken en oog hebben voor
samenwerking met andere interne en externe
actoren. Van hen wordt verwacht dat zij periodiek de balans opmaken over resultaten en
ontwikkelingen.
Om bovenstaande ambitie te realiseren, is tijd
nodig. In de beginperiode gaat alle aandacht uit
naar het bijeenbrengen van de verschillende
organisatieculturen in één nieuw Werkbedrijf.
De cultuur van het nieuwe bedrijf zal zich moeten gaan zetten; een cultuur waarin medewerkers trots zijn op de organisatie en gericht zijn
op het leveren van kwaliteit, service en continue verbetering; en waarin dus ook aandacht is
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 6 — secundaire processen
sterke werkwoorden pagina 26
secundaire processen
voor opleiding en training. Daarnaast moet de
sfeer erop gericht zijn elkaar te helpen, maar
ook om efficiënt en kostenbewust te handelen.
Dit vraagt veel van het management: het management is betrokken, geeft het goede voorbeeld, luistert en houdt goed de balans tussen
geven en nemen. Maar dit vraagt ook veel van
de medewerkers. Zij zijn gericht op zelfverbetering. Zij moeten daarbij afwegen of zij willen
en kunnen voldoen aan de eisen die het Werkbedrijf aan haar professionals stelt. Kandidaten
en bedrijven verdienen talentvolle, bekwame,
gepassioneerde vakmensen.
Omdat het Werkbedrijf een flexibele en moderne organisatie is, die kostenefficiënt werkt
en transparant is, kiest de regio voor een herkenbare structuur met een optimaal aantal lagen (maximaal drie). Voor de aansturing geldt
het principe van integraal management. De
integrale lijnmanager is verantwoordelijk voor
zowel het primaire proces als voor de inzet
van de daarvoor benodigde productiemiddelen
(PIOFACH). In de praktijk betekent dit dat alles wat binnen vastgestelde kaders en regels
blijft, gemandateerd wordt tot aan het laagste
leidinggevende niveau. De organieke structuur,
Werkbedrijf
Gastheer
directeur
+ staf: accountmanagement, controller, effectiviteitsanalyse,
innovatie, instrumentanalyse
PIOFACH
Bedrijfsdienstverlening
Acquireren,
samenwerken,
adviseren en
profileren
Kandidaatsbenadering
Screenen,
activeren,
diagnosticeren en
controleren
Verbindingsfunctie
die ingedeeld wordt op basis van organisatiefuncties (bedrijfsdienstverlening, kandidaatsbenadering, verbindingsfunctie), wordt nader
uitgewerkt in het kader van de implementatie.
Naast de organieke structuur, worden een
functiestructuur (functiegebouw) met alle
voorkomende functies binnen de organisatie en
een personele structuur met een beschrijving
van de functies op de organisatie-eenheden
gemaakt. Dit plan beperkt zich tot een keuze
voor de organieke structuur op hoofdlijnen. De
uitwerking en de andere structuren komen in
het kader van de implementatie terug en sluiten aan op de grondslagen die gebruikt zijn bij
de inrichting van het nieuwe functiehuis van
Breed. Het uitgangspunt is dat er voor de overgang van personeel kwaliteitscriteria worden
opgesteld.
6 . 4 I n t e r n e p r o c esse n
Elk intern proces heeft toegevoegde waarde
Alle interne processen dragen er zorg voor dat
de professional in het primaire proces maximaal gefaciliteerd wordt. Dit betekent dat medewerkers kunnen flexwerken en op iedere
willekeurige locatie hun werk kunnen doen.
Bijvoorbeeld bij bedrijven of lokale zorgstructuren of bij kandidaten thuis.
Hoogwaardige ICT ondersteuning is essentieel
voor een snelle verbinding tussen kandidaatsgegevens en de geboden kansen bij de bedrijven. Het moet bijdragen aan een betere communicatie met klanten en aan een rijker klantbeeld. Het moet het Werkbedrijf ook in staat
stellen verantwoordingsinformatie eenvoudig
uit te leveren; bijvoorbeeld ten behoeve van de
sturing en verantwoording van het Werkbedrijf
maar ook voor de verantwoording aan het rijk.
Het Werkbedrijf respecteert de privacywetgeving. Informatie wordt alleen gedeeld met
lokale zorgstructuren, onderwijs en partners
voor zover dit recht en doelmatig is.
De realisatie van de ICT ondersteuning is een
meerjarig proces en wordt daarom ook gedefinieerd als ontwikkelpunt.
Ontwikkelen,
bemiddelen,
begeleiden en
monitoren
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 6 — secundaire processen
sterke werkwoorden pagina 27
de begroting van het werkbedrijf
deel 1 > hoofdstuk 7
7 . 1 Ui tg a n g s p u n t e n bi j de
be g r ot i n g
Budgetneutraliteit
Bij de begroting van het nieuwe Werkbedrijf
wordt uitgegaan van budgetneutraliteit voor
alle deelnemende gemeenten samen en individueel. Het Werkbedrijf zal dus de uitvoering
van haar werkzaamheden vorm moeten geven
binnen de beschikbaar gestelde budgetten.
Participatiebudget als basis
Het nieuwe Werkbedrijf wordt in eerste instantie gebouwd op basis van het participatiebudget. De deelnemende gemeenten beleggen dit
budget bij het Werkbedrijf, het budget wordt
gebruikt om de basis van het Werkbedrijf te
bouwen: de basisdienstverlening en het maatwerk per gemeente.
WSW na scenariokeuze Breed
Uitgangspunt is dat aan deze budgetten – op
termijn – (een deel van) de budgetten voor de
huidige WSW en voor arbeidsmatige dagbesteding worden toegevoegd. Bij de huidige begroting van het Werkbedrijf is hier nog geen rekening mee gehouden. Er moet nog een scenario
voor de integratie van (delen van) Breed worden gekozen.
ding moet nog worden uitgewerkt. Ook ontbreken nog de kaders vanuit het rijk. De regio
bereidt zich wel voor in een expertgroep met de
instellingen die op dit moment de arbeidsmatige dagbestedingsplekken realiseren. Als deze
budgetten toegevoegd worden, vindt hierover
formele besluitvorming plaats.
Budget voor loonkostensubsidie overhevelen
Wat betreft programmamiddelen voor de loonkostensubsidie geldt dat deze middelen via
het WWB-Inkomensdeel beschikbaar worden
gesteld aan de deelnemende gemeenten. Recent zijn gegevens openbaar geworden op basis waarvan een inschatting is gemaakt over
de omvang van dit (deel)budget voor loonkostensubsidie. Het Werkbedrijf gaat – als vanzelfsprekend – wel uitvoering geven aan het
verstrekken van loonkostensubsidies, dit is
immers een belangrijk re-integratie-instrument. In dit document wordt uitgesproken dat
toekomstige budgetten hiervoor overgeheveld
worden door gemeenten. Dit budget heeft het
nieuwe Werkbedrijf nodig om uitvoering te geven aan het instrument loonkostensubsidie.
Arbeidsmatige dagbesteding
De wijze waarop het nieuwe Werkbedrijf regie
gaat voeren over de arbeidsmatige dagbeste-
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting
sterke werkwoorden pagina 28
de begroting van het werkbedrijf
Beschikbare
re-integratiemiddelen
(* 1.000 euro)
2013
2014
2015
2016
2017
2018
16.453
14.336
13.734
13.941
14.287
14.701
Dagbesteding
0
0
4.200
4.200
4.200
4.200
Inkomensdeel
loonkostensubsidies
beschut en regulier
0
0
540
1.771
3.045
4.297
pm
pm
pm
pm
pm
Subtotaal
16.453
14.336
18.475
19.911
21.531
23.198
WSW zittend bestand
50.060
50.060
47.849
44.172
40.601
37.285
Totaal
66.513
64.396
66.283
64.084
62.132
60.483
Participatiebudget
Inkomsten
7 . 2 Mee r j a r i g p e r s p e ct ie f
Uitgaande van de budgetten die op termijn beschikbaar zijn voor het Werkbedrijf ontstaat er
het volgende meerjarig perspectief:
Ad 1. Participatiebudget
Bij bovenstaande budgetten is geen rekening
gehouden met indexaties. Het participatiebudget is exclusief de educatiegelden: deze
blijven achter bij de deelnemende gemeenten.
De budgetten 2013 en 2014 Participatiebudget
en WSW zittend bestand komen van de website
van het ministerie van SZW (gemeenteloket).
De ramingen zijn gebaseerd op de memorie
van toelichting bij de Participatiewet (versie
uitvoeringspanel). De ramingen na 2014 van
het re-integratiebudget, de WSW-middelen, de
middelen voor begeleiding nieuwe doelgroep
regulier werk en de nieuwe doelgroep beschut
werk, zijn naar rato van de landelijke bedragen.
De ramingen van de middelen die overkomen
van het UWV zijn naar rato van het aantal Wajongers in de respectievelijke gemeenten.
Ad 2. Dagbesteding
De omvang van de dagbesteding is voor de
regio als totaal bepaald. Dit op basis van een
eerste inventarisatie van de expertgroep ar-
beidsmatige dagbesteding en het betreft een
eerste globale inschatting. Het Werkbedrijf zal
in de toekomst de regie gaan voeren over de
arbeidsmatige dagbesteding (centrale inkoop,
decentrale uitvoering). De (organisatie van de)
begeleiding van deze groep mensen wordt bij
andere partijen belegd.
De uitvoering van de huidige arbeidsmatige
dagbesteding ligt bij een aantal AWBZ-instellingen. Op het budget dat overgedragen wordt
aan de gemeenten, zit een taakstelling. In dat
opzicht is de € 4,2 miljoen van 2015 geen “extra
geld” voor re-integratie.
Ad 3. Inkomensdeel loonkostensubsidies
Voor de loonkostensubsidies is de Nota van
Wijziging Participatiebudget van september
2013 gehanteerd. Omdat het verdeelmodel nog
onbekend is, is op basis van het meest recente
aantal SW’ers c.q. Wajongers, de verdeling per
gemeente bepaald.
Ad 4. Inkomsten
Het Werkbedrijf realiseert ook inkomsten. Dat
kunnen verschillende inkomsten zijn: bijvoorbeeld van de detacheringsfaciliteit of uit fondsenwerving. Op dit moment staat dit nog als
pm post op de begroting.
len voor de overheveling van (onderdelen van)
Breed naar het nieuwe Werkbedrijf. Het zou
kunnen zijn dat het nieuwe Werkbedrijf (een
deel van) dit budget krijgt en verantwoordelijk
wordt voor (een deel van) de SW-medewerkers
van Breed. Daarbij is de regio scherp op de (financiële) risico’s die hiermee gepaard gaan.
Ad 7. Totaal
Het meerjarig perspectief laat duidelijk zien
dat sprake is van budgettaire krimp over het
geheel. Dit terwijl de totale doelgroep wordt
uitgebreid en er binnen de doelgroep vaker
sprake zal zijn van structurele ondersteuning
om kandidaten aan het werk te houden. De
budgettaire krimp betekent niet dat de ambities
worden getemperd. Juist de komende jaren is
een sterk Werkbedrijf nodig, dat meedenkt met
bedrijven over het creëren van werkgelegenheid. Het betekent wel dat het onmogelijk is
het huidige niveau van dienstverlening in stand
te houden. De bezuinigingen zijn fors, maar
zouden er ook zijn als er geen nieuw Werkbedrijf werd ingericht.
Ad 6. WSW zittend bestand
Het WSW-budget vermindert omdat er geen
nieuwe instroom is. Mensen die in het verleden
een SW-indicatie zouden hebben gekregen,
worden in de toekomst geholpen met de instrumenten uit de Participatiewet. Breed heeft de
opdracht gekregen om scenario’s te ontwikke-
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting
sterke werkwoorden pagina 29
de begroting van het werkbedrijf
7 . 3 Mee r j a r e n be g r o t i n g
Het Participatiebudget blijft binnen het geheel
van de budgetten in de tabel gepresenteerd,
blijft redelijk stabiel en biedt daarom een helder meerjarig budgettair kader voor het Werkbedrijf. De basis van de meerjarenbegroting van
het Werkbedrijf is het participatiebudget dat de
deelnemende gemeente overdragen. Hiermee
kan een fundament gelegd worden voor het bedrijf. Dit fundament bestaat uit twee delen: de
basisdienstverlening en de maatwerkafspraken die gemaakt kunnen worden.
Basisdienstverlening
Onder de basisdienstverlening wordt het volgende verstaan:
Uitgaven aan
basisdienstverlening
(* 1,0 miljoen euro)
2015
1.de geïntensiveerde bedrijfsdienstverlening;
2.de verbindingsfunctie;
3.de kandidaatsbenadering;
4.“het bedrijf an sich”, de kosten van het bedrijf
(overhead, medewerkers, standaardinstru menten, reguliere activiteiten).
Wat betreft de basisdienstverlening geldt een
focus: prioritering naar instroom, jongeren en
mensen met een arbeidsbeperking.
Om innovatief en slagvaardig te blijven, zal
het Werkbedrijf binnen dit fundament van basisdienstverlening en maatwerk gaan werken
met een flexibele schil als een deelnemende
gemeente extra budget in wil zetten. Het is van
2016
2017
2018
Directe kosten
Kandidaatsbenadering
2,8
2,8
2,8
2,8
Bedrijfsdienstverlening
1,9
1,9
1,9
1,9
Verbindingsfunctie
(incl. loonkostensubsidie)
2,5
3,8
5,0
6,3
Indirecte kosten
2,7
2,7
2,7
2,7
Totaal
9,9
11,2
12,4
13,7
belang dat het Werkbedrijf stuurbaar blijft op
de kostenkant: de bedrijfsrisico’s worden daardoor tot een minimum beperkt.
