Artikel: Pontifex maximus fui: de macht van gezag Auteur: Esmée Bruggink Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 34.1 (Lente 2012) 29-41. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: In 12 BC the first Roman emperor Augustus (formerly Octavian) managed to acquire the long coveted office of the pontifex maximus, the high priest of the city of Rome. This office was highly respected and had become an influential religious and political position over the years. The chief pontiff was held directly responsible for the welfare of the state and the pax deorum. The auctoritas (‘moral authority’) of the function was essential for Augustus to legitimize his imperial power. His inauguration made him the official guardian of the Roman state and founder of the Pax Romana. For the first time in Roman history, political power and religious authority were represented by just one public figure. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief. Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl • [email protected] ‘Pontifex Maximus fui’ De macht van gezag Esmée Bruggink De Pontifex Maximus was een van de belangrijkste posities in het Romeins religieus systeem en is van cruciale betekenis geweest in de burgeroorlog die het einde van de Republiek zou betekenen. Esmée Bruggink onderzoekt in dit artikel de ontwikkeling die dit ambt in de laatste jaren heeft doorlopen en de rol die het pontificaat speelde in de legitimatie van Augustus’ keizerschap. In het Palazzo Massimo alle Terme te Rome kijkt Augustus gezaghebbend op de museumbezoeker neer.i De keizer is gekleed als priester en zijn hoofd is bedekt voor een offerplechtigheid. De Via Labicana Augustus is een opmerkelijk beeldhouwwerk, omdat er hier een bijzonder aspect van Augustus’ imago wordt uitgelicht. De princeps (‘eerste’) is niet alleen het politieke hoofd, maar ook de morele en religieuze leider van Rome en het Romeinse rijk: de pontifex maximus. Het beeld werd vervaardigd na 12 v. Chr., toen Augustus het lang begeerde ambt na tweeëndertig jaar wist te verwerven. Wie is de pontifex maximus? Welke rol speelt hij in de Romeinse maatschappij? Hoe verandert deze rol in de loop der eeuwen, en in het bijzonder ten tijde van de sociale en politieke onrust van de late Republiek? Wat heeft de functie van hogepriester de eerste Romeinse keizer uiteindelijk te bieden? Over het wachten van Augustus en de macht van gezag.1 Het collegium pontificum Het ambt van pontifex maximus2 heeft vanaf de vroege Republiek een bijzondere positie ingenomen in de res publica van Rome.3 In de loop van de Republiek (ca. 509 - 27 v. Chr.) ontstond er in Rome een complex en divers, maar vastomlijnd religieus instituut. Binnen dit Republikeinse systeem had het collegium pontificum de meeste bevoegdheden en invloed. Het college van pontifices werd voorgezeten door de pontifex maximus. Met het invoeren van de Lex Domitia werd hij vanaf 104 v. Chr. rechtstreeks door de comitia tributa (een volksvergadering) verkozen en zijn ambt was voor het leven. Het pontificaal college en de pontifex maximus hadden (in tegenstelling tot het priestercollege van de augures) geen direct contact met het goddelijke. Dit onderscheid bepaalt de positie en de taken van de pontifices. Cicero kende hen in zijn rede De domo sua de status van religieus expert toe: aan hun wijsheid ontleenden de priesters auctoritas (‘gezag’).4 In deze hoedanigheid adviseerden zij magistraten, de senaat en andere priestercolleges op het gebied van riten, rei Alle vertalingen in dit artikel zijn van de hand van de auteur. Grote dank gaat uit naarA. Aksu, dr. N. de Haan en prof. dr. O.J. Hekster. Skript Historisch Tijdschrift 34.1 34.1 indd.indd 29 29 19.03.2012 17:37:59 ligieuze gebruiken en heilige wetgeving. Daarnaast gaven ze advies in situaties waarbij een particuliere (religieuze) handeling in conflict raakte met de publieke religieuze wet. Ze stuurden het religieuze gedrag van individuen, onder meer door de wetgeving omtrent begraven en het sluiten van de confarreatio, het traditionele patricische huwelijk. Met het instellen, beheren en aanpassen van de Romeinse kalender oefenden de pontifices grote, directe invloed uit op de politiek en het recht.5 Het pontificaal college stond dus tussen burger en staat in. Het vormde een brug tussen het centrum van de Romeinse religie, de centrale macht van de senaat en de individuele burgers.6 Ondanks de zeer belastende taken van het pontificaal college, waren de pontifices geen fulltime priesters. Ze waren actief in het centrum van de res publica en bekleedden naast hun religieuze ambt andere politieke en maatschappelijke