Artikel: Een vreemde vertoning. Koloniale dorpen op

advertisement
Artikel: Een vreemde vertoning. Koloniale dorpen op wereldtentoonstellingen
Auteur: Maartje Brattinga
Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 26.4, 97-116
© 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam
ISSN 0165-7518
Abstract: Not available.
Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van
de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar
verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele
historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder
publiek te presenteren.
Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het
machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de
redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar
bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam •
www.skript-ht.nl • [email protected]
Maartje Brattinga
Een vreemde vertoning
Koloniale dorpen en antropologie op de wereldtentoonstellingen in Amsterdam (1883) en Parijs (1889)
In 1883 werd in Amsterdam de Internationale Koloniale en
Uitvoerhandel Tentoonstelling georganiseerd. Zoals de naam al
doet vermoeden, lag het accent bij deze eerste en voorlopig
laatste wereldtentoonstelling in Nederland op de koloniën. Het
publiek werd verschillende attributen uit deze gebieden getoond,
waaronder exotische planten en kunst- en gebruiksvoorwerpen.
Naast voorwerpen werden er ook mensen tentoongesteld. Hiervoor was zelfs een kampong ingericht waar de duizenden bezoekers echte Indische inlanders in hun eigen, nagebouwde omgeving konden bewonderen. Ook bewoners van de West-Indische
koloniën (Suriname) werden tentoongesteld. Zij werden te kijk
gezet in de zogenaamde 'rotonde', een soort circuspiste. Het
publiek waardeerde de koloniale dorpen en het succesnummer
kreeg een vervolg op de wereldtentoonstelling van Parijs in 1889.
Doel van de wereldtentoonstellingen was het demonstreren van de technologische en wetenschappelijke vooruitgang die de verschillende mogendheden hadden geboekt. Het publiek dat hierop afkwam moest
geïmponeerd worden en overtuigd raken van de vooruitgang, i De exacte
wetenschappen kregen hierbij over het algemeen meer aandacht dan de
menswetenschappen. In dit artikel wordt onderzocht of de fysische antropologie hierop een uitzondering vormde en of de rassenclassificaties
die in deze periode werden gemaakt terug te vinden waren op de wereldtentoonstellingen van Amsterdam in 1883 en Parijs in 1889. Werden de
tentoongestelde mensen gebruikt om rassenclassificaties te verduidelijken en kwam uit de wijze waarop zij werden tentoongesteld een
hiërarchie in de rassen tot uiting? De aandacht zal hoofdzakelijk uitgaan
naar de Nederlandse inzendingen op beide wereldtentoonstellingen.
De fysische antropologie
De etnologie of culturele antropologie bestudeerde onder andere het
gedrag en de religie van verschillende rassen, terwijl de fysische antropologie zich bezig hield met de lichamelijke kenmerken daarvan. Ten
tijde van deze wereldtentoonstellingen was rassenclassificatie een
belangrijk onderdeel van de fysische antropologie. Fysisch antropologen
97
voerden verschillende metingen uit op de lichamen van mensen, waarbij
vooral de schedel een geliefd onderdeel was. Aan de hand van de
uitkomsten van deze metingen werd een hiërarchie binnen de
mensenrassen gemaakt. Deze rassenclassificaties borduurden voort op
bevindingen van wetenschappers uit de achttiende eeuw. Zo wordt de
van origine Zweedse botanicus Carl Linnaeus (1707-1778), die
bekendheid verwierf met zijn taxonomie van planten, beschouwd als de
eigenlijke grondlegger van het classificeren van rassen. In 1735 schreef
hij Systema naturae. Hierin maakte hij een onderscheid tussen de
menselijke rassen op basis van huidskleur. Hij meende dat er vier
verschillende rassen bestonden: De 'Homo Americanus', de 'Homo
Europeanus', de 'Homo Asiaticus' en de 'Homo Afer'. Aan deze rassen
koppelde Linnaeus verschillende karaktereigenschappen. In 1781
schreef de Duitser Johann Friedrich Blumenbach (1752-1840) De generis
humani varietate nativa liver, waarin hij vijf rassen onderscheidde. Hij
verdeelde de mensheid in het Kaukasische (deze term werd voor het
eerst door Blumenbach gebruikt), Mongoolse, Amerikaanse, Ethiopische
en Maleise ras. Blumenbach baseerde zich niet alleen op huidskleur,
maar nam ook de schedel en gelaatstrekken als criteria. De classificaties
van Linnaeus en Blumenbach waren van grote invloed op de
negentiende-eeuwse fysische antropologen, die hun bevindingen verder
uitbreidden en ondersteunden met verschillende metingen.^
Evolutionisme
Charles Darwin (1809-1882) heeft een grote invloed gehad op de
antropologie. Hij was evenals de meeste antropologen overtuigd van een
hiërarchie binnen de menselijke rassen. Hij was van mening dat de
geciviliseerde rassen de primitieve rassen uiteindelijk zouden uitroeien
en vervangen. Dat de mens van primitief naar geciviliseerd was
opgeklommen was al voor Darwin een algemeen geaccepteerd idee. De
geschiedenis van de mensheid werd gezien als een ontwikkeling die
verschillende stadia had doorgemaakt: van wildheid via barbaarsheid tot
civilisatie^ Vanaf 1870 bood het evolutionisme van Darwin de
wetenschappelijke onderbouwing voor dit idee. Het gaf publiek en
wetenschappers een nieuwe manier om oude vooroordelen uit te
drukken: wat eerst werd aangeduid als de lagere rassen werden nu de
rassen die het minst geëvolueerd waren. Volgens Darwin waren de
mensenrassen al vroeg ontstaan en daarna relatief gelijk gebleven.