Op basis van bovenstaande, ontstaat het volgende begrotingsbeeld voor de basisdienstverlening.
te benadrukken dat het in dit hoofdstuk gaat
om globale schattingen. Deze paragraaf is in
goed overleg met alle deskundigen uit de regio
tot stand gekomen (Divosa, beleidsadviseurs,
UWV, etc.)
D e ka n didaat sbe n ade r i n g
Deze begroting is een begroting op hoofdlijnen.
Dit betekent dat het een indicatie geeft van de
inzet van de middelen. Een exacte verdeling
van de kosten op de verschillende onderdelen
kan nu nog niet gemaakt worden. De kwartiermaker krijgt de opdracht deze begroting
uit te werken. Deze begroting geeft inzage in
en stelt randvoorwaarden aan de kwaliteit en
kwantiteit van de dienstverlening die voor het
beschikbare budget geleverd wordt.
De begroting van de basisdienstverlening is
gebaseerd op de uitvoeringskosten van een
drietal activiteiten (zoals hieronder beschreven). De gehanteerde normering komt voort
uit de huidige praktijk en is tot stand gekomen
in overleg met de managers en beleidsmedewerkers in de regio. De normering is daarmee
een algemeen geaccepteerd gemiddelde, maar
niet per definitie de norm die in de toekomst
gaat gelden voor het Werkbedrijf.
Toelichting op de begroting per activiteit:
Voordat een toelichting gegeven wordt op de
begroting per activiteit, wordt uitgelegd voor
welke mensen het nieuwe Werkbedrijf is.
Vervolgens staat beschreven hoe de bedragen tot stand zijn gekomen. Belangrijk is om
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting
sterke werkwoorden pagina 30
de begroting van het werkbedrijf
Van 15.000 naar 8.000
Het nieuwe Werkbedrijf heeft in de toekomst
15.000 potentiële kandidaten. Onder deze kandidaten zitten ongeveer 2.000 kandidaten die
op dit moment een SW-dienstbetrekking hebben en 5.000 kandidaten die op dit moment een
Wajong-uitkering ontvangen. Van deze laatste
groep mensen schat UWV in dat ongeveer 3.000
kandidaten arbeidsvermogen hebben. Deze
groep wordt gestaag overgedragen van UWV
Regeling
Aantal
Huidige WSW 2.000
Huidige Wajong 5.000
Huidige WWB 8.000
naar het Werkbedrijf. Daarnaast zal er jaarlijks
een groep van 250 mensen instromen.
In de huidige begroting zijn deze kandidaten
nog niet meegenomen. Onderdelen van Breed
zullen integreren in het nieuwe Werkbedrijf. Als
hier een scenario voor gekozen is, kan een begroting opgesteld worden. Over de Wajong (en
bijvoorbeeld de arbeidsmatige dagbesteding)
moeten nog afspraken gemaakt worden met
UWV en de AWBZ-instellingen. Ook hiervoor
Kenmerken
- 2.000 WSW-dienstbetrekkingen bij Breed
- Deze mensen behouden hun rechten
- In de toekomst blijkt – afhankelijk van de scenariokeuze bij Breed of zij kandidaat worden van het nieuwe Werkbedrijf
- 5.000 Wajong-uitkeringen
- 3.000 Wajongers met arbeidsvermogen (globale schatting),
250 nieuwe instroom p/j
- In 2014 blijkt welke mensen bij het nieuwe Werkbedrijf komen.
In deze begroting wordt deze groep buiten beschouwing gelaten
- 8.000 WWB-uitkeringen, geen statisch bestand (!)
- 3.200 ontheffing arbeidsplicht en/of niet-overbrugbare afstand
arbeidsmarkt
- 4.800 potentiële klanten werkbedrijf
De dienstverlening:
- + 2.000 p/j dienstverlening Werkbedrijf (1x per 2,5 jaar)
- + 2.000 nieuwe instroom p/j met arbeidsplicht
Totaal 15.000
volgen separate voorstellen. Wel wordt nu al
aangegeven dat het budget voor loonkostensubsidie wordt overgeheveld aan het nieuwe
Werkbedrijf.
Van 8.000 naar 4.800
Ten eerste: wennen aan een uitkering mag niet.
In de regio ontvangen 8.000 mensen op dit moment een WWB uitkering. Dit is geen statisch
bestand. Per jaar stromen er ongeveer 3.000
mensen in de uitkering, waaronder een groot
aantal jongeren. Ongeveer 2.000 instromers
hebben een arbeidsplicht. Zij zijn kandidaat bij
het nieuwe Werkbedrijf.
Ten tweede: zoveel mogelijk mensen uit de uitkering. Daarnaast kan het Werkbedrijf nog 2.000
kandidaten bedienen. Dit zijn WWB’ers uit het
zittende bestand en jongeren. Onderzoeksbureau CAB stelt dat van de 8.000 WWB’ers 3.200
mensen een niet-overbrugbare afstand tot de
arbeidsmarkt hebben. Dit zijn veelal de mensen die een (tijdelijke) ontheffing hebben van
de arbeidsplicht. De 4.800 overige uitkeringsgerechtigden zijn kandidaten voor het Werkbedrijf. Elk jaar verbindt het Werkbedrijf 2.000 van
hen aan de arbeidsmarkt.
Ten derde: investeren in jongeren. Jongeren vormen een aparte groep omdat we ook de jongeren bedienen zonder WWB-uitkering. Per jaar
levert het Werkbedrijf dienstverlening aan jongeren. De focus hierbij ligt niet altijd op Werk,
soms ook op educatie.
Voor de bovengenoemde kandidaatsbenadering wordt een budget van € 2,8 miljoen gereserveerd. [zie schema]
Wat bereiken we met het bedienen van 4.000
kandidaten?
De regio stelt zichzelf een aantal doelen en wil
dat:
- de ontwikkeling van het volume van het uit keringsbestand,
- de uitstroom van mensen met een uitkering
naar werk,
- het jeugdwerkloosheidspercentage,
- de gemiddelde verblijfsduur in de bijstand
en
- de gemiddelde prijs van de uitkeringen
minimaal gelijke tred houden met de landelijke
benchmarks.
Hiervoor hanteert het Werkbedrijf een regionaal gemiddelde, maar maakt het bedrijf ook
inzichtelijk wat de resultaten per deelnemende
gemeente zijn. Uit ervaring blijkt dat deze cijfers voor stedelijke en landelijke gebieden verschillen. In 2014 wordt daarom een nulmeting
opgesteld.
D e bed r i j f sdie n s t ve r l e n i n g e n
ve r bi n di n g s f u n ct ie
Om deze doelen te bereiken wil het Werkbedrijf
zoveel mogelijk mensen bij bedrijven plaatsen. Dit vergt enerzijds acquisitie van (leer)
werkplekken en ontzorging van bedrijven en
anderzijds om monitoring en begeleiding van
kandidaten. Om kandidaten aantrekkelijker te
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting
sterke werkwoorden pagina 31
de begroting van het werkbedrijf
maken voor werkgevers hebben de medewerkers van het Werkbedrijf een “gereedschapskist” tot hun beschikking. Daarin zitten onder
andere financiële arrangementen voor werkgevers of andere instrumenten die nodig zijn
om een match te maken.
De regio kiest ervoor om de bedrijfsdienstverlening een flinke impuls te geven. Binnen het
Werkbedrijf komt hier duidelijk accent op te
liggen. Voor de bedrijfsdienstverlening wordt
een budget van € 1,9 miljoen gereserveerd.
Daarnaast is er € 2,5 miljoen beschikbaar in
de gereedschapskist (de verbindingsfunctie).
Dit budget loopt op omdat het geoormerkte
bedrag voor loonkostensubsidies stijgt. Daarbij moet wel de kanttekening gemaakt worden
dat ook de groep kandidaten oploopt door de
stapsgewijze overdracht van de Wajong naar
gemeenten. De beschikbare middelen voor
loonkostensubsidie zijn vooral bedoeld voor
kandidaten met een arbeidsbeperking. Deze
groep kon voor 1 januari 2015 nog een beroep
doen op de Wajong en de WSW.
Indirecte kosten: het bedrijf
Om de uitvoering vorm te geven moeten er indirecte kosten gemaakt worden. De in deze begroting opgenomen kosten zijn opgebouwd uit
de volgende elementen; automatisering, financiën en P&C, P&O, facilitair, juridisch, promotiebudget, beleid en overig. De indirecte kosten
betreffen een opslag van 37,5% van de directe
kosten en zijn begrensd op maximaal 2,75 miljoen. Voor de opbouw van de indirecte kosten is
2013 als basis genomen. De indirecte functies
Geen overgangsperiode
Bij de bepaling van de begroting is het uitgangspunt dat het Werkbedrijf direct op volle
sterkte werkt. De taken die het Werkbedrijf
uitvoert, betreffen immers voor een belangrijk
deel lopende taken die meekomen uit de regiogemeenten.
Verplichtingen
De verplichtingen zijn de uitgaven die meerjarig vastliggen. Het kan hier gaan om contracten met leveranciers van de huidige afdelingen,
maar ook om bijvoorbeeld WIW en ID-banen.
Per gemeente verschillen de verplichtingen,
waardoor de lokale sturingsruimte per gemeente verschilt. Hoe meer verplichtingen
een deelnemende gemeente heeft, hoe minder
ruimte er is om afspraken te maken (binnen
het Participatiebudget) met het Werkbedrijf.
Maat we r ka f s p r ake n : lo ka l e
kleur
Als de uitgaven aan de basisdienstverlening van
het nieuwe Werkbedrijf afgetrokken worden van
de in te zetten budgetten uit voorgaande tabel,
ontstaat het volgende beeld: [zie schema]
Maatwerkbudget
In de rij “maatwerkbudget” staat het budget dat
een gemeente heeft om maatwerkafspraken te
maken. Dit budget kunnen gemeenten gebruiken om met het Werkbedrijf maatwerkafspraken te maken over de inzet van het (uniforme)
instrumentarium op de verbindingsfunctie,
worden uitgevoerd door de gastheer gemeente
Nijmegen. Er wordt een DVO tussen Werkbedrijf en gastheergemeente afgesloten.
Ruimte voor
maatwerkafspraken
(* 1,0 miljoen euro)
2015
2016
2017
2018
Participatiebudget
13,7
13,9
14,3
14,7
+ i-deel
loonkostensubsidie
0,5
1,8
3,0
4,3
-/- Basisdienstverlening
9,9
11,2
12,4
13,7
-/- Verplichtingen
3,3
3,3
2,5
2,5
1
1,2
2,4
2,8
= Maatwerkbudget
bijvoorbeeld in het kader van gemeente specifieke projecten. Met deze afspraken geeft een
gemeente een lokale kleur aan de dienstverlening van het Werkbedrijf. De maatwerkafspraken worden vastgelegd in een DVO.
Deze maatwerkafspraken kunnen gaan over
het inzetten van trajecten voor specifieke groepen mensen, maar ook over bijvoorbeeld het
realiseren van een grotere toegankelijkheid
van het Werkbedrijf.
Extra inkoop
Bij het opstellen van de begroting is nog geen
rekening gehouden met extra inkoop. Indien
gemeenten daartoe besluiten, dan moeten hier
ook afspraken over gemaakt worden in een
DVO.
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting
sterke werkwoorden pagina 32
de begroting van het werkbedrijf
7 . 4 Ui t we r ki n g p e r g e m ee n t e
Bovenstaande tabel biedt een overzicht op regionaal niveau. Om te bepalen wat dit op lokaal
niveau betekent, is de vertaalslag van regionale
begroting naar lokale situatie van belang. Dit
gebeurt in onderstaande tabel. De tabel is gebaseerd op 2015 en dient als voorbeeld.
[zie schema]
2015
*1.000 euro
Participatie-budget +
i-deel loonkostensub.
7 . 5 D e we r ki n g va n de D V O
In de hoofdstukken 2 tot en met 4 van dit document is het instrumentarium (op hoofdlijn)
van het Werkbedrijf beschreven. Het nieuwe
Werkbedrijf weet ook wat de inzet van een instrument kost. Dat maakt de neiging groot om
te zeggen dat een individuele gemeente het
maatwerkbudget zelf inricht (voor een groep
Basis
Verplichtingen
Maatwerk
Beuningen
529
382
147
Druten
338
216
122
Groesbeek
526
336
190
0
Heumen
326
211
115
Millingen aan
de Rijn
195
140
54
1
Mook en
Middelaar
148
78
20
50
Nijmegen
11.149
7.781
2.871
497
Ubbergen
227
157
29
41
Wijchen
821
623
167
31
Totaal
14.259
9.924
3.331
1.004
van x mensen instrument y een z aantal maal
inzetten). Die conclusie doet echter geen recht
aan de professionaliteit die medewerkers van
het Werkbedrijf hebben én de flexibiliteit die het
Werkbedrijf nodig heeft om een onverwachte
maatschappelijke vraag op te vangen.
Daarom kiest de regio ervoor om de inzet van
het instrumentarium te koppelen aan hoofddoelstellingen op het maatschappelijk terrein.
Als een deelnemende gemeente prioriteit wil
geven aan 55-plussers of kandidaten met een
grotere afstand tot de arbeidsmarkt, geeft zij
dit in een dienstverleningsovereenkomst (deel
3) aan. Het Werkbedrijf vult dit - in nauw overleg met die gemeente - vervolgens in. Het politieke debat gaat dan ook over “welke mensen
wordt welke dienstverlening geboden” en niet
over “in situatie x wordt instrument y ingezet”.