functies. Hoewel ze in dezelfde kringen verkeerden en uit dezelfde families kwamen als de magistraten, die eveneens religieuze rituelen verrichtten, onderscheidden de pontifices zich door de aard van hun ambt: ze werden (althans in eerste instantie) verkozen door middel van coöptatie en behielden het ambt voor het leven, wat hen meer ervaring, en daarmee een hoger aanzien gaf. Zo bleven ze een onafhankelijke en autonome positie behouden binnen het politieke spel. Dit gold in het bijzonder voor de hogepriester van het college: de pontifex maximus werd het meest zichtbare en invloedrijke gewijde ambt en hem kwam als individu binnen het religieuze systeem het meeste gezag toe. Hij werd beschouwd als de vertegenwoordiger van de Romeinse religie en verantwoordelijke voor het doel van de staatsgodsdienst: het bewaren van de pax deorum (‘vrede van de goden’).7 Het was juist dit centrale karakter van het collegium pontificum en de pontifex maximus dat het priesterambt in de late Republiek, toen het politieke bestel uit balans raakte, tot een gewild, maar lastig te verkrijgen sleutel tot macht maakte. Religie in de late Republiek Religieuze en politieke instituties waren in Rome sterk met elkaar verweven en Romeinse religie ontwikkelde zich gedurende de geschiedenis consequent hand in hand met politieke gebeurtenissen. De maatschappelijke en politieke veranderingen van de late Republiek hadden in de tweede en eerste eeuw voor Christus dan ook grote gevolgen voor de positie van de priestercolleges en de structuur van de religieuze autoriteit. De balans tussen massa en elite en collectief en individu dat kenmerkend was voor de Republiek en ook ten grondslag lag aan het religieuze systeem, kwam onder druk te staan. De kenmerkende diversiteit van het systeem werd vereenvoudigd en de religieuze ambten werden het object van de concurrentiestrijd van de nobiles, die streefden naar individuele macht. Lidmaatschap van het invloedrijke pontificale college, dat zich in het centrum van de Romeinse maatschappij bewoog, garandeerde het grootste politieke aanzien. Het imago van onpartijdigheid werd als dekmantel gebruikt om de bevoegd- 30 34.1 indd.indd 30 19.03.2012 17:37:59 heden van het ambt in te zetten tegen politieke tegenstanders.8 Zo kreeg het religieuze ambt een nieuwe vorm en een nieuwe inhoud. Tegelijkertijd stond de Romeinse religie en de pontifex maximus als moreel leider borg voor de traditie en de wortels van Rome in een tijd van radicale verandering.9 Het ambt vervulde zo een dubbele sleutelpositie. De nauwe verbintenis tussen politiek en religie in Rome veronderstelt dat de religieuze organisatie met de val van de Republiek noodzakelijkerwijs schade moest ondervinden. De ontwikkeling van het religieus instituut in de laatste eeuwen van de Republiek bewijst echter bij uitstek dat het autonoom en flexibel was en demonstreert de wisselwerking tussen continuïteit en verandering.10 Het pontificaat van Julius Caesar Hij werd verkozen tot hogepriester van de pontifices, ondanks het feit dat vele anderen, en Catulus in het bijzonder, het ambt nastreefden. Hierin slaagde hij, omdat hij liet blijken dat hij uiterst bereid was eenieder te dienen en bij iedereen in het gevlij te komen, zelfs als het ging om onbeduidende mensen, en voor geen enkele toespraak of handeling terugdeinsde om die doelen die hij voor ogen had te bereiken; het deerde hem niet zich tijdelijk te verlagen met macht in het vooruitzicht, en voor hen, die hij trachtte de baas te zijn, te kruipen als voor meerderen.11 Er was één politicus die in de late Republiek (eerste eeuw v. Chr.) de flexibiliteit van de traditie van de Romeinse religie en de auctoritas van de priesterfunctie optimaal wist te benutten in zijn aanloop naar een grootste politieke carrière. In 63 v. Chr. werd Julius Caesar (100 - 44 v. Chr.) benoemd tot pontifex maximus. Het prestigieuze en gezaghebbende ambt van hogepriester was voor Julius Caesar meer dan een religieuze functie – het was een politieke overwinning. Caesar begaf zich letterlijk en figuurlijk in het centrum van de stad: hij nam zijn intrek in de officiële residentie van de pontifex maximus op het Forum, de Domus Publica. In eerste instantie handelde hij volgens de traditie van het ambt. Door zijn accurate optreden wist hij een betrouwbare status te verwerven en vergrootte hij niet alleen zijn aanzien, maar ook dat van zijn geslacht, de gens Iulia. Een brede variatie aan waardevolle connecties en posities, waarbij Caesar volgens Cassius Dio geen kans onbenut liet, droeg bij aan zijn succes.12 Caesar was zich er bijvoorbeeld van bewust dat hij, om zijn macht te vergroten, moest