Kennisdocument Antistolling - Nederlands Huisartsen Genootschap

advertisement
LESA
Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak
Kennisdocument Antistolling (horend bij LESA Antistolling)
Inleiding
Antistollingsmiddelen, ook wel antithrombotica genoemd, zijn geneesmiddelen die
de stolling van het bloed remmen. Inherent
aan het gebruik van deze geneesmiddelen is
een verhoging van het bloedingsrisico. Bij
een onvoldoende antistollingsniveau of bij
tijdelijk onderbreken van de behandeling, is
juist een verhoogd risico op een (recidief)
trombose aanwezig.
Vanwege deze (bij)werkingen en de gevolgen van een ernstige bloeding of (recidief)
trombose, is kennis van de kenmerken van
de antistollingsmedicatie, interacties met
andere geneesmiddelen, invloed van leefomstandigheden en leefstijl en risicofactoren voor het optreden van bloedingen
noodzakelijk.
Eigenschappen antithrombotica
Antithrombotica worden onderverdeeld in
anticoagulantia,
trombocytenaggregatieremmers (TAR), thrombolytica en overige
antithrombotica. De anticoagulantia kunnen
weer worden onderverdeeld in cumarines,
heparines inclusief de laag-moleculairgewicht heparines (LMWH), directe trombineremmers en overige anticoagulantia.
De verschillende antistollingsmiddelen hebben elk hun eigen aangrijpingspunt in de
stollingscascade. De indicatie bepaalt welk
antithromboticum wordt gebruikt. In de eerste lijn worden met name cumarines, LMWH
en bepaalde TAR, zoals salicylaten, clopidogrel en dipyridamol gebruikt. Meer informatie over de eigenschappen van de antithrombotica is te vinden in bijlage 1, pagina 3.
Effectiviteit bepaling van cumarines
De effectiviteit van cumarines wordt gemeten door middel van de bepaling van de
protrombinetijd (PT). De International Normalised Ratio (INR) is een gestandaardiseerde weergave van de verlenging van de
PT en geeft de mate van antistolling door
cumarinebehandeling weer.
Meer informatie over de INR-bepaling en
handhaven van de grenzen, zie bijlage 2,
pagina 5.
Couperen van bloedingen
Bij een ernstige bloeding, acute ingreep
of een te hoog antistollingsniveau kan bij
cumarines de antistollingsintensiteit worden verminderd door het toedienen van
vitamine K. Vitamine K gaat de werking van
cumarines tegen door middel van het sti-
muleren van de aanmaak van vitamine K-afhankelijke stollingsfactoren. Het duurt echter een aantal uren voordat deze stollingsfactoren weer in voldoende mate aanwezig
zijn. Het effect is na 3-6 uur waarneembaar,
na 24 uur is het effect maximaal.
De vitamine-K-dosis is afhankelijk van de
hoogte van de INR, het beoogde resultaat
(INR volledig couperen tot een INR kleiner
dan 1,5 of bijsturen tot het therapeutische
niveau) en het soort cumarine.
Bij acenocoumarol volstaat in de regel 1-5 mg
vitamine K eenmalig oraal. Vanwege de
lange halfwaardetijd van fenprocoumon
wordt bij fenprocoumon eerder vitamine K
gegeven dan bij acenocoumarol. Soms is bij
fenprocoumon zelfs een tweede dosis vitamine K nodig. Wanneer het bij een ernstige
bloeding of spoedingreep noodzakelijk is
om acuut het cumarine-effect te couperen,
wordt intraveneus protrombine complex
gegeven. Dit vindt plaats in de klinische
omgeving.
Bij bloedingen tijdens het gebruik van de
andere antistollingsmedicatie vindt meestal
symptomatische behandeling plaats. In
geval van ernstige bloedingen tijdens TARgebruik, waarbij acuut ingrijpen noodzakelijk is, is transfusie met trombocyten
of desmopressine (DDAVP (1-deamino-8-Darginine vasopressine)) aangewezen. Dit
vindt plaats in een klinische omgeving.
Voor de nieuwe anticoagulantia, de directe
trombineremmer dabigatran en factorXa-remmer rivaroxaban zijn geen antidota
beschikbaar.
Factoren die de mate van stolling kunnen beïnvloeden
Verschillende externe factoren zijn van
invloed op de mate van antistolling of het
risico op complicaties.
Hieronder worden factoren besproken waarbij een onderscheid wordt gemaakt in antistollingsbehandeling met cumarines en de
overige antistollingsgeneesmiddelen.
Co-medicatie
Cumarines
Een aantal geneesmiddelen versterkt of
verzwakt de werking van cumarines met
als gevolg INR-stijging en dus verhoging
van het bloedingsrisico of INR-daling en
dus verhoging van het tromboserisico. Een
aantal geneesmiddelen geeft een zodanige
verstoring van de INR dat het voorschrijven
van die geneesmiddelen aan patiënten die
febr ua r i 2 011
cumarines gebruiken niet verantwoord is.
De belangrijkste interacterende geneesmiddelen zijn terug te vinden in bijlage 3,
pagina 6.
Het zijn geneesmiddelen die in combinatie met cumarines gecontraindiceerd
zijn, geneesmiddelen die frequent worden
voorgeschreven of vrij verkrijgbaar zijn of
pag. 2/12
geneesmiddelen die zich kenmerken door
versie dec 2010
de intrinsieke eigenschappen die in combinatie met een cumarine om een bijzondere
oplettendheid
vragen. Voor het volledige en
intrinsieke eigenschappen die in combinatie met een
actuele
van alle oplettendheid
geneesmiddelen
cumarine overzicht
om een bijzondere
vragen.