Het Werkbedrijf legt een meerjarenraming voor
aan de gemeenten, op basis waarvan het (politieke) gesprek gevoerd kan worden over het
maatwerk. Deze raming heeft het karakter van
een reëel advies: welke mensen kan het Werkbedrijf voor welk budget bedienen. Daarbij moet
een gemeente er altijd rekening mee houden
dat een keuze voor bijvoorbeeld een specifieke
doelgroep consequenties heeft voor de dienstverlening van het Werkbedrijf. Mensen die een
grotere afstand tot de arbeidsmarkt hebben of
op meerdere leefgebieden problemen hebben,
zijn vaak duurder om te bemiddelen en de investeringen in deze mensen hebben vaker een
duurzaam karakter. [zie infographic op pag
34] Daarmee wordt overigens niet gezegd dat
deze mensen niet bemiddeld moeten worden.
Zo laten effectanalyses van lokale zorgstructuren zien dat integraal maatwerk “onder de
streep” zeer rendabel kan zijn. De overheid
moet er juist zijn voor de mensen die hulp het
hardst nodig hebben. Maar, hier wordt ook mee
gezegd dat er grenzen zitten aan de inzet van
budget. De politiek moet keuzes maken en elke
keuze heeft consequenties.
7 . 6 P r es tat ie - i n di c at o r e n
In de DVO wordt een tweetal verschillende
kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) onderscheiden. Indicatoren die iets zeggen over het
realiseren van bestuurlijke doelen en indicatoren die iets zeggen over de kernfuncties van
het nieuwe Werkbedrijf.
De prestatie-indicatoren die iets zeggen over
de bestuurlijke doelstellingen gaan vooral over
het maatschappelijke effect dat het Werkbedrijf realiseert (outcome). Dat zoveel mogelijk
mensen uitstromen naar werk; dat er zo weinig
mogelijk mensen instromen in het uitkeringsbestand; dat de gemiddelde verblijfsduur in de
bijstand zo laag mogelijk is en dat het Werkbedrijf zoveel mogelijk mensen die tijdelijke of
structurele ondersteuning nodig hebben, onderbrengt in het reguliere bedrijfsleven. Deze
indicatoren worden gekoppeld aan de prestaties die benoemd staan in paragraaf 7.3.
De prestatie-indicatoren die iets zeggen over
de kernfuncties (kandidaatsbenadering, bedrijfsdienstverlening en verbindingsfunctie),
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting
sterke werkwoorden pagina 33
de begroting van het werkbedrijf
kenmerken groepen
werkfit
tijdelijke ondersteuning nodig
structurele ondersteuning nodig
zware structurele ondersteuning
nodig
omvang van de groepen
prijskaartje voor de gemeente
€
€
€
€
zijn meer gericht op de concrete prestaties
die het Werkbedrijf levert (output). Voor de
kandidaatsbenadering zijn dit bijvoorbeeld het
aantal kandidaten dat gescreend en gediagnosticeerd wordt, het aantal mensen dat een
opleidingstraject krijgt en het rendement van
deze trajecten. Voor de bedrijfsdienstverlening
wordt bijvoorbeeld gemeten hoeveel adviesgesprekken plaatsvinden met bedrijven, hoeveel
werkplekken er geacquireerd worden:
- volledig (v),
- partieel (p),
- leerwerk (l) of
- met structurele ondersteuning (so))
en hoe dit verdeeld is over de verschillende
branches. Voor de verbindingsfunctie hanteert
het Werkbedrijf indicatoren die iets zeggen
over de match. Hoe is het vervullingspercentage van de beschikbare werkplekken? Hoeveel kandidaten stromen uit? Zijn kandidaten
zelfredzamer geworden en is hun loonwaarde
gestegen?
]zie infographic]
Hierbij wordt de kanttekening gemaakt dat de
aard van de prestatie-indicatoren per doelgroep verschilt. Bij de trajecten naar werk (v,
p, l), meet het Werkbedrijf het aantal kandidaten in de trajecten, de succesratio van deze
trajecten en de beschikbare trajecten voor benoemde doelgroepen. Van de categorie werktrajecten met structurele ondersteuning (so),
houdt het Werkbedrijf bij hoeveel er inverdiend
wordt op de uitkering. De aard van de kosten
verschilt ook per traject. De kosten voor een
traject dat uiteindelijk leidt tot regulier werk,
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting
sterke werkwoorden pagina 34
de begroting van het werkbedrijf
zijn tijdelijker en lager dan de kosten voor een
traject waarin structurele ondersteuning nodig
is. Beleidskeuzes worden lokaal gemaakt, het
nieuwe Werkbedrijf faciliteert dit traject door
beleidsmatige keuzes inzichtelijk te maken.
Voor de echte intensieve dienstverlening (zoals arbeidsmatige dagbesteding), waarover het
Werkbedrijf de regie voert maar die het Werkbedrijf niet zelf uitvoert, ligt de focus meer op
het zorgvuldig bijhouden van het aantal trajecten en – waar mogelijk – in beeld brengen van
de inverdiensten.
Het nieuwe Werkbedrijf doet tevredenheidsonderzoeken bij kandidaten en bedrijven en rapporteert hierover.
lokale toegangspoorten ingericht en is een
aantal essentiële wetteksten in behandeling.
De uitkomsten van deze afzonderlijke processen moet leiden tot één heldere en transparante DVO met doelstellingen per gemeente.
Deze doelstellingen zullen gerelateerd worden
aan de huidige gemeentelijke doelstellingen
die opgenomen staan in de gemeentelijke begrotingen.
Het Werkbedrijf voert de regie over de onderkant van de arbeidsmarkt. Een aantal taken
voert het bedrijf zelf uit (zoals de bedrijfsdienstverlening en de kandidaatsbenadering)
en een aantal andere taken laat zij over aan
andere partijen (zoals de arbeidsmatige dag-
besteding). Om deze regie optimaal te kunnen
voeren, spreken de deelnemende gemeenten
uit dat zij zelf geen re-integratietaken uitvoeren of uitbesteden aan andere partijen dan het
Werkbedrijf.
7 . 7 A a n da c h t s p u n t e n
Een belangrijk aandachtspunt bij de bouw van
het Werkbedrijf, is dat het Werkbedrijf niet
zo klein mag worden, dat het te klein is om
fondsen te werven, uitvoering te geven aan de
loonkostensubsidie en regie te voeren over de
arbeidsmatige dagbesteding en het beschutte
werk. Op dit moment gaat de regio er vanuit
dat het huidige fundament slagvaardig kan zijn,
maar erkent ook dat dit onder druk kan komen
te staan door de hoeveelheid werk, taakstellingen en bureaucratie van het instrumentarium.
Via het inkomensdeel worden de uitgaven die
de regio gaat doen aan loonkostensubsidie bekostigd. De regering kiest ervoor om de middelen voor de inzet van dit specifieke instrument
beschikbaar te stellen via het inkomensdeel,
zo valt te lezen in de toelichting op de Participatiewet. In de toekomst gaat het nieuwe
Werkbedrijf arrangementen met loonkostensubsidie aanbieden en vindt dus een budgetoverheveling plaats uit het inkomensdeel naar
het Werkbedrijf.
Een nieuw Werkbedrijf betekent niet dat de
huidige uitvoeringspraktijk weg is. Zoals eerder beschreven, vervallen de huidige gemeentelijke verplichtingen niet. Het Werkbedrijf blijft
deze uitvoeren. Dat geldt ook voor best practices, methodes waar deelnemende gemeenten
trots op zijn en unieke lokale initiatieven. Met
individuele gemeenten gaat het Werkbedrijf in
gesprek over de bestaande situatie en legt zij
de link tussen toekomst en verleden.
De exacte vertaling van doelstellingen naar indicatoren die opgenomen worden in een DVO
(tussen een deelnemende gemeente en het
Werkbedrijf), is een ontwikkelopgave waarvoor
de regio in 2014 staat. Op dit moment lopen
onderzoeken naar een aantal instrumenten,
wordt een klantsegmentatie gemaakt, worden
het nieuwe werkbedrijf — hoofdstuk 7 — de begroting
sterke werkwoorden pagina 35
uitgangspunten
deel 2 > hoofdstuk 8
In de toekomst wordt er in de Regio Sterke
werkwoorden meer en meer samengewerkt
tussen gemeenten. Concreet lopen er op dit
moment trajecten op de domeinen Werk en
ICT. De uitvoering door het (geregionaliseerde
orgaan) de ODRN is volop in gang. In deze regionaliseringstrajecten komen steeds dezelfde
onderwerpen ter tafel. In dit hoofdstuk staat
een aantal universele uitgangspunten dat de
regio hanteert, om te voorkomen dat al die individuele trajecten leiden tot diffusiteit. Deze
uitgangspunten gebruiken we voor de bouw
van het Werkbedrijf, maar ze zijn ook bruikbaar
voor andere domeinen in de toekomst en zijn
(grotendeels) leidend geweest in het verleden
bij de bouw van de ODRN.
Dit hoofdstuk beperkt zich tot de onderwerpen financiën, personeel, frictie, investeringen,
huisvesting en overhead. Dat is een bewuste
keuzes: deze terreinen zijn elementair voor
de inrichting en de bedrijfsvoering van de gemeenten.
Er is één overkoepelend uitgangspunt. De ambitie om samen te werken betekent ook echt
dat samenwerking prioriteit heeft. De negen
gemeenten en Breed voelen zich met elkaar
verbonden en accepteren elkaars sterke en
zwakke plekken. Echte stappen kunnen alleen
gemaakt worden als discussies ondergeschikt
worden gemaakt aan de ambitie om het beste
te willen voor de regio.
de transformatie — hoofdstuk 8 — uitangspunten
sterke werkwoorden pagina 36
uitgangspunten
De uitgangspunten zijn:
1.De deelnemende gemeenten dragen primair
hun eigen frictie- en desintegratiekosten.
2.Indien gemeenten financiële voordelen hebben door de regionalisering, worden deze – indien nodig – gedurende een periode van drie
jaar ingezet om nadelen bij andere gemeenten te dempen en/of investeringen te doen. Er
worden van tevoren afspraken gemaakt over
de vereveningssystematiek. Er worden ook afspraken gemaakt over een minimale termijn
waarbinnen men niet uittreedt uit een samenwerkingsverband.
3.Ten aanzien van personeel wordt gewerkt
met een objectief, van te voren vastgesteld basisniveau en een uiteindelijk gewenst niveau.
Er is een instapmodel op het basisniveau. Alleen personeel dat voldoet aan dit van tevoren
bepaalde niveau, gaat mee naar de regionale
organisatie. In het integratietraject stimuleert
het latende organisatieonderdeel haar personeel om hier naar toe te groeien. Na de regionalisering vindt nog een fase van groei en
ontwikkeling plaats naar het gewenste niveau.
Over dit traject vindt zorgvuldig afstemming
plaats met Ondernemingsraden en werknemersvertegenwoordigers.
4.Voor integratie van materiële onderdelen
(huisvesting, ICT, et cetera) geldt dat eerst inhoudelijke randvoorwaarden worden opgesteld
en dat aan de hand van deze voorwaarden de
bedrijfseconomisch meest gunstige (goedkoopste) oplossing wordt gezocht op regionaal
niveau. De gemeente(n) die een andere c.q.
duurdere oplossing wil(len), moet(en) het verschil zelf bijbetalen.
5.Op basis van de onderzoeken die ten grondslag hebben gelegen aan de regionalisering
van de brandweer en de vorming van de ODRN
worden de ondersteunende functies (PIOFACH)
in eerste instantie centraal via een gastheerconstructie ondergebracht bij de gemeente
Nijmegen. Dit uit het oogpunt van efficiency
(volume en kosten), kwetsbaarheid, continuïteit en kwaliteitsborging. De uitwerking van
het gastheermodel wordt verankerd in een bedrijfs- en/of inrichtingsplan, dus in een degelijk
onderbouwde business-case. Hierin worden de
consequenties per deelnemende gemeente
uitgewerkt en kan de gastheergemeente ruimte scheppen voor medewerkers van andere
gemeenten. In de toekomst wordt de optie verkend om (onderdelen van) de PIOFACH-functies regionaal te organiseren. Tussen het gastheerschap, de afnemende gemeenten en het
Werkbedrijf wordt een overeenkomst gesloten
waarin kwaliteitseisen zijn opgenomen voor de
geleverde diensten op de PIOFACH-terreinen.
In de komende twee hoofdstukken worden deze
uitgangspunten verder uitgewerkt.
de transformatie — hoofdstuk 8 — uitangspunten
sterke werkwoorden pagina 37
van tien naar één
deel 2 > hoofdstuk 9
Om tot een ondernemend en extern georiënteerd bedrijf te komen, moet een complexe
transformatie plaatsvinden waarbij de gemeentelijke afdelingen Werk en SW-bedrijf
Breed zijn betrokken.
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de regio
komt tot één Werkbedrijf. Dat nieuwe Werkbedrijf is geen eenvoudige samenvoeging van
negen gemeentelijke afdelingen Werk en SWbedrijf Breed. De regio wil een Werkbedrijf dat
echt een andere koers vaart. Dat – vergeleken
met de huidige afdelingen Werk –innovatiever
en flexibeler is en meer uitgaat van direct con-
tact tussen bedrijven en kandidaten. Kandidaten worden sneller dan nu in contact gebracht
met bedrijven, omdat het Werkbedrijf ervan uitgaat dat re-integratie van kandidaten bij bedrijven plaatsvindt. Dat veronderstelt kennis van
bedrijven en kandidaten en een veel sterkere
externe oriëntatie van medewerkers. Mensen
moeten echt anders gaan werken, het nieuwe
Werkbedrijf krijgt echt een andere cultuur.