zorgen voor een nauwe samenwerking met het andere grote priestercollege, dat van de augures. Het was echter niet mogelijk meerdere religieuze ambten te vervullen. Het driemanschap van 60 v. Chr. bood de oplossing: Pompeius, die reeds in 61 tot augur benoemd was, zag er op toe dat Caesar niet belemmerd werd in zijn carrière en politieke doelen. Hoe grimmiger het politieke spel echter werd, des te meer werden de grenzen van de traditionele (religieuze) gebruiken en wetten opgezocht. In de hierop volgende burgeroorlog overschreed Caesar de grens definitief. De dood Skript Historisch Tijdschrift 34.1 34.1 indd.indd 31 31 19.03.2012 17:37:59 van Crassus en daarmee de ontbinding van het triumviraat ontketende grote rivaliteit en uiteindelijk een burgeroorlog tussen de twee machtige generaals. Caesar werd tot hostis senatus uitgeroepen en Pompeius kreeg als dictator de verantwoordelijkheid de staat te beschermen. Als ‘staatsvijand’ bleef Julius Caesar paradoxaal genoeg aangesteld als pontifex maximus, aangezien het ambt voor het leven moest worden bekleed. Over het verloop van de dagelijkse religieuze praktijk in de periode van de burgeroorlog, waarin Caesar uit de stad geweerd werd, is weinig bekend. Over het belang dat hij aan zijn religieuze functie hechtte bestaat geen twijfel. Caesar behield als hogepriester moreel en politiek gezien nog steeds een centrale plaats in de stad. Bovendien gebruikte hij zijn gezaghebbende ambt als legitimatie voor zijn opstandige gedrag tegenover de senaat en de macht die hij in zijn strijd tegen Pompeius tentoonspreidde.13 Na zijn overwinning op Pompeius bij Pharsalus en de nasleep ervan keerde Caesar in 46 terug in Rome. Het Republikeinse religieuze systeem was tegen die tijd al radicaal doorbroken. Nu hij niet langer een bondgenoot had in het college van de augures, vond Caesar een andere manier om zijn monopoliepositie in het religieuze domein te behouden: in 47 werd hij zelf augur.14 Met de aanstelling in een derde priestercollege nam Caesar nu officieel zitting in de drie grote collegia. Caesar gaf hiermee een voorzet voor de accumulatie van priesterschappen die vanaf Augustus gewoonte zou worden en parallel zou lopen aan de opeenstapeling van politieke ambten ter uitbreiding van de macht.15 Het was niet langer mogelijk, noch wenselijk, de verschillende functies formeel van elkaar te scheiden: de dictator, en daaropvolgend de keizer, sprak met één mond. In 47 wordt Octavianus (63 v. - 14 na Chr., Augustus vanaf 27 v. Chr.), de achterneef en later erfgenaam van Julius Caesar, op zijn voorspraak opgenomen in het college van pontifices. Hij is dan nog maar zestien jaar oud. De aanstelling is opmerkelijk: is het een teken van Caesars voornemen Octavianus tot zijn opvolger te benoemen? In 44 volgt een decreet ter bevestiging: het ambt van pontifex maximus dient te worden overgedragen van vader op (adoptief)zoon.16 De maatregel getuigt van een behoefte aan hernieuwde continuïteit. Door het ambt van hogepriester aan zijn nalatenschap toe te voegen, trachtte Caesar het door hem gearrangeerde huwelijk tussen politieke macht en religieus gezag te bestendigen. De verkiezing van Lepidus Het plan van Julius Caesar om het gezaghebbende ambt van hogepriester over te dragen op zijn zoon en opvolger, wordt na de dood van de dictator verijdeld. Marcus Antonius (83 - 30 v. Chr.) went zijn recent verworven religieuze macht17 aan om de verkiezing van de pontifex maximus geheel op eigen initiatief terug te geven aan het college en M. Aemilius Lepidus in 44 v. Chr. door het collegium pontificum te laten verkiezen.18 Het is Octavianus die hij op deze manier tactisch van de bewezen sleutelpositie weet uit te sluiten. Het politieke spel wordt hier op het hoogste niveau gespeeld, en het hoogste niveau van de politiek is het religieuze domein. 32 34.1 indd.indd 32 19.03.2012 17:38:00 Via Labicana Augustus: Augustus gekleed als pontifex maximus. Standbeeld in het Palazzo Massimo alle Terme te Rome (foto van auteur) Skript Historisch Tijdschrift 34.1 34.1 indd.indd 33 33 19.03.2012 17:38:01 De legitimiteit van Lepidus’ aanstelling als pontifex maximus wordt tot op de dag van vandaag in twijfel getrokken. Het gaat hierbij om twee factoren: enerzijds wordt de installatie als zodanig betiteld als ‘slinks’19 en oneerlijk, omdat Octavianus als erfgenaam officieel het recht zou hebben gehad om het ambt te vervullen. Anderzijds wordt gesteld dat de wetmatige procedure van de aanstelling genegeerd,20 of in ieder geval niet op correcte wijze uitgevoerd is.21 Het is echter de vraag op basis waarvan en in hoeverre de inauguratie daadwerkelijk illegaal te noemen