Voor een
het relevante
volledige interactie
en actuele met
overzicht
van alle
met
cumarines,
geneesmiddelen met een relevante interactie met
wordt
verwezen
de Standaard
cumarines,
wordtnaar
verwezen
naar deAfhandeStandaard
1 1.
Afhandeling
cumarine-interacties
ling
cumarine-interacties.
LESA
Kader 1 - Intercurrente ziekten
INR kan dalen bij
• hypothyreoïdie
• verbetering leverfunctie
• braken, diarree
INR kan stijgen bij
• koorts
• cachexie, anorexie
• diarree
• hyperthyreoïdie
• hartfalen
• verslechtering van de leverfunctie
- hepatitis
- uitgebreide levermetastasen
- levercirrose
- cholestase
- ernstig alcoholmisbruik
Bron: Dolder, BD van et al. De Kunst van het doseren.
Voorschoten: FNT, 2010.
Ove
In bi
actie
dipyr
Leef
Cum
Niet
antis
toest
leefw
besta
hypo
ten,
lever
stijgi
anor
de le
lever
Diarr
verm
ziekt
is ee
Een
soms
Kader 2 - Risico op trombose tijdens bij onderbreking van de c
Overige
antithrombotica
Arteriële trombo-embolie
risico
In bijlage 3, pagina Jaarlijks
6 zijn ook
de belangHoog
> 10 %
rijkste
interacties opgenomen
van- geïsoleerd
TAR
- geïsoleerd
(salicylaten, clopidogrel en dipyridamol)
en
m
- MHV in mitraalpos
LMWH.
- hartklepprothese r
Leefomstandigheden
Cumarines
Intermediate
5-10%
- hartklepprothese m
- MHV oud model: c
- intracardiale tromb
- geïsoleerd
- MHV in aortapositi
Niet alleen geneesmiddelen hebben invloed
- recidiverend TIA/h
op
het antistollingsniveau,
ook verandering
Laag
<5%
- geïsoleerd
in de gezondheidstoestand (intercurrente
- cerebrovasculaire
Veneuze trombo-embolie
aandoening)
en leefgedrag of leefwijze kan
1-maands
risico
het antistollingsniveau
beïnvloeden.
Er
Hoog
> 10 %
- Binnen 1-3 maand
bestaat
kans op trombose
bij een daling
van
- VTE met bekende
de
INR bij hypothyreoïdie,
uitbraken of
verIntermediate
2-10%
- VTE 3-6 maanden
geten
verbetering
Laag van de tabletten,
< 2diarree,
%
- VTE langer dan 6 m
van
voorheen
gestoorde leverfunctie. Er
Verklaring
afkortingen:
bestaat
kans
op
een bloeding bij een stijAF
CHADS2
voor 5 risicofactoren bij
voorkoorts,
een herseninfarct wa
ging
van het antistollingsniveau
‘H’ = ‘hypertension’ (hypertensie), behandeld of onbehande
cachexie/anorexie,
diarree,
hyperthyreoïdie,
‘S2’ = eerdere CVA of TIA (alle factoren krijgen 1 punt, S2
CVA
cerebrovasculair accident
achteruitgang
van de leverfunctie ten gevolge
MHV
mechanische hartklep
TIA hartfalen,
transient
ischaemic attack
van
uitgebreide
levermetastasen,
VTE
veneuze trombo-embolie
levercirrose of cholestase.
Bron:
CBOzowel
Richtlijneen
Diagnostiek,
preventie
behandeling van ve
Diarree
kan
INR-daling,
tenengevolarteriële trombose, 2008.
ge van verminderde resorptie als stijging,
ten gevolge van de ziekte, zoals koorts en
S1
LESA
een infectie, geven. In kader 1 is een aantal
intercurrente aandoeningen opgenomen.
Een verandering van het leefgedrag (leefwijze) heeft soms ook gevolgen. Bijvoorbeeld
het inschakelen van een mantelzorger of
andere hulpverlener die zorg draagt voor
de medicatieverstrekking kan leiden tot een
betere therapietrouw van het cumarine.
Bij valpartijen moet het risico op ernstige
bloedingen meegewogen worden in het vast
te stellen beleid. Ook bij een goed ingestelde antistolling kunnen ernstige bloedingen, zoals een subduraal hematoom na
een ongeval, optreden. Ook bij een trauma
aan het hoofd moet dit risico worden meegewogen.
Geneesmiddel Distributie Systeem
(geneesmiddelen in een medicijnrol)
De dosering van een cumarine kan, afhankelijk van de stabiliteit van het antistollingsniveau, wisselen. Dit heeft consequenties
voor de verstrekking van het cumarine. Bij
een ontregeld antistollingsniveau of bijvoorbeeld bij een acute ingreep moet soms
al op de dag van de controle een dosisaanpassing worden gedaan. De doseerschema’s
die de trombosedienst maakt, starten op
zijn laatst op de dag na de controle. Het
verstrekken van het nieuwe doseerschema
en de tussentijdse wijzigingen daarvan zijn
moeilijk te regelen bij het logistieke proces
van geneesmiddelen in een medicijnrol. Om
die reden wordt het ten sterkste afgeraden
het cumarine op te nemen in een medicijnrol. Deze problematiek geldt niet voor TAR.
Indien de patiënt niet in staat is de inname
van het cumarine naast de uitgevulde medicatie zelf te beheren, kan voor het inschakelen van de thuiszorg bij het verstrekken van
de medicatie een AWBZ-indicatie ‘persoonlijke verzorging (PV)’ door de huisarts, thuiszorg of mantelzorg worden aangevraagd.