Coinpelitie tussen rassen zou het opklimmen tot civilisatie van sommige
rassen verklaren. Ook werd natuurlijke selectie gezien als een soort
eliminatieproces waarin de niet goed aangepaste rassen verdwenen. Veel
wetenschappers waren van mening dat de evolutie van rassen al gestopt
was. Wel ontstonden er nog steeds nieuwe mengvormen tussen rassen.^
Evolutionisten meenden dat alle mensen dezelfde serie van opeen-
26.4
volgende stadia doorliepen. Sommigen geloofden dat alle rassen
uiteindelijk de top van de evolutionaire ladder konden bereiken, maar
de meerderheid was hier niet van overtuigd. Het evolutionisme van veel
negentiende-eeuwse wetenschappers moet worden gezien als een
piramide. Gedurende deze ontwikkeling waren er verschillende groepen
afgeweken, tot stilstand gekomen of zelfs uitgestorven. De evolutionisten vonden dat de rassen met grote hersenen en een witte huidskleur
boven in de piramide van de evolutie stonden.5
Evolutionisme had niet alleen betrekking op de uiterlijke kenmerken
van rassen, maar ook op de geestelijke eigenschappen. Net zoals
biologen zagen dat het embryo in zijn groei alle stadia van de evolutie
herhaalde, zo zagen de antropologen dat de menselijke geest alle stadia
van de evolutie doorliep (de recapitulatietheorie). De kindertijd van
moderne mensen zou iets zeggen over de evolutionaire geschiedenis van
de mens. Aan de andere kant zou informatie over de huidige primitieven
ook mee kunnen helpen de psychologische ontwikkeling van blanke
kinderen te verklaren. De gedachte dat de geestelijke processen van de
primitieve mens gelijk waren aan die van geciviliseerde kinderen was al
langer gemeengoed. Dit gold ook voor de idee dat de geestelijke
ontwikkeling van de lagere rassen stopte bij de puberteit. Net als het
kind onderscheidde de wilde zich van de volwassen, geciviliseerde mens
door zijn instinctieve en irrationele manier van denken.*
Maten en methodes
Fysisch antropologen maakten in de negentiende eeuw gebruik van de
gezichtshoek om tot een rassenclassificatiesysteem te komen. Om de
gezichtshoek te berekenen trekt men een horizontale lijn op een gezicht
en profil van de oren naar de onderkant van de neus, en een lijn van de
kin naar het voorhoofd. De hoek die dan ontstaat wordt de gezichtshoek
genoemd. De Nederlander Petrus Camper (1722-1789) introduceerde de
gezichtshoek en paste die toe om rassen onderling te vergelijken. Hij
onderscheidde twee extremen: zeventig en honderd graden. Zeventig
graden was de gezichtshoek van de neger en honderd graden was de
gezichtshoek die bij antieke beelden gevonden werden. De honderd
gradenhoek kwam dan ook niet voor bij een echt mens; dit was een
ideaaltype. Wanneer de gezichtshoek onder de grens van zeventig
graden kwam, kon niet meer van een mens worden gesproken. Het
niveau van de aap was dan bereikt. Als de hoek nog kleiner werd, kwam
je uit bij een hond. Veel negentiende-eeuwse antropologen gingen
verder op de bevindingen van Camper. Rond 1860 was zijn methode de
meest gebruikte om een hiërarchie tussen de rassen aan te brengen.^
99
De schedelindex was een ander belangrijk classificatiemiddel. Deze
schedelindex is de breedte van het hoofd boven de oren (dus van
bovenaf gezien) uitgedrukt in een percentage van de lengte van het
voorhoofd naar achteren. Als het hoofd proportioneel breder wordt, dan
wordt de schedelindex groter. Er werd een onderscheid gemaakt tussen
rond- en langschedeligen.^ Maar het was voor antropologen moeilijk
hier betekenissen aan te verbinden. De verschillende typen kwamen
immers door elkaar voor, zelfs binnen dezelfde familie. Sommige
antropologen waren toch van mening dat rondschedeligen vooral onder
de lagere klassen werden aangetroffen, terwijl langhoofdige mannen met
blond haar vaak intelligent waren. De fysisch en cultureel antropoloog
Franz Boas (1858-1942) concludeerde in 1912 dat de vorm van de
schedel juist geen stabiel rassenkenmerk was. Zijn bevindingen werden
maar langzaam geaccepteerd.'' Naast de vorm werd ook de inhoud van
de schedel gemeten. Er werd geconcludeerd dat hoe groter de inhoud
was, hoe beschaafder het ras. Europeanen hadden de grootste
schedelinhoud en waren dan ook het meest geciviliseerd. De Aziatische
rassen hadden minder inhoud dan de Europeanen maar stonden boven
de Afrikaanse rassen. Omdat er verschillende materialen werden
gebruikt om de inhoud te bepalen, waaronder zand, water, mosterdzaad,
hagel en parelgerst waren de gegevens van verschillende antropologen
echter moeilijk met elkaar te vergelijken.'"
In Nederland was de fysische antropologie minder ontwikkeld dan in
bijvoorbeeld Frankrijk. Het opmeten van schedels werd in ons land pas
vanaf de jaren zestig van de negentiende eeuw belangrijk. De nadruk lag
op schedels uit Nederland. Zo werden schedels uit Zeeland en Friesland
opgemeten en met elkaar vergeleken. In 1865 was er een comité voor
etnologie opgericht en in 1898 ontstond de Nederlandsche Anthropologische Vereeniging, die min of meer het etnologisch comité verving."
De Leidse hoogleraar natuurlijke historie Jan van der Hoeven (18021868) was geïnteresseerd in het Afrikaanse ras en hoopte door middel
van schedelmeting meer over dit ras te weten te komen. Hij leende
hiervoor tien schedels uit het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie in
Leiden en het Anatomisch Museum van de universiteit van Leiden en
mat deze op. Hij vergeleek de uitkomsten met maten van Europese en
Aziatische schedels. Hieruit concludeerde hij dat de schedels van negers
gemiddeld kleiner waren dan die van Europeanen. Dit betekende
volgens Van der Hoeven dat hun hersenmassa gemiddeld ook kleiner
was. De Leidse hoogleraar was tevens van mening dat negers veel
gelijkenissen vertoonden met apen. Dit zag hij aan de scherpe gezichtshoek van de neger. Hij legde een verzameling schedels en afbeeldingen
van negers aan voor zijn onderzoek van het Afrikaanse ras.'^
Veel antropologen geloofden niet in het bestaan van pure rassen. Ze
waren lang geleden ontstaan en hadden zich sindsdien met elkaar
26.4
vermengd, ze waren dus niet zuiver meer. Vele rassen waren inmiddels
ook uitgestorven, waardoor het woord ras nogal beladen was geworden.
