Gemeenschappelijk kader Integratie Duurzame Landbouw, Correcte markten, Recht op Voedsel Samenvatting: Het huidige landbouwbeleid is in belangrijke mate verantwoordelijk voor het hongerprobleem en veroorzaakt milieudegradatie. Dit is allesbehalve een duurzame landbouw. De oorzaken hiervoor zijn te vinden in de globalisering van de markten en de toepassing van de liberaliseringsideologie. Doorheen de incorrecte marktwerking en de promotie van exportgerichte industriële landbouw, wordt de lokale bevolking in het Zuiden en het milieu in Noord en Zuid zwaar onder druk gezet. Oplossingen moeten dan ook hier gezocht worden. Wij pleiten voor eerlijke en correcte markten en de promotie van duurzame landbouwproductie en duurzame consumptiepatronen. Dit kan enkel als het recht op voedselsoevereiniteit voorzien wordt, waarbij zowel individuele boeren als staten de ruimte krijgen om een duurzaam landbouwbeleid en duurzame productiemethoden in praktijk te brengen. Het “recht op voedsel” vertalen we dan ook als een “recht op eerlijke voeding en duurzame voedselproductie”. I. Probleem: Honger en milieudegradatie Het huidige landbouwbeleid, gedreven door de liberalisering en globalisering van de markten, heeft verschillende desastreuze gevolgen zowel in het Noorden als in het Zuiden. Deze gevolgen manifesteren zich o.a. enerzijds in het sterke hongerpatroon in het zuiden en anderzijds in de toenemende milieudegradatie in Noord en Zuid. 852 miljoen mensen lijden honger, hiervan zijn 600 miljoen mensen boeren. Dit is een eigenaardig plaatje waarbij we ons terecht de vraag kunnen stellen hoe het komt dat het merendeel van de mensen die honger lijden boeren zijn1. Honger is niet zozeer een probleem van productie en aanbod, maar eerder een probleem van (welvaarts)verdeling en toegang tot voedsel (vnl. inkomen). Zo is de toegang van boeren en boerinnen tot voedsel sterk afhankelijk van de prijs die zij voor hun producten krijgen. Deze armoede is dus grotendeels het gevolg van structurele oorzaken, onder meer ten gevolge van de liberalisering. M.a.w.: “Honger is een aanslag”. De relatie tussen milieubehoud en landbouw is een gespannen relatie, omdat de industriële landbouwproductie vaak ten koste van het milieu gebeurt. Door overmatig gebruik van waterbronnen, gebruik pesticiden, ggo’s, intensief transport, etc. gaan gronden verloren aan vervuiling, stijgen de broeikasgassen, daalt de biodiversiteit, etc. Met andere woorden: deze landbouw tast haar eigen productiemiddelen aan en brengt haar eigen toekomst in gevaar 2. II. Oorzaak: het huidig landbouwbeleid is allesbehalve duurzaam Het huidige internationale, nationale en lokale landbouwbeleid wordt gestuurd vanuit een liberaliseringsideologie, verkondigd en opgelegd door de WTO. Ook het beleid van de Wereldbank en het IMF versterken deze tendens, en de bilaterale handelsakkoorden zitten precies op hetzelfde spoor. De heersende liberale visie op ontwikkeling heeft verschillende gevolgen, maar inzake het landbouwbeleid focussen wij ons hier op 2 pijlers, die ook onderling verbonden zijn: het handelsbeleid3 We richten ons op de boeren die honger lijden. Honger treft nog veel andere mensen, om andere redenen, maar daar gaan we ons in de campagne niet expliciet op richten, wel zal dit in de omkaderende info meegegeven worden. 2 Dit betekent niet dat er bij kleinschalige landbouw geen gevolgen zijn voor het milieu. Kleine boeren die in een overlevingseconomie zitten en door de zeer lage prijzen gedwongen worden om op een zeer intensieve manier en zonder mogelijkheid tot investeringen in duurzaamheid te produceren, putten de grond ook sterk uit, met o.a. erosie tot gevolg. Wel is het een feit dat kleinschalige familiala landbouw een zeer groot potentieel heeft voor duurzame landbouw. 3 Oneerlijke handel beslaat meer dan de landbouwproducten, maar in de campagnes richten we ons enkel op het handelsbeleid inzake landbouwproducten. 