Risicofactoren voor het ontstaan van
een bloeding
Ingrepen
Ingrepen geven in meer of mindere mate
bloedingen. Bloedingen bij patiënten die
antistollingsmedicatie gebruiken, houden
langer aan en zijn ernstiger dan bij patiënten
die geen antistollingsmedicatie gebruiken.
Het tijdelijk staken van een antistollingsbehandeling leidt ook altijd tot een fase van
instabiliteit met een verhoogd risico op
trombose.
Het is afhankelijk van de gebruikte antistollingsmedicatie, het soort ingreep en het
gerelateerde bloedingsrisico enerzijds en
het risico op trombose ten gevolge van de
indicatie waarvoor de antistollingsmedicatie
wordt gebruikt anderzijds, welke interventies
S2
-
uitgebreide levermetastasen
levercirrose
cholestase
ernstig alcoholmisbruik
Bron: Dolder, BD van et al. De Kunst van het doseren.
Voorschoten: FNT, 2010.
Diarree kan zowel een INR-daling, ten gevolge van
verminderde resorptie als stijging, ten gevolge van de
ziekte, zoals koorts en een infectie, geven. In kader 1
is een aantal intercurrente aandoeningen opgenomen.
Een verandering van het leefgedrag (leefwijze) heeft
soms ook gevolgen. Bijvoorbeeld het inschakelen van
Kader 2 - Risico op trombose tijdens bij onderbreking van de cumarinebehandeling
Arteriële trombo-embolie
Jaarlijks risico
Hoog
> 10 %
-
geïsoleerd
geïsoleerd
Intermediate
5-10%
CHADS2: 2-3
- geïsoleerd
- MHV in aortapositie zonder extra risicofactoren*
- recidiverend TIA/herseninfarct zonder cardiale emboliebron
Laag
<5%
- geïsoleerd
CHADS2: 0-1
- cerebrovasculaire ziekte zonder recidiverend TIA/herseninfarct
zonder klepgebrek, CHADS2: 4-6
met reumatische hartziekte
met MHV of herseninfarct
MHV in mitraalpositie
hartklepprothese recent geplaatst (< 3 maand)
hartklepprothese met extra risicofactor
MHV oud model: caged ball, tilting disc (Starr-Edwards, Björk Shiley)
intracardiale trombus
Veneuze trombo-embolie
1-maands risico
Hoog
> 10 %
- Binnen 1-3 maand na VTE
- VTE met bekende
Intermediate
2-10%
- VTE 3-6 maanden geleden
Laag
<2%
- VTE langer dan 6 maanden geleden
of recidiverende idiopathische VTE
Verklaring afkortingen:
AF
CHADS2
CVA
MHV
TIA
VTE
Bron:
voor 5 risicofactoren voor een herseninfarct waarbij ‘C’ = ‘congestive heart failure’ (hartfalen);
‘H’ = ‘hypertension’ (hypertensie), behandeld of onbehandeld; ‘A’ = age (≥ 75 jaar); ‘D’ = diabetes en
‘S2’ = eerdere CVA of TIA (alle factoren krijgen 1 punt, S2 krijgt 2 punten).
cerebrovasculair accident
mechanische hartklep
transient ischaemic attack
veneuze trombo-embolie
CBO Richtlijn Diagnostiek, preventie en behandeling van veneuze trombo-embolie en secundaire preventie
arteriële trombose, 2008.
rondom een ingreep nodig zijn. Het tijdelijk staken van een cumarine leidt altijd tot
een fase van instabiliteit met een verhoogd
tromboserisico. In kader 2 zijn de indicaties
die een hoog risico op trombose kennen als
de cumarinebehandeling wordt onderbroken, opgenomen. Bij patiënten met een
hoog risico op trombose is daarom overleg
met de behandelend arts over een overbruggingsbehandeling, het zogenaamde
bridgen, met LMWH of heparine noodzakelijk.
Ingrepen in de huisartsen- en de tandartsenpraktijk gaan bijna altijd gepaard met
een laag bloedingsrisico. Bovendien is een
‘chirurgische’ controle van de hemostase
vrijwel altijd mogelijk. Bij deze ingrepen
wordt de cumarinebehandeling niet gestopt
op voorwaarde dat de INR zich ten tijde van
de ingreep binnen het therapeutisch streefgebied bevindt.
In bijlage 4, pagina 10 zijn richtlijnen
opgenomen van interventies rondom veelvoorkomende ingrepen in de huis- en tandartsenpraktijk.
Vaccinaties en intramusculaire injecties
Vanwege het risico op het ontstaan van
een invaliderend spierhematoom, moet
een intramusculaire injectie bij patiënten
die een cumarine of een combinatie van
andere antithrombotica gebruiken, worden
vermeden. Alle vaccinaties kunnen (diep)
subcutaan worden toegediend, soms is
febr ua r i 2 011
titercontrole wel noodzakelijk. Als injecties
niet subcutaan kunnen worden toegediend,
kan intramusculair in de bovenarm bij volwassenen worden geïnjecteerd als het te
injecteren volume kleiner is dan 1 ml en de
INR minder dan één week geleden in het
therapeutisch gebied is gemeten. Noodzakelijk is dat er goed wordt afgedrukt en er
een goede controle is op nabloedingen c.q.
hematoomvorming.
In alle andere situaties overlegt de huisarts minimaal 2 dagen van tevoren met de
trombosedienstarts voor eventuele aanpassing van de dosering van het cumarine en
of stollingsniveau. De trombosedienstarts
controleert zonodig of de INR in het therapeutische gebied ligt en de ingreep verantwoord kan plaatsvinden. Bij een spoedinjectie wordt in overleg met de trombosedienstarts een ad hoc beleid afgesproken
In de tandheelkunde moet bij het toedienen
van een verdoving in de mond, een mandibulair blok worden vermeden. Bij een mandibulair blok wordt de naald achter in de
mond vrij ver ingebracht. Hierdoor bestaat
de kans dat een bloedvat wordt geraakt
waardoor een hematoom kan ontstaan.