Door verschillende metingen uit te voeren probeerde de antropoloog
toch vast te stellen welke verschillende rassentrekken aanwezig waren
in bepaalde mensentypen. Want ondanks de vermenging zouden
bepaalde rassenelementen stabiel zijn gebleven. Antropologen
componeerden denkbeeldige rassentypen, ideaaltypen, terwijl er geen
enkel individu kon worden gevonden dat aan alle elementen van dit
rassentype voldeed. Veel wetenschappers geloofden overigens dat de
verschillen tussen rassen zo groot waren dat alle kruisingen
onvruchtbaar zouden zijn. Slechts enkele antropologen beweerden dat
uit ervaring bleek dat het kruisen van rassen juist goed mogelijk was.^^
Hoewel er veel verschillende opvattingen over rassen bestonden, waren
de meeste antropologen het er wel over eens dat het blanke ras
superieur was. Dit ras was het meest ontwikkeld en had het stadium van
civilisatie al lang bereikt, meenden de evolutionisten. De rassen met een
donkere huidskleur werden altijd als inferieur en barbaars gezien,
Aziatische rassen namen een tussenpositie in. Er waren verschillende
meetmethodes waarmee antropologen deze evolutionistische theorieën
probeerden te ondersteunen. Maar werden de uitkomsten van deze
metingen ook op de wereldtentoonstellingen getoond?
De koloniale wereldtentoonstelling in Amsterdam
In 1883 werd in Amsterdam een wereldtentoonstelling gehouden op de
plaats van het huidige Museumplein. Tijdens de tentoonstelling werden
de verschillende vormen en aspecten van kolonisatie met elkaar
vergeleken. Hoewel er ook buitenlandse inzendingen waren, lag de
nadruk vooral op de Nederlandse koloniën. De oriëntalist P.J. Veth,
bekend van zijn artikelen in De Gids, werd gevraagd voor de
wetenschappelijke ordening en catalogisering van voorwerpen in het
speciaal gebouwde koloniale paleis, alwaar de Nederlandse afdeling was
ondergebracht.''* Daniël Veth, de zoon van P.J. Veth, was van mening dat
een tentoonstelling van uitsluitend voorwerpen en modellen niet
voldoende publiek zou trekken. Hij kwam met hel plan een Indisch dorp
te bouwen. Dit dorp zou de verschillende typen huizen bevatten die in
Nederlands-Indië voorkwamen. Deze huisjes zouden dan weer worden
bewoond door de verschillende inheemse bevolkingsgroepen uit de
archipel.
De bewoners van het Indisch dorp werden in de catalogus gerekend tot
de subklasse 'antropologie' van groep I, 'de natuur der gekoloniseerde en
overheersde gewesten'. Ze werden dus tentoongesteld als een onderdeel
van de natuurlijke wereld van de kolonie. Om het koloniale paleis kwam
101
een koloniaal park te liggen, waarin een botanische kas en het Indische
dorp werden gebouwd.'"' De mensen uit Nederlands-Indië waren niet
alleen te bewonderen tijdens de uitoefening van hun dagelijkse
bezigheden, maar werden ook op een andere manier ingezet om het
publiek te vermaken. Zo was er op de tentoonstelling een gamelanorkest. Overigens was de gamelan speciaal aangepast aan de westerse
muziek die de kolonialen ten gehore moesten brengen, zodat het spelen
van echte gamelanmuziek vrijwel onmogelijk werd.'^
De catalogus van de wereldtentoonstelling verraadde de evolutionaire
opvattingen van de samenstellers. Aan de hand van verschillende
voorbeelden toonden zij dat de bewoners van Nederlands-Indië op een
lagere trap van de beschaving stonden, wat eens te meer 'bewees' dat de
Nederlandse overheersing nodig was om de beschaving op een hoger
peil te brengen. Zo zou de veeteelt nog in een primitieve toestand
verkeren. Dit zou te wijten zijn aan de onverschilligheid van de Indische
boeren. Ook vermeldt de catalogus dat de land- en tuinbouw op
irrationele wijze beoefend werden en dat zij aanmoediging nodig
badend.'^ Het evolutionaire denkkader van de samenstellers was
evident, maar werden hun ideeën ook duidelijk in het tentoonstellen
van de kolonialen?
Reacties op de kampong
De reacties op de kampong waren over het algemeen erg positief.
Sommige verslaggevers vonden het dorp een goede weergave van de
werkelijkheid. Ook werd het dorp ervaren als een idyllische
leefgemeenschap waar de bouwkunst nog erg verbonden was met de
natuur. Het aanzien van de bewoners in hun 'oorspronkelijke' omgeving
was voor de bezoekers een tafereel dat geluk uitstraalde.is Er kwamen
veel positieve reacties op de kunstnijverheid en versierkunst van de
inlanders. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een reactie in Vragen des tijds. Al
komt ook hier het Nederlands paternalisme weer bovendrijven. De
auteur schreef eerst een lofzang op de kunstvoorwerpen die hij zag op
de tentoonstelling, maar stelde vervolgens dat de versierkunst van de
inlanders nog in de kinderschoenen stond en dat deze een frisse impuls
nodig had. Natuurlijk zou deze hulp moeten komen van de
Nederlanders. ^'^
H.J. Eerligh van Gogh schreef een boekje over de huizen van de
kampong. Hoewel hij zich voornamelijk richtte op het beschrijven van
deze huizen gaf hij ook zijn oordeel over de verschillende
bevolkingsgroepen. Zo schreef hij bijvoorbeeld over de bewoners van
Celebes: ' men treft onder hen velen aan die vrij beschaafd zijn.' Hij
beoordeelde deze bewoners vrij positief en beschreef hen als een
26.4
krachtig en moedig volk, dat geen sterke drank gebruikt. Over de
Soendanezen was Eerligh van Gogh wat minder lovend. In vergelijking
met de Javanen waren ze 'kleiner doch krachtiger, eenvoudiger maar ook
minder ontwikkeld en meer bijgeloovig'. De Soendanezen waren
kinderlijk, maar vriendelijk in de omgang. Het zou echter slecht zijn
voor dit volk om in aanraking te komen met Europeanen 'vooral met
zulke, die geen slag hebben met hen om te gaan' dan zouden hun
ondeugden zich meer ontwikkelen dan hun deugden, aldus Eerligh van
Gogh. 20
EW. van Eeden, directeur van het Koloniaal Museum, schreef ook
verschillende eigenschappen toe aan de bevolkingsgroepen die op de
tentoonstelling te zien waren. Zo noemde hij de Javanen kalm en
goedaardig. Hij las dit af van hun gezichten. Ook aan het uiterlijk van
de Sumatranen zag hij bepaalde eigenschappen. Ze hadden een fiere
houding en 'verstandige, geslepen gelaatstrekken, die aan een langdurig
verkeer met Arabië herinneren'. De Dajaks van Borneo noemde hij
goedhartig, trouw en eerlijk, maar zij gingen volgens Van Eeden nog
gebukt onder 'wrede en bloeddorstige gewoonten der halfbeschaving'.
