Commissie voor verkeer, vervoer en waterstaat Datum commissievergadering: DIS-stuknummer : Secretaris : Doorkiesnummer : Behandelend ambtenaar Dienst/afdeling Nummer commissiestuk Status Datum Bijlagen 24 januari 2003 mr. J.W.L.M. Zwepink 073 6812267 : mr J.W.L.M. Zwepink : WMV / INFRA : VVW-0641 : ter advisering : ter bespreking : ter kennisneming : ter vaststelling : 9 januari 2003 : 1 Onderwerp: Concept-verslag van de vergadering van de Commissie van advies voor verkeer, vervoer en waterstaat d.d. 14 november 2002. Voorstel aan commissie: Concept-verslag met bijbehorend advies vaststellen. Eventuele nadere opmerkingen: Dit verslag is tevens ter kennisneming toegezonden aan de commissies mnl en rvl. Overeenkomstig het door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant genomen besluit, namens deze, mr. J.W.L.M. Zwepink, secretaris Commissie voor verkeer, vervoer en waterstaat Bijlage: advies over statenvoorstel 79/02. Provincie Noord-Brabant Verslag Bespreking Verslag van de vergadering van de Commissie van advies voor verkeer, vervoer en waterstaat gehouden op 14 november 2002. Aanwezig : mw. A.A.P.M. Lavrijssen. : dr. A.J.W. Boelhouwer, drs. L.H.J. Verheijen en drs. P.A. van Vugt. Leden : mw. H.F.G. de Groot-Jansen (CDA), C.A.J. Jochems (CDA), H.G. Reinders (CDA), mw. A.D.J.P. Weeterings-den Biesen (CDA), drs. P.A.J.M. Emmers (VVD), mw. C.J. van Klinken-Vermeulen (PvdA), P.C. von Meijenfeldt (PvdA), mw. S. Schokker (GroenLinks), mw. P.G. van Wijk (GroenLinks), drs. A.J. Gorter (D66), drs. R.C.J. Roovers (SP), M. van Langevelde (SGP/ChristenUnie) en L.H. van der Kallen (Leefbaar Brabant/BOF). Leden mnl en rvl : J.J.M. Bakker (CDA) en J.J. Hoogendoorn (VVD). Secretaris : mr J.W.L.M. Zwepink. Voorts : ing. R.H. Gaveel en ir. J.B.A.A. Taks, en bij agendapunt 5.1 ing. A.J.M.M. Korsten. Voorzitter Gedeputeerden Afwezig Leden 1 : C.M.A. Kuijten (VVD), ing. S.C.O. Pladet (VVD), G.H.L. Velthuizen (PvdA) en F.M.J.J.H. Le Hane (Verenigde Senioren Partij). Opening De voorzitter opent de vergadering om 16.00 uur. 2 Mededelingen en ingekomen stukken Bericht van verhindering is ontvangen van de heren Velthuizen en Le Hane. Uitgereikt is het conceptprogramma van de excursie van vrijdag 29 november as. Ter circulatie gaan rond de presentielijsten en een map met stukken van informatieve aard. Gedeputeerde Boelhouwer: de resultaten van de Taxihopper Noordoost-Brabant tot nu toe zijn bekend; bij de start in juni 2002 waren het 10000 ritten en in september 18000. Het percentage vrije, niet WVGgebonden reizigers bedraagt 50% en dat is landelijk uniek. Onderwerp ‘Gratis OV’: de voorlopige resultaten van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek bekostiging OV geven aan dat de financieringswijze gevolgen kan hebben voor het gratis OV; de afdeling V&V betrekt de voorlopige conclusies bij de discussie over dit onderwerp, dat incl. quickscan begin 2003 in de commissie zal worden besproken. Gedeputeerde Van Vugt: vanochtend heeft een werkconferentie van het POV plaatsgevonden; er zijn exemplaren beschikbaar van het ‘Stappenplan evaluatie ESB-projecten’. Mw. Schokker (GL): recent is wederom gesproken over de pilot dualisering. De opkomst was echter zeer mager en de fractievertegenwoordiging is zeer beperkt, hetgeen tot stagnatie heeft geleid binnen de pilot. Dit leertraject is echter weinig zinvol als de betrokkenheid zo gering is. 1/9 Maandag 25 november a.s. tussen 16.00 uur en 17.30 uur vindt opnieuw een bijeenkomst in klein comité plaats, waarbij het de bedoeling is dat per fractie één vertegenwoordig(st)er aanwezig is. Er volgt nog een uitnodiging via de e-mail, met het verzoek aan de secretaris te melden wie namens de fractie aanwezig zal zijn. Voorafgaand aan de volgende vergadering vindt terugmelding plaats. 