1 en marktgebeuren én het door de WTO en industrielanden gestimuleerde landbouwbeleid (exportgerichte, industriële landbouw). 1. Incorrecte markten De voedselzekerheid wordt in de ontwikkelingslanden bedreigd door via import buitenlandse producten op de lokale markt te brengen die goedkoper zijn dan de lokale producten. Deze lage prijzen kunnen het gevolg zijn van de zogenaamde ‘efficiëntie’4 van de industriële landbouw (door grootschalige productiemethodes) of van exportsubsidies. We spreken over economische dumping wanneer de prijzen van de producten die ingevoerd worden lager zijn dan de eigenlijke kostprijs van dat product (ten gevolge van directe of indirecte subsidies). Ook sociale en ecologische dumping passen niet in het kader van een duurzame landbouw. Door deze verschillende vormen van dumping concurreert de industriële landbouw immers op een oneerlijke wijze met de lokale kleinschalige landbouw, die vaak meer gebaseerd is op duurzaamheidsprincipes en minder schadelijke neveneffecten heeft. De toenemende liberalisering en het gebrek aan aanbodbeheersing, deden de prijzen voor landbouwproducten de afgelopen twintig jaar vaak dalen en sterk schommelen. Het probleem van deze lage en instabiele prijzen is dat de lokale producenten geen eerlijke prijs kunnen vragen, m.a.w. een prijs waarin alle productiekosten (arbeid, materiaal, sociale, milieubeheer, etc.) geïntegreerd zijn. Daarnaast stijgen de kosten van de hulpgrondstoffen (land, zaden, etc.) voortdurend door liberalisering en bedrijfsmonopolies. Dit legt een zeer zware druk op de kleinschalige boeren, die onvoldoende inkomsten hebben om voedsel te kopen en zichzelf en hun familie te onderhouden. Net de kleinschalige boeren houden een zeer groot potentieel in om op een duurzame manier aan landbouw te doen. Deze vorm van boeren moet dan ook gestimuleerd worden, in plaats van afgebroken. Het grote probleem is dat vele ontwikkelingslanden de mogelijkheid of het recht niet hebben (dat recht wordt internationaal niet erkend) om hun eigen markten tegen zulke invoer te beschermen en daarmee de eigen lokale producenten te beschermen. Een ander probleem is dat vele ontwikkelingslanden door het IMF en de Wereldbank via de Structurele Aanpassingsprogramma’s ‘aangemoedigd’ werden om zich te ‘specialiseren’ in exportgewassen, zoals cacao, koffie en rijst. Deze konden ze dan op de internationale markt verkopen, zodat ze met deze inkomsten hun schulden konden terug betalen. Ondertussen is gebleken dat deze politiek voor veel ontwikkelingslanden nefast is geweest, omdat er geen aanbodbeheersing was op de markt. Het probleem is dat de huidige wereldmarktprijs van deze producten veel te laag is, zodat de boeren in ontwikkelingslanden hier niet van kunnen overleven. Een stabiele, eerlijke marktprijs is dus aangewezen. De thema’s die hieronder vallen zijn: - (opgelegde) verlaging invoertarieven - exportsubsidies - toegang tot eigen lokale markt - stop dumping - eerlijke prijzen (integratie van alle kosten, ook de milieukosten) - duurzame landbouw betekent een landbouw zonder nadelige effecten voor anderen, inclusief toekomstige generaties en andere landen - recht op toegang tot voedsel (hulpbronnen, voldoende inkomen, etc.) - aanbodbeheersing (vnl. in het Noorden) - multinationale bedrijven 2. Industriële landbouw De helft van de mensen die honger lijden in de wereld, leven op kleinschalige landbouwbedrijven met een beperkte hoeveelheid grond en met moeilijke toegang tot productiemiddelen. Het is overduidelijk dat het cruciaal is voor deze groep om een verzekerde toegang te hebben tot productiemiddelen zoals De industriële landbouw is nl. allerminst efficiënt vanuit breder maatschappelijk perspectief, zie sociale en ecologische impact. 