Opleidings Reglement

advertisement
OPLEIDINGSREGLEMENT NPAG
5 november 2015
Algemene opmerkingen
1. Het reglement moet zo eenvoudig mogelijk zijn. De regels zijn niet absoluut bindend;
dispensatie is mogelijk als dit in het belang is van de opleiding van de kandidaat.
2. Kandidaten, opleiders, docenten en anderen die verbonden zijn aan de opleiding zijn in
principe gehouden aan de bepalingen van het opleidingsreglement tenzij, na overleg vooraf,
de Opleidingscommissie (OC) akkoord gaat met afwijkingen c.q. dispensatie verleent.
3. In het bestuur van de NPAG wordt het algemene beleid t.a.v. de opleiding bepaald. Het
bestuur delegeert bevoegdheden en verantwoordelijkheid voor de dagelijkse gang van zaken
aan de Opleidingscommissie (OC).
De voorzitter van de OC is tevens lid van het bestuur van de NPAG.
4. De kandidaat is in principe als eerste verantwoordelijk voor de voortgang van zijn/haar
opleiding.
5. Het is van belang dat kandidaten van meet af aan leren om hun gedachten over het
analytisch werk mondeling en schriftelijk te formuleren.
Regeling van de structuur en verantwoordelijkheid voor de opleiding.
De taken zijn
a. Het verzorgen van de toelatingsprocedures
b. Het verzorgen van het curriculum
c. De begeleiding van de kandidaten
d. Educatieve staven
In de OC zitten alleen opleiders, waarvan tenminste één met kinderanalytische kwalificatie.
De OC bestaat uit tenminste vijf leden, die in onderling overleg de taken verdelen.
Ad a. De toelatingsprocedures worden zo discreet als mogelijk behandeld en besproken.
Ad b. De gehele OC beoordeelt evaluaties van kandidaten en docenten over de vorm en
inhoud van de cursus en over de plaats in het curriculum. Hetzelfde geldt voor de evaluaties
van docenten door de kandidaten. Alle werkzaamheden rond het curriculum worden
gecoördineerd door de coördinator van curriculum die ook verantwoordelijk is voor het
secretariaat van het curriculum.
De praktische invulling, zoals het bepalen van de inhoud van het curriculum, keuze van
docenten en seminaar leiders en het evalueren wordt door de gehele OC gedaan. De
verplichte literatuur wordt door de docenten in overleg met de OC vastgesteld.
Contact met/inspraak van kandidaten over het curriculum wordt geregeld door regelmatig
overleg met de (vertegenwoordiging van) kandidaten.
Wanneer er vragen of problemen zijn van, dan wel met, een kandidaat aangaande deelname
aan de cursus worden deze in de OC besproken.
1
Ad c. Het begin en de voortgang van de opleiding van iedere kandidaat valt onder
verantwoordelijkheid van de OC; deze commissie zorgt voor toelating en evaluatie en helpt
de kandidaat aan de eisen van zijn opleiding te voldoen.
Besluiten over de voortgang van de opleiding van de kandidaat worden door de OC genomen.
Kandidaten kunnen tegen besluiten van de OC in beroep gaan bij de Beroepscommissie.
Ad d. Zie addendum III.
Van de opleiding.
De NPAG leidt op tot psychoanalyticus van volwassenen, met de mogelijkheid tot bovendien
kwalificatie als kinderanalyticus.
Opleidingsroute
1. Aanmelding en toelatingsprocedure
2. Leeranalyse
3. Supervisie over psychotherapie en praktijkvoering .
4. Cursorisch gedeelte
5. Educatieve staven
6. Zelf analyseren onder supervisie
7. Deelname aan werkgroepen tot aan lidmaatschap
Algemene opmerkingen:
De kandidaat heeft het meeste profijt van zijn/haar opleiding wanneer hij/zij deze volgens dit
plan laat verlopen. De kandidaat is zelf actief in het nemen van de nodige stappen, die voor de
voortgang van de opleiding nodig zijn.