Overigens wees Van Eeden er wel op dat 'de Oost' in het verleden een
tijdperk van beschaving had gekend toen Europa nog barbaars was.^^
Uit deze reacties kan worden opgemaakt dat het evolutionaire
denkkader wijdverbreid was. Zowel Eerligh van Gogh als Van Eeden
spraken in termen van beschaafdheid en barbaarsheid. De reacties
wekken tevens de suggestie dat beide heren de tentoongestelde mensen
uit de koloniën zagen als een soort kinderen die nog dicht bij de natuur
leefden. Ze werden gekarakteriseerd als natuurmensen, die bijna de
tegenpool vormden van de westerlingen. Dit lijkt samen te vallen met de
opvattingen van de evolutionisten. De mensen uit Nederlands-Indië
zouden nog niet zo ver geëvolueerd zijn als de Nederlanders. Ook doen
de beschrijvingen van de bewoners van de kampong denken aan de
negentiende-eeuwse opvatting dat de geest van primitieve mensen gelijk
is aan die van geciviliseerde kinderen.
Surinamers op de wereldtentoonstelling
Zodra bekend werd dat er bewoners van Nederlands-Indië op de
wereldtentoonstelling te zien zouden zijn, kwam een aantal
ondernemers op het idee ook bewoners van de West-Indische koloniën
over te brengen. In het Beknopt verslag met voorwoord over de Surinaamse
inboorlingen geëxposeerd op de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel
Tentoonstelling wordt vermeld dat er in Europa erg weinig bekend was
over de West-Indische bezittingen van Nederland. Vooral op het gebied
van de etnologie zou Suriname interessant zijn. Om de etnologie zo veel
103
mogelijk tot nut te zijn, moesten de belangrijkste Surinaamse rassen
vertegenwoordigd zijn. De uitvoering van dit plan bleek moeilijk en
duur, maar uiteindelijk werden er achtentwintig bewoners van Suriname
naar Amsterdam verscheept.22
In het tijdschrift Eigen haard staat beschreven hoe de reis vanuit
Suriname naar Nederland verliep. De Surinamers werden aanvankelijk
gezien als kannibalen, maar tijdens de overtocht wisten ze hun imago te
verbeteren. De officieren vonden dit de beschaafdste soort 'naturels' die
ze hadden ontmoet. Ook de relatie met de andere passagiers was goed,
en er werden zelfs wijn en sigaren aan de Surinamers aangeboden. Eigen
haard beschrijft dat er midden op zee een ideaal was bereikt: de
verbroedering der rassen.^^
De Surinamers waren echter onder valse voorwendselen naar Nederland
'gelokt'. In Suriname was hen namelijk verteld dat zij als eregasten op de
wereldtentoonstelling zouden worden ontvangen. Tevens werd hen een
ontmoeting met de koning van Nederland in het vooruitzicht gesteld.
De werkelijkheid bleek anders en veel minder rooskleurig. De
Surinamers verbleven overdag in een soort circuspiste, de rotonde. Hier
hadden zij met meegebrachte materialen hun eigen hutten gebouwd. Zij
sliepen er niet, maar hadden voor de nacht een ander onderkomen.
Onder hen was veel onbehagen, door slecht voedsel, verveling en de
vernedering van het te kijk gezet zijn. Er overleed zelfs een Surinamer,
aan de gevolgen van een ziekte die hij thuis al had opgelopen, aldus
Eigen haard. De koning bezocht de Surinamers overigens niet. Hij liet
zich wel zien bij de Oostindiërs.^^
De achtentwintig bewoners van Suriname die op de wereldtentoonstelling te zien waren, behoorden tot verschillende rassen. Er waren
'(...) 2 Arowakken indianen, de oudste bewoners van Suriname, er
waren 5 mannen, 1 vrouw en kinderen die hoorden bij de Caraïbische
indianen. Er waren vier Aukaner Saramakaner bosnegers, 1 neger en een
negerin, 1 hindoe met Caraib kind, 1 karboeneger en 2
karboenegerinnen, 1 negerin met haar mulattenkind en een Mestiezin.'
Ze toonden hun dagelijkse bezigheden, om de bezoekers een idee te
geven van hun gewoonten. Zo vervaardigden ze onder andere kano's,
potten, pannen en hangmatten. De materialen hiervoor waren uit
Suriname aangevoerd. De Surinamers waren niet alleen te bezichtigen
maar werden ook ingezet als verkopers in een kraam waar West-Indische
vruchten werden verkocht.^^ Ze waren een groot succes op de
wereldtentoonstelling. 2^
26.4
Een Surinaams jongetje wordt bekeken op de rotonde.