4 land, water en landbouwinputs (zoals zaden, vee, …). Helaas stellen we vast dat de drijvende kracht van beleid voor landbouw en voeding wereldwijd gericht is op industriële landbouw, veeteelt en visproductie, en niet op de noden van kleinschalige landbouwers, nomaden en vissersgemeenschappen. Landbouwindustrialisering heeft geleid tot een concentratie van landbouwgronden en productiemiddelen in handen van grote landeigenaars, agribusiness en andere grote commerciële entiteiten, zowel in Noord als Zuid. Landbouwers zijn door dit alles terechtgekomen in een positie van leveranciers van grondstoffen en arbeidskrachten voor de landbouwindustrie en de grootdistributie. Hun autonomie wordt ondermijnd, zelfs als ze zich verenigen. Voor de grootdistributie is het verre van problematisch om een leverancier te laten vallen. Voor een landbouwer is het meestal wel problematisch om een nieuwe afnemer te zoeken in zo’n situatie. Die permanente dreiging, het risico om geen afzet meer te vinden, bezorgt de grootdistributie een immens sterke onderhandelingspositie. Daarenboven worden de productierisico’s volledig bij de landbouwers gelaten. De industriële landbouw bedreigt ook het milieu. De industrialisering werkt het overmatig gebruik van waterbronnen, overbevissing, het verlies van gronden door erosie en vervuiling, het intensief gebruik van pesticiden, de stijging van broeikasgassen, het verlies van biodiversiteit en de vernietiging van agro-ecosystemen en onnodig gesleep van verse producten en halffabrikaten over de wereld in de hand. GGO’s vormen een extra risico, omdat de genetische variatie (of biodiversiteit) in landbouw hierdoor verder achteruit gaat. Bovendien worden boeren daardoor nog meer afhankelijk van de multinationals voor het leveren van zaden en/of meststoffen. De afstand die voedsel overbrugt wordt steeds groter en ook deze lange transporten veroorzaken milieudruk. Ondertussen worden deze externe kosten (milieukosten, waterzuivering, epidemieën van dierenziekten,…) niet verrekend in de prijs van voedingsproducten. Er is geen financiële stimulans om meer milieuvriendelijke praktijken na te streven. Het belang van het behoud van eigen grondstoffen voor een duurzame landbouwproductie inzake landbouw wordt internationaal nog te zeer onderschat. Belangrijk hierbij is ook de onrechtvaardige verdeling van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. De ecologische voetafdruk – in termen van het gebruik van hulpbronnen – van het Noorden is veel groter dan die van het Zuiden. Om aan de voedselbehoeften in het Noorden te voorzien, worden landbouwgronden en andere hulpbronnen in het Zuiden verbruikt. De thema’s die hieronder vallen zijn: - industriële landbouw - niet-grondgebonden landbouw - agrobiodiversiteit - verbruik van water, energie, grondstoffen - bodemzorg - vleesconsumptie - ggo’s - soja - intensieve veeteelt, eiwitexport/veevoeders - ontbossing - pesticiden - exportsubsidies & scheefgroei landbouwsubsidies in het algemeen - (multinationale) bedrijven - agro-diversiteit - bodemvruchtbaarheid - energieverbruik III. Toekomst: duurzame landbouw Zoals duidelijk is geworden hierboven heeft het huidige landbouwbeleid een belangrijke impact zowel op sociaal als op ecologisch vlak. Als we de honger uit de wereld willen helpen en de milieudegradatie tegen willen gaan is het streven naar een duurzame landbouw een absolute noodzaak. Duurzame landbouw is landbouw die zowel economisch rendabel als ecologisch verantwoord, sociaal aanvaardbaar en cultureel ingebed is. Duurzame landbouw heeft als oorspronkelijke en prioritaire functie om de huidige én de toekomstige generaties van voedsel te voorzien, op een manier die de regeneratiecapaciteit van de ecosystemen in rekening brengt. Duurzame landbouw is tevens gebaseerd op solidariteit tussen landbouwers en consumenten in Noord en Zuid, via hun respectievelijke samenwerkingsverbanden en duurzame consumptiepatronen. Duurzame voedselproductie vervult ook andere functies, zoals het economisch leefbaar houden van het platteland, het bewaren van een landschapspatrimonium, het onderhouden van natuurlijke