is. De verkiezing van Lepidus is geen particuliere en heimelijke actie: het college van pontifices stemt publiekelijk voor en is zelf verantwoordelijk voor zijn installatie. Het is zeer onwaarschijnlijk dat het priestercollege, waar Octavianus zelf deel van uitmaakt, hierbij zonder meer aan zijn erfrecht voorbijgaat. Volgens Cassius Dio kan Octavianus zich hier nog niet op beroepen, omdat de nalatenschap van Caesar hem pas met de Lex Curiata in 43 v. Chr. wordt toegekend.22 De situatie ligt echter veel gecompliceerder, het opstellen van de Lex Curiata is immers een initiatief van Octavianus zelf om zijn adoptie cachet te geven en daarmee slechts symbolisch.23 Om het ambt van pontifex maximus te claimen, heeft hij de wet niet nodig. Niettemin onderneemt Octavianus geen actie en wordt Lepidus door het college geïnaugureerd als pontifex maximus. De invloed van de negatieve beeldvorming van Lepidus in de Res Gestae Divi Augusti blijkt nog steeds groot.24 Augustus versterkt zijn vrome imago door zijn politieke tegenstander als directe tegenpool af te schilderen. Het niet op juiste en secure wijze navolgen van religieuze voorschriften verstoort de pax deorum en vormt daarmee een bedreiging voor de res publica. Dit geldt bij uitstek wanneer het gaat om het morele hoofd van de Romeinse religie, de pontifex maximus, wiens verantwoordelijkheid het tenslotte is de vrede met de goden te bewaren. In tegenstelling tot Lepidus is Octavianus wél pius (‘vroom’) en is het welzijn van de staat zijn eerste prioriteit. De afwezige pontifex maximus Ik weigerde het ambt van pontifex maximus uit te oefenen, opdat ik geen ho gepriester zou zijn in plaats van mijn nog levende collega, hoewel het volk mij dit priesterschap aanbood dat mijn vader bekleed had. Enkele jaren later, toen de man gestorven was die de kans van de politieke onrust aangreepom het te bemachtigen, aanvaardde ik dit priesterambt tijdens het consulaat van Publius Sulpicius en Gaius Valgius, en uit heel Italië stroomde een mensenmassa bijeen voor mijn verkiezing, groter, naar men zegt, dan er vóór die tijd ooit in Rome geweest was.25 In aansluiting op het debat over de legitimiteit van de inauguratie van Lepidus rijst de vraag waarom Octavianus na 44 v. Chr. het ambt van pontifex maximus niet eerder naar zich toetrekt, hoewel hij de functie naar eigen zeggen meerdere keren krijgt aangeboden en het gehele Romeinse volk hem de centrale religieuze positie toewenst. Naarmate de macht van Octavianus groeit en die van Lepidus 34 34.1 indd.indd 34 19.03.2012 17:38:01 afzwakt, wordt de situatie meer en meer onhoudbaar. Desalniettemin wacht Octavianus tot het moment dat Lepidus sterft in 12 v. Chr.. Dit zou volgens sommigen te maken hebben met het respect dat de jonge Octavianus had voor zijn oudere en achtenswaardige collega’s in het collegium pontificum. Met het afzetten van Lepidus zou Octavianus het besluit van het college in de wind slaan en dat zou gelden als een grove beschimping van de autoriteit van de pontifices.26 Dit vermeende respect voor de pontifices weerhoudt Octavianus er echter niet van het pontificaal college in de jaren die volgen met regelmaat buitenspel te zetten in het religieuze publieke leven. Het grote scala aan religieuze activiteiten en de religieuze invloedsfeer van Octavianus vóór zijn benoeming in 12 v. Chr., wekt bij enkele geleerden de indruk dat Octavianus, in de afwezigheid van Lepidus de facto al pontifex maximus is.27 Zijn lidmaatschap van de vier grote colleges en de privileges die hij van de senaat ontvangt, compenseren het ontbreken van het ambt en verschaffen hem een zodanige dominantie in het religieuze instituut dat hij de bevoegdheden van pontifex maximus zelfs niet meer nodig heeft.28 Hoewel de religieuze invloed van Octavianus inderdaad groot is en hij buitengewoon veel bereikt voordat hij als hogepriester wordt geïnstalleerd, is het met het oog op zijn carrière ondenkbaar dat hij het gezaghebbende ambt niet na zou streven. Het praktische nut van het ambt is hier van ondergeschikt belang. Het is Augustus zelf die een antwoord geeft in zijn Res Gestae: toen het priesterschap hem werd aangeboden, heeft hij geweigerd pontifex maximus te worden in plaats van de nog levende opperpriester. Hij benadrukt hier, net als met zijn adoptieprocedure, dat de oude gebruiken van de stad en de Republiek Rome, die in de onrust van de afgelopen decennia zo verwaarloosd zijn, bij hem (wel) hoog in het vaandel staan: het ambt van pontifex maximus is tenslotte voor het leven. Door Lepidus uit het ambt te ontheffen, zou hij de eeuwenoude traditie doorbreken. Veel moderne geleerden sluiten zich bij dit