Bronilleen Montijn, Kermis van koophandel (Bussum 1983)
105
Reacties op de Surinamers
In het artikel in Eigen haard dat hierboven al even werd aangehaald,
worden ook de eigenschappen van de Surinamers beschreven. Er komt
een nogal negatief beeld van hen naar voren, totaal tegengesteld aan de
beschrijving van het op zee bereikte ideaal. Er wordt verteld dat hun
zeden en gewoonten nog precies hetzelfde waren als in de zestiende
eeuw. De indianen werden beschreven als lui. Hoewel ze wel gastvrij
waren, hielden ze zich buiten het maatschappelijk verkeer. Dit
betekende volgens de schrijver van het artikel dat de indianen hun
verstand niet konden ontwikkelen. Voor de toekomst viel dan ook niet
veel van hen te verwachten. De bosnegers komen ook niet zo goed naar
voren in het artikel. Ze worden omschreven als vadsig en lui en zouden
alleen werken als dit echt noodzakelijk was. Ze konden niets bijleren, en
dit zou dan ook verklaren waarom ze nog steeds op de laagste trap van
ontwikkeling stonden, nauwelijks boven de barbaarsheid. Een paar
Surinamers liet echter wel een goede indruk achter. Zo was er een
jongen die programma's verkocht bij de ingang van de rotonde. Dit zou
volgens de auteur betekenen dat hij zijn '(••.) boschneger-geaardheid al
op zeer jeugdigen leeftijd heeft afgelegd'. De creolen worden beschreven
als een soort onbekommerde kinderen van de tropische natuur, die erg
vriendelijk overkwamen. In een artikel in de Katholieke illustratie
verbaasde de auteur zich over de mate van beschaving van een
Surinamer. Hij had er één vier sigaren voorgehouden en was zeer verrast
dat de neger er maar één had aangenomen in plaats van ze allemaal te
nemen. Een indiaan had hem echter, toen hij ook deze sigaren aanbood,
minachtend aangekeken. Hierop besloot de auteur dat indianen
ontevreden en trots waren -''
In het Beknopt verslag met voorwoord over de Surinaamsche inboorlingen
geëxposeerd op de Internationale Koloniale en Vitvoerhandel Tentoonstelling worden bepaalde uiterlijke kenmerken zoals huidskleur en
haartype beschreven. Naast deze uiterlijke kenmerken worden er ook
karaktereigenschappen aan de Surinamers toegeschreven. Over de
Arowak indianen wordt gezegd dat ze het minst oorlogszuchtig en het
meest zacht van aard waren. De Caraïben waren daarentegen zeer
strijdlustig. Over het algemeen waren de indianen niet vermengd met
andere rassen. De uitzondering hierop vormde de 'Karboeger-Indiaan'.
Dit was een kruising tussen een indiaan en een negerslaaf. Over de
bosnegers wordt geschreven dat ze erg bijgelovig waren. Hoewel ze
uiterlijk verschilden van de indianen, hadden ze veel overeenkomsten
wat betreft hun leefwijze en gewoonten. Toch vond de auteur van het
boekje dat de bosnegers op 'een lageren trap van ontwikkeling' stonden.
Ook wordt er gezegd dat ze zeer jaloers, wantrouwend en lui waren.^^
26.4
Een antropologisch verslag
Het belangrijkste verslag over de mensen uit Suriname op het gebied van
de antropologie werd geschreven door een Fransman. Prince Roland
Bonaparte schreef Les habitants de Suriname. Notes recueillies a
l'exposition coloniale d'Amsterdam en 1883, waarin uitgebreid aandacht
wordt besteed aan de Surinamers. Bonaparte behandelt drie groepen: 'les
indiëns, les nègres des bois, les nègres sédentaires'. Van elke groep
bespreekt hij de woonstijl, kleding en verdere culturele kenmerken,
maar ook de verschillende individuen afzonderlijk. Over de indiaan Kaja-roe vermeldt Bonaparte bijvoorbeeld dat hij ongeveer 50 jaar, puur
van ras en zeer intelligent is, en dat hij vijf jaar in de Franse marine
diende, waar hij tatoeages aan heeft overgehouden. Van elk individu
staan de gegevens op een aparte bladzijde vermeld: het ras, de stam, de
woonplaats, de leeftijd, de kleur (van de huid, haren, ogen en eventuele
baard), het type haar, de soort neus, de soort lippen, de omvang van de
taille, de diameters van het hoofd (van voor naar achteren en over
dwars) en de schedelindex. Vervolgens worden er van elk individu twee
foto's getoond, één en face en één en profil. Tenslotte staan er ook
afbeeldingen van hoofdtooien en sieraden in het boek.^'* Bonaparte geeft
in zijn boek dus een zeer grondige beschrijving van de uiterlijke
kenmerken van de Surinamers. Hij verbindt hieraan echter geen
conclusies over de verschillende vormen van beschaafdheid.
Bonaparte heeft de Surinamers daadwerkelijk opgemeten en
gefotografeerd. De Nederlandse verslagen gaan niet veel verder dan een
beschrijving van de huidskleur en het type haar. De uiterlijke
kenmerken van de bewoners van de kampong worden, in tegenstelling
tot de Surinamers, helemaal niet beschreven. Toch geven de
Nederlandse verslagen wel een duidelijk oordeel over de kolonialen. Uit
de verslagen valt af te leiden dat de mensen uit Nederlands-Indië in het
algemeen 'hoger' worden geacht dan de bewoners van Suriname. Beiden
stonden echter nog op een lager beschavingsniveau dan de
Nederlanders. Deze opvattingen baseerde men echter niet op
antropologische bevindingen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat
de Nederlandse antropologie nog niet zo ver was ontwikkeld als de
Franse. Betekende dit dat op een Franse wereldtentoonstelling
wetenschappelijker werd omgegaan met de tentoongestelde mensen?
De wereldtentoonstelling in Parijs
In 1889 werd in Parijs de Exposition Universelle georganiseerd. Deze
tentoonstelling herdacht de Franse Revolutie van honderd jaar daarvoor.
Voor de Europese monarchieën was deelname aan deze wereldtentoonstelling onacceptabel vanwege het revolutionaire karakter ervan.