hulpbronnen (zoals bodemleven, water, genetische agrodiversiteit,...). Stilaan betekent duurzame landbouw een nieuwe strategische invulling om voedselzekerheid te bereiken. IV. Speerpunt: Recht op Voedselsoevereiniteit Bovenstaande toekomstvisie schuiven we niet aldus naar voor in onze campagnes. We doen dit echter aan de hand van verschillende stappen en sub-speerpunten. Op die manier wordt het brede begrip duurzame landbouw beter hanteerbaar in de campagnes. Concrete stappen die kunnen leiden tot de realisatie van de toekomstvisie “duurzame landbouw” worden aldus belicht. Op basis van bovenstaande analyse schuiven we in dit verband volgende sub-speerpunten naar voor: a) Recht op Eerlijke Voeding (t.o. probleem: incorrecte markten) b) Recht op Duurzame Voedselproductie (t.o. probleem: industriële landbouw) Beiden zijn terug te brengen onder het speerpunt ‘Recht op Voedselsoevereiniteit’. Voedselsoevereiniteit betekent dat volkeren, gemeenschappen en landen het recht hebben om een duurzaam beleid te definiëren en te voeren voor landbouw, werkgelegenheid, visserij, voeding en land, zonder dumping in andere regio’s, zonder massale productie voor andere regio’s en zonder schade voor toekomstige generaties. Een duurzaam beleid betekent een beleid dat aangepast is aan de specifieke omstandigheden op vlak van ecologie, economie, sociale en culturele aangelegenheden. Voedselsoevereiniteit kan bekeken worden op individueel en nationaal niveau. Individueel: Elke boer heeft het recht te kunnen kiezen voor duurzame productie en heeft aldus het recht op duurzame voedselproductie. De boer moet een eerlijke prijs voor zijn/haar duurzame producten kunnen krijgen. Hiervoor moeten alle belemmeringen die hiervoor momenteel werkzaam zijn, weggewerkt worden en moet duurzame voedselproductie en –consumptie actief gepromoot worden. De boer moet via een duurzame productiemethode een eerlijke prijs voor zijn/haar producten kunnen krijgen. Hiervoor moeten alle belemmeringen die hiervoor momenteel werkzaam zijn, weggewerkt worden en moet duurzame voedselproductie actief gepromoot worden. Nationaal: landen hebben beleidsruimte nodig om zelf hun verantwoordelijkheid op te nemen en te beslissen in hoeverre zij beroep willen doen op internationale handel voor hun voedselvoorziening en vermarkting. Dit impliceert ook het recht om een beleid te voeren dat de schade kan inperken, veroorzaakt door het beleid van andere landen, in te perken. Dit kan een land bijvoorbeeld doen door importheffingen in te stellen voor producten die in het land van oorsprong worden gesubsidieerd, of door een verbod in te stellen op de invoer- of importheffingen op basis van kwalitatieve criteria die ook binnen het eigen gebied gelden. Dit kan ook op regionaal niveau bekeken worden, zodat landen in een bepaalde regio overeenkomen hun markten te beschermen. Zeer belangrijk om hierbij op te merken is een mogelijke bescherming van de eigen markt gepaard moet gaan met democratiseringsprocessen op en structurele ondersteuning van het platteland. Op dit ogenblik bestaat dit recht op voedselsoevereiniteit niet. Enerzijds omdat de WTO-regelgeving net het tegenovergestelde bewerkstelligt en landen een landbouwbeleid oplegt dat vaak nadelig is voor de lokale boeren en het milieu. Anderzijds omdat de nadruk (via subsidies, etc.) op industriële landbouw ligt en boeren die op een duurzame manier willen boeren, in deze context niet kunnen overleven. Duurzame landbouw wordt op dit ogenblik allesbehalve gestimuleerd. Belangrijk hierbij is de rechtenbenadering. “Recht op Voedsel” is een juridisch begrip: het omschrijft het fundamenteel mensenrecht van iedere persoon om vrij te zijn van honger, door middel van fysieke en economische toegangsmogelijkheden tot adequate voeding. Een staat mag haar burgers niet actief de toegang tot voedsel ontzeggen, en mag ook geen stappen terug zetten in haar beleid om voedsel toegankelijker te