3 Verslagen van de vergaderingen d.d. 26 september 2002 en 10 oktober 2002 met bijbehorende adviezen Er zijn geen op- of aanmerkingen en de verslagen worden daarmee als vastgesteld beschouwd. 4a IPO-aangelegenheden Geen opmerkingen. 4b Europese aangelegenheden Geen opmerkingen. 5 Statenvoorstellen ter advisering 5.1 Verzamelbesluit tot overdracht van het beheer, onderhoud en eigendom van een aantal provinciale weggedeelten in meerdere gemeenten Gedeputeerde Van Vugt: de overdracht van de N269 te Veghel, waaraan geen financiële gevolgen zijn verbonden, wordt wellicht uit het definitieve statenvoorstel geschrapt; deze informatie wordt in dat geval opgenomen in een MvA. Hr. Gorter (D66): wanneer ontstaan knelpunten in het overleg met gemeenten en wat is hiervan de oorzaak? Gedeputeerde Van Vugt: bij overdrachten betreft het doorgaans financiële afspraken en afspraken over de toekomstige weginrichting. In zijn algemeenheid komt vanuit de gemeenten het signaal dat overdracht met onvoldoende geld gepaard gaat. Meestal komen partijen er toch uit en worden de afspraken in een overeenkomst vastgelegd. Hr. Gorter (D66): zijn ooit gemeenten afgehaakt op basis van het provinciaal beleid? Gedeputeerde Van Vugt: nee; wèl is soms sprake van moeizaam overleg of worden problemen in het ambtelijk voortraject opgelost. Dit wordt ambtelijk toegelicht. Hr. Korsten: sinds 1993 worden richtlijnen gehanteerd van IPO en VNG waar de gemeenten zich achter hebben geschaard. Er zijn hem geen gevallen bekend waarin gemeenten zijn afgehaakt. De voorzitter concludeert dat de commissie instemt met het voorstel. 6 - Overige stukken ter advisering 7 Stukken ter bespreking 7.1 Concept Beleidsnota Wegenbeheer 2002 Mw. Van Wijk (GL): prima nota, met name de geboden ruimte voor plaatsen van gedenktekens. Mw.Van Klinken (PvdA): bijstelling is prima, met name de efficiënte module-aanpak. De modules A3 en A4, resp. de onderdelen DVM en geluidwerende voorzieningen, bevatten formuleringen die tot vaagheid leiden. De passage inzake afspraken over kostenverdeling mag concreter. 2/9 Hr. Gorter (D66) pleit voor aanscherping van de passage over enkelvoudige bushaltes op pag. 27. Elektronisch beheer van 80 km-wegen: beter is wegen zodanig aan te leggen dat te hard rijden niet mogelijk is. Hij mist landschappelijke inpasbaarheid als uitgangspunt bij de inpasbaarheid van tankstations; dit criterium moet worden toegevoegd. De borden met opschrift ‘bejaardentehuis’ zijn inmiddels achterhaald; de aanduiding ‘zorgcentrum’ verdient zijn voorkeur. Hr. Reinders (CDA): sluit zich aan bij de opmerkingen over vage formuleringen en het modulaire karakter. Pag. 27, betrokkenheid OV-maatschappijen: is dit tekstueel in overeenstemming met de verleende concessies? Pag. 31, DVM: hij pleit voor het benadrukken van de wens tot een positieve benadering van het gedrag van weggebruikers. Regulering van gedenktekens vindt hij prima. Gedeputeerde Van Vugt: toepassing van DVM is afhankelijk van de feitelijke situatie; de concrete uitwerking van DVM staat niet in deze beleidsnota. Module A4 over geluidwerende voorzieningen wordt later nog aangepast. Een positieve insteek richting de weggebruiker zoals de heer Reinders suggereert vindt al zoveel als mogelijk plaats, bijv. bij het DSI-project. Hij beziet of aanscherping van de formulering over enkelvoudige bushaltes mogelijk is. Alleen wegen waarop een afwijkende snelheid (30 of 60 km/uur) van toepassing is zijn zodanig -verplicht- ingericht dat ook niet harder gereden kan worden; voor andere wegen geldt deze eis niet. Landelijk streven is wegen zodanig in te richten dat niet harder gereden kan worden dat de maximaal toegestane snelheid. Hr. Gorter (D66): is