De vorming van een nieuw Werkbedrijf gaat
verder dan een samenvoeging van bestaande
afdelingen. Bij de daadwerkelijke inrichting van
het Werkbedrijf zal in ieder geval een ander
de transformatie — hoofdstuk 9 — van tien naar één
sterke werkwoorden pagina 38
van tien naar één
9 . 2 I CT
Uitgangspunt
Voor integratie van ICT geldt dat eerst inhoudelijke randvoorwaarden worden opgesteld en dat
aan de hand van deze voorwaarden de bedrijfseconomisch meest gunstige (goedkoopste) oplossing wordt gezocht op regionaal niveau.
functiehuis leidend moeten zijn. In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten die beschreven
staan in hoofdstuk 8 uitgewerkt, zodat duidelijk
wordt hoe de reorganisatie van tien separate
bedrijven naar één Werkbedrijf plaatsvindt.
9 . 1 Pe r s o n ee l
Uitgangspunt
Ten aanzien van het personeel van de afdelingen
Werk van gemeenten wordt gewerkt met een
objectief, van te voren vastgesteld basisniveau
en een uiteindelijk gewenst niveau. Personeel
dat voldoet aan dit van tevoren bepaalde niveau,
gaat mee naar de regionale organisatie. Over dit
traject vindt zorgvuldige afstemming plaats met
de Ondernemingsraad en werknemersvertegenwoordigers.
De kwartiermaker heeft de opdracht een basisniveau en een (uiteindelijk) gewenst niveau
voor personeel uit te werken. Dit traject wordt
in goed overleg met de werkgevers- en werknemersorganisaties uitgewerkt. De resultaten
zijn leidend bij de overgang van medewerkers
naar het nieuwe Werkbedrijf. In het integratietraject stimuleert het latende organisatieonderdeel haar personeel om hier naar toe te
groeien. Na de regionalisering vindt nog een
fase van groei en ontwikkeling plaats naar het
gewenste niveau.
Het uitgangspunt is dat het Werkbedrijf haar
vaste formatieomvang baseert op landelijke
budgetten voor de participatie van kandidaten
naar werk, en niet op lokale keuzes daarnaast
extra middelen voor werk en re-integratie in te
zetten. Dat betekent ook dat het Werkbedrijf
zal moeten werken - zeker voor deze lokale
keuzes - met een flexibele schil. Daarbij is de
ondergrens van de organisatieomvang wel een
gespreksonderwerp tussen de regiogemeenten. De organisatie moet straks alle diensten
kunnen leveren die worden verwacht.
Indien gemeenten financiële voordelen hebben
door de regionalisering, worden deze – indien nodig – gedurende een periode van drie jaar ingezet
om nadelen bij andere gemeenten te dempen en/
of investeringen te doen.
Op dit moment is het nog niet mogelijk om te
zeggen welke gemeenten financiële voordelen
en of nadelen gaan hebben op personeelsgebied en hoe groot deze voor- of nadelen exact
zijn. Dat betekent ook dat het niet mogelijk is
nu een verdeelsleutel op te stellen voor een
verevening, deze moet blijken uit de business
case, met als basis het inrichtingsplan.
De deelnemende gemeenten aan het Werkbedrijf hebben op dit moment allemaal eigen ICTvoorzieningen. Deels worden dezelfde applicaties gebruikt. Op algemeen ICT-gebied worden
nu ook stappen gezet om samen te gaan werken
in het Sterke werkwoorden. De afgelopen periode is een project “ICT regionaal Werkbedrijf”
opgestart om de deelnemende organisaties
voor te bereiden op samenwerking binnen het
Werkbedrijf. Zo wordt duidelijk welke informatiefuncties er binnen een Werkbedrijf bestaan,
welke applicaties gemeenten op dit moment
gebruiken, welke veranderingen het nieuwe
Werkbedrijf wil en welke stappen daarna gezet moeten worden. Aandachtspunt in dit traject is dat er niet alleen gekeken moet worden
naar de negen gemeenten, maar bijvoorbeeld
ook naar Breed, UWV, de afdelingen Inkomen,
zorgpartijen en AWBZ-instellingen. Op termijn
werkt het Werkbedrijf met één pakket van systemen. Tussen het lange termijnperspectief
en de huidige situatie moeten de goede stappen gezet worden, zodat gemeenten weinig
kosten hebben en kandidaten en bedrijven niet
merken dat het systeem aangepast wordt.
Het lange termijnperspectief is dat het Werkbedrijf één applicatie heeft voor de ondersteu-
de transformatie — hoofdstuk 9 — van tien naar één
sterke werkwoorden pagina 39
van tien naar één
ning van zo veel mogelijk primaire functies en
dat er één applicatie is voor ondersteunende
functies. Die applicatie kan bestaan uit meerdere programma’s, maar alle gemeenten en
het Werkbedrijf maken gebruik van uniforme
ICT-voorzieningen. Serviceoriëntatie wordt gebruikt als leidend principe bij alle ontwikkelingen en keuzes.
9 . 3 H u isves t i n g
Uitgangspunt
Voor integratie van huisvesting geldt dat eerst
inhoudelijke randvoorwaarden worden opgesteld
en dat aan de hand van deze voorwaarden de bedrijfseconomisch meest gunstige (goedkoopste)
oplossing wordt gezocht op regionaal niveau. De
gemeente(n) die een andere c.q. duurdere oplossing wil(len), moet(en) het verschil zelf bijbetalen.
De dienstverlening van het nieuwe Werkbedrijf
wordt in de toekomst niet geassocieerd met
“een gebouw”, maar vindt plaats bij bedrijven,
bij mensen thuis, bij de lokale toegangspoort
en op andere plekken. De dienstverlening is
goed bereikbaar, waar de mensen in de regio
ook wonen. Er is een gezamenlijk gebouw (het
Toekomstplein), dat dienst doet als ontmoetingsplek voor de bedrijven, de kandidaten en
de professionals. In dat gebouw zouden ook
de backoffice-diensten georganiseerd moeten
worden.
Randvoorwaarden Toekomstplein
- Het gebouw is centraal gelegen en goed be reikbaar met diverse soorten vervoer.
- Het gebouw leent zich voor representatieve
ontmoetingen.
- De uitstraling van het gebouw is activerend
(er is bijvoorbeeld ruimte voor flexwerkers,
netwerkgroepen en sollicitatiegesprekken).
- Het gebouw beschikt over voldoende verga dercapaciteiten.
- Het gebouw leent zich ook voor andere voor zieningen.
- In het gebouw is een multifunctionele ruimte
aanwezig die gebruikt wordt voor bijeenkom sten, kantine, overleg en als overflow voor
dagen wanneer de kantoorbezetting piekt.
- Het gebouw is toegankelijk, ook voor men sen met een beperking.
- Het gebouw is gunstig qua prijs-kwaliteitver houding.
- Er wordt rekening gehouden met het effect
van afstoten van bestaande locaties.
- In het gebouw is voldoende ruimte voor bac koffice-activiteiten.
- Er is ruimte voor “het nieuwe werken”
(= flexwerken)
- In het gebouw is ruimte voor partners.
De overige locaties (zoals benoemd in hoofdstuk 5) zijn niet van het Werkbedrijf zelf. Het
Werkbedrijf werkt “vindplaatsgericht” en werkt
samen met lokale zorgstructuren en bedrijven.
Per deelnemende gemeenten worden afspraken gemaakt (met bedrijven) over waar het
Werkbedrijf zit.
Het nieuwe Werkbedrijf is een flexibel Werkbedrijf. De medewerkers zijn veel “op locatie”
en weinig “op kantoor”. De taakstelling op het
participatiebudget en de ambitie om flexibeler
te werken, betekenen dat het Werkbedrijf minder ruimte nodig heeft. Een krimp van 25% op
fysieke huisvesting moet mogelijk zijn.
9 . 4 D e p o si t ie va n I n k o m e n
De afgelopen maanden heeft een inventarisatie plaatsgevonden van wat de verschillende
regiogemeenten verstaan onder het domein
Inkomen en hoe deze functies samenhangen
met het domein Werk. Daaruit blijkt dat “Inkomen” (van uitkeringsaanvraag en -beheer tot
handhaving en incasso) duidelijk te splitsen is
in taken die zeer gestandaardiseerd zijn (weinig
politieke ruimte, zoals uitkeringsverstrekkingen administratie, backoffice, etc.) en taken die
per gemeente echt kunnen verschillen (zoals
minimabeleid). Duidelijk is ook dat het Werkbedrijf niet met negen verschillende gemeentelijke afdelingen – met allemaal hun eigen
systeem – moet communiceren.
Dit wil echter niet zeggen dat “Inkomen” ondergebracht kan worden in dezelfde module als
het Werkbedrijf. Het nieuwe Werkbedrijf moet
geen oude sociale dienst worden, maar echt
anders gaan werken. Daarvoor is een focus op
de nieuwe visie noodzakelijk. Daarom kiest de
regio ervoor om in de uitvoering toenadering
te zoeken en te kijken of de werkwijze van de
huidige afdelingen Inkomen zo goed mogelijk
op elkaar afgestemd kan worden (bijvoorbeeld
door allemaal dezelfde systemen in te richten).
Zo heeft het Werkbedrijf zo weinig mogelijk
“last ” van deze situatie. Bovendien kan dit
ook efficiency opleveren. Wellicht kan er – als
het politieke debat gevoerd is – eventueel een
bundeling van krachten plaatsvinden. De toegevoegde waarde van deze werkwijze moet dan
wel duidelijk zijn.
de transformatie — hoofdstuk 9 — van tien naar één
sterke werkwoorden pagina 40
van tien naar één
9 . 5 D e p o si t ie va n B r eed
Breed heeft positief gereageerd op regionaal
werkdocument ‘Samen Sterker’, maar maakt
wel een aantal kritische kanttekeningen.
Breed is van mening dat er altijd een vorm van
groeps- en individuele detachering zal blijven.
Ook stelt Breed zich op het standpunt dat er
altijd beschutte werkplekken nodig zullen zijn.
Verder is Breed van mening dat er zorgvuldig
moet worden omgegaan met de huidige SWers, die hun huidige rechten en plichten behouden.
Breed vindt dat de revitalisering door moet
gaan en dat de doelen van de reorganisatie
moeten overeenkomen met de doelen van het
nieuwe Werkbedrijf. Beide bedrijven streven de
doelstelling na een arbeidsbemiddelingsorganisatie te zijn. Hierop zijn de functieprofielen
van Breed gebaseerd en zijn nieuwe medewerkers geselecteerd.
Deze kanttekeningen worden meegenomen bij
de bouw van het nieuwe Werkbedrijf. De investering die in het kader van de reorganisatie in
Breed is gedaan, moet renderen. Het nieuwe
Werkbedrijf toetst de inbreng (functieprofielen)
van Breed op (her)bruikbaarheid. Zo optimaal
mogelijk worden onderdelen meegenomen in
het ontwerp van het nieuwe Werkbedrijf. Uitwerking geschiedt door de kwartiermaker in
samenspraak met Breed. De binnen het nieuwe
Werkbedrijf gekozen richting blijft hierbij leidend. Toen de regiogemeenten in 2012 besloten te investeren in de revitalisering van Breed,
hadden zij hiermee een eindplaatje voor ogen.
De uitwerking van het nieuwe Werkbedrijf mag
het reorganisatieproces naar dit eindplaatje
niet negatief beïnvloeden. Breed heeft van de
regiocolleges de opdracht gekregen om scenario’s te ontwikkelen voor de integratie van (onderdelen van) Breed in het nieuwe Werkbedrijf.
Zorgvuldigheid gaat hierbij voor tempo. Het
nieuwe Werkbedrijf opereert vanuit eenzelfde
strategische koers die momenteel voor Breed
geldt. Het Werkbedrijf moet optimaal gebruik
maken van alle ontwikkelingen die Breed doorgemaakt heeft en resultaten die zijn bereikt.
9 . 6 D e p o si t ie va n U W V
De positie van UWV verandert. De Wajong
is vanaf 1 januari 2015 alleen nog maar voor
mensen die volledig en duurzaam niet kunnen werken. Anders vallen zij onder de verantwoordelijkheid van de gemeente en onder
het regime van de Participatiewet. Dit betekent
dat zij – eventueel met begeleiding en loonkostensubsidie – kunnen werken. UWV heeft op dit
moment expertise opgebouwd met deze groep
mensen. Expertise die het nieuwe Werkbedrijf
goed kan gebruiken.
Dit betekent dat Breed ten opzichte van de negen gemeentelijke afdelingen Werk een status
aparte krijgt. Ook omdat de verantwoordelijkheid van het bestuur en directie van Breed voor
het behalen van de beoogde doelstelling van de
reorganisatie, volstrekt helder moet zijn. Uiteindelijk is deze keuze ook in het belang van Breed.
Per 1 januari 2015 is er geen instroom meer
in de sociale werkvoorziening mogelijk, omdat
de WSW afgesloten wordt voor nieuwe SWwerknemers. Harmonisatie van diensten tussen Breed en het Werkbedrijf is een kans voor
beide om verbeteringen die nu in gang gezet
zijn structureel te laten landen.