argument aan,29 omdat het naadloos past in het imago dat Octavianus voor zichzelf weet te creëren, als de hersteller van de Republiek. Achter de façade van traditie maakt Octavianus naar alle waarschijnlijkheid en zeker in de eerste jaren nog een afweging: het afzetten van Lepidus zou grote en negatieve gevolgen hebben voor zijn politieke carrière. Op 26 november 43 v. Chr. sluiten Marcus Antonius, Lepidus en Octavianus een alliantie en vormen daarmee het tweede triumviraat. Het driemanschap, dat tot 33 in tact blijft, wordt door de senaat verregaande bevoegdheden toegekend over de Romeinse staat. Octavianus heeft het driemanschap nodig om zijn macht uit te breiden en kan het zich niet permitteren deze cruciale band op het spel te zetten of te verbreken door het ambt van pontifex maximus voor zich op te eisen. Zelfs als Lepidus zijn militaire macht verliest in 36 en wordt verbannen naar Terracina,30 grijpt Octavianus om deze reden zijn kans niet. Dat Lepidus ook na 33 aangesteld blijft, bewijst echter dat het behoud van het triumviraat geen sluitende reden is voor het wachten van Octavianus. Bij gebrek aan de bevoegdheden van het ambt van pontifex maximus en de moreel verdedigbare mogelijkheid om Lepidus uit het ambt te ontheffen, zoekt Octavianus naar andere manieren om ook in het religieuze domein zijn stem te Skript Historisch Tijdschrift 34.1 34.1 indd.indd 35 35 19.03.2012 17:38:02 laten gelden. Hierbij ontkent hij eenvoudigweg Lepidus’ positie: Octavianus ontwijkt het gehele pontificaal college door slechts activiteiten te ondernemen waarbij de toestemming of ondersteuning van het college en de pontifex maximus niet noodzakelijk is.31 Daarmee maakt hij Lepidus, die bijna een kwart eeuw afwezig is, in het publieke en religieuze leven van de stad Rome impopulair en zijn positie overbodig. In het centrum van de res publica maakt Augustus Lepidus dit in 27 v. Chr. pijnlijk duidelijk: Augustus beval Lepidus, al dan niet tegen zijn zin, van het platteland terug te keren naar de stad, en nam hem steevast mee naar de bijeenkomsten van de senaat, opdat hij het mikpunt zou worden van immens gejoel en beledigingen en zich daarmee zijn verlies van macht en waardigheid zou realiseren; en hij behandelde hem niet naar wat hij waard was, maar wanneer er een stemming plaatsvond, liet hij hem als laatste van de consuls zijn stem uitbrengen.32 Octavianus, Augustus, pontifex maximus Reeds vóór zijn principaat (tussen 44 en 27 v. Chr.) ontwikkelt Octavianus een religieus programma. De jaren die volgen staan in het teken van het doorvoeren en systematiseren van maatregelen die eerder zijn genomen of zijn verbonden aan specifieke gebeurtenissen, maar tonen weinig innovatie. Dat verandert als Augustus wordt gekozen tot hogepriester, het ambt schenkt hem de mogelijkheid een andere koers te varen.33 De religieuze initiatieven die Octavianus onderneemt voordat hij wordt benoemd tot princeps, vallen grofweg in twee categorieën: de vergoddelijking van zijn vader en de restauratie van de Romeinse religie en moraal. Hij weet deze doelen met succes te verwezenlijken door participatie in de voornaamste priestercolleges en -gezelschappen, en het mijden van inmenging van het pontificaal college en de pontifex maximus in zijn plannen. Reeds in de eerste jaren na de dood van Julius Caesar legt Octavianus de basis voor deze religieuze lijn. In 44 en 43 stimuleert hij de ontwikkeling van de cultus voor Divus Julius door onder meer opdracht te geven tot het bouwen van een tempel op het Forum Romanum. De vergoddelijking van Caesar verschaft Octavianus als zijn zoon (Divi filius) maatschappelijk aanzien en politieke erkenning.34 Met zijn plannen voor de restauratie van de stad introduceert Octavianus zich in het politieke en religieuze veld als een hersteller van de vervallen moraal, die zich tot doel heeft gesteld de Romeinse traditie te waarborgen. Dit beperkt zich niet alleen tot tempels en andere heilige plaatsen, Octavianus grijpt ook terug op eeuwenoude ambten en tradities die in de afgelopen eeuwen verwaarloosd of zelfs geheel vergeten zijn. Vrijwel alle priestergezelschappen en -colleges die Octavianus vernieuwt en waar hij zelf zitting in neemt, hebben een gemene deler: ze vallen buiten het gezag van de pontifex maximus.35 De wijze waarop Octavianus het morele en religieuze verval aangrijpt om oude Romeinse gebruiken en ambten te herstellen en een nieuwe inhoud en andere betekenis te geven, is uiterst intelligent. Achter de façade van restauratie maakt 36 34.1 indd.indd 36 19.03.2012 17:38:02 hij zich immers schuldig aan dat wat hij zijn voorgangers verwijt: het politiek misbruiken van