er een investeringsprogramma voor zo’n inrichting de komende jaren? Gedeputeerde Van Vugt: bij groot onderhoud en aanleg en reconstructie wordt een Duurzaam Veiligeinrichting meegenomen conform de meest recente RONA-richtlijnen. Tankstations: de landschappelijke inpasbaarheid vindt vooraf plaats via een gemeentelijke planologische afweging. Hr. Gorter (D66): bedoeld is de vraag of inpassing van tankstations visueel gepast is. Gedeputeerde Van Vugt: als het bestemmingsplan vestiging toestaat dient zich de vraag aan over de visuele inpassing, welke wordt beantwoord via de bouwvergunning en de eisen van welstand. Hr. Gorter (D66): visuele inpassing zou als aandachtspunt bij de uitgangspunten van inpassing moeten worden meegenomen. Gedeputeerde Van Vugt zal bezien of dit criterium inpasbaar is. De opmerking over ‘zorgcentrum’ in plaats van ‘bejaardentehuis’ wordt meegenomen. Ook zal hij tot slot nagaan of de formulering op pag. 27 overeenkomstig de concessievoorwaarden is. 7.2 Concept Nationaal Bestuursaccoord Water (NBW) Mw. Van Klinken (PvdA): er ligt een stuk voor dat niet af is; volgt nog een definitief concept vóór 1 februari 2003? Uitgangspunt is steeds het middenscenario; wat is de consequentie van het hoge scenario? Heeft het Rijk voldoende zicht op haar financiële verplichtingen, en kan het Rijk dit ook garanderen? Zij pleit voor een sterke provinciale regierol, met name wat betreft de uitvoering, met daarbij ondersteuning door het Rijk. De koppeling tussen overheden en maatschappelijk veld is een nog ontbrekend aspect. De items ‘afstemming met ruimtelijke en ecologische doelstellingen’ en ‘het veiligstellen van voldoende wateraanbod voor waterwindoelstellingen’ behoeven versterking. Waarom zijn regionale watertekorten niet opgenomen in het afsprakenkader voor het regionaal watersysteem? Hr. Gorter (D66) is akkoord met de opzet, en is het eens met de cursief gedrukte toevoeging op pag. 5. Cruciaal punt is de hoeveelheid geld die beschikbaar komt; de lasten moeten op de gehele samenleving worden afgewenteld en moeten via de Rijksbelastingen worden geïnd. Er rust dus een zware financiële verantwoordelijkheid op het Rijk; stringente afspraken ter zake zijn noodzakelijk. 3/9 Mw. De Groot (CDA): ook zij concludeert dat het stuk niet af is en heeft opmerkingen en vragen. Het stuk behoeft een financiële paragraaf incl. schaderegeling, groene/blauwe diensten en dekking. Ook vraagt zij aandacht voor deelstroomgebiedsindeling en het benoemen van taken in het kader van de reconstructie wat betreft het zoeken van ruimte voor waterberging. Zij acht een overlap van ruimtelijke wensen ongewenst. Paragraaf 4.2.2.: open ruimte nader invullen. Calamiteitenpolders/ noodoverloopgebieden is een controversieel thema; Delta InZicht kan wellicht een plaats in het NBW krijgen. De afvoer van de Rijn bij Lobith heeft gevolgen voor de benedenrivieren; effecten daarvan moeten in het NBW worden benoemd. De inspraak van belanghebbenden is van belang in het kader van de communicatie. Wie voert de evaluatie uit? Zij verzoekt de wensen vanuit de commissie mee te nemen en het NBW te zijner tijd opnieuw in deze commissie te agenderen. Hr. Hoogendoorn (VVD): het gaat om de veiligheid; kwalitatieve aspecten en de daarmee gepaard gaande financiële problemen kunnen worden aangestipt in de considerans. Integrale aanpak: waar nodig en niet waar mogelijk. Financiën: financiering van de kwalitatieve aspecten een plaats geven. Hoogwater Informatiesysteem: een compleet nieuw systeem is noodzaak; eventueel kunnen eerst bestaande systemen worden gekoppeld. Ook een nadere uitwerking op deelstroomgebiedniveau is van belang; met name in de communicatie moet die richting worden ingeslagen. Hr. Van der Kallen (LB/BOF) is niet enthousiast. Pag. 2, bullet bij 38: dit betekent dat na tekenen van het NBW sprake is van volledige afhankelijkheid van het Rijk, en dat meerkosten in verband met uitbreiding van de taakstelling in het regionale watersysteem zelf opgebracht moeten worden. Volgens hem zullen dit in de praktijk nooit bovenregionale kosten zijn, ook niet bij de aanwijzing van Noodoverloopgebieden. De inhoudelijke afspraken zijn niet los te bezien van de financiering; dit gaat de waterschapsmogelijkheden ver te boven en waarvoor hij nadrukkelijk aandacht vraagt. Hr. Roovers (SP) onderschrijft het belang van absoluut heldere financiële kaders. Mw. Schokker (GL): ondanks de onvoldragenheid van het stuk is bespreking thans een goede zaak om zodoende aanvullingen en suggesties aan te geven. Financiële kaders en verdeling van kosten moeten goed worden geformuleerd in verband met consequenties op termijn; zij deelt de zorgen ter zake van de heer Van der Kallen. Het middenscenario is een minimum; rekening moet worden gehouden met hogere kosten als gevolg van bijstelling van de prognoses. Zij verzoekt om aandacht te besteden aan de volgende items: afstemming met ruimtelijke en ecologische doelstellingen, reconstructies, grensoverschrijdende problematiek incl. kosten, en verkleining van afstand tussen burgers en beleidsuitvoerders om zodoende draagvlak te creëren. Gedeputeerde Verheijen: op de IPO-bijeenkomst van 5 november jl. bleek dat de staatssecretaris streeft naar vaststelling van een NBW incl. financiële paragraaf. Wat betreft opzet van het akkoord speelt een rol dat met name de integrale aanpak vanuit de deelstroomgebiedsvisies niet juist is verwoord, en dat voorts door V&W is ingezet op een te smal concept dat zich tot RWS beperkt; ingezet moet worden op verbreding van het akkoord. Wat betreft vaststelling geldt dat eerst de inbreng vanuit de 12 provincies, de VNG en de Unie van Waterschappen moeten worden bezien. Volgt in het nieuw te sluiten bestuursakkoord geen handreiking voor samengaan van verschillende belangen op Rijksniveau (LNV, VROM en V&W), dan valt er weinig vast te stellen en komt de samenwerking tussen overheden en daarmee de oplossing niet dichterbij. Delta InZicht verkeert nog in de planontwikkelingsfase en valt niet bestuurlijk te relateren aan het NBW; na het horen van de commissie is het van belang Delta InZicht zo spoedig mogelijk aan de staatssecretaris aan te bieden zodat dit wellicht nog een rol kan spelen in de verdere discussie. Waterschapsheffing/ lastenverdeling: in geval van een exorbitant hoge heffing zou het Rijk bij moeten springen; de Unie van Waterschappen moet zelf een standpunt in deze bepalen. Mw. De Groot (CDA): zulke heffingen leiden tot problemen; worden deze geaccepteerd? 4/9 Gedeputeerde Verheijen: het gaat in dat geval om ca. € 100, nader te beoordelen door de Tweede Kamer die over deze lastentoewijzing oordeelt. De waterschappen zelf moeten aangeven waartoe ze bereid zijn; binnen kabinet en Tweede Kamer vindt de algehele afweging plaats. Hij vervolgt met de normering in hectare, die zoveel mogelijk uitgewerkt moet worden. Werkenderwijs moet gewenning plaatsvinden aan deze normen die plaatselijk zullen verschillen. De discussie over wie deze normen vastlegt moet nog worden gevoerd. Mw. De Groot (CDA): dit versterkt de opvatting dat tekenen van het NBW nogal riskant is. Gedeputeerde Verheijen: ondertekening kan plaatsvinden zodra meer zekerheid bestaat, d.w.z. de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor rollen en verantwoordelijkheden. Gedeputeerde Boelhouwer: wanneer uit de cijfers blijkt dat het hoger scenario aan de orde is, dan moeten alle voorgestelde maatregelen versneld worden uitgevoerd en wordt dus de einddatum van 