De rol van UWV in de arbeidsmarktinfrastructuur blijft groot. Daarom is met UWV in een
vroeg stadium de afspraak gemaakt om op
strategisch/bestuurlijk, tactisch en operationeel niveau intensief samen te werken, bijvoorbeeld op het Toekomstplein. En daar wil de
regio ver in gaan. Een stip op de horizon is één
gezamenlijke bedrijfsdienstverlening in een
alliantie met UWV en andere partners in het
maatschappelijk middenveld.
De rol van UWV in de sociale zekerheid blijft
groot. Zowel op het gebied van de bedrijfsdienstverlening en sociaal medische indicatiestelling als op het terrein van de uitvoering
van de werknemersverzekeringen is UWV een
zeer belangrijke partner. Niet alleen voor het
Werkbedrijf, maar ook voor het maatschappelijk middenveld en bedrijven in de regio.
Op dit moment werken UWV en individuele gemeenten al intensief samen. Zo zijn er experimenten op het gebied van de bedrijfsdienst-
de transformatie — hoofdstuk 9 — van tien naar één
sterke werkwoorden pagina 41
van tien naar één
verlening (elkaars kandidaten verbinden aan
bedrijven) en kijken gemeenten of de systemen
van UWV ook gebruikt kunnen worden door de
huidige afdelingen Werk (met ook uitzendbureaus als partners). Een concreet voorbeeld
van de huidige samenwerking tussen gemeenten UWV is het werkgeversservicepunt
dat naar verwachting begin 2014 (digitaal) geopend wordt. Deze samenwerking gaat door en
– indien nodig – institutionaliseert het nieuwe
Werkbedrijf deze samenwerking.
UWV wordt nauw betrokken bij de uitwerking
van het nieuwe Werkbedrijf. UWV is immers –
net als Breed en de AWBZ-instellingen – een
gesprekspartner die aan tafel moet zitten.
9 . 7 O n t wikke l p u n t e n
Een zeer prominente rol is weggelegd voor
de bedrijfsdienstverlening. Een nieuwe aanpak vraagt een kanteling in de mindset van de
medewerkers en de processen, waarbij alles
en iedereen gefocust is op het verzilveren van
de kansen bij bedrijven. Praktijkgericht en arbeidsmarktrelevant gaan vóór het wensberoep
van de kandidaat.
In 2013 is de samenwerking tussen de domeinen Werk en Zorg en Welzijn geïntensiveerd. Er
moet meer worden afgestemd en samengewerkt, omdat de regio staat voor een integrale,
effectieve en efficiënte aanpak. Met maatwerk
waar nodig, maar afstand waar gepast.
Het positioneren van het beschutte werk en
de arbeidsmatige dagbesteding
Op dit domein is een aantal projecten in gang
gezet, dat moet leiden tot een aanpak die aan
bovengenoemde voorwaarden voldoet. Met de
AWBZ-instellingen wordt een inventarisatie
gedaan van begeleidingsactiviteiten binnen de
AWBZ; en er vindt een arrangementvergelijking
plaats. Het doel van die inventarisatie is meer
beeld en gevoel te krijgen bij wat op gemeenten
afkomt en hoe dit zo goed mogelijk kan worden
georganiseerd. Het Werkbedrijf wordt verantwoordelijk voor de hele participatieketen. Dit
betekent overigens niet dat het Werkbedrijf
ook zelf de begeleiding uitvoert voor mensen
in de arbeidsmatige dagbesteding of voor mensen die beschut werk verrichten. De kandidatengroep van het Werkbedrijf wordt groter en
zwaarder en dit gaat meer en een ander beroep doen op begeleiding dan voorheen. Dit
vergt samenwerking met partijen die hier nu al
sterk in zijn: UWV voor de Wajong, Breed voor
de WSW en AWBZ-partijen voor de arbeidsmatige dagbesteding en het beschutte werk. Zoals
eerder benoemd, krijgt het Werkbedrijf geen
productiefunctie en wordt het bedrijf niet de
uitvoerder van de arbeidsmatige dagbesteding.
Dit betekent niet dat het Werkbedrijf haar functies – zoals de bedrijfsdienstverlening – niet
kan inzetten om deze groep mensen te verbinden aan de arbeidsmarkt. Daarvoor werkt het
Werkbedrijf dan samen met andere partijen.
Het beoogde resultaat is een heldere positionering van (de uitvoering van) de arbeidsmatige dagbesteding en het beschutte werk. En dan
op zo’n manier dat het Werkbedrijf de regie kan
voeren over de regelingen aan de onderkant
van de arbeidsmarkt en dat zij beleidskeuzes
in integrale zin lokaal neer kan leggen. Voor
bedrijven in de regio is het instrumentarium
helder. Het instrumentarium is mensgericht en
werkt concurrentie tussen de kandidaten waar
het Werkbedrijf voor werkt niet in de hand.
De aansluiting op de lokale toegangspoorten
en afstemming met zorg en welzijn
Een tweede, belangrijk ontwikkelpunt is de
aansluiting van het Werkbedrijf op de lokale
toegangspoorten. Deze worden lokaal vormgegeven en dit houdt in dat het Werkbedrijf op
een flexibele manier ondersteuning moet kunnen bieden aan teams die – soms met dwang
– mensen ondersteunen die de hulp echt nodig
hebben. Deze aansluiting met lokale toegangspoorten (zorgstructuren) is van wezenlijk belang. Veel kandidaten hebben naast een werktraject ook ondersteuning op andere leefgebieden. Vanuit al die perspectieven moeten geen
tegenstrijdige doelen nagestreefd worden:
trajecten worden op elkaar afgestemd en afstemming vindt plaats. Het resultaat hiervan is
optimale coördinatie per lokale toegangspoort,
waarin het Werkbedrijf één van de partijen is,
die mee kan doen in een maatwerkbenadering.
Op 1 januari 2015 is dit uitgekristalliseerd en in
2015 wordt deze werkwijze geïmplementeerd.
Een verdiepende diagnose in samenwerking
met alliantiepartners
In de regio zijn veel partijen actief op het sociaal domein. Onderwijs-, zorg- en welzijnsinstellingen spelen een belangrijke rol. De regio
de transformatie — hoofdstuk 9 — van tien naar één
sterke werkwoorden pagina 42
van tien naar één
heeft de ambitie om kandidaten maar één keer
te screenen. Dat betekent dat alle partijen hun
rol hier in moeten kennen en actief informatie
moeten uitwisselen als dat nodig is. Hierover
wordt het gesprek aangegaan met het maatschappelijk middenveld.
Eén re-integratieverordening en harmonisatie van instrumentarium
Een vierde ontwikkelpunt is de ontwikkeling
van één regionale re-integratieverordening met
instrumenten op basis van de Participatiewet.
Voor alle gemeenten gaan dezelfde instrumenten gelden. Dit betekent dat het Werkbedrijf
alle instrumenten harmoniseert, zodat er één
uniform instrumentarium ontwikkeld wordt.
Dit instrumentarium is voor kandidaten en
bedrijven transparant en eerlijk. Er komt één
regionale re-integratieverordening, die in 2014
wordt opgesteld. Als het Werkbedrijf van start
gaat, gaat deze verordening gelden.
De aansturing van het Werkbedrijf gebeurt via
een DVO. Gelijktijdig met de nieuwe re-integratieverordening, wordt een standaard-DVO
ontwikkeld. Het belangrijkste onderdeel van
deze DVO zijn de prestatie-indicatoren. Bij de
ontwikkeling van deze elementen van de DVO is
paragraaf 7.6 van dit werkboek het fundament.
(Onderdelen van) Breed integreren
De integratie van (onderdelen van) Breed in het
nieuwe Werkbedrijf is ook een punt van ontwikkeling. Begin 2014 kiest het bestuur van Breed
voor een scenario. Daarna wordt meer duidelijk over de planning en de aanpak.
Een voortzetting van de jongerenaanpak
Zoals eerder gemeld, moet het Werkbedrijf allianties smeden met het onderwijsveld. Jongeren die in het onderwijs buiten de boot vallen,
komen bij het Werkbedrijf binnen. Vaak ligt een
oplossing in het onderwijs dan meer voor de
hand dan een oplossing op de arbeidsmarkt,
zeker als een jongere geen startkwalificatie
heeft. Daarnaast kan het Werkbedrijf de kennis die het onderwijsveld al heeft, goed gebruiken. Het Werkbedrijf stelt, samen met het
onderwijsveld en de regio, een sluitende keten
op voor jongerenaanpak. Versterking met de
onderwijsketen is verder nodig om de kloof
tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verminderen. In 2014 wordt de huidige aanpak verder
doorontwikkeld.
Een privaatrechtelijke rechtsvorm
Het Werkbedrijf valt onder de MGR (een GR).
Het nieuwe Werkbedrijf moet geen klassieke
sociale dienst worden, maar krijgt een andere bedrijfscultuur. Een medewerker van het
nieuwe Werkbedrijf is een flexibele netwerker,
die zelf initiatieven ontplooit om kandidaten en
bedrijven direct aan elkaar te verbinden. Het
Werkbedrijf heeft een hoog dienstverleningsniveau, is een lerende organisatie en handelt
snel, constructief en adequaat. Bij de bouw van
het nieuwe bedrijf, is cultuurverandering een
prioriteit.
Tijdens de bouwfase wordt nader bekeken of
een privaatrechtelijke rechtsvorm voor het
Werkbedrijf meer garanties biedt op de gewenste cultuurverandering en flexibiliteit. Dit
ontwikkelpunt, dat ter oriëntatie op de agenda
staat, wordt met de medezeggenschapsorganen (ook ten aanzien van een eventuele derde
rechtsvorm voor nieuw personeel) uitgewerkt.
De positie van Support BV – die valt onder
Breed – wordt in de oriëntatie en in het scenario voor de integratie van delen van Breed meegenomen. Uiteindelijk blijft het vraagstuk een
bestuurlijk vraagstuk. Het is aan de kwartiermaker om dit vraagstuk nader uit te werken.
De bestuurscommissie Werk maakt op basis
van de uitkomsten van de verkenning een eigenstandige afweging.
mondt uit in een paper over wie die Wajongers
met arbeidsmogelijkheden in de regio Sterke
werkwoorden zijn en hoe zij op een effectieve
en efficiënte wijze ondersteund kunnen worden bij het vinden en behouden van werk. Deze
kennis zal gebruikt worden bij de ontwikkeling
van de re-integratieverordening en de inrichting van het Werkbedrijf.
De positionering van kandidaten
De regio hecht sterk aan actieve betrokkenheid
van personen die (potentieel en daadwerkelijk)
met het Werkbedrijf te maken krijgen. Verder
krijgt de regio van de rijksoverheid, zoals het er
nu naar uitziet, de vrijheid om actieve betrokkenheid van cliënten vorm te geven. In de Participatiewet zullen hier ook voorwaarden aan
worden gesteld. In 2014 wordt met de huidige
cliëntenraden het gesprek aangegaan over dit
onderwerp.
Wajong in beeld
Vanaf 2015 gaan Wajongers met arbeidsmogelijkheden naar het Werkbedrijf. Deze groep
kandidaten valt dan onder het regime van de
Participatiewet. Dit gaat (op termijn) ook gelden voor het huidige zittende bestand Wajongers met arbeidsvermogen. Om zicht te krijgen
op deze groep kandidaten is in 2013 een onderzoeksopdracht door gemeente én UWV uitgezet: “Wajong in beeld”. De onderzoeksopdracht
de transformatie — hoofdstuk 9 — van tien naar één
sterke werkwoorden pagina 43
transactiekosten en risico’s
deel 2 > hoofdstuk 10
Om tot een nieuw Werkbedrijf te komen, zijn er
eenmalige transitiekosten en is er een risico
op frictiekosten. Op beide onderdelen wordt in
deze paragraaf ingegaan. Voorafgaand hieraan,
wordt stilgestaan bij gemeentelijke keuzes. .
1 0 . 1 Ge m ee n t e l i j ke ke u z es
Alle gemeenten zetten op dit moment meer
middelen dan enkel het participatiebudget in
voor re-integratie. In totaal gaat het om een
budget van ongeveer € 5,6 miljoen. Gemeenten
doen dit op verschillende manieren:
1. door inzet van extra personeel ten laste van
gemeentelijke middelen;
2. door doorbelasting van overhead;
3. door inzet van extra programmagelden voor
bijvoorbeeld leerwerkplekken.
de transformatie — hoofdstuk 10 — transactiekosten en risico’s
sterke werkwoorden pagina 44
transactiekosten en risico’s
In onderstaande tabel een overzicht van deze
extra middelen. [zie schema]
De middelen in deze tabel, die gemeenten op
dit moment feitelijk inzetten voor extra dienstverlening, worden niet overgeheveld naar het
Werkbedrijf. Het Werkbedrijf wordt gebouwd
op een lager budget dan er op dit moment
werkelijk wordt uitgegeven aan re-integratieactiviteiten. Gemeenten bepalen lokaal wat ze
met deze middelen in de nieuwe situatie gaan
doen.
Omdat het nieuwe financiële kader van het
Werkbedrijf lager is dan het huidige financiële
kader van de regiogemeenten voor werk en
re-integratie, heeft dit consequenties voor de
omvang van de dienstverlening. Aangeven hoeveel extra kandidaten cq bedrijven we kunnen
bedienen met deze middelen.