religieuze ambten en bevoegdheden. Zijn religieuze activiteiten lopen niet alleen parallel met zijn politieke en juridische restauraties, maar staan er in dienst van: ze vergroten zijn gezag en bevestigen zijn politieke positie. De sluiting van de deuren van de tempel van Janus in 27 v. Chr. staat hiervoor symbool. Na meer dan tweehonderd jaar markeert deze religieuze handeling voor het eerst weer een periode van orde en rust.36 Octavianus’ imago van hersteller van de Republiek legitimeert zijn groeiende macht en dominantie en stelt hem in staat zijn regime op te bouwen door onder meer het religieus instituut strategisch en systematisch te innoveren. De kenmerkende interactie tussen continuïteit en verandering van de Romeinse religie staat aan de basis van Augustus’ beleid van traditie en innovatie. In de aanloop naar het principaat van Augustus verschuift het thema van het religieuze beleid. De goddelijke eer voor zijn vader en de restauratie van de res publica blijven gelden als twee richtlijnen, maar er komt een derde bij: in stijgende mate verschuift de focus van het programma naar de keizer en de keizerlijke familie. De opdracht tot het bouwen van de tempel van Apollo op de Palatijn en de voltooiing ervan in 28 is hiervan een teken. Octavianus, later Augustus, beschouwt Apollo als een persoonlijke god en zijn tempel grenst aan zijn huis. Als hem in 27 de titel princeps toegekend wordt, symboliseert de centrale ligging van zijn woning, die tevens zijn residentie is, de centrale positie die hij als eerste keizer van Rome bekleedt. De senaat besluit onder meer dat de maand Sextilis wordt omgedoopt in Augustus en vanaf 20 v. Chr. worden er op de verjaardag van de princeps jaarlijks spelen georganiseerd. Dit wordt echter nog niet officieel opgenomen in de kalender.37 Wanneer de zesde zon vanuit de Oceaan oprijst boven de steile Olympus en de hemel doorkruist met gevleugelde paarden, eenieder die het heiligdom van de kuise Vesta eert, dank haar, en offer op de Trojaanse haard. Aan de talloze titels van Caesar, die hij zelf verkoos te verwerven, is hogepriesterlijke eer toegevoegd. Caesars eeuwige godheden beschermen het eeuwige vuur: zie, de beloften van het rijk zijn verenigd. Goden van het aloude Troje, een meer dan verdiende beloning voor Aeneas die jullie gedragen heeft, de last waardoor hij veilig aan de vijand is ontsnapt, een priester die afstamt van Aeneas raakt jullie goddelijke verwanten: bescherm, Vesta, op uw beurt het leven van uw verwanten! Vuur, dat door zijn gewijde hand gevoed wordt, blijf branden: blijf oneindig lang leven, uw vlam en onze leider, dat is mijn wens.38 Deze lijn kan grootschaliger worden voortgezet als Augustus na de dood van Lepidus tot pontifex maximus wordt verkozen en de bevoegdheden en het gezag verwerft die hem in de jaren ervoor ontbraken. Dit schept de mogelijkheid nu ook die priesterambten en -gezelschappen en traditionele gebruiken te restaureren die onder de verantwoordelijkheid van de pontifex maximus vallen en de plannen die hij heeft voorbereid ten uitvoer te brengen of te bevestigen. Ruim twintig jaar na het senaatsbesluit wordt de naam van de achtste maand in het ka- Skript Historisch Tijdschrift 34.1 34.1 indd.indd 37 37 19.03.2012 17:38:02 der van de kalenderhervorming van 8 v. Chr. definitief veranderd in Augustus. In hetzelfde jaar wordt de geboortedag van Augustus als feestdag aan de kalender toegevoegd. Vanaf 5 v. Chr. herstelt hij de cultus van Vesta.39 Augustus verplaatst het altaar van Vesta naar zijn woning op de Palatijn en stelt zijn huis daarmee gelijk aan de haard van de res publica.40 Hij zetelt als pontifex maximus niet volgens traditie in de Domus Publica en de Regia op het Forum Romanum, maar in zijn huis op de Palatijn.41 De domus van Augustus wordt zo het centrum van het religieus instituut. De Lares Augusti, de huisgoden van de familie, worden door het gehele Romeinse volk vereerd.42 De verantwoordelijkheid die Augustus als pater familias draagt voor zijn huis en familie, draagt hij als pater patriae voor Rome en haar burgers. In 2 v. Chr. wordt hij door de senaat officieel erkend als ‘vader des vaderlands’.43 Het ambt van pontifex maximus maakt de geschetste ontwikkeling praktisch mogelijk, maar bovenal moreel verantwoord. De bevoegdheden van het ambt zijn, zoals eerder gesteld, van ondergeschikt belang: Augustus is als princeps in staat het gehele religieuze systeem te domineren. Hoe groot zijn macht en invloed echter ook is, alleen het gezag van de hogepriester legitimeert zijn ingrijpende religieuze programma en de centrale ideologische positie die de keizer zijn familie en zichzelf