Bij gebruik van een salicylaat, clopidogrel of
dipyridamol zonder combinatie met andere
antistollingsmiddelen geldt geen aanpassing voor de toedieningsweg van een injectie.
Zie voor meer informatie: www.fnt.nl/pdf/
vaccinatie%20bij%20stollingsstoornissen.
pdf.
Geneesmiddelen
(in Nederland in de handel)
Bijzonderheden
Antidotum
Anticoagulantia
Cumarines
Cumarines remmen de
synthese van de vitamine-Kafhankelijke stollingsfactoren
II, VII, IX en X.
- acenocoumarol
- fenprocoumon
Bestaande stollingsfactoren
worden niet beïnvloed.
Er is een grote intra- en
interindividuele dosisvariatie.
De therapeutische breedte
is klein, dat wil zeggen de
therapeutische dosis ligt
dicht bij de dosis die ernstige
bloedingen of juist trombose
veroorzaakt.
Na staken is het effect bij
acenocoumarol na ongeveer
48 uur verdwenen (t½: 1114 uur), bij fenprocoumon is
dat na 1-2 weken (t½: 140160 uur).
Controle van het effect
vindt door middel van
INR-bepaling plaats.
Vitamine K
Protrombine complex
Heparinegroep
LMWH bindt aan het
pentasaccharidedeel aan het
antitrombine en versterkt
hiermee de neutralisering
van geactiveerde stollingsfactoren, met name van
geactiveerde factoren IIa
(trombine) en Xa.
-
dalteparine
enoxaparine
nadroparine
tinzaparine
Protamine
Bij LMWH is protamine minder
effectief dan bij heparine
Directe trombineremmers
- dabigatran
Dabigatran is een krachtige,
competitieve, reversibele,
directe remmer van trombine
en voorkomt de vorming van
uit
Dabigatran remt zowel het vrije
tromals het
bine en de trombinegeïnduceerde plaatjesaggregatie.
Dabigatran is geregistreerd
voor de profylaxe van
veneuze trombo-embolie
bij electieve totale heupvervangende of knievervangende operatie.
Overige anticoagulantia
Rivaroxaban remt selectief
het geactiveerde stollingsfactor Xa. Hierdoor
wordt de vorming van
zowel trombine als stolsel
geremd.
Rivaroxaban is geregistreerd voor de profylaxe
van veneuze tromboembolie bij electieve totale
heupvervangende of knievervangende operatie.
De indicatie atriumis in onderzoek.
- rivaroxaban
pag. 4/12
Werkingsmechanisme
LESA
Onder te verdelen in
febr ua r i 2 011
Antithrombotica
versie dec 2010
Bijlage 1 Eigenschappen van antithrombotica2
S3
Werkingsmechanisme
Geneesmiddelen
(in Nederland in de handel)
Bijzonderheden
Antidotum
Trombocytenaggregatieremmers
(TAR’s)
Salicylaten
Salicylaten remmen de
synthese van tromboxaan
A2 in de trombocyt door irreversibele acetylering van
COX-1.
Het remmen van
tromboxaan A2 leidt tot
verminderde trombocytenaggregatie.
- acetylsalicylzuur
- carbasalaatcalcium
Vanwege de irreversibele
remming van trombocyten
is het effect na staken nog
7-10 dagen aanwezig.
Dit is gelijk aan de aan de
levensduur van de trombocyten.
Transfusie van trombocyten
Clopidogrel en prasugrel
- clopidogrel
zijn prodrugs. De actieve
- prasugrel
metaboliet remt irreversibel de trombocytenaggregatie door het
antagoneren van het door
adenosinefosfaat (ADP)
geïnduceerde trombocytenaggregatie.
Vanwege de irreversibele
remming van trombocyten
is het effect na staken nog
7-10 dagen aanwezig.
Dit is gelijk aan de aan de
levensduur van de trombocyten.
Transfusie van trombocyten
Dipyridamol remt de trombocytenaggregatie reversibel door remming van het
fosfodiësterase. Hierdoor
wordt de hoeveelheid
cyclisch AMP en GMP in de
trombocyt verhoogd met
als gevolg minder trombocytenaggregatie.
Vanwege de reversibele
remming, is na staken van
dipyridamol het effect van
de trombocytenaggregatie
vrij snel weer genormaliseerd.
Geen antidotum;
symptomatische behandeling
(bloed stelpen).
Clopidogrel
Prasugrel
Dipyridamol
febr ua r i 2 011
t ½ = halfwaardetijd van een geneesmiddel
- dipyridamol
desmopressine (DDVAP)
desmopressine (DDVAP)
pag. 5/12
Onder te verdelen in
LESA
Antithrombotica
versie dec 2010
S4
Bijlage 1 Eigenschappen van antithrombotica vervolg
versie dec 2010
De maat voor de antistolling door cumarines wordt uitgedrukt in International Normalized Ratio (INR). De INR is
een gestandaardiseerde weergave van de verlenging van de protrombinetijd. De INR is bij een gezond persoon
die niet wordt behandeld met een cumarine, rond de 1. Om een therapeutisch effect te bereiken, dient de INR
tussen nauwe grenzen gehandhaafd te blijven. De patiënt wordt ingesteld op een streefwaarde, intensiteit, van
de INR waarbij een boven- en een ondergrens (het streefgebied) zijn aangegeven. De gewenste intensiteit is
afhankelijk van de indicatie. Overstijgt de INR-waarde de bovengrens, dan wordt het bloedingsrisico hoger, komt
de INR beneden de ondergrens, dan neemt het risico op trombose sterk toe. Bij een INR kleiner dan 2.0 is geen
antitrombotisch effect meer te verwachten. De effectiviteit van andere antithrombotica kan niet door meting van
de INR worden gecontroleerd.