107
Ook de Nederlandse regering onthield zich om deze reden van officiële
deelname. Nederlanders die toch mee wilden doen werd dit echter niet
verboden.3" Het hoofdthema was de vooruitgang van de menselijke
beschavingen. Een van de topstukken was de Eiffeltoren, die de
bezoekers moest demonstreren dat de mogelijkheden van de techniek
tot in de hemel reikten. Er waren twee gebieden op het tentoonstellingsterrein. Op het Champs de Mars waren de schone en vrije
kunsten in paleizen ondergebracht. Hier bevond zich ook de centrale hal
voor de nijverheid en de machinegalerij. Het tweede gebied werd
gevormd door de Esplanade des Invalides, waar de Franse koloniën en
protectoraten zich presenteerden.^i
Voor het eerst op een Franse wereldtentoonstelling was er een aparte
koloniale afdeling. Op de Esplanade des Invalides bevond zich het
hoofdgebouw, waar een algemeen overzicht werd gegeven van de
koloniale inzendingen. Dit gebouw werd omgeven door een aantal
paviljoens die waren opgetrokken in de bouwstijl van de streek die ze
vertegenwoordigden. Ook was er een koloniale serre. Hierachter lagen
de particuliere bedrijfjes: het Annamitisch theater en restaurant, een
creools restaurant, verschillende eet- en drinkgelegenheden en les
villages indigenes: dorpen van Senegal, Loango, Pahahouin, Canaque en
Tonkin. In totaal verbleven er ongeveer driehonderd authentieke
bewoners in deze dorpjes.^^
In Parijs waren antropologen, etnografen, archeologen en prehistorici
aanwezig om de tentoonstelling een wetenschappelijk fundament te
geven. Ze hielpen bij het tot stand komen van thematische en
retrospectieve exposities over de aard en ouderdom van de mensheid en
over de fysieke kenmerken en beschavingsniveaus van volken. Deze
tentoonstellingen toonden het publiek dat de verschillende woonstijlen
en arbeidsvormen kenmerkend waren voor de verschillende beschavingstoestanden. Bezoekers kwamen deze tentoonstellingen als eerste
tegen, zodat de ideeën die daar werden uitgedragen in gedachten zouden
blijven tijdens het bekijken van de inheemse dorpen en de rest van de
tentoonstelling.'^ De Franse antropoloog Paul Topinard, directeur van
de École d'anthropologie, was verantwoordelijk voor de totstandkoming
van een expositie over de vooruitgang van de menselijke geest en het
ontstaan van de verschillende rassen. Er was een tableau te zien dat de
ontwikkeling van mens en mensaap naast elkaar beschreef. Volgens
Topinard was dit eerder om de afstand tussen beiden te benadrukken
dan om hun verwantschap te tonen. Topinard was van mening dat de
tentoonstelling een aantal belangrijke kwesties behandelde, zoals de
oorsprong en aard van de mens en de verschillende rassen, de relatie van
de mens tot het dier en de genealogie van de mens vanaf zijn vroegste
oorsprong. Hij benadrukte wel dat de wereldtentoonstelling over al deze
vraagstukken iets zou laten zien, maar geen standpunt zou innemen.^'*
26.4
Op de Exposition de la Société, du Laboratoire et de l'École
d'anthropologie werd ook aandacht besteed aan de fysische
antropologie. Hier werden verschillende voorbeelden tentoongesteld
van langhoofdigen (onder andere een afdruk van een schedel van een
neger uit Timboektoe en een foto van een vrouw uit de Savoye) en van
rondhoofdigen (onder andere een schedel uit Auvergne, de afdruk van
een schedel van een Tartaar en een foto van een boerin).^5 Naast
schedels werden er ook skeletten tentoongesteld, waaronder prehistorische. Er waren kaarten die de ontwikkeling van het gewicht van
de hersenen demonstreerden. Ook werden de hulpmiddelen van de
antropologie tentoongesteld; zo waren er verschillende meetinstrumenten te zien en was er een afdeling voor de fotografie. Het was zo druk op
de antropologische afdeling dat het moeilijk was om er serieus
onderzoek te doen, zo klaagde de antropoloog Mason.^^
De Nederlandse koloniale afdeling in Parijs
Op de Esplanade des Invalides was ook Ie village Javanais te vinden. Als
enige buitenlandse inzending kreeg Nederland hier een plekje. De
Nederlandse inzending bevatte opnieuw een Indisch dorp met zestig
bewoners. De West-Indische koloniën waren ditmaal niet vertegenwoordigd. Dit dorp, één van de populairste bezienswaardigheden op de
wereldtentoonstelling, was gemodelleerd naar de kampong van de
wereldtentoonstelling in Amsterdam. Het bestond uit verschillende
typen huizen uit de diverse regio's van Nederlands-Indië en was dus
eigenlijk niet puur Javaans. Samen met dit dorp waren ook zestig
inwoners van Java en Sumatra meegekomen. Zij lieten wederom
taferelen uit hun dagelijks leven zien zoals nijverheid, muziek en dans.
Dagelijks kwamen er rond de duizend bezoekers een kijkje nemen in het
dorp. Ook enkele beroemdheden, waaronder de schilder Paul Gauguin
en de schrijver Emile Zola, bezochten de village Javanais. De componist
Claude Debussy liet zich er inspireren door de gamelanmuziek.^'' In het
dorp bevond zich ook een restaurant waar men kon rijsttafelen. Dit
werd een groot succes. Volgens de verslaggever van het tijdschrift Eigen
haard, J. de Meester, werd het zelfs mode bij de Parijse beau monde om
te gaan rijsttafelen. De firma Van Houten had een Sumatraans huis op de
kampong en ook de likeur van de Erven Bols was er te verkrijgen. De
Meester zag ook het batikken en het vlechten van strohoeden. Uit zijn
verslag komt naar voren dat hij de kampongbewoners erg aandoenlijk
vond.^*^ Er waren zestig mensen uit Nederlands-Indië, waaronder veertig
mannen en twintig vrouwen. Ze waren afkomstig uit de Preanger
Regentschappen, Batavia, Bantam, Soerakarta en Djokjakarta.^'^
De kampong bleek een zeer populaire attractie op de wereldtentoonstelling. De Meester vermeldt dat in mei de bezoekersaantallen al op
109
vier- 'a vijfduizend bezoekers per dag lagen, op zondagen naderde dit
cijfer zelfs de tienduizend."*" Het tentoonstellen van mensen uit de
koloniën werd mode en werd herhaald op de wereldtentoonstelling van
Chicago in 1893. De regering van Nederlands-Indië vond dit echter geen
goede zaak meer. Toen de Jardin d'Acclimatation, een educatief en
cultureel themapark in Parijs, ook mensen uit Nederlands-Indië wilde
gaan tentoonstellen, werd dit tegengehouden. De behandeling van de
'inboorlingen' leek veel te wensen over te laten.^i
Antropologen over de kampong in Parijs
Vanwege de verschillende volkeren die in Parijs aanwezig waren, bood
de wereldtentoonstelling een enorme kans voor antropologen en
etnografen om de tentoongestelde mensen te onderzoeken. Er kwamen
dan ook verschillende onderzoekers, die van de gelegenheid gebruik
maakten om de volkeren te bestuderen en eventueel op te meten.42 Veel
Franse auteurs die over de kampong schreven besteedden enige
aandacht aan de aard en de uiterlijke kenmerken van de kampongbewoners. Over het algemeen kwamen de mensen die de kampong
bewoonden er redelijk goed vanaf. In La section Hollandaise a l'exposiüon
universelle Paris 1889 worden de uiterlijke kenmerken van de Javanen
niet beschreven, maar hun karakter komt wel aan de orde. Ze worden
omschreven als fatsoenlijk, zachtaardig, volgzaam, intelligent en hen
wordt een natuurlijke gratie toegeschreven."*3
Antropologen hadden veel interesse voor het gemengd bloed van de
Javanen. De onderzoekers interpreteerden dit soms als een vorm van
degeneratie. Raoul, die een artikel over de kampong schreef, probeerde
de aard en de oorsprong van de verschillende rassentypen uit
Nederlands-Indië te verklaren. Gemengd bloed zou de oorzaak zijn van
hun specifieke rassenkenmerken. Raoul was ervan overtuigd dat de
Javanen beschaafd waren, maar dit was dan wel relatieve beschaving.