hierin toedicht. Het is dit gezag dat in 12 v. Chr. het verschil maakt. Auctoritas maxima De aanstelling van Augustus als pontifex maximus vervolmaakt zijn keizerschap. Het gezag dat hij hiermee verwerft, sluit geheel aan op het regeringsprincipe van de princeps: de titel verschaft geen imperium, maar bevestigt zijn macht die gebaseerd is op ervaring, bewezen capaciteit en kennis. Deze vorm van macht wordt auctoritas, of moreel gezag genoemd. Auctoritas kan niet worden afgedwongen, maar komt een heerser toe. Hiermee wordt de werkelijke en doorslaggevende reden voor het wachten van Augustus op het pontificaat blootgelegd. Als Augustus Lepidus uit zijn ambt had ontheven, zou hij niet alleen zijn imago van hersteller van de Republiek en zijn politieke positie op het spel hebben gezet, maar ook de aard van het ambt zelf. Had hij het ambt van hogepriester naar zich toe getrokken, dan zou hij het gezag van de pontifex maximus onherroepelijk en in het openbaar hebben veranderd in macht. Augustus is juist gebaat bij het verwerven en behouden van deze religieuze auctoritas: machtsmiddelen heeft hij zowel in het politieke als het religieuze domein volop tot zijn beschikking, maar voor de morele legitimatie van die macht heeft hij het pontificaat nodig. De religieuze autoriteit die Augustus in de loop der jaren heeft opgebouwd, onder meer door zijn imago van Divi filius, de restauratie van de Romeinse religie en zijn deelname aan vrijwel alle priestergezelschappen, is aanzienlijk, maar niet voldoende. Het ambt van pontifex maximus heeft zich in de late Republiek ontwikkeld tot de meest invloedrijke en centrale priesterfunctie, de hogepriester wordt beschouwd als het hoofd van het Romeinse religieuze instituut en als moreel leider van de 38 34.1 indd.indd 38 19.03.2012 17:38:02 gehele res publica. In deze hoedanigheid wordt hij rechtstreeks verantwoordelijk gehouden voor het welzijn van de staat en de pax deorum. Dit sluit naadloos aan op Augustus’ politieke doeleinden. Zijn inauguratie in 12 v. Chr. maakt hem officieel hoeder van de Romeinse staat en stichter van de Pax Romana. De nieuwe traditie die Caesar voor ogen had, wordt door Augustus bestendigd: voor het eerst in de Romeinse geschiedenis zijn politieke macht en religieus gezag verenigd in één persoon en in één familie.44 De machtsverdelende structuur van het religieus systeem heeft plaatsgemaakt voor een centraal politiek-religieus beleid. Deze ontwikkeling markeert definitief het einde van de Republiek en het begin van een nieuwe tijd: alle volgende Romeinse keizers dragen de titel pontifex maximus. Noten Vertaling titel: ´Ik ben pontifex de laatste koning zouden de priesters in 1 maximus geweest´. Res Gestae Divi Augusti 7.3. 2 Er worden verschillende etymologische verklaringen gegeven voor de titel pontifex. De traditionele vertaling ‘bruggenbouwer’ lijkt passend, maar is hoogstwaarschijnlijk een vorm van volksetymologie. Een aannemelijke verklaring is de herleiding van ‘pont-’ naar het Oskisch-Umbrische ‘pompe’ (‘vijf’) en ‘-fex’ naar het Latijnse ‘facere’ (‘doen’ of ‘maken’) met ‘sacra’ (‘gewijde handelingen’) als verondersteld subject. Zie: B.J. Kavanagh, ‘“Pontifices”, bridge making and Ribezzo revisited’, Glotta 76 (2000) 59-60. 3 Het ambt stamt hoogstwaarschijnlijk al uit het archaïsche Rome. Over het ontstaan en de herkomst van het ambt van pontifex maximus en de archaïsche Romeinse religie in het algemeen bestaat veel onduidelijkheid, omdat er geen geschreven bronnen zijn overgeleverd en het archeologisch materiaal beperkt en incompleet is. De legendarische koning Numa Pompilius zou de eerste pontifex hebben aangewezen. Na de val van 4 5 6 7 8 9 het pontificaal college zijn taken hebben overgenomen. Zie: C. Smith, ‘The religion of Archaic Rome’, in: J. Rüpke, A companion to Roman religion (Malden 2007) 31, 33; J. Scheid, An introduction to Roman religion (La religion des Romans) (Edinburgh 2003) 9-16; J. Scheid, ‘The priest’, in: A. Giardina, The Romans (Chicago 1993) 61, 72. Cicero, De domo sua ad pontifices oratio 1. Scheid, An introduction, 133. M. Beard, ‘Priesthood in the Roman Republic’, in: M. Beard en J. North (ed.), Pagan priests: religion and power in the ancient world (Londen 1990) 37-39. Scheid, ‘The priest’, 55-84. E. Orlin, ‘Urban religion in the Middle and Late Republic’, in: J. Rüpke (ed.), A companion to Roman religion (Malden 2007) 66. R. Gordon, ‘From Republic to Principate: priesthood, religion and ideology’, in: M. Beard en J. North (ed.), Pagan priests: religion and power in the ancient world (Londen 1990) 179-184, 191-193. Skript Historisch Tijdschrift 34.1 34.1 indd.indd 39 39 19.03.2012 17:38:03 Verandering is deel van de traditie 10 van Romeinse religie. Zie K. Galinsky, ‘Continuity and change: religion in the Augustan semi-century’, in: J. Rüpke (ed.), A companion to Roman religion (Malden 2007) 71-82; J.H.W.G. Liebeschuetz, Continuity and change in Roman religion, The Clarendon Press (Oxford 1979). 