Om te vermijden dat de INR-waarde onder de therapeutische range komt te liggen, hanteert de FNT grenzen die
0.5 INR hoger liggen dan de grenzen, zoals staan vermeld in de CBO-richtlijn ‘Diagnostiek, preventie en behandeling van veneuze trombo-embolie en secundaire preventie arteriële trombose’ en de NHG-standaard DVT.
De twee intensiteitsgroepen en daarbij twee streefwaarden van INR van de FNT zijn als volgt:
febr ua r i 2 011
Intensiteitsgroep 1
• optimale streefwaarde
• streefgebied
INR 3.0
INR 2.5-3.5
Deze intensiteitsgroep geldt in het algemeen voor
• veneuze indicaties
• atriumfibrilleren
• cerebrovasculaire insufficiëntie (inclusief ischaemisch CVA niet ten gevolge van arteriële embolie en TIA)
Intensiteitsgroep 2
• optimale streefwaarde
• streefgebied
INR 3.5
INR 3.0-4.0
Deze intensiteitsgroep geldt in het algemeen voor
• arteriële indicaties
• recidief veneuze trombose onder adequate antistolling
Het intensiteitsniveau bij (mechanische) kunstkleppen wordt bepaald door het type klep en bestaande cardiale
comorbiditeit.
Voor actuele informatie over intensiteitsgroepen, zie het referentie3
LESA
Bijlage 2 INR bepaling
S5
ja
Acetylsalicylzuur meer dan
100 mg per dag
(pijnmedicatie)
ja
Piroxicam, fenylbutazon
ja
Combinatiepreparaten
met vitamine K
(voedingssupplementen)
ja
Afhankelijk van de infectie,
ander antibioticum.
Overige NSAID’s,
zie verder onder NSAID’s.
Overige NSAID’s,
zie verder onder NSAID’s.
Þ
Þ
Þ
Het enzyminducerende effect verloopt bij
carbamazepine geleidelijk en is pas na
enkele weken maximaal. Na staken van
carbamazepine verdwijnt het effect pas na
meerdere weken.
Þ
Þ
Þ
Rifampicine is een snelle enzyminductor.
Na start kan na 5-7 dagen het effect van
een cumarine al behoorlijk gereduceerd
zijn.
Rifampicine
Salicylaten in een lage
dosis beïnvloeden het
werkingsmechanisme
van cumarines niet en
geven geen verandering
van de INR.
Uitzondering:
continu gebruik van co-trimoxazol bij
pneumocystis carinii.
Combinatiepreparaat
zonder vitamine K.
Carbamazepine
Acetylsalicylzuur minder
dan 100 mg per dag
Bijzonderheden
Clotrimazol, butoconazol,
nystatine, ketoconazol.
Þ
Þ
Þ
Co-trimoxazol
Alternatief middel of
te nemen maatregel
Þ
Þ
Þ
ja
Verzwakkend
Þ
Þ
Þ
febr ua r i 2 011
Miconazol
(oraal, vaginaal en cutaan)
Versterkend
Þ
Þ
Þ
Gecontraïndiceerd
Þ
Þ
Þ
Naam geneesmiddel
Toevoegen maagbeschermer
bij patiënten ouder dan
70 jaar.
Overweeg maagbeschermer bij
patiënten onder de 70 jaar.
Door de remming van de trombocytenaggregatie en het ulcerogeen effect op
de tractus digestivus, is er een verhoogd
risico op bloedingen.
pag. 7/12
Cumarines
LESA
Voor het actuele en complete overzicht van cumarines, zie www.fnt.nl (ingang Artsen, Apothekers, Specialisten).
Voor informatie over de interactie tussen NSAID en cumarines, zie www.fnt.nl (Interacties tussen cumarines en NSAID’s).
versie dec 2010
S6
Bijlage 3 Belangrijkste interacties antistollingsmiddelen
De meeste NSAID’s
hebben geen invloed op
de farmacokinetiek van
cumarines en geven
geen verandering van
de INR.
Verzwakkend
Alternatief middel of
te nemen maatregel
Bijzonderheden
Tramadol of paracetamol/
codeïne.
Door de remming van de trombocytenaggregatie en het ulcerogeen effect op
de tractus digestivus, is er een verhoogd
risico op bloedingen.
Indien alternatief niet mogelijk
is, voeg een maagbeschermer
toe bij patiënten ouder dan
70 jaar.
Overweeg maagbeschermer
bij patiënten onder de 70 jaar.
Enkele NSAID’s worden, evenals cumarines, gemetaboliseerd door CYP2C9. Met
name bij mensen met een verminderde
CYP2C9 enzymactiviteit, kan het metabolisme van cumarines door die NSAID’s
zodanig worden vertraagd dat er een te
sterke antistolling optreedt.
De NSAID’s die door CYP2C9 worden
gemetaboliseerd zijn celecoxib, diclofenac,
ibuprofen, indometacine, meloxicam,
naproxen en piroxicam.
febr ua r i 2 011
Antibiotica
(exclusief co-trimoxazol)
Ziekten met koorts
waarvoor de behandeling met antibioticum
wordt ingesteld, kunnen
op zich al aanleiding
zijn tot verhoging van
de INR.