2050 incl. alle financiële consequenties naar voren gehaald. Het is van het grootste belang dat nu reeds wordt bezien of maatregelen worden meegenomen die preluderen op dat hoger scenario. Dit levert nu veel onzekerheden op, met name wat betreft ruimtelijke kwaliteit en natuurontwikkeling; het kost immers veel geld. Mw. De Groot (CDA): wellicht kan prioritering plaatsvinden met een afweging in IPO-verband; veiligheid heeft wat haar betreft de hoogste prioriteit. Gedeputeerde Verheijen: Brabant heeft in dat verband niets te bieden omdat de kustwateren en het IJsselmeer eerste prioriteit genieten. Gedeputeerde Boelhouwer: de discussie geeft de consequenties aan van het stellen van prioriteiten. Overlast is niet hetzelfde als onveiligheid, hoe tragisch overlast ook is. Prioritering is terecht wat betreft veiligheid, en in tweede instantie bij overlast. Wat betreft de scenario’s geldt dat elk jaar meer duidelijkheid ontstaat en te maken keuzes helderder worden. Gedeputeerde Verheijen: V&W wil een grootschalige landelijke communicatiecampagne starten in februari/maart 2003; de provincie zal daarop aansluiten. De komende tijd moet hard worden gewerkt aan de grensoverschrijdende problematiek incl. de kosten daarvan, mede in relatie tot de Europese Kaderrichtlijn Water. Mw. De Groot (CDA): komt de definitieve versie van het NBW nog terug in deze commissie? Gedeputeerde Verheijen: antwoordt bevestigend; er ligt een zorgvuldige procedure ten grondslag aan de vaststelling van het NBW. 7.3 Integrale visie op de Deltawateren (IVD) Hr. Van der Kallen (LB/BOF): start van de studie en het proces zelve is een prima zaak; Brabant heeft echter naar zijn oordeel hierin een te beperkte rol gespeeld. Er moet iets gebeuren met de waterkwaliteit, en hij vraagt zich af of met de visie het juiste ei is gelegd. WB 21 is wat hem betreft uitgangspunt in deze: de commissie WB21 heeft gewezen op het grote belang van zoetwatervoorraden in Zuidwest-Nederland. De IVD gaat uit van verzilting van het Krammer-Volkerak, die het einde betekent van het grootste zoetwaterbekken in Zuidwest-Nederland en problemen oplevert voor de boeren. Oorzaak is een nutriëntenstroom waarvan hij zich afvraagt of daartegen al het mogelijke is gedaan. Er is sprake van een theoretisch risico voor Zuidwest-Nederland. Waterbeheer is schadebeheer: het streven naar herstel van de estuariene dynamiek en waterberging pleit voor adequate bescherming van Zuidwest-Nederland en WestBrabant door middel van gemalen; bescherming van met name West-Brabant is wat hem betreft absolute voorwaarde. Mw. Schokker (GL): het gaat erom nu goede oplossingen te zoeken en een juiste keuze te maken, mede in verband met gevolgen van klimaatveranderingen; zij beseft dat dit forse kosten met zich meebrengt. Is de datum van de interprovinciale commissievergadering reeds bekend?; het is een goede zaak elkaars argumenten te beluisteren. De problematiek van West-Brabant verdient meer aandacht; niet alles is gevolg van de 5/9 Deltavisie maar oplossingen zijn wèl nodig. Het baart haar zorgen dat de oplossingen mogelijk onevenredig worden afgewenteld op de burger; zij pleit ervoor in de visie te verwoorden dat ook andere provincies en het Rijk moeten bijdragen. Zij suggereert voorts niet alleen aandacht te besteden aan bestrijden van gevolgen, maar om ook vooruit te kijken en keuzes te maken. Van belang is duurzame oplossingen te kiezen en de doelen kritisch te blijven volgen en zonodig bij te stellen. Zij is positief, en zij vraagt extra aandacht voor West-Brabant. Hr. Von Meijenfeldt (PvdA): het beschrijvend karakter van de visie laat onduidelijkheid bestaan over de realiseerbaarheid. Hij is blij met de ‘estuariene’ benaderingswijze en het offensief karakter van