Extra middelen voor Categorie 1 Categorie 2 Categorie 3
re-integratie
(* 1000 euro)
Beuningen
73
83
Druten
35
28
Groesbeek
152
92
Heumen
15
10
Millingen aan de Rijn
81
44
Mook en
Middelaar
0
76
Nijmegen
451
1.380
Ubbergen
63
88
Wijchen
0
236
Totaal
870
2.037
2.802
2.802
1 0 . 2 F r i ct ies - e n
desi n t e g r at ie r isi c o
Bij het opzetten van het nieuwe Werkbedrijf,
wordt uitgegaan van budgetneutraliteit voor alle
deelnemende gemeenten samen en individueel. Daarbij dragen de deelnemende gemeenten zelf (primair) de frictiekosten en wordt een
eventueel nadeel bij de ene gemeente gedekt
uit een voordeel dat eventueel elders ontstaat.
Dit geldt gedurende een periode van drie jaar.
Drie jaar wordt gezien als een redelijke periode, waarbinnen deelnemende gemeenten hun
fricties kunnen terugdringen.
De afgelopen periode heeft de regionale projectgroep Financiën berekend of het streven
van budgetneutraliteit haalbaar is. Dit lijkt
haalbaar te zijn. De omvang van de frictiekosten is nu niet te bepalen, omdat dit voor een belangrijk deel afhankelijk is van de wijze waarop
de overgang van het personeel naar het Werkbedrijf gaat plaatsvinden (sociaal plan). In 2014
wordt dit in een businesscase nader uitgewerkt
en worden de effecten per gemeente zichtbaar.
Voor de frictie die ontstaat zijn de geformuleerde universele uitgangspunten voor regionalisering in de regio leidend.
Een belangrijke variabele in deze discussie is
het instapniveau voor personeel bij het nieuwe
Werkbedrijf. Hoe hoger de lat gelegd wordt,
hoe meer financiële ruimte er ontstaat bij het
Werkbedrijf en hoe meer fricties er zijn bij de
deelnemende gemeenten. Een hogere ambitie
leidt – zeker wanneer deze op korte termijn
gerealiseerd moet worden – tot hogere fric-
tiekosten. Het streven is om de frictie voor alle
partijen zo minimaal mogelijk te laten zijn.
De komende periode gaat de kwartiermaker in
gesprek met alle betrokkenen om een inrichtingsplan, functieprofielen en een sociaal plan
vast te stellen. Het ambitieniveau van de regio
met het nieuwe Werkbedrijf is hoog; zeker met
het uitgangspunt dat personeel de mogelijkheid moet krijgen om naar het instapniveau en
het basisniveau toe te groeien.
Voor de PIOFACH-functies (PIOFACH: personeel, ICT, organisatie, financiën, administratie,
communicatie en huisvesting) treedt de gemeente Nijmegen – net als bij de ODRN – op
als gastheer. Nijmegen stelt zich flexibel op
richting de regiogemeenten, als daar fricties
ontstaan.
Voor de frictie die ontstaat, zijn de geformuleerde uitgangspunten voor de regio geldend.
Voor de overige ondersteunende functies geldt
dat, op basis van gezamenlijke randvoorwaarden, de bedrijfseconomisch meest gunstige
(goedkoopste) oplossing wordt gekozen op
regionaal niveau. Als een gemeente een andere (duurdere) oplossing wil, draagt zij zelf de
meerkosten.
Gedurende de transformatie naar het nieuwe
Werkbedrijf, worden de deelnemende gemeenten nauw betrokken bij de overgang van de medewerkers naar het Werkbedrijf.
de transformatie — hoofdstuk 10 — transactiekosten en risico’s
sterke werkwoorden pagina 45
transactiekosten en risico’s
1 0 . 3 T r a n si t iek o s t e n
De bouw van een nieuw bedrijf gaat gepaard met
transitiekosten. In 2014 wordt een kwartiermaker aangesteld die ondersteuning nodig heeft
en vanaf 2015 moet een aantal zaken ontwikkeld worden (investeringen in ICT die los staan
van frictiekosten, extra ondersteuning, het geven van een impuls aan de marktpositionering
van het nieuwe bedrijf, etc.). Hiervoor begroten
de gemeenten gezamenlijk een budget van
€ 1.500.000, dat uitgesmeerd wordt over 2014
tot en met 2016. Dit is een vergelijkbaar bedrag
als het bedrag dat is ingezet voor de overgang
naar de ODRN. Jaarlijks vindt verantwoording
plaats op de inzet van dit budget.
In de tabel hieronder staat een onderbouwing
voor dit transitiebudget. [zie schema]
1 0 . 4 V e r dee l s l e u t e l
Zoals al aangegeven gaat de transitie naar het
Werkbedrijf uit van budgetneutraliteit. Toch
is het goed om aan de voorkant af te spreken
hoe verevening plaats gaat vinden in geval van
tegenvallers én bij de transitiekosten. Voorgesteld wordt om dit alleen te laten gelden voor
het bedrijf in de huidige startsituatie. Op het
moment dat (onderdelen van) Breed worden
toegevoegd aan het Werkbedrijf wordt dit herzien.
Transitiebudget
bedrag
Kwartiermaker
Projectleider (2x)
Ondersteuning P&O
Financiële ondersteuning
Juridische ondersteuning
Fiscale ondersteuning
Vergaderkosten
Oprichting, opleiding en advies OR
Vertrouwenspersoon vakbond
Functiewaardering
Opleidingskosten
Inrichting systemen en coördinatie
Begeleiding, investeringen in de cultuur
Huisstijl ontwikkelen, intranet en website
Verhuizing
Onvoorzien (10%)
Totaal
135.000
180.000
90.000
90.000
50.000
50.000
10.000
20.000
10.000
35.000
250.000
250.000
80.000
50.000
50.000
150.000
1.500.000
gemeente
Verdeling van de transitiekosten over de gemeenten:
- 50% op basis van het inwoneraantal per eind
2012
- 50% op basis van het aantal bijstandsgerech tigden eind 2012
Uitgaande van deze verdeling is er sprake van
de volgende inzet van middelen ten behoeve
van de transitiekosten (paragraaf 10.3), over
een periode van drie jaar per gemeente.
[zie schema rechtsonder]
1 0 . 5 S p e c i f ieke g e m ee n t e n
De gemeenten Mook en Middelaar en West
Maas en Waal hebben een aparte status in dit
traject. Mook en Middelaar participeert niet in
Breed, maar gaat wel participeren in de MGR en
in het nieuwe Werkbedrijf. West Maas en Waal
participeert wel in Breed, moet nog bepalen of
ze participeert in het nieuwe Werkbedrijf.
inwoners
Beuningen
Druten
Heumen
Ubbergen
Nijmegen
Mook en Middelaar
Groesbeek
Wijchen
Millingen aan de Rijn
61.394
44.130
39.893
23.041
403.367
18.975
46.084
98.753
14.362
Totaal 750.000
klanten
Transitiebudget
25.646
17.188
16.006
11.459
588.032
6.366
24.372
51.291
9.640
750.000
87.040
61.318
55.899
34.500
991.399
25.341
70.456
150.044
24.002
1.500.000
Mook en Middelaar krijgt – net als de andere
gemeenten – een plek in het Algemeen Bestuur van de MGR. Omdat Mook en Middelaar
op dit moment niet participeert in Breed, maar
in een ander SW-bedrijf (Intos), worden er in
de toekomst afspraken gemaakt over wat dit
betekent voor de risicoverdeling. Die afspraken
kunnen pas gemaakt worden nadat gekozen is
voor een scenario voor de integratie van delen
van Breed in het nieuwe Werkbedrijf en nadat duidelijk is hoe Mook en Middelaar in de
toekomst omgaat met de huidige SW-ers. Uitgangspunt is dat Mook en Middelaar niet twee
keer verantwoordelijk kan zijn voor een risico
op de SW.
Na de keuze van een scenario voor de integratie van Breed en de keuze van West Maas
en Waal over óf ze participeert in het nieuwe
Werkbedrijf, wordt gekeken welke exacte consequenties er zijn voor West Maas en Waal en
worden ook met deze gemeente nadere afspraken gemaakt.
1 0 . 6 Risi c o ’ s
Deze risicoparagraaf heeft tot doel om verantwoording af te leggen over en inzicht te geven
in de risico’s die voor het Werkbedrijf (zowel
procesmatig als voor het bedrijf zelf) van belang zijn. Het is essentieel dat de risicoparagraaf voldoende vooruitkijkt naar toekomstige
risico’s in beleid, uitvoering en de gevolgen
ervan voor de middelen. De risicoparagraaf
geeft informatie over de houdbaarheid van de
strategie voor de komende periode. In deze pa-
de transformatie — hoofdstuk 10 — transactiekosten en risico’s
sterke werkwoorden pagina 46
transactiekosten en risico’s
ragraaf worden de grootste risico’s benoemd.
De frictiekosten komen in deze paragraaf niet
meer aan de orde.
Verslechtering uitstroomcijfers
De transitie naar het nieuwe Werkbedrijf, mag
niet ten koste gaan van de uitstroomcijfers.
Deze beweging kan elders in de gemeentelijke
organisaties namelijk extra kosten opleveren
(inkomensdeel: uitkeringsverstrekking). Deelnemende gemeenten maken individueel afspraken met het Werkbedrijf over de te leveren
prestaties en leggen deze vast in een dienstverleningsovereenkomst en het Werkbedrijf
heeft de inspanningsverplichting deze prestaties te realiseren. Tijdens een uitvoeringsperiode vindt er terugkoppeling plaats tussen
het Werkbedrijf en de deelnemende gemeente
over de realisatie. Op het moment dat er grote
afwijkingen zijn tussen de afspraken en de realisatie, komt dit in eerste instantie aan de orde
in dit overleg. De afspraken die het Werkbedrijf
met de deelnemende gemeenten maakt en de
prestatierealisatie van het Werkbedrijf per gemeente, zijn transparant. Als blijkt dat er grote
verschillen zitten tussen de realisatie van het
Werkbedrijf en de prestaties van de vroegere
gemeentelijke afdelingen Werk, en dit niet toe
te schrijven is aan:
- een krimp van het budget;
- een vertaling van beleidsmatige kaders in de
DVO;
- en/of specifieke demografische en of econo mische ontwikkelingen,
dan wordt dit onderwerp geagendeerd in de
bestuurscommissie Werk (met de portefeuil-
lehouders Werk). De regio hanteert op dat
moment een solidariteitsprincipe, waarbij het
uitgangspunt is dat compensatie in principe
gerealiseerd wordt door extra inspanning van
het Werkbedrijf.
Tekorten op de WSW
De financiële doorrekeningen van het wetsvoorstel Participatiewet leert dat gemeenten
de komende jaren moeten toeleggen op de
uitvoering van de WSW. De meerkosten zullen
gefinancierd moeten worden. Als deze uit het
gebundelde participatiebudget betaald worden, blijft er voor andere werkzoekenden minder budget over. Op dit moment worden deze
tekorten door een aantal gemeenten gedekt uit
de algemene middelen. Het is de uitdaging voor
het Werkbedrijf om zoveel mogelijk mensen te
plaatsen bij reguliere werkgevers. En om het
werk op een krapper wordende arbeidsmarkt
zo te organiseren, dat mensen met een grotere
afstand tot de arbeidsmarkt meer participeren
dan nu het geval is.
Financieringsbasis beschut werk
Het rijk hanteert als uitgangspunt dat mensen die minder loonwaarde hebben dan 40%,
in aanmerking komen voor beschut werk. De
VNG verwacht dat voor deze doelgroep de
loonwaarde dichter bij de 30% zal liggen. Als
de rijksoverheid er vanuit gaat dat de groep
mensen waarvoor het Werkbedrijf diensten
verleent, dichter bij de arbeidsmarkt staat dan
feitelijk het geval is en haar financiering hierop
aanpast, is dit een risico voor gemeenten. Het
rijk en de VNG zijn ook nog in gesprek over de
budgetten voor begeleiding van beschut werk,
regulier werk en de Wajong. Het Rijk gaat nu
uit van lagere gemiddelde uitvoeringskosten.
Systematiek Gemeentefonds
De rijksoverheid overweegt de uitvoeringskosten (deels) mee te laten lopen onder de systematiek van het Gemeentefonds. Nadeel van
die keuze is dat – in tegenstelling tot nu – de
budgetten niet veranderen ten tijde van bijvoorbeeld crisis, terwijl het aantal uitkeringsgerechtigden op zo’n moment wel stijgt.
BTW-risico
Het opstarten van het Werkbedrijf heeft consequenties voor de BTW en daarmee de financiële dekking van het Werkbedrijf. Het risico
bestaat dat BTW ontstaat en ongemerkt een
kostenpost vormt die er voorheen niet was. Bij
de verdere keuzes en inrichting van het Werkbedrijf moet hier rekening mee worden gehouden (soort activiteiten, vorm van bekostigen,
huisvesting, etc.).
accountant. Wijzigingen in de wet- en regelgeving kunnen effect hebben op de wijze waarop
de lasten van het Werkbedrijf gedekt kunnen
worden. Momenteel voert de gemeenteaccountant (van Nijmegen) een onderzoek uit
om de mogelijke risico’s op dit punt in beeld
te brengen. De verwachting is overigens – op
basis van een brief van het rijk – dat wijzigingen
in wet- en regelgeving een positief effect zullen hebben op de verantwoordingswijze van de
Participatiemiddelen.
Afbouw Participatiebudget of niet doorgaan
Participatiewet
Tenslotte bestaat het toekomstige risico dat
de rijksoverheid besluit de Participatiewet af
te schaffen of Participatiebudget verder af te
bouwen dan wel af te schaffen. Op dat moment
ontstaat er frictie, omdat de formatie niet meer
gedekt kan worden met de participatiebudgetten. Niet anders dan nu, maar wel een reden
om te werken met een flexibele schil. Ook is de
Participatiewet nog niet vastgesteld.