Andere antithrombotica
Verhoging kans op bloedingen door
gecombineerde
stollingsremmende
effecten.
Maagbeschermer toevoegen.4
pag. 8/12
Versterkend
LESA
NSAID’s
Gecontraïndiceerd
versie dec 2010
Naam geneesmiddel
S7
Gecontraïndiceerd
Gecontraïndiceerd
Cumarine
Cumarine
Ibuprofen
Ibuprofen
NSAID’s
NSAID’s
jaja
Effect
Effect
Alternatief
Alternatiefof
ofte
tenemen
nemenmaatregel
maatregel
Acetylsalicylzuur
Acetylsalicylzuurheeft
heeftgeen
geeninvloed
invloed
op
ophet
hetdirecte
directeeffect
effectvan
vancumarines
cumarines
en
engeeft
geeftgeen
geenverandering
veranderingvan
vande
de
INR.
INR.
In
Incombinatie
combinatiemet
metde
deremming
remming
van
vande
detrombocytenaggregatie
trombocytenaggregatieen
en
het
hetulcerogeen
ulcerogeeneffect
effectop
opde
detractus
tractus
digestivus
digestivusdoor
doorsalicylaten
salicylatenisiser
ereen
een
verhoogde
verhoogdekans
kansop
opbloedingen.
bloedingen.
Voeg
Voegmaagbeschermer
maagbeschermertoe
toebij
bij
patiënten
patiëntenouder
ouderdan
dan70
70jaar.
jaar.
Ibuprofen
Ibuprofenremt
remtde
deirreversibele
irreversibele
trombocytenaggregatieremmende
trombocytenaggregatieremmende
werking
werkingdoor
doorsterische
sterischehindering
hindering
van
vande
debinding
bindingvan
vanacetylsalicylzuur
acetylsalicylzuur
aan
aancyclo-oxygenase
cyclo-oxygenaseen
endaarmee
daarmeede
de
tromboprofylactische
tromboprofylactischewerking,
werking,van
van
het
hetsalicylaat.
salicylaat.
Bijvoorkeur
Bijvoorkeurwordt
wordtparacetamol
paracetamolgegegegeven.
ven.Indien
Indiendit
ditniet
nietmogelijk
mogelijkis,
is,een
een
ander
anderNSAID.
NSAID.Zie
Zieverder
verderbij
bijNSAID’s.
NSAID’s.
Overweeg
Overweegmaagbeschermer
maagbeschermerbij
bij
patiënten
patiëntenjonger
jongerdan
dan70
70jaar.
jaar.
Voeg
Voegmaagbeschermer
maagbeschermertoe
toebij
bijpatiënpatiënten
tenouder
ouderdan
dan70
70jaar.
jaar.
Overweeg
Overweegmaagbeschermer
maagbeschermerbij
bijpatiënpatiënten
tenjonger
jongerdan
dan70
70jaar.
jaar.
febr ua r i 2 011
Salicylaten
Salicylatenhebben
hebbeneen
eenulcerogene
ulcerogene
Als
Alsparacetamol
paracetamolnog
nogniet
nietisisoverwogen,
overwogen,
werking
werkingen
enremmen
remmende
detrombocytentrombocyten- overweeg
overweegparacetamol.
paracetamol.
aggregatie.
aggregatie.De
DeNSAID’s
NSAID’sdoen
doendit
ditook.
ook.
Voeg
Voegmaagbeschermer
maagbeschermertoe
toebij
bij
patiënten
patiëntenouder
ouderdan
dan70
70jaar.
jaar.
Overweeg
Overweegmaagbeschermer
maagbeschermerbij
bij
patiënten
patiëntenjonger
jongerdan
dan70
70jaar.
jaar.
Andere
Andereantitrombotica
antitrombotica
Verhoging
Verhogingkans
kansop
opbloedingen
bloedingendoor
door
gecombineerde
gecombineerdestollingsremmende
stollingsremmende
effecten.
effecten.
Voeg
Voegmaagbeschermer
maagbeschermertoe
toebij
bij
patiënten
patiëntenouder
ouderdan
dan70
70jaar.
jaar.
Overweeg
Overweegmaagbeschermer
maagbeschermerbij
bij
55
patiënten
patiëntenjonger
jongerdan
dan70
70jaar
jaar
..
pag. 9/12
pag. 9/12
Naam
Naamgeneesmiddel
geneesmiddel
LESA
versie dec 2010
versie dec 2010
S8
Salicylaten
Salicylaten
Gecontraïndiceerd
(es)omeprazol
Effect
Alternatief
Het effect van clopidogrel wordt
mogelijk verminderd.
Ander protonpompremmer.
Het mechanisme van de interactie
is nog niet duidelijk maar heeft
mogelijk te maken met de remming
van de omzetting van clopidogrel in
de actieve metabolieten.
Andere antithrombotica
5
Onbekend is de invloed en effectiviteit
van H2-antagonisten op het effect van
clopidogrel.
Verhoging kans op bloedingen door
gecombineerde stollingsremmende
effecten.
Voeg maagbeschermer toe bij
patiënten ouder dan 70 jaar.
Effect
Alternatief
Overweeg maagbeschermer bij
patiënten jonger dan 70 jaar.5
CBO-richtlijn NSAID-gebruik en preventie van maagschade, 2003.
Dipyridamol
febr ua r i 2 011
Naam geneesmiddel
Gecontraïndiceerd
Andere antithrombotica
Verhoging kans op bloedingen door
gecombineerde stollingsremmende
effecten.
LMWH
Naam geneesmiddel
Andere antithrombotica
Gecontraïndiceerd
Effect
Verhoging kans op bloedingen door
gecombineerde stollingsremmende
effecten.
