HET JOODSE PAASFEEST van 7 tot 14 april 2012 15 Nissan 5772 Pesach valt steevast op de dag van de eerste volle maan van de lente, want – zoals alle Joodse feesten - vindt het zijn oorsprong in de cyclus van landbouwseizoenen. Dit jaar is dat op zaterdag 7 april (in hetzelfde weekend als het katholieke paasfeest). Joden herdenken de bevrijding uit de Egyptische slavernij. Die gebeurtenis markeert eveneens het begin van de Joodse natie. Alle rituelen, zowel thuis als in de synagoge, houden de herinnering aan de Uittocht levend. Pesach valt op de 15de dag van de maand Nissan.(1) Sederavond is een avond aan het begin van het acht dagen durende Pesachfeest. Dan lezen de Joden voor uit de Haggada, drinken ze wijn (of druivensap) en houden een feestelijke sedermaaltijd. In Israël wordt één sederavond gevierd, in de diaspora twee. De Haggada behandelt het verhaal van de Joodse slavernij in Egypte en de uittocht uit dat land. Seder betekent letterlijk: ‘volgorde’ of ‘orde’, omdat de gebruiken volgens een wel bepaalde volgorde worden uitgevoerd, die eveneens in de Haggada genoteerd staat. De sedermaaltijd bestaat uit het eten van ongezuurde broden en bittere kruiden en is uitgegroeid tot een maaltijd met als centrum de sederschotel: - - ongezuurd brood (matze): wegens het overhaaste vertrek uit Egypte was er geen tijd om het brood te laten rijzen; een symbolisch bot van een lam; eieren; bittere kruiden (maror): symbool voor de onderdrukking van de Joden in Egypte; zoetigheden (charoset), die het geluk na de bevrijding oproepen. Tijdens de sederavond zijn er enkele gebruiken die speciaal bestemd zijn voor kinderen. In het Ma Nisjatana ('Wat is er veranderd?') stelt het jongste kind vragen over de gebruiken die anders zijn op de sederavond dan op andere avonden. Meestal worden die zingend gesteld en beantwoord, want het Ma Nisjtana is een liedje. Tijdens het Pesachfeest wordt acht dagen lang geen gerezen voedsel gegeten. De dag voor Pesach wordt het hele huis gereinigd van alle resten gerezen brood en gist. Het gebod om matzes te eten, slaat alleen op de sederavonden. Gedurende de rest van de paasdagen worden meestal ook matzes gegeten, als vervanging voor brood. In het verleden, toen Joodse families tijdens Pesach op bedevaart naar de tempel van Jeruzalem gingen, werd er daarenboven een lammetje geslacht. Slechts een botje op de Pesachschotel herinnert nog aan dat gebruik. Geschiedkundige noot: Archeologen en historici beweren dat een massale en eenmalige uittocht, zoals beschreven in Ex 13 en 14, hoogstwaarschijnlijk niet heeft plaatsgevonden. Het vroegste moment voor dergelijke uittocht kan alleen 1320 voor Christus zijn, omdat de farao volgens het Oude Testament tot de Ramsesdynastie behoorde. Waarschijnlijk deed die gebeurtenis zich voor tussen 1250 en 1200. Toen was er in Palestina – en in de hele Levant – heel wat in beweging. Vele bevolkingsgroepen verplaatsten zich over het hele gebied, tal van oude steden werden verwoest en melding wordt gemaakt van zwervende groepen. Dat moet het gevolg geweest zijn van de binnenvallende zgn. ‘Zeevolken’, die zelfs het Egyptische Rijk bedreigden (o.a. de Filistijnen). “Het lijkt een uitstekend decor om de tien plagen van Jahwe te situeren en de Israëlieten aan het zwerven te laten gaan. Een concreet bewijs voor de tien plagen ontbreekt in elk geval. Er lijkt chaos alom te zijn. Maar de Egyptische teksten vermelden in elk geval geen gebeurtenis die we als de Israëlitische exodus kunnen identificeren.”(2) De eerlijkheid 1 gebiedt echter daaraan toe te voegen dat ‘afwezigheid van bewijs’ nog niet betekent ‘bewijs van afwezigheid’… Voor het splitsen van de Rode Zee worden verschillende versies naar voren geschoven. Eén ervan is een tsunami, waardoor het water in een zuigeffect snel wegtrekt en terugvloeit. Dergelijk natuurverschijnsel kan het gevolg geweest zijn van de ontploffing van de vulkaan Santorini, ten noorden van Kreta, die zich daadwerkelijk heeft voorgedaan. Moeilijker te verklaren is de omvang van de vluchtelingenstroom; er is immers sprake van zeshonderdduizend mensen. Meer waarschijnlijk trok het volk in kleinere groepen weg, verspreid in de tijd, en werd het Exodusverhaal als heilsgebeuren pas later samengesteld. Hetzelfde is trouwens het geval met het Scheppingsverhaal, dat tijdens de Babylonische ballingschap het licht zag. (1) De Joodse jaartelling zit nu aan het jaar 5772, beschouwd als het begin van de schepping. Dat getal werd ooit bereikt aan de hand van bepaalde Bijbelse en symbolische berekeningen. Het Joodse jaar begint ergens in september en wordt in twaalf maanden ingedeeld, afhankelijk van de maanstand. Bij elke nieuwe maan begint ook een nieuwe maand. Vandaar de achterstand op onze zonnekalender, die elf dagen meer telt. (2) Klaas Vansteenhuyse, Van Abraham tot Jezebel. Wat archeologie ons leert over de verhalen van de Bijbel, Davidsfonds, 2010, p. 86 2