De OC blijft door regelmatige evaluaties op de hoogte van de voortgang. Zo nodig heeft de
OC hierover met de kandidaat tussentijds een gesprek. Bij vertraging of langdurige
onderbrekingen wordt er altijd door de OC met de kandidaat contact opgenomen; zo nodig
worden er bindende afspraken over de voortzetting van de opleiding gemaakt.
Ad 1. Aanmelding en toelatingsprocedure
Applicant meldt zich middels papieren post en email aan bij bestuur, krijgt (desgewenst)
informatie toegezonden en daarna een gesprek met een OC-lid; in dit gesprek wordt
informatie gegeven over de opleiding en wordt bekeken of de vooropleiding van de applicant
voldoet. (voor vereiste vooropleiding: zie HHR)
Applicant voorziet de OC van een kopie van de officiële documenten over zijn/haar
vooropleiding.
Daarna besluit de OC of applicant kan beginnen met de toelatingsprocedure.
Deze bestaat uit:
a. Door de applicant gemaakt CV en korte schriftelijke uiteenzetting waarom gesolliciteerd
wordt naar de psychoanalytische opleiding; hierin beschrijft de applicant ook belangrijke
zaken uit zijn/haar levensgeschiedenis. Applicant geeft aan welke opleiders gecontamineerd
zijn.
b. Gesprekken met drie, niet gecontamineerde opleiders/selectoren.
c. Selectoren rapporteren schriftelijk aan de OC en bespreken daarna gezamenlijk hun
bevindingen met de OC; in dit overleg wordt het besluit over toelating genomen.
2
d. Na de toelatingsprocedure heeft de applicant in alle gevallen een gesprek met een OC-lid,
waarin afspraken gemaakt worden over de verwachtingen en verplichtingen; bij afwijzen
over de reden daarvan en over eventuele her-aanmelding.
Een voor iedereen bindende afspraak is dat de kandidaat het beroepsgeheim in acht neemt en
zich pas psychoanalyticus mag noemen, als hij/zij de opleiding met goed gevolg heeft
afgelegd.
Met diegenen, die onvoldoende vooropleiding hebben en daardoor over geen of te weinig
klinische en/of psychotherapeutische ervaring beschikken, worden bindende afspraken
gemaakt over het doen van een klinische stage en/of het nemen van supervisie over
psychotherapeutische behandelingen.
Alle afspraken worden schriftelijk vastgelegd en ondertekend door applicant en OC-lid.
De toelating tot de opleiding is 3 jaar geldig.
Wanneer applicant akkoord gaat met de voorwaarden voor het starten van de opleiding bij de
NPAG, bevestigt hij/zij dit schriftelijk.
Vanaf het moment dat de applicant met de opleiding is gestart wordt hij/zij kandidaat van de
NPAG en is welkom (niet verplicht) tijdens de wetenschappelijke vergaderingen. Vanaf het
moment dat hij/zij start met de cursus van het eerste jaar neemt hij/zij deel aan het corveerooster en is welkom (niet verplicht) tijdens de ledenvergaderingen.
Ad 2. Leeranalyse.
De leeranalyse wordt bij een opleider van de NPAG gedaan met de frequentie van 5 maal per
week en uit eigen middelen betaald.
De kandidaat dient tenminste een jaar in leeranalyse te zijn wanneer hij/zij aan de cursus van
het eerste jaar begint.
Leeranalyticus en kandidaat rapporteren beiden afzonderlijk alleen begin en einde van de
analyse aan de OC.
De kandidaat dient nog geruime tijd in leeranalyse te zijn wanneer hij/zij zelf gaat analyseren.
Zie verder addendum I
Ad 3. Supervisie over psychotherapie en praktijkvoering.
Nadat de kandidaat is toegelaten tot de opleiding wordt in principe zo spoedig mogelijk
gestart met supervisie bij een opleider van de NPAG over het opzetten c.q. voeren van een
praktijk en de in dat kader te verrichten psychotherapieën. Dit moment kan, in overleg met de
OC, variëren met de al bestaande psychotherapie ervaring. Een belangrijk onderdeel van deze
supervisie is het onderzoeken of bij één of meerdere van de patiënten uit de eigen praktijk of
een andere werkkring een psychoanalyse mogelijk en gewenst is.