Alternatief
pag. 10/12
Naam geneesmiddel
LESA
versie dec 2010
Clopidogrel
S9
Laag
Laag
Bloedingsrisico
Continueren
Continueren
Interventie
Afdraaien
Afdraaiencervixpoliepen
cervixpoliepen Laag
Hoog
Hoog
Abcesincisie
Verwijs
Verwijsnaar
naarspecialist.
specialist.
Continueren
Intra-articulaire
Intra-articulaire
injectie
injectie Hoog
Laag
Laag
Afdraaien
cervixpoliepen
volgens
volgensmethode
methodeCyriax
Cyriax
Intra-articulaire injectie
Laag
Endoscopie
Endoscopie
(oppervlakkige)
(oppervlakkige)
Laag
Laag
volgens
methode
Cyriax
Continueren.
Continueren.
Verwijs
naar specialist.
Endoscopie (oppervlakkige)
Laag
Intramusculaire
Intramusculairevaccinaties
vaccinaties
Intramusculaire vaccinaties
Laag
Laag
Laag
febr ua r i 2 011
Intramusculaire
Intramusculaireinjecties
injecties
Laag
Laag
(niet
(nietzijnde
zijndevaccinaties)
vaccinaties)
Intramusculaire injecties
Laag
(niet zijnde vaccinaties)
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Oppervlakkige
Oppervlakkigehuidhuidbehandeling
behandeling
Laag
Oppervlakkige
huid(shaven,
(shaven,thermocauter)
thermocauter)
behandeling
Laag
Laag
Scherpe
Scherpe
behandeling
behandelinghuid
huid
(shaven,
thermocauter)
en
enonderliggend
onderliggendweefsel
weefsel
Laag
Scherpe
behandeling huid
(excisie)
(excisie)
en onderliggend weefsel
(excisie)
Opmerking
Opmerking
Opmerking
Mits
Mitseen
eenrecente
recenteINR
INRin
inof
ofonder
onderhet
hettherapeutitherapeutische
schegebied
gebiedis.
is.
Continueren.
Mits een recente INR in of onder het therapeutiBij
Bijverwijzen
verwijzennaar
naarandere
anderearts,
arts,cumarine
cumarinebehandeling
behandeling
In
de
dehuisartspraktijk
huisartspraktijk
isishet
hetin
inhet
hetalgemeen
algemeeneen
een
scheIn
gebied
is.
melden.
melden.
laag
laagbloedingsrisico.
bloedingsrisico.Afhankelijk
Afhankelijkvan
vande
deaard
aardvan
van
Bij verwijzen
naar andere
arts,
cumarinebehandeling
is het in het
algemeen
een de
Overleg
Overlegzonodig
zonodig
met
metde
de
trombosedienst
trombosedienst
over
overhet
het In de
de
dehuisartspraktijk
scopie
scopieen
ende
deverwachte
verwachte
interventie
interventie
tijdens
tijdens
de
melden.
laagscopie
bloedingsrisico.
Afhankelijk
van
de aard
van
aanpassen
aanpassenvan
vande
decumarinebehandeling.
cumarinebehandeling.
scopie
kan
kanhet
hetbloedings
bloedings
risico
risico
echter
echter
hoog
hoog
zijn.
zijn.
Overleg zonodig met de trombosedienst over het
de scopie en de verwachte interventie tijdens de
Zie
Ziekan
ook
ookhet
www.fnt.nl/artsen/vaccinaties.
www.fnt.nl/artsen/vaccinaties.
(Diep)
(Diep)subcutane
subcutane
injectie
injectieisisvrijwel
vrijwelaltijd
altijdmogelijk.
mogelijk. scopie
aanpassen
van
de cumarinebehandeling.
bloedingsrisico echter hoog zijn.
Intramusculaire
Intramusculairevaccinaties
vaccinatieshebben
hebbeneen
eenlaag
laag
Cumarine
Cumarinecontinueren.
continueren.
ook
www.fnt.nl/artsen/vaccinaties.
bloedingsrisico
dat
datechter
echterkan
kanleiden
leidentot
toteen
een
(Diep)
subcutane
injectie isvaccinatie
vrijwel altijd
mogelijk.
Indien
Indien
intramusculaire
intramusculaire
vaccinatie
absoluut
absoluut
geïndigeïndi- Zie bloedingsrisico
vaccinaties
hebben een laag
ernstig
ernstiginvaliderend
invaliderend
spierhematoon.
spierhematoon.
Cumarine
continueren.
ceerd
ceerdis,
is,moet
moetde
deintramusculaire
intramusculaireinjectie
injectieworden
worden Intramusculaire
bloedingsrisico dat echter kan leiden tot een
Indien
intramusculaire
absoluut
geïndibeschouwd
beschouwd
als
alseen
eenvaccinatie
ingreep
ingreepmet
met
bloedingsrisico.
bloedingsrisico.
ernstig invaliderend spierhematoon.
ceerd
is, moet
detrombosedienst
intramusculaireover
injectie
worden
Overleg
Overleg
met
met
trombosedienst
over
het
hetaanpassen
aanpassenvan
van
beschouwd
als een ingreep met bloedingsrisico.
de
decumarinebehandeling.
cumarinebehandeling.
Overleg met trombosedienst over het aanpassen van
Zieook
ookwww.fnt.nl/artsen/vaccinaties.
www.fnt.nl/artsen/vaccinaties.Aanvulling
Aanvulling
Als
Als(diep)
(diep)subcutane
subcutaneinjectie
injectiemogelijk
mogelijkis,
is,wordt
wordthier
hier Zie
de cumarinebehandeling.
op
opprotocol
protocolvaccinaties
vaccinatiesvoor
voori.m.
i.m.injecties.
injecties.
de
devoorkeur
voorkeuraan
aangegeven.
gegeven.