de nota. Omzetting in beleid in uitvoering is vaag en behoeft verduidelijking. Wat is de relatie met de Spankrachtstudie van RWS? In een verdere uitwerking dient aandacht te worden besteed aan de gevolgen van een zeespiegelstijging. Hij mist in de visie het bieden van compensatie(s) voor natuurwaarden die verloren gaan door bijv. afslag van platen en schorren, en hij vraagt naar de mogelijkheid van compensatie op het land (ontpoldering); mogelijkheden daartoe verhelderen. Hr. Gorter (D66) onderschrijft de conclusie op de laatste pagina (‘we gaan op weg!’) en ondersteunt de nota van harte. Het is evident dat de problematiek aanpak behoeft. Tot slot dient een oplossing te worden gevonden voor ontpoldering. Mw. De Groot (CDA) sluit zich aan bij de heer Van der Kallen; de nota is denkrichting in verband met de interactie tussen delta en rivieren. Zij pleit ervoor een kosteninventarisatie te maken en de dekking daarvan aan te geven. Problematiek van de waterkwaliteit: het CDA stelt dat de kwaliteit in West-Brabant niets mag lijden in de waterparagraaf; garanderen van de zoetwatervoorziening voor de landbouw en veiligheid zijn van het grootste belang. Zij is akkoord met de visie die zij te zijner tijd graag terugziet in de commissie, en die wellicht onderwerp is voor een duaal proces. Zij onderschrijft de suggestie van mw. Schokker om een interprovinciale commissie te organiseren. Hr. Hoogendoorn (VVD): stagnatie in de Delta is het probleem; dit is niet alleen een Zeeuws maar ook een West-Brabants probleem. Kwaliteit van leven, wonen en recreatie staat voorop, en aanpak van deze problematiek is terecht. West-Brabant zal de gevolgen hiervan ervaren, hetgeen gevolgen heeft voor de veiligheid en de aanvoer van zoetwater; het is daarom van belang alternatieven te bezien in geval van mogelijke verzilting. Er ligt nu een globale visie voor met de keuze voor een estuariene benaderingswijze; deze oplossing heeft echter wèl gevolgen voor de watersystemen. Een aanvalsplan acht hij van groot belang ten behoeve van de aanpak van de problematiek. Hr. Van Langevelde (SGPca): de ingrepen van de mens worden nu zichtbaar. Veiligheid is wat hem betreft van het grootste belang. Gedeputeerde Verheijen constateert instemming van de commissie met de strategische koers. De positie van West-Brabant is stevig benadrukt: van belang is dit gebied te vrijwaren van schades, en dit ook aan andere provincies te laten weten. Van belang is dat dit een eerste actieprogramma is, een pilot over de werking van de estuariene dynamiek. Ook het Rijk zal zich aan dit programma moeten committeren; de DG zal dit voorstel aan de staatssecretaris voorleggen waarna een gesprek zal volgen. Ander probleem is de kosten in verband met de ‘kieren’ in het Haringvliet, en hij vraagt zich af hoe V&W gaat prioriteren: ervaring opdoen met het Haringvliet of het Krammer-Volkerak de eerste prioriteit? De structurele problematiek die achter een en ander zit is niet geheel helder. Overleg met de andere provincies gaat nu van start. Hij constateert dat de commissie akkoord is wat betreft koers; opmerkingen zijn verder het verzoek tot opstelling van een actieprogramma, het bieden van helderheid over de financiën en het verzoek om de organisatie van een interprovinciale commissievergadering. Hij wil er 6/9 naar streven om dit programma te laten vaststellen vóór de Statenverkiezingen, maar hij is afhankelijk van het nader overleg. Mw. De Groot (CDA): moeten in het actieprogramma ook de gemeenschappelijke opmerkingen over WestBrabant worden opgenomen? Gedeputeerde Verheijen: ja; het risico is aanwezig dat de situatie verslechtert waardoor versneld ingrijpen noodzakelijk is. Gedeputeerde Boelhouwer: in termen van veiligheid is versneld ingrijpen noodzakelijk; in verband met de waterberging dient deze functie zeker te worden gesteld. 