De supervisie loopt door tot de eerste supervisie over het analytisch werk (bij voorkeur maar
niet per sé bij dezelfde supervisor).
Ad 4. Cursorisch gedeelte.
Het cursorisch gedeelte wordt gedurende vijf jaren gegeven. Van de kandidaat wordt
aanwezigheid en actieve deelname verwacht. Het volgen van het technisch seminaar is zonder
zelf te analyseren slechts gedurende één jaar mogelijk.
Evaluatie vindt na één jaar plaats. Bij goede evaluatie kan de kandidaat beginnen met de
cursus van het tweede jaar.
De cursisten en docent evalueren gezamenlijk de cursus mondeling aan het eind van elk blok
van de cursus. De schriftelijke evaluatie door de cursisten gaat naar de cursuscoördinator van
de OC.
3
Evaluatie door de docent van de inhoud van de cursus en algemene zaken over de cursus gaan
naar de OC. Het functioneren van de kandidaat in de cursus wordt door de docenten
geëvalueerd in de jaarlijkse bijeenkomst met de OC.
Ad 5. Educatieve staven.
Gedurende de opleiding neemt iedere kandidaat aan tenminste 20 educatieve staven deel
waarin hij/zij tenminste 5 patiënten inbrengt en tenminste 5 maal een co-referaat maakt.
(zie verder ad 6, van de indicatie, en addendum II en III)
Ad 6. Analyseren onder supervisie.
Kandidaten kunnen in de loop van het tweede jaar beginnen met analyseren; zij vragen voor
elk geval toestemming aan de OC. Kandidaten zorgen zelf dat zij patiënten in analyse kunnen
krijgen; dit is onderdeel van de cursus. Het is gewenst dat de kandidaat patiënten van beiderlei
kunne analyseert. Voor het leerproces is het wenselijk dat de kandidaat zo snel mogelijk
tenminste twee analyses tegelijk doet.
De indicatie
De indicatie voor de analyses die voor de opleiding verplicht zijn, kan gesteld worden door de
kandidaat en zijn supervisor in een mondelinge bespreking met (tenminste) een tweede
opleider van de NPAG. Kandidaat maakt hiertoe een verslag van zijn/haar gesprekken met
zijn/haar patiënt, dat als basis dient voor de indicatiebespreking.
Wanneer de indicatie voor psychoanalyse gesteld is, meldt de kandidaat dit aan de OC.
De supervisie
De supervisie wordt gedaan bij een opleider van de NPAG.
De supervisie over het eerste geval heeft een frequentie van 1 maal per week gedurende
tenminste één jaar. Daarna tenminste 1 maal per 2 weken. Supervisie is verplicht tot aan het
lidmaatschap over alle lopende analyses. De kandidaat kiest voor iedere analyse, die voor de
opleiding nodig is, een andere supervisor; hij/zij kiest supervisoren van beiderlei kunne.
Kandidaat en supervisor melden aan de OC de begin- en einddatum van zowel psychoanalyse
als supervisie.
De evaluatie
Supervisoren evalueren regelmatig met de kandidaat als onderdeel van het leerproces.
Wanneer de kandidaat wil beginnen met een tweede of derde analyse, heeft hij/zij
toestemming van de OC nodig. De OC oordeelt op grond van evaluaties, die door de
supervisor tenminste één maal per jaar aan de hand van duidelijke criteria schriftelijk worden
gemaakt en met de kandidaat worden besproken. Alleen de analyses, die voor de opleiding
nodig zijn, worden geëvalueerd, tenzij de OC anders beslist.
De voortgang van de opleiding wordt van iedere kandidaat jaarlijks geëvalueerd in een
mondelinge bespreking van docenten en supervisoren onder leiding van de OC. In verband
met de discretie bepaalt de OC wie –al dan niet tegelijk – bij het overleg aanwezig zijn.
Kandidaten krijgen hierna een evaluatiegesprek met een lid van de OC.
Wanneer daar aanleiding voor is –zoals begin van een volgende analyse, moeilijkheden in de
supervisie - vindt tussentijdse evaluatie plaats; deze kan plaatsvinden op verzoek van de
kandidaat en/of de supervisor.