Een complex transitieproces
Het transitieproces is een complex proces:
het nieuwe Werkbedrijf heeft straks één personeelsbestand, één ICT-systeem en is goed
toegankelijk. Dat is in veel opzichten een uitdaging.
Verantwoording Participatiemiddelen
Bij de inrichting van het Werkbedrijf en de dekking van de lasten van het Werkbedrijf is uitgegaan van de huidige wet- en regelgeving en
de afspraken die daarover gemaakt zijn met de
de transformatie — hoofdstuk 10 — transactiekosten en risico’s
sterke werkwoorden pagina 47
de eerste module van de MGR
deel 3 > hoofdstuk 11
1 1 . 1 N u e n s t r aks
Binnen de module “Werkbedrijf” zijn er diverse
maatschappelijke doelstellingen. Deze doelstellingen zijn in deel 1 van dit plan beschreven
en sluiten aan op de functies die het Werkbedrijf van ons krijgt. Deelnemende gemeenten
willen dat het Werkbedrijf diensten levert aan
bedrijven en dat mensen met een afstand tot
de arbeidsmarkt naar zo regulier mogelijk
werk worden geholpen. In de huidige situatie
sturen de lokale gemeenteraden op hoofdlijn
op een tweetal aspecten:
1.Gemeenten willen de stijging van het aantal
bijstandsgerechtigden beperken. Dit gebeurt
door de instroom in de bijstand te beperken
en de uitstroom te bevorderen. De mogelijke
interventies zijn veelal een mix van handha vings- en re-integratieactiviteiten.
2.Daarnaast verwachten de gemeenten van
Breed dat zij op termijn 85% van de SW-me dewerkers bij reguliere werkgevers deta cheert, individueel of in groepsverband.
Alle activiteiten van de gemeentelijke afdelingen Werk, zijn erop gericht om mensen zo snel
mogelijk aan het werk te helpen.
Gemeenten gaan op dit moment niet over de
arbeidsmatige dagbesteding. De AWBZ-instellingen die dit vormgeven, hebben hierover
geen afspraken met gemeenten. Soms wordt
er samengewerkt of geëxperimenteerd, omdat
partijen elkaar steeds beter vinden. UWV voert
op dit moment de Wajong uit.
In de toekomst zullen gemeenten anders sturen. Dan komt de regie over de participatieketen
aan de onderkant van de arbeidsmarkt onder
de vlag van de gemeente. Dit betekent ook dat
de deelnemende gemeenten opnieuw na moeten denken over de doelen die zij stellen. Dit
wordt een zoektocht, want de regio weet nog
niet hoeveel kandidaten met welk budget goed
geholpen kunnen worden en welke methode
het meest geschikt is. Met de groep mensen
die arbeidsmatige dagbesteding krijgen, heeft
de gemeentelijke overheid nog helemaal geen
ervaring.
Niemand zal betwisten dat zoveel mogelijk
kandidaten naar zo regulier mogelijk werk
moeten worden geleid. Maar als er echte keuzes gemaakt moeten worden, ontstaat het debat. Het Werkbedrijf moet dit debat faciliteren.
Waar wordt per deelnemende gemeente tijd en
energie in gestoken? In nieuwe instroom of in
het zittende bestand, in het werven van vacatures of in het ondersteunen van lokale zorgstructuren, in jongere werklozen of in oudere
werklozen? In de informatievoorziening aan de
deelnemende gemeenten, staan de prestatieindicatoren uit paragraaf 7.6 centraal.
aansturing van het werkbedrijf — hoofdstuk 11 — de eerste module van de MGR
sterke werkwoorden pagina 48
de eerste module van de MGR
Dit betekent dat raadsleden hier kaders voor
moeten stellen: aan welke groep mensen biedt
een gemeente ondersteuning. Collegeleden
vertalen deze kaders in goed overleg met het
Werkbedrijf naar dienstverleningsovereenkomsten.
1 1 . 4 Maat we r k
Van het totaalbudget gaan de kosten af voor de
basisdienstverlening en de verplichtingen uit
het verleden. Het budget dat overblijft, wordt
gebruikt om lokale kleur toe te voegen aan het
Werkbedrijf.
1 1 . 2 MGR
De regio heeft aangegeven een flexibel organisatiemodel te willen voor het Werkbedrijf en
de regio. De ontwikkelingen in deze context –
zowel op het sociaal domein als op het domein
van de bestuurlijke indeling van Nederland – is
dynamisch. Daar past geen star model bij. Dit,
en het uitgangspunt dat de regiogemeenten
zelf vrijheidsgraden willen behouden om keuzes te maken, maakt dat de voorkeursvariant
de “modulaire gemeenschappelijke regeling
(MGR)” is. Deze rechtsvorm wordt beschreven
in het document In een goede relatie geef je elkaar de ruimte.
1 1 . 5 D ie n s t ve r l e n i n g s o ve r ee n komst
Iedere deelnemende gemeente sluit met (de
module Werkbedrijf van de) MGR een dienstverleningsovereenkomst (DVO) af. In die DVO
staat een aantal standaardbepalingen. Daarnaast bestaat de DVO uit afspraken over de te
leveren prestaties: de basisdienstverlening en
de maatwerkafspraken.
1 1 . 3 B asisdie n s t ve r l e n i n g
De regiogemeenten kiezen ervoor een aantal
zaken gezamenlijk te ontwikkelen in de basisdienstverlening van het Werkbedrijf. Het gaat
dan om de uitvoering van de bedrijfsdienstverlening, verbindingsfunctie en kandidaatsbenadering met prioriteit voor jongeren, instroom en
een deel van het zittend bestand. Een belangrijk onderdeel is de uitvoering van de (uniforme)
instrumenten om bedrijven en kandidaten aan
elkaar te verbinden. De uitgangspunten hiervoor staan in de hoofdstukken 2 tot en met 4.
worden. In de DVO per module wordt naar deze
algemene afspraak verwezen. Het staat gemeenten altijd vrij om via een DVO aanvullende
afspraken te maken.
In de verantwoording van de MGR (module
Werkbedrijf) staan de functies centraal die in
de hoofdstukken 2 tot en met 4 beschreven
worden en de indicatoren die in paragraaf 7.6
staan. In de verantwoording wordt één verdiepingsslag gemaakt, zodat bijvoorbeeld de categorie “ontwikkeling naar werktrajecten” kan
worden onderverdeeld in subcategorieën. Door
middel van de DVO wordt het Werkbedrijf aangestuurd op hoofdlijnen en dus op hoofdcategorieën.
1 1 . 5 . 2 P r es tat iea f s p r ake n
In de DVO worden prestatieafspraken vastgelegd met het Werkbedrijf. Het betreft de prestaties op basis van het kader zoals beschreven
in de hoofdstukken 2 tot en met 4. In hoofdstuk 7 wordt geschetst welk financieel kader
gemeenten hebben om maatwerkafspraken
met het nieuwe Werkbedrijf te maken. In 2014
werkt de kwartiermaker – in overleg met de
vakinhoudelijke portefeuillehouders – de eerste DVO’s uit.
1 1 . 5 . 1 S ta n daa r dbe pa l i n g e n
De belangrijkste standaardbepaling in de DVO
is een bepaling over de verantwoording op financiën en prestaties. De MGR – waar het
Werkbedrijf een onderdeel van is – stelt één
jaarrekening op met daarin één financiële verantwoording. Alle modules (het Werkbedrijf
is in het begin de enige module) komen terug
binnen die financiële verantwoording en per
module wordt de relatie gelegd met de deelnemende gemeenten. Hetzelfde geldt voor de
verantwoording op prestaties: op modulair niveau verantwoordt de MGR, per gemeente, of
de afgesproken prestaties geleverd zijn. Dat
betekent dat in de algemene verantwoording
en begroting transparant wordt welke activiteiten per gemeente afgesproken en gerealiseerd
aansturing van het werkbedrijf — hoofdstuk 11 — de eerste module van de MGR
sterke werkwoorden pagina 49
de eerste module van de MGR
1 1 . 5 . 3 Teke n bev o e g dheid
Het besluit tot het aangaan van een DVO is een
bevoegdheid van het college. De vakinhoudelijke portefeuillehouder(s) voert/voeren de
gesprekken met de directie van de MGR over
de DVO. Binnen de individuele colleges vindt
afstemming plaats, ook vanwege de nauwe
verbinding tussen het domein Werk en andere
domeinen zoals Inkomen, Onderwijs, Economie en Zorg en Welzijn.
Het is de verantwoordelijkheid van elke afzonderlijke gemeente om de DVO vorm te geven
en hierin de gemeenteraad te betrekken. In het
traject naar een DVO wordt rekening gehouden
met het moment waarop gemeenten hun voorjaarsnota vaststellen. Op dit moment maken
gemeenten strategische keuzes, die vertaald
worden in DVO’s. Dit betekent ook dat de informatievoorziening van het Werkbedrijf op dit
moment gericht moet zijn. Dat de gemeenteraden – ruim voordat een DVO moet worden afgesloten – de juiste informatie krijgen om kaders
te kunnen stellen.
1 1 . 5 . 4 Ove r i g e z ake n
Het woord “dienstverleningsovereenkomst”
zegt het al: een overeenkomst is tweezijdig.
Dat is anders dan bijvoorbeeld een subsidiebesluit, waarin de relatie eenzijdiger is. Deelnemende gemeenten verwachten dienstverlening
van het Werkbedrijf, maar het Werkbedrijf mag
deelnemende gemeenten ook aanspreken op
een aantal onderwerpen. Te denken valt dan
bijvoorbeeld aan het openstellen van gebouwen. Hiervoor is ruimte in de DVO’s.
Inzet van extra middelen kan ook via een DVO
ingebracht worden, inclusief andere afspraken
over samenwerking.
1 1 . 6 Re g e l i n g - e n
g e m ee n t e o n a f ha n ke l i j k
Via een DVO kunnen veel zaken geregeld worden met de module Werkbedrijf. Belangrijk
uitgangspunt bij het organiseren van lokaal
maatwerk is wel dat de oplossingsrichting regeling- en gemeenteonafhankelijk is. De regio
bouwt een Werkbedrijf om de dienstverlening
onafhankelijk te maken van regelgeving én
eenduidig voor kandidaten en bedrijven. Lokaal
initiatief en maatwerk zijn uiteraard mogelijk
en de MGR denkt daar altijd - als vanzelfsprekend - over mee. Maar, nieuwe fragmentatie
moet in dit licht voorkomen worden.
1 1 . 7 G o ve r n a n c e
Het Werkbedrijf is de eerste module van de
MGR en krijgt een bestuurscommissie. Dit
wordt de bestuurscommissie Werk, die binnen MGR-verband verantwoordelijk is voor
het voeren van de regie over het instrumentarium en het vaststellen van de deelbegroting
van het Werkbedrijf. Deze bestuurscommissie
krijgt alle bevoegdheden die nodig zijn om het
Werkbedrijf aan te sturen. De voorzitter van de
bestuurscommissie vertegenwoordigt het bestuur van de MGR voor de module Werkbedrijf.
De delegatie van deze bevoegdheden wordt
binnen de MGR geregeld. De gemeenteraden
geven hiervoor een verklaring van geen bezwaar af (formeel volgens de Wgr). Dit gebeurt
na juli 2014.
1 1 . 8 B ev o e g dhede n o ve r d r a g e n
De gemeenteraden bepalen de strategische
beleidskaders en de MGR voert uit. De vertaalslag tussen beide vindt plaats in gesprekken tussen verantwoordelijke portefeuillehou-
ders en de directie van de MGR en landt in de
dienstverleningsovereenkomst. Het AB borgt
samenwerking en samenhang tussen de modules en de set aan instrumenten. Het DB is
daarnaast verantwoordelijk voor het bedrijfsvoeringsonderdeel, dat is doorgemandateerd
aan de directie.
Bij het toevoegen van modules aan de MGR,
blijft bovenstaande rolverdeling een uitgangspunt. Alle bevoegdheden van gemeenten die
uitvoeringstechnisch van aard zijn, worden als
bevoegdheid aan de MGR overgedragen. In het
geval van het Werkbedrijf is dat het vaststellen van één re-integratieverordening voor het
Sterke werkwoorden.
In de dienstverleningsovereenkomst bepaalt de
MGR, in overleg met deelnemende gemeenten,
hoe de instrumenten uit die re-integratieverordening worden ingezet.
aansturing van het werkbedrijf — hoofdstuk 11 — de eerste module van de MGR
sterke werkwoorden pagina 50
vervolg
deel 4 > hoofdstuk 12
1 2 . 1 K wa r t ie r m ake r
Vanaf 1 januari 2014 wordt een kwartiermaker
aangesteld die de opdracht krijgt het Werkbedrijf in te richten en in 2014 uitvoering te geven
aan de ontwikkelagenda (zie paragraaf 9.7).
Het regionale Portefeuillehoudersoverleg (PFO)
Sociale Zaken – en het Bestuursteam Werk als
afgeleide hiervan – is de opdrachtgever voor
de implementatie van “Sterke werkwoorden”
en het bijbehorend raadsbesluit. De gemeentesecretarissen fungeren als opdrachtnemer,
waken voor de integrale koers (MGR) en sturen
de kwartiermaker aan. Vanuit deze groep krijgt
één gemeentesecretaris het mandaat - namens de regio - voor de dagelijkse aansturing
van de kwartiermaker. De kwartiermaker wordt
aangesteld voor een periode van één jaar, met
een optie tot verlenging tot juli 2015.
De kwartiermaker zoekt en maakt daarnaast
verbindingen met andere partijen, zoals werkgevers, UWV, de AWBZ- en onderwijsinstellingen en gemeentelijke afdelingen.