maken. Als de middelen ontbreken om hierin vooruitgang te boeken, moet een staat internationale steun zoeken. Het gaat hier aldus niet enkel over rechten, maar ook over plichten en deze plichten moeten niet beperkt blijven tot de overheden. Ook multinationals dragen een zeer grote verantwoordelijkheid in deze, aangezien zij vaak veel meer middelen en macht hebben dan staten en hun impact op de lokale bevolking en het milieu (hulpbronnen) vaak negatieve gevolgen met zich meebrengt. Zoals hierboven reeds aangegeven kan het hongerprobleem – en de bestaande milieuproblemen – grotendeels opgelost worden door het evolueren naar een correcte markt en het bieden van ruimte om op een duurzame manier aan landbouwproductie te doen. Dit moet allemaal gebeuren vanuit een mensenrechtenaanpak: prioriteit voor de zwakste groepen, met bijzondere aandacht voor de positie van vrouwen, non-discriminatie, participatie en afdwingbaarheid van de engagementen van overheden. Wij vertalen dit recht op voedsel dan ook als “recht op eerlijke voeding en duurzame voedselproductie”, of nog “recht op voedselsoevereiniteit”. V. Politieke eisen & dossiers Recht op voedselsoevereiniteit houdt dus in dat boeren en staten de ruimte moeten krijgen om een duurzaam landbouwbeleid uit te kunnen voeren. Dit betekent dat op het vlak van internationale handel de nodige voorwaarden en instrumenten gecreëerd moeten worden zodat staten/regio’s hun eigen lokale landbouw kunnen beschermen en/of op een eerlijke manier kunnen laten toetreden tot de internationale markt. Anderzijds houdt dit ook in dat instrumenten gecreëerd moeten worden waardoor een tegenwicht geboden kan worden aan de opmars van de industriële landbouw en duurzame landbouw gestimuleerd wordt. Hiertoe kunnen volgende politieke eisen gesteld worden: Politieke eisen Eerlijke voeding Recht om lokale markten van basisvoedingsproducten af te schermen tegen goedkope import Stop alle vormen van dumping en exportsubsidies Eerlijke en stabiele prijzen voor exportgewassen Duurzame voedselproductie Het voeren van een stimulerend beleid voor milieukwaliteit van landbouwproductie Recht om lokale markten af te schermen van producten geproduceerd op milieuschadelijke wijze op basis van kwalitatieve criteria die ook binnen eigen grondgebied gelden Het voeren van een stimulerend beleid voor duurzame consumptie (in het Noorden) Maatregelen nemen als antwoord op toenemende macht multinationale bedrijven Rechtenbenadering Naleving gedane beloftes ESC-verdrag en FAOrichtlijnen Dossiers ter illustratie - Invoer goedkope ingevroren kippen op Westafrikaanse markt - Dumping Soja-olie - Katoen (vooral een VS probleem) - Dumping EU melkpoeder in W-Afrika - EU-subsidies en –dumping - Exportkredieten in de VS… - koffie, cacao en rijst - Europees landbouwbeleid - Heroriënteren van subsidies - Internaliseren van externe kosten - Sensibiliseringscampagnes rond eetpatronen (het sociale/milieuverhaal dat achter voeding schuilgaat) - Doorzichtig maken van prijzenstructuur - Internaliseren van externe kosten - anti-trust-maatregelen - informatie verspreiden over bedrijven - case: Centraal-Afrika - case: Tractebel VI. Politieke kalender 2005 13-18 dec: WTO conferentie Hong Kong 2006 Voorjaar: Mogelijke een nieuwe WTO Ministeriële conferentie in april Juli 2006: WTO- Algemene Raad September: FAO Speciaal Forum (ipv Wereldvoedseltop) Juni 2006: FAO regionale consultatie in Riga (Estland) Nov: 11.11.11-campagne WTO: 3 à 4 Algemene Raden EPA: - verscheidene ministerbijeenkomsten, geen data voorzien - evaluatie 2007 Febr 2007: internationale Midden 2007: WTO: Afsluitende conferentie over ministerconferentie? Voedselsoevereiniteit in Bamako, Mali FAO: Wereldvoedseltop? EPA: - verscheidene ministerbijeenkomsten, geen data voorzien - afsluitende ministerconferentie Nov: 11.11.11-campagne 2008 EU-besprekingen met Centraal-Amerika en de Andes kunnen in 2008 meer in actualiteit komen.