Van het lidmaatschap
Kwalificatie als lid is mogelijk na drie analyses, waarvan één analyse een kinderanalyse kan
zijn. De kandidaat doet op het moment van kwalificatie tenminste twee analyses.
4
Analyses van volwassenen moeten tenminste twee jaar geduurd hebben. Van de drie analyses
moet één tenminste vier jaar hebben geduurd . Supervisie over het proces van termineren bij
tenminste één analyse is gewenst, ook als de kandidaat inmiddels lid is geworden.
Frequentie van de voor de opleiding vereiste analyses is vijf maal per week, tenzij er
gegronde redenen zijn voor vier maal per week .
Na de eindevaluatie van de OC houdt de kandidaat in een wetenschappelijke vergadering van
de NPAG een klinisch referaat over één analyse. Het bestuur beslist hierna formeel over
toelating.
Kwalificatie als kinderanalyticus wordt verkregen door het verrichten van twee
kinderanalyses bij twee verschillende supervisoren (frequentie vijf maal per week, tenzij er
gegronde redenen zijn voor vier maal per week) en twee ouderbegeleidingen en het houden
van een klinisch referaat over een kinderanalyse in een wetenschappelijke vergadering van de
NPAG.
Kinderanalyses kunnen korter duren; er wordt individueel bekeken of er sprake is van
voldoende analytisch werk.
Over de opleiders
Van de opleiders mag verwacht worden dat zij een substantiële bijdrage leveren aan de
opleiding als geheel en dat zij als lid blijk hebben gegeven hiertoe in staat te zijn.
Taken van opleiders zijn:
1. analyseren en superviseren van opleidingskandidaten
2. cursus en technisch seminar verzorgen
3. stimuleren van het wetenschappelijke klimaat door voordrachten en publicaties
4. deelname aan bestuur en aan commissies ten behoeve van de opleiding
5. deelname aan een werkgroep waarin de theoretische aspecten van de opleidingsanalyse
en de supervisie van opleidingskandidaten bestudeerd worden
6. deelname aan de opleidervergaderingen
Procedure om opleider te worden
1. De aspirant-opleider (AO) doet verzoek aan het bestuur, geeft inzage in zijn/haar ervaring
en vermeldt welke opleiders gecontamineerd zijn. Het bestuur beoordeelt of van de AO
redelijkerwijs verwacht kan worden - op grond van zijn/haar functioneren als lid - dat hij/zij
genoeg opleidingstaken kan vervullen; daarbij wordt ook gelet op zijn/haar morele integriteit.
De noodzakelijke ervaring van de AO wordt gemeten aan:
a. na kwalificatie als lid heeft de AO gedurende 5 jaar zelfstandig geanalyseerd.
b. hij/zij doet analyses met een frequentie van 4-5 maal per week.
c. hij/zij heeft tenminste 7 analyses gedaan: 3 ten behoeve van de opleiding, daarna 4
zelfstandig (deze kunnen vóór de kwalificatie als lid begonnen zijn); 2 van de 7 analyses
kunnen een kinderanalyse zijn. De analyses van volwassenen hebben tenminste 2 jaar
geduurd.
d. hij/zij doet ten tijde van de aanvraag 4 analyses.
2. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan wordt door het bestuur aan de OC gevraagd de
procedure tot het verkrijgen van het opleiderschap in gang te zetten en te bewaken.
5
3. AO maakt een beknopt verslag over drie lopende analyses. Deze verslagen worden door de
OC met de AO besproken teneinde een indruk te krijgen van het analytisch werk van de AO.
4. Bij voldoende kwaliteit kiest de OC hieruit 2 analyses voor supervisie door 2 niet
gecontamineerde opleiders buiten de OC . Supervisoren evalueren na een half jaar supervisie
(frequentie 1 maal per 2 weken) volgens duidelijke criteria en bespreken hun bevindingen met
de AO en met elkaar. In dit overleg kan het besluit tot aannemen of afwijzen genomen
worden.
Wanneer zij niet tot een eensluidend oordeel kunnen komen wordt dit aan de OC gemeld. De
OC wijst dan een 3de supervisor aan die een, door de AO te kiezen, 3de analyse superviseert.