De kwartiermaker wordt ondersteund door een
bouwteam met experts.
Belangrijk daarbij is dat de kwartiermaker zich
focust op het nieuwe Werkbedrijf. Daarnaast
ontwikkelt Breed scenario’s voor de integratie van (onderdelen van) Breed in het nieuwe
Werkbedrijf en de consequenties hiervan voor
de eventuele resterende activiteiten en onderdelen. Breed blijft verantwoordelijk voor besluitvorming en uitvoering die vanuit het perspectief van Breed noodzakelijk zijn voor de
integratie richting het nieuwe Werkbedrijf. De
kwartiermaker werkt hierbij nauw samen met
Breed.
het vervolgproces — hoofdstuk 12 — vervolg
sterke werkwoorden pagina 51
vervolg
1 2 . 2 B e t r o kke n heid p e r s o n ee l
De OR en de werknemersvertegenwoordigers
hebben in eerder stadium een concept van dit
werkboek ontvangen. Zij hebben hun bevindingen aan de gemeentesecretarissen kenbaar
gemaakt. Na besluitvorming in colleges op
dit werkboek, worden de OR en de werknemersvertegenwoordigers formeel om advies
gevraagd. Besluitvorming vindt onder voorbehoud hiervan plaats. In het vervolg wordt de
betrokkenheid van personeel onder andere
vormgegeven in een aantal (formele) momenten. De kwartiermaker betrekt deze partijen bij
de uitwerking van:
1.een Sociaal Plan. Hierin staan onder an dere de rechtspositionele afspraken voor
de overgang (in detail)inclusief de overgangs regelingen. Verder wordt er aandacht be steed aan onder andere de plaatsingsproce dure en de “was-wordt-lijst”. Over de inhoud
van dit Sociaal Plan wordt, met het doel over eenstemming te bereiken, in een Bijzonder
Georganiseerd Overleg (BOG) onderhandeld
tussen de werkgeversgeleding (vertegen woordigd door bestuurders) en werknemers vertegenwoordiging (vertegenwoordigd door
vakbondsbestuurders);
2.een Inventarisatie van Arbeidsvoorwaarden.
Deze inventarisatie geeft een scherp beeld
van de huidige arbeidsvoorwaarden van het
personeel van de deelnemende partijen.
Hierbij wordt ook duidelijk gemaakt welke
verschillen er tussen de organisaties zijn;
3.een voorstel arbeidsvoorwaarden. Ten aan zien van de arbeidsvoorwaarden wordt aan
sluiting gezocht bij het bestaande stelsel van
arbeidsvoorwaardenregelingen zoals het
CAR/UWO;
4.een functieboek. In het functieboek worden
functies in de nieuwe organisatie beschreven,
inclusief de functiewaardering. Het Werkbe
drijf maakt gebruik van het nieuwe functie
boek van Breed.
verschillende partijen worden deze producten
ontwikkeld en klaargezet om een goede start
te kunnen maken vanaf 1 januari 2015. Dit proces wordt ondersteund door een expertteam
P&O; hierin zitten de collega P&O-ers vanuit
de verschillende gemeenten. Het medezeggenschapstraject krijgt een prominente plek in
het spoorboekje.
1 2 . 3 V e r v o lg p r o c es
In het werkdocument “Samen Sterker” zijn drie
fasen onderscheiden:
- In fase 1 werd het voornemen uitgesproken
om te komen tot een modulaire gemeen schappelijke regeling (Samen Sterker, be sluitvorming in februari 2013);
- In fase 2 is dit werkboek ten behoeve van be sluitvorming door de gemeenteraden ge schreven;
- In fase 3 wordt het bedrijf gebouwd door
een kwartiermaker en een bouwteam. Te vens dient in deze fase de latende organisa tie heringericht te worden. Dit vindt plaats
binnen de eigen organisatie.
De colleges zijn betrokken bij de bouw van de
nieuwe organisatie. Voor een aantal stappen is
besluitvorming nodig. Soms – bijvoorbeeld bij
het wijzigen of toedelen van een bevoegdheid
aan het Werkbedrijf – moeten de gemeenteraden een besluit nemen.
De gemeenteraden worden goed geïnformeerd
over de voortgang van de transformatie. Als er
sprake is van afwijkingen van de kaders in dit
document, worden de gemeenteraden in een
vroeg stadium betrokken. Indien nodig (bijvoorbeeld ingeval van grote afwijkingen en een
heroverweging van de colleges), dan krijgen de
raden de mogelijkheid om een nieuwe afweging te maken.
1 2 . 4 Ui t t r ede n u i t de MGR
Separaat aan besluitvorming over dit werkboek, besluiten de regionale gemeenteraden
over de bouw van een MGR. Indien alle raden
instemmen, heeft de regio begin 2014 een MGR
met een Algemeen Bestuur. Dat AB stelt een
bestuurscommissie Werk in en zorgt voor de
interne overdracht van bevoegdheden van het
AB en het DB naar deze bestuurscommissie.
Iedere gemeenschappelijke regeling heeft een
procedure met betrekking tot uittreding. De
regio gaat er vanuit dat een gemeente, indien
gewenst, uit moet kunnen treden zonder dat
toestemming van de meerderheid van deelnemende gemeenten is vereist. Wel worden
– door bijvoorbeeld personele consequenties,
consequenties ten aanzien van investeringen
of andere financiële consequenties – voorwaarden verbonden aan uittreding. Deze gaan
bijvoorbeeld over het bedrag dat een gemeente
voor de uittreding moet betalen aan de regeling, ter compensatie van eventuele schade.
Er wordt een spoorboekje opgesteld met een
overzicht van wat er wanneer op het P&Ogebied moet plaatsvinden. Zo kan de regio
met ingang van 1 januari 2015 op het personele vlak, spreken van de nieuwe organisatie
Werkbedrijf. Om een succesvolle transitie en
overgang te kunnen realiseren, wordt een flink
aantal producten ontwikkeld en bijbehorende
processen ingericht. Ook is aandacht voor
de ontwikkelagenda HRM bij de start van het
nieuwe Werkbedrijf. In samenwerking met de
het vervolgproces — hoofdstuk 12 — vervolg
sterke werkwoorden pagina 52
colofon
Sterke werkwoorden is geschreven
in opdracht van het regionale
portefeuillehoudersoverleg Sociale Zaken.
De opdracht is uitgevoerd door het
bestuursteam Werk en Inkomen.
Sterke werkwoorden is besproken
in het portefeuillehoudersoverleg
Sociale zaken.
infographics: Studio Lakmoes
ontwerp en vormgeving: mado.nu
© november 2013
colofon — sterke werkwoorden pagina 53
Korte Nieuwstraat 6
6511 PP Nijmegen
Telefoon 14024
Telefax
(024) 323 59 92
E-mail
[email protected]
UWV
t.a.v. de heer Timmermans
La Guardiaweg 116
1043 DL Amsterdam
Postadres
Postbus 9105
6500 HG Nijmegen
Datum
Ons kenmerk
Contactpersoon
26-11-2013
MO20/13.0015053
Arjen Besselink
Onderwerp
Datum uw brief
Doorkiesnummer
Naamgeving arbeidsmarktregio
nvt
06 2904 2946
Geachte heer Timmermans,
In de regio Rijk van Nijmegen wordt op dit moment één regionaal werkbedrijf gebouwd. Dat
werkbedrijf is de eerste module van de MGR regio Rijk van Nijmegen. Bij deze ontwikkeling is
UWV WERKbedrijf Gelderland-Zuid betrokken.
Over de naam van de arbeidsmarktregio is geen duidelijkheid. In het verleden heeft UWV gebruik
gemaakt van de naam “Gelderland Zuid” en is ook gesproken over “Nijmegen en omstreken”. In
het kader van het werkgeversservicepunt dat voor onze regio opgezet wordt, zijn hier ook
gesprekken over geweest.
Het heeft onze voorkeur om met een breed bekend en gedragen naamgeving te werken, en wij
verzoeken u daarom om de arbeidsmarktregio de naam “Rijk van Nijmegen” te noemen. Deze
naam sluit aan bij de naamgeving die wij zelf hanteren en bij de naamgeving waaronder de regio
bekend staat.
Hoogachtend,
college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
www.nijmegen.nl
brief UWV.doc
Communicatie en Representatie
PERSBERICHT
Datum
Nummer persbericht
26 november 2013
131127R
Eén nieuw regionaal Werkbedrijf voor bedrijven en kandidaten
Bedrijven hebben werk en mét bedrijven helpt het nieuwe Werkbedrijf zo veel mogelijk kandidaten
naar zo regulier mogelijk werk. Omdat werk voor iedereen waarde heeft, iedereen een bijdrage
kan leveren en niets zo motiverend is voor kandidaten als mee te doen op de werkvloer. Het
Werkbedrijf brengt kandidaten direct in contact met bedrijven, die veel meer dan voorheen
gefaciliteerd worden in hun zoektocht naar geschikt personeel. De colleges van B&W van de
regiogemeenten hebben op 26 november ingestemd met de plannen voor het gezamenlijke
Werkbedrijf. De gemeenteraden nemen hierover in de komende maanden een besluit.
De pijlers van het Werkbedrijf zijn: bedrijfsdienstverlening, kandidaatsbenadering en
verbindingsfunctie. Aanleiding voor de nieuwe aanpak zijn de nieuwe Participatiewet die per 2015
komt en de ambities van negen gemeenten om de bedrijfsdienstverlening een impuls te geven en
kandidaten directer in contact te brengen met bedrijven. Het Werkbedrijf benadert kandidaten
mensgericht en gaat uit van wat zij wél kunnen; de kleuring van de dienstverlening is afhankelijk
van het individu: intensief en integraal waar nodig, licht waar kan. De nieuwe Participatiewet moet
het Werkbedrijf de ruimte geven om de échte verbinding te maken tussen kandidaat en bedrijf.
In de dagelijkse praktijk gaat het vaak om kandidaten die een plek willen op de arbeidsmarkt,
maar de stap naar een baan niet zelf kunnen zetten. Omdat ze nog niet werkfit zijn of omdat ze
structurele begeleiding nodig hebben. Het kan gaan om een net afgestudeerde student die een
‘duwtje’ nodig heeft, om iemand die beschut werk zoekt of dagbesteding nodig heeft en alle
mogelijkheden daartussen. Daarnaast gaat het ook om het faciliteren van bedrijven. Zij zijn met
het Sociaal Akkoord van dit jaar, gebonden aan het in dienst nemen van mensen met een
arbeidsbeperking.
De Participatiewet vervangt straks een aantal bestaande wetten (WSW, WWB en Wajong). Het
gaat in het Rijk van Nijmegen om ongeveer 15.000 mensen. Zij en bedrijven krijgen vanaf 2015 te
maken met de nieuwe werkwijze. Het Werkbedrijf is geen nieuw loket. Inwoners van de negen
gemeenten kunnen voor het aanvragen van een bijstandsuitkering nog steeds terecht bij hun
eigen lokale loket. Voor de arbeidsbemiddeling, waar het Werkbedrijf voor wordt ingezet, kunnen
zij terecht op verschillende locaties in het Rijk van Nijmegen. Er wordt aansluiting gezocht bij
bestaande loketten, maar ook wordt gezocht naar locaties bij bedrijven. Re-integratie naar werk
vindt plaats op een (leer)werkplek bij bedrijven.
Het nieuwe Werkbedrijf is ook echt nieuw. De cultuur van het bedrijf is flexibel en gericht op direct
contact en innovatie, het werk vindt vooral buiten de muren van overheidsgebouwen plaats. Het
Gemeente Nijmegen
Communicatie en Representatie
Vervolgvel
1
Werkbedrijf is daarom ook meer dan een samenvoeging van de huidige gemeentelijke afdelingen
Werk en het Jongerenloket. De sociale werkvoorziening blijft bestaan voor mensen die daar nu al
werken. Het Bestuur van Breed besluit in 2014 over de scenario’s om Breed in het Werkbedrijf te
integreren. De activiteiten rond dagbesteding vallen nu nog onder de AWBZ. In 2014 wordt
besloten – in overleg met Breed en de huidige AWBZ-organisaties – welke partijen deze taken in
de toekomst gaan organiseren.
Het Werkbedrijf is de eerste module van de ‘modulaire gemeenschappelijke regeling Rijk van
Nijmegen’ (MGR). Een module is een ‘afdeling’. De regiogemeenten richten deze MGR op om het
maximale te halen uit samenwerking op instrumenteel niveau en bestuurlijke drukte te
voorkomen. Ook is de MGR een nieuw platform voor samenwerking en afstemming. Dat platform
is nodig omdat de transitieopgave groot is, consequenties heeft voor de gemeentelijke
organisaties en veel dwarsverbanden kent met andere beleidsterreinen.
Financiën
Het ambitieniveau is hoog, de krimp van de budgetten is - onafhankelijk van de ontwikkeling van
het nieuwe Werkbedrijf - fors. Dit ontslaat de gemeenten niet van de verplichting om er te zijn
voor mensen die hulp nodig hebben bij het vinden van werk. Het nieuwe Werkbedrijf doet dit
samen met bedrijven, omdat de regio er van overtuigd is dat deze bedrijfsbenadering kandidaten
écht verder helpt.
Het Regionale Werkbedrijf is een samenwerking tussen de gemeenten Druten, Wijchen,
Beuningen, Heumen, Nijmegen, Ubbergen, Mook en Middelaar, Groesbeek en Millingen aan de
Rijn. Deze gemeenten richten ook samen de MGR Rijk van Nijmegen op.
Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.
Download