7.4 Stroomgebiedbegrenzingen Kaderrichtlijn Water Gedeputeerde Verheijen: de stroomgebiedbegrenzingen (‘ SGB’ ) voor de Kaderrichtlijn Water (‘ KRW’ ) zijn maandag 11 november 2002 in het kader van de afwateringsproblematiek van het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch (‘HAB’) naar de Beneden Merwede besproken in de Commissie mnl; deze informatie wordt bij de beantwoording ingebracht. Voorts is uitgereikt een kaartje met een overzicht van de afwateringsrichting per stroomgebied, dat in technische zin aangeeft dat het water grotendeels op de Maas afwatert en deels op de Rijn. Mw. De Groot (CDA): wat is de bedoeling van een oriënterende bespreking? Wordt nog inbreng verwacht en wat wordt daar vervolgens mee gedaan? Gedeputeerde Verheijen: in geding is het GS-standpunt ten aanzien van een beleidsbevoegdheid van het Rijk. De stukken liggen thans voor reactie in de commissie; indien de commissie dat wenst wordt bezwaar gemaakt richting het Rijk en komt deze zaak terug in de commissie. Mw. De Groot (CDA): wat opvalt is dat is vastgehouden aan de provinciegrens terwijl dit op grond van de KRW niet nodig is. WB21 is steeds uitgangspunt geweest, en daar moet consequent aan worden vastgehouden; op grond van WB21 (pag. 44) is HAB ingedeeld bij Rivierenland, en dat moet ook zo blijven. Er bestaat een duidelijke relatie tussen het Land van Heusden en Altena met de bovenrivieren; maatregelen daar hebben effecten op de benedenrivieren. Veiligheid speelt meer een rol bij de Rijn dan bij de Maas; dit gebied hoort dan ook bij Rivierenland. Hr. Hoogendoorn (VVD): zijn fractie heeft eerder geadviseerd over de indeling van HAB, namelijk bij Rivierenland, mede op basis van pag. 44 van WB21. Er is thans gekeken naar een specifieke begrenzing van de gebieden, en hij constateert dat bij HAB de provinciegrens is gehanteerd. Is dat juist gebeurd? Wellicht kan HAB worden ingedeeld bij zowel de Rijn als bij de Maas. Zijn fractie vindt dat, gelet op WB21, Rivierenland een betere optie is voor HAB. Er is naar de beheersgrens gezocht, die in casu de provinciegrens blijkt te zijn. De Brabantse Wal: is een gebied dat op basis van de hydrologie tot het stroomgebied van de Schelde behoort. Hr. Van Langevelde (SGPca) sluit zich wat betreft de items HAB en de Brabantse Wal aan bij de opmerkingen die namens de VVD-fractie zijn gemaakt. Hr. Van der Kallen (LB/BOF) sluit zich aan bij het betoog van mw. De Groot. Stroomgebieden in Nederland zijn grotendeels kunstmatig van aard; er wordt namelijk gezocht naar de beste plaats voor een gemaal. SGB: afwatering is slechts één onderwerp, ook de veiligheid speelt een rol; de bedreiging komt met name van de Rijn en niet van de Maas. Het zuidelijk deel van de Brabantse Wal mondt uit in het Scheldebekken; op grond van de Oesterdam is sprake van een kunstmatig stroomgebied, maar qua stroming is indeling bij het stroomgebied van de Schelde juist. Mw. Schokker (GL): sluit zich aan bij de gemaakte opmerkingen wat betreft HAB. Het gaat er volgens haar om de best werkbare oplossing te kiezen. Gelet op stroming dient de Brabantse Wal bij de Schelde te worden ingedeeld. HAB: eventueel indelen bij zowel de Rijn als bij de Maas. 7/9 Hr. Von Meijenfeldt (PvdA) sluit zich wat betreft indeling van HAB bij beide beheersgebieden aan bij de VVD-fractie. Wat is de positie van de Staten in deze, en kunnen de Staten nog invloed uitoefenen? Wat betreft indeling van de Brabantse Wal bij het stroomgebied van de Schelde sluit hij zich aan bij mw. Schokker. Hr. Gorter (D66) is het eens met indeling op basis van een gezamenlijk commissieadvies. Gedeputeerde Verheijen: vanuit Brussel zal