Vooruitgang van het Javaanse volk was wél mogelijk. Paul Ie Jenisel, die
een boek schreef over de tentoongestelde volken, vreesde de gevolgen
van rassenvermenging en de verspreiding van rassen. Hij vond het
jammer dat er van de zeven of acht rassen die voorkwamen op Java maar
zo weinig naar Parijs waren gekomen. Le Jenisel was net als Raoul van
mening dat het vermengen van rassen de oorzaak was van de specifieke
rassenkenmerken van de Javanen. Er waren al verschillende eigentijdse,
maar ook oude rassen uit de Chinese en Indische beschaving met elkaar
gemengd. Javanen waren net als alle Polynesische en Aziatische rassen
een mengtype. Le Jenisel meende dat gemengde rassen te maken kregen
met degeneratie en verminking. Toch zag hij dit niet bij de Javanen; zij
vormden de uitzondering op de regel. Hoewel hun neus plat was, waren
ze toch welgevormd, hun huidskleur liep van goudgeel tot kastanje en
26.4
ze hadden hun eigen Aziatische schoonheidsnormen. De kampongbewoners hadden een onbewuste en onschuldige schoonheid en
deugdzaamheid. Le Jenisel noemde hen 'zacht als lammetjes, niet
wetend wat ijdelheid is'. Een soort onschuldige kinderen."*•* De
antropologen J. Deniker en L. Laloy hadden veel gegevens verzameld die
werden gepubliceerd in het tijdschrift UAnthropologie. Ze hadden
veertien kampongbewoners onderzocht en vergeleken de daaruit
verkregen gegevens met die van de antropoloog Broca en met de
bevindingen van de schedelmeters Swaving, Weisbach en Langen. De
gegevens van Deniker en Laloy zijn zeer nauwkeurig en volledig. Ze
maten de lichaamslengte, omvang van de taille, kleur van de huid, haar
en ogen, structuur van de lichaamsbeharing, en natuurlijk de vorm van
de schedel. Hoewel Deniker en Laloy veel gegevens verzamelden over de
bewoners van de verschillende dorpen op de Esplanade des Invalides,
lieten ze zich niet uit over de betekenis van de door hen verkregen
resultaten. Dit empirisme demonstreert dat de fysische antropologie in
deze jaren erg wetenschappelijk werd. Ook toont het de onzekerheden
die binnen deze wetenschap bestonden, zoals de vraag wat zuivere
rassen waren, of die wel echt bestonden en of er verbanden waren met
karaktertrekken. 45
Het valt op dat in de Nederlandse verslagen weinig aandacht wordt
geschonken aan de fysische antropologie. In de Franse verslagen krijgt
dit onderwerp juist meer aandacht. Dat de kampong al op de
wereldtentoonstelling in Amsterdam te zien was, kan een reden zijn
voor de geringe Nederlandse belangstelling. Een andere mogelijke reden
is dat in Frankrijk de fysische antropologie veel beter ontwikkeld was
dan in Nederland."^f" Frankrijk had immers heel wat gerenommeerde
antropologen voortgebracht, waaronder Paul Broca en Paul Topinard.
Conclusie
In dit artikel is onderzocht of en hoe de rassenclassificaties die
antropologen maakten terug te vinden waren op de wereldtentoonstellingen van Amsterdam en Parijs. In Amsterdam in 1883 werd
duidelijk
een vergelijking
gemaakt tussen de
verschillende
beschavingen. De koloniale volken werden gecontrasteerd met de
westerse geïndustrialiseerde beschaving. Tussen de machinegalerij en de
kampong of de rotonde lag een wereld van verschil. Dit was voor elke
bezoeker duidelijk waarneembaar. Zowel voor de samenstellers als voor
de bezoekers stond vast dat de westerse maatschappij een hogere
beschaving was dan de samenleving van de getoonde volkeren. Toch was
er ook bewondering voor de Indische beschaving, die nog zo één was
met de natuur. Vooral de kunst van deze mensen vond men bijzonder.
111
Aan een bezoeker van deze tentoonstelling werd niet duidelijk getoond
welke van de koloniale volken er beschaafder was. Dat de wereldtentoonstellingen pronkvertoningen waren, is hier een mogelijke
verklaring voor. Om het nationalisme te verspreiden werden nationale
successen gedemonstreerd. Door te laten zien hoe het leven in de
koloniën eruit zag, zou de bezoeker zich verwant gaan voelen met deze
gebieden en zou er een gevoel van nationale trots ontstaan over de
verovering ervan. Het tentoonstellen van mensen was ook vooral een
vorm om de bezoekers te vermaken. Dit is duidelijk te zien aan de
optredens die de mensen uit de koloniën verzorgden. Het gamelanorkest
dat westerse liedjes speelde, kan alleen worden opgevat als een vorm
van vermaak. De kampong en de rotonde hadden weinig inhoud en
waren vooral gericht op uiterlijk vertoon.