Zie ook www.fnt.nl/artsen/vaccinaties. Aanvulling
Als (diep)
injectie
mogelijk is,niet
wordt
hier is:
Indien
Indiensubcutane
alternatieve
alternatieve
toedieningsroute
toedieningsroute
niet
mogelijk
mogelijk
is:
op protocol vaccinaties voor i.m. injecties.
de voorkeur
aan gegeven.
-- bij
bijvolwassene
volwassene
en
eneen
eeninjectievolume
injectievolume≤≤11ml
ml
Indienèn
alternatieve
toedieningsroute
èn
een
eenrecente
recente
(<
(<11week
weekINR)
INR)niet
isisin
inmogelijk
of
ofonder
onderis:
- bij volwassene
en gebied:
een
injectievolume
≤m.detoïdeus
1 ml
therapeutisch
therapeutisch
gebied:
langzaam
langzaamin
in
m.detoïdeus
èn een
recente (< 1 week INR) is in of onder
injecteren.
injecteren.
therapeutisch gebied: langzaam in m.detoïdeus
Zie
Zieook
ookwww.fnt.nl/artsen/vaccinaties.
www.fnt.nl/artsen/vaccinaties.Aanvulling
Aanvulling
-- bij
bijkind
kind
injecteren.
op
opprotocol
protocolvaccinaties
vaccinatiesvoor
voori.m.
i.m.injecties.
injecties.
-- bij
bijvolwassene
volwasseneen
eninjectie
injectievolume
volume>>11ml
mlen/of
en/of
ook
www.fnt.nl/artsen/vaccinaties.
Intramusculaire
vaccinaties
vaccinatieshebben
hebbenAanvulling
een
eenlaag
laag
- bij kind
recente
recente(<1
(<1week)
week)INR
INRhoger
hogerdan
danhet
hettherapeutherapeu- Zie Intramusculaire
vaccinaties
voor
i.m.
injecties.
bloedingsrisico
bloedingsrisico
dat
datechter
echter
kan
kan
leiden
leidentot
toteen
een
- bij volwassene
ende
injectie
volumebehandelen
> 1 ml en/of
tisch
tischgebied:
gebied:
de
i.m.
i.m.injectie
injectie
behandelen
als
alseen
een op protocol
Intramusculaire
vaccinaties
hebben een laag
ernstig
ernstiginvaliderend
invaliderend
spierhematoon.
spierhematoon.
recente
(<1met
week)
INR hoger dan
het
therapeuingreep
ingreep
met
bloedingsrisico.
bloedingsrisico.
De
De
antistollingsantistollingsbloedingsrisico dat echter kan leiden tot een
tischbehandeling
gebied: de couperen
i.m.
injectie
als een
behandeling
couperen
tot
totbehandelen
INR
INR1,8-2,2.
1,8-2,2.
ernstig invaliderend spierhematoon.
ingreep met bloedingsrisico. De antistollingsContinueren.
Continueren.
behandeling
couperen tot INR 1,8-2,2.
Continueren.
Continueren.
Continueren.
Continueren.
LESA
Abcesincisie
Abcesincisie
Ingreep
Interventie
Interventie
pag.
pag. 11/12
11/12
LESA
Cumarines en veelvoorkomende ingrepen in de huisartsen- en tandartsenpraktijk
Bloedingsrisico
Bloedingsrisico
pag. 11/12
Cumarines
Cumarines
en
enveelvoorkomende
veelvoorkomendeingrepen
ingrepenin
inde
dehuisartsenhuisartsen-en
entandartsenpraktijk
tandartsenpraktijk
Bijlage
4 Ingrepen
Ingreep
Ingreep
versie
versie dec
dec 2010
2010
versie dec 2010
S10
Bijlage
Bijlage 44 Ingrepen
Ingrepen
Subcutane vaccinaties/
injecties
Laag.
Continueren.
Vasectomie
Hoog.
Overleg trombosedienst.
Tandheelkundige ingrepen
- extractie
(maximaal 3 extracties)
- parodotologie
- wortelkanaalbehandeling
Laag.
Continueren eventueel tranexaminezuur 5% mondspoeling.
Opmerking
Zie ook ACTA-protocol:
Beleid bij tandheelkundige ingrepen tijdens
antitrombotische behandeling6.
febr ua r i 2 011
Verklaring voetnoten
1
De geneesmiddelen die een relevante interactie geven met cumarines zijn opgenomen in de Standaard Afhandeling cumarine-interacties en te raadplegen
op www.fnt.nl (kies ingang Artsen, Apothekers, Specialisten). Deze interacties zijn geïmplementeerd in alle apotheek- en huisartsinformatiesystemen die
gebruikmaken van medicatiebewakingsgsgevens van de G-Standaard of Stichting Healthbase.
2
Bron: Informatorium Medicamentorum 2009.
3
Bron: Dolder, BD van, JHH van Geest-Daalderop, RP van ’t Land et al. De kunst van het doseren, Federatie Nederlandse Trombosediensten, mei 2010.
4
Expertgroep Medicatieveiligheid. HARM-wrestling. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 2009; 33.Expertgroep Medicatieveiligheid.
HARM-wrestling. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 2009; 33.
5
CBO-richtlijn NSAID-gebruik en preventie van maagschade, 2003.
6
www.acta.nl/nl/Images/Richtlijn%20%20ACTA%20antistolling%20september%202010_tcm81-183934.pdf
pag. 12/12
Interventie
LESA
Bloedingsrisico
versie dec 2010
Ingreep
S11
Download