bij de vaststelling van de KRW worden beoordeeld of de SGB op de juiste wijze zijn ingedeeld; in dat licht bezien is de positie van het Rijk interessant. Het enige argument dat telt in het kader van de stroomgebiedbenadering is de afwatering. Een stringente toepassing impliceert dat het Scheldekwartier bij het stroomgebied van de Schelde wordt ingedeeld. Uit de cijfers van V&W blijkt dat de afwatering van HAB dominant in het stroomgebied van de Maas plaatsvindt; hij vraagt zich af of in geval van een kunstmatige indeling nog onderscheid tussen stroomgebieden valt te maken omdat in een delta alle water bij elkaar komt. Als afwatering het argument is om het gebied in te delen, dan is toerekenen van HAB aan de Rijn inconsistent. Hij wil het wèl als argument meenemen; alle reactiemogelijkheden gebruiken op de ontwerp-AMVB is goed mogelijk. Hr. Bakker (CDA): het totale gebied moet worden bezien om tot een oordeel te kunnen komen. Gedeputeerde Verheijen: op grond van de KRW wordt een regionale waterautoriteit in Brabant aangewezen. In de uitwerking van de KRW komt aan de orde welke waterkwaliteit HAB inneemt en welke kwaliteit wordt uitgelaten. Uit de cijfers blijkt dat de oriëntatie met name op de Maas is gericht, maar ook op de Rijn. In het kader van de veiligheid moet een gezamenlijke verantwoordelijkheid van HAB en Rivierenland worden bezien. Mw. De Groot (CDA): met name de veiligheid moet aan de orde komen. Gedeputeerde Verheijen: de KRW ziet met name toe op de waterkwaliteit. Naast prioriteit voor de veiligheid in de delta moet echter niet de ogen worden gesloten voor prioriteiten elders. Gedeputeerde Boelhouwer: in het kader van de Rijnsystematiek sprake is van veiligheid en in het kader van de Maassystematiek van overlast. 8 Rondvraag Mw. Weeterings (CDA) heeft signalen dat er problemen zijn in verband met de wijziging van de subsidieregels voor 3VO, hetgeen tijd en geld kost om daarmee aan de slag te gaan; zij wil een toelichting van de gedeputeerde. Wat betreft het knippen van lijnen in het KAN-gebied heeft zij van het Consumentennetwerk OV begrepen dat er een adviesdocument ligt; komt dit in de commissie? Gedeputeerde Van Vugt: subsidiëring van 3VO is een zaak van het POV, en hij zal deze zaak bij het POV aankaarten. Gedeputeerde Boelhouwer: het knippen van lijnen heeft de nodige perspubliciteit gehad. Er speelt iets tussen vervoersbedrijven die daarvoor primair verantwoordelijkheid dragen. Er spelen zowel voordelen als nadelen voor de reizigers, en hij vraagt zich af of deze zaak verdere bespreking loont. Mw. Weeterings (CDA): het signaal is dat het adviesdocument vanuit het Consumentennetwerk richting commissie zou gaan; wat is de stand van zaken? Gedeputeerde Boelhouwer laat onderzoeken of dit adviesdocument er ligt en indien dit het geval is zal dit document aan de commissie ter beschikking worden gesteld. Mw. De Groot (CDA): refereert aan een recent dodelijk ongeval op de provinciale weg te Haps, en nodigt de gedeputeerde uit om in overleg met de gemeente Cuijk en de Dorpsraad van Haps te overleggen over de oplossingen van de onderhavige problematiek. Gedeputeerde Van Vugt heeft eerder overleg met de Dorpsraad gevoerd. Er zijn afspraken gemaakt over maatregelen in het kader van inrichting van de provinciale weg ter plaatse; het definitief oplossingskader wordt thans nader bezien. Op korte termijn brengt hij een werkbezoek aan de provinciale weg N264 bij 8/9 gelegenheid waarvan hij deze problematiek aan de orde zal stellen; zijn voorzichtige inschatting is een rondweg bij Haps. 9 Sluiting De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering om 18.15 uur. De commissie voornoemd, De secretaris, De voorzitter, mr J.W.L.M. Zwepink mw. A.A.P.M. Lavrijssen 9/9