Op de wereldtentoonstelling in Parijs nam de antropologie een
belangrijke plaats in. De retrospectieve exposities over de woonstijlen,
de geschiedenis van de mens en de antropologie hadden een
evolutionair karakter. Deze tentoonstellingen gaven de bezoekers een
denkkader om de rest van de tentoonstelling te bekijken. Toch leek ook
in Parijs het Indisch dorp vooral een pronkvertoning. Op deze
wereldtentoonstelling lieten de muziek- en dansvoorstellingen weer
zien dat het vermaken van het publiek erg belangrijk was. In ieder geval
werden de mensen uit de kolonie ook in Parijs niet zodanig
tentoongesteld dat meteen duidelijk was waar zij stonden in de
hiërarchie van de mensenrassen. Wel werd de aanwezigheid van alle
verschillende volken op de wereldtentoonstelling door de Franse
antropologen aangegrepen om onderzoek te doen. Het was een grote
kans om de kenmerken van de verschillende rassen in kaart te brengen.
Al met al is duidelijk geworden dat het tentoonstellen van mensen niet
was bedoeld om rassenclassificaties uit te dragen. De kampong of de
rotonde was niet de plaats om het publiek te onderwijzen over de
bevindingen van de antropologen. Dit kon eventueel in een aparte
expositie aan de belangstellenden worden getoond, zoals in Parijs
gebeurde.
26.4
Noten
1. Marieke Bloembergen, De koloniale vertoning. Nederland en Indië op de wereldtentoonstellingen (18801931) (Amsterdam 2002) 20.
2. Jolin S. Haller, Outcasts from evolution. Scientific attitudes of racial inferiority 1859-1900. (Urbana 1971)
4,6.
3. George W. Stocking Jr. Race, culture, and evolution. Essays in the history of anthropology (New York 1968)
113-114.
4. Nancy Stepan, The idea of race in science: Great Britain 1800-1960 (Oxford 1982) 83-88.
5. Stocking Jr., Race, culture, and evolution, 118-120, 127 ,128.
6. Ibidem, 125, 126.
7. Haller, Outcasts from evolution, 9-11.
8. Ibidem, 11-14.
9. Stepan, The idea of race in science, 100-102.
10. Haller, Outcasts from evolution, 17-19.
11. Machteld J. Roede, 'A history of physical anthropology in The Netherlands' in: Han Vermeulen en Jean
Kommers ed., Tales from academia. History of anthropology in The Netherlands part 2 (SaarbrCicken 2002)
1033, 1046-1048.
12. H. de Jonge, 'Twee Ashantijnse prinsen in Nederland. Antropologisch onderzoek in de 19de eeuw',
Spiegel historiael 39 (2004) 242-248, aldaar 244-247.
13. Stepan, 77ie idea of race in science, 93-96, 105.
14. Bloembergen, De koloniale vertoning, 67-68, 80.
15. ibidem, 71-73,80.
16. Heen Montijn, Kermis van koophandel. De Amsterdamse wereldtentoonstelling van 1883 (Bussum 1983)
35.
17. Ibidem, 70-71.
18. Bloembergen, De koloniale vertoning, 96-100.
19. J.R. de Kruijff, 'Ter Amsterdamsche tentoonstelling', Vragen des tijds (1883) 261-277.
113
20. H.J Eerligh van Gogh, De inlandsche woningen op de Internationale Koloniale en UitvoerhandelTentoonstelling (Amsterdam 1883) 2-4.
2 1 . RW. van Eeden, De koloniën op de Internationale tentoonstelling te Amsterdam in 1883 (Haarlem 1884)
4-7.
22. Beknopt verslag met voorwoord over de Surinaamse inboorlingen geëxposeerd op de Internationale
Koloniale en Uitvoertiandel Tentoonstelling. In het jaar 1883 te Amsterdam (z.p. z.j.) 1-2.
23. G. Oostindie en E. Maduro, In het land van de overheerser II. Antillianen en Surinamers in Nederland,
1634/1667-1954 (Dordrecht 1986) 22.
24. Montijn, Kermis van koophandel, 41 -42; Oostindie en Maduro, In het land van de overheerser II, 21 -23.
25. Beknopt verslag met voon/voord over de Surinaamse inboorlingen geëxposeerd op de Internationale
Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling, 1-4.
26. Oostindie en Maduro, In het land van de overheerser II, 21-23.
27. Ibidem, 23-24.
28. Beknopt verslag met voon/i/oord over de Surinaamse inboorlingen geëxposeerd op de Internationale
Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling, 5-7.
29. Prince Roland Bonaparte, Les habitants de Suriname. Notes recueillies a l'exposition coloniale
d'Amsterdam en 1883 (Parijs 1884),
30. Bloembergen, De koloniale vertoning, 115, 128
3 1 . Ibidem, 117-119.
32. Bloembergen, "Exotisme en populaire antropologie". Een Javaans dorp op de wereldtentoonstelling in
Parijs (1889)', Nederlandsch kunsthistorisch jaarboek (2002) 250-279, aldaar 254.
33. Bloembergen, De koloniale vertoning, 122-125.
34. Ibidem, 123-125.
35. La Société, Técole et Ie laboratoire d'anthropologie de Paris a l'exposition universelle de 1889 (Parijs
1889), 98-124.
36. Bloembergen, De koloniale vertoning, 125.
37. Bloembergen, 'Exotisme en populaire antropologie', 251, 260.
38. J. de Meester, 'In den kampong te Parijs', uit: Eigen haard: geïllustreerd volkstijdschrift (1889) 296-299,
26.4
39. Nederland op de wereldtentoonstelling te Parijs in 1889. Verslag uitgebracht door de commissie der
Vereeniging ter behartiging van de Nederlandsche belangen bij de tentoonstelling te Parijs in 1889 (Haarlem
1890)53.
40. De Meester, 'In den kampong te Parijs', 296.
4 1 . Poeze, In het land van de overheerser I, 2 1 , 22.
42. Bloembergen, De koloniale vertoning, 150-152.
43. A.L.H. Obreen, La section Hollandaise a l'exposition universelle Paris 1889 (Haarlem 1889) 11.
44. Bloembergen, De koloniale vertoning, 152-154.
45. Ibidem, 155-156.
46. Ibidem, 163.
115
Download