11 Cassius Dio, ῾Ρομαϊκὴ ῾Ιστορία 37.37.2-3. 12 E.S. Gruen, ‘Caesar as a Politician’, in: M. Griffin (ed.), A companion to Julius Caesar (Malden 2009) 24. 13 D. Wardle, ‘Caesar and religion’, in: M. Griffin (ed.), A companion to Julius Caesar (Malden 2009) 103. 14 S. Weinstock, Divus Julius (Oxford 1971) 411. 15 Gordon, ‘From Republic to Principate’, 182-183. 16 Weinstock, Divus Julius, 33. 17 In de laatste jaren voor de dood van Julius Caesar (44 v. Chr.) werd er ter ere van hem een cultus opgericht, de cultus van Divus Iulius (Goddelijke Julius). Marcus Antonius werd aangewezen als de flamen (priester) Divi Iulii. Over de betrokkenheid van Caesar bij de totstandkoming van zijn eigen cultus, bestaat discussie. Zie: Weinstock, Divus Julius, 34; T.R. Stevenson, ‘The ‘divinity’ of Caesar and the title Parens Patriae’, in: T.W. Hillard (ed.), Ancient History in a Modern University (Grand Rapids 1998) 257-268; Wardle, ‘Caesar and religion’, 107. 18 C.J. Simpson, ‘M. Aemilius Lepidus. Brief speculations on his appointment and continuing tenure as pontifex maximus, 44-13 B.C.’, Latomus 65 (2006) 628. 19 ‘Deviously’. S. Price, ‘The place of religion: Rome in the early Empire’, in: K. Bowman, E. Champlin, A. Lintott (ed.), The Cambridge Ancient History X: The Augustan empire. 43 BC– AD 69 (Cambridge 1996) 825. 20 R.D. Weigel, Lepidus: the tarnished triumvir (Londen 1992) 48. 21 Onder meer in Cassius Dio, ῾Ρομαϊκὴ ῾Ιστορία 44.53.6-7, Velleius Paterculus, Historia Romana 2.63.1 en Periochae 117 (samenvatting van Livius, Ab urbe condita). 22 Cassius Dio, ῾Ρομαϊκὴ ῾Ιστορία 45.5.4. Simpson, ‘M. Aemilius Lepidus’, 632; J.A. North, ‘pontifex/pontifices’, in: S. Hornblower en A. Spawforth (ed.), Oxford classical dictionary 3 (Oxford 1996) 1219. 23 Octavianus laat zijn adoptie bekrachtigen door de comitia curiata, de oudste volksvergadering van Rome. Het goedkeuren van adoptieregelingen was in het verleden een bevoegdheid van de vergadering, maar is in 43 slechts een formaliteit. Door te kiezen voor deze traditionele weg geeft Octavianus zijn adoptie cachet. J. Scheid, ‘Augustus and Roman religion: continuity, conservatism, and innovation’ in: K. Galinsky (ed.), The Cambridge companion to the Age of Augustus (Cambridge 2005) 185. 24 De Res Gestae Divi Augusti is het werk dat Augustus volgens Tacitus (Annales 1.11.4) eigenhandig heeft opgesteld en waarin zijn politieke, militaire en maatschappelijke verdiensten worden opgesomd. 25 Res Gestae Divi Augusti 10.2. 26 Onder meer Simpson, ‘M. Aemilius Lepidus’, 633. 27 Onder meer P. Zanker, Augustus und die Macht der Bilder (München 1987) 126. 28 P. Gros, Aurea templa: recherches sur l’architecture religieuse de Rome à l’époque d’Auguste (Rome 1976) 17. 29 Onder meer Galinsky, ‘Continuity and change’ 71-82; Scheid, ‘Augustus and Roman religion’ 175-193; in: 40 34.1 indd.indd 40 19.03.2012 17:38:03 M. Beard, J. North en S. Price, Religions of Rome (Cambridge 1998). 30 Suetonius, Augustus 16.4. 31 Galinsky, ‘Continuity and change’, 77-78; Scheid, ‘Augustus and Roman religion’, 188-189. 32 Cassius Dio, ῾Ρομαϊκὴ ῾Ιστορία 54.15.5. De situatie die Cassius Dio in deze passage schetst doet zich voor na de verbanning van Lepidus en vlak na Octavianus’ benoeming tot princeps in 27 v. Chr.. Cassius Dio, ῾Ρομαϊκὴ ῾Ιστορία 53-54. 33 Scheid, ‘Augustus and Roman religion’, 178. 34 Galinsky, ‘Continuity and change’, 80. 35 Scheid, ‘Augustus and Roman religion’, 188-189. 36 De deuren van de tempel van Janus op het Forum Romanum waren in tijden van vrede gesloten en werden tijdens oorlogen geopend. Door de vele oorlogen die de Romeinen voerden, stonden de deuren van de tempel vrijwel altijd open. 37 Scheid, ‘Augustus and Roman religion’, 82-83; 190-191. 38 Ovidius, Fasti 3.415-428. 39 Scheid, ‘Augustus and Roman religion’, 190-191. 40 Galinsky, ‘Continuity and change’, 74. 41 Liebeschuetz, Continuity and change, 70. 42 De cultus van de Lares Compitales transformeert tot een cultus van loyaliteit aan de heerser en zijn familie (Lares en Genius Augusti). Liebeschuetz, Continuity and change, 70-71. 43 D. Favro, ‘”Pater urbis”: Augustus as City Father of Rome’, Journal of the Society of Architectural Historians 51 (1992), 84. 44 Beard, ‘Priesthood’ 48. Skript Historisch Tijdschrift 34.1 34.1 indd.indd 41 41 19.03.2012 17:38:03