Uiterlijk aan het eind van het 2de halfjaar, waarin de AO dus 3 analyses laat superviseren,
wordt een besluit bij meerderheid van stemmen genomen. Dit besluit wordt gemeld aan de
OC. De OC geeft advies aan het bestuur, dat formeel beslist en in het geval van een positief
oordeel de benoeming tot opleider in de NPAG bekendmaakt.
5. De nieuwe opleider houdt zo spoedig mogelijk een voordracht in een wetenschappelijke
vergadering van de NPAG over klinisch en theoretisch werk.
6. Indien opleiders van een door de IPA erkende psychoanalytische vereniging lid worden van
de NPAG kunnen zij gelijktijdig de opleidingsbevoegdheid verkrijgen indien zij
a tenminste vijf jaar IPA-lid zijn.
b voor het verkrijgen van het opleiderschap bij de andere door de IPA erkende vereniging aan
eisen hebben voldaan die vergelijkbaar zijn met de in de NPAG geldende eisen.
c sinds het verkrijgen van het opleiderschap bij voortduring twee analyses hebben verricht.
d bereid zijn actief bij te dragen aan de opleiding, o.a. door deel te nemen aan
wetenschappelijke activiteiten en aan commissies t.b.v. de opleiding.
7. Procedure voor erkenning van de in het voorafgaande art. 6 bedoelde opleiders.
a applicant stuurt een brief met de motivering van zijn verzoek, een kort CV en een
overzicht van zijn praktijkomstandigheden aan de voorzitter van de OC.
b gesprek met de voorzitter van de OC.
c hierna wordt de procedure gevolgd zoals beschreven in art. 3b van het HHR.
Van de commissies
Zittingsduur van de Opleidingscommissie(OC): 3 jaar met mogelijkheid tot herbenoeming
van 1 jaar. Om de continuïteit te waarborgen dient de voorzitter gedurende tenminste een jaar
voordat hij in functie treedt, deel te nemen aan het werk van de OC.
ADDENDA
In de volgende addenda wordt de praktische uitwerking van de algemene uitgangspunten over
de opleiding beschreven.
Over de leeranalyse worden in addendum I enkele zaken nader uiteengezet.
Een centraal uitgangspunt van de opleiding is dat kandidaten zelf patiënten in
psychotherapeutische behandeling hebben en zelf psychoanalyses “creëren”.
Om dit onderdeel van het leerproces te begeleiden, zijn enkele regels opgesteld, die in de
addenda I, II en III worden geformuleerd.
6
ADDENDUM I - De leeranalyse
De leeranalyse is geen therapeutische behandeling, maar een centraal onderdeel van de
psychoanalytische opleiding. De leeranalyse kan daarom niet uit de algemene middelen van
de GGZ worden betaald. Betaling door PUR of verzekering is niet toegestaan en de analyticus
levert dus ook geen DBC of DIS aan.
Vanaf hun zeventigste levensjaar worden opleiders geacht geen leeranalyses meer te starten.
Wanneer door omstandigheden niet kan worden voldaan aan de gebruikelijke regels van
frequentie en continuïteit, dient er overleg plaats te vinden met de OC.
Dit overleg kan zowel door analyticus als kandidaat worden aangevraagd.
ADDENDUM II - Procedure bij het starten van een analyse
1. Als kandidaat meent dat een patiënt mogelijk in aanmerking komt voor een
psychoanalyse, bespreekt hij dit met de supervisor.
2. Als kandidaat en supervisor het eens zijn over de mogelijkheid van een analyse, vraagt
kandidaat toestemming aan de OC om met een (eerste of volgende) analyse te beginnen.
3. Na de toestemming van de OC organiseert de kandidaat een educatieve staf binnen het
Centrum voor Psychoanalyse. Tijdens deze staf komen kandidaat, supervisor, een tweede
opleider en enkele kandidaten bij elkaar om op grond van een verslag van gesprekken met
de patiënt de casus te bespreken. De taak van de tweede opleider en de aanwezige
kandidaten is kritisch mee te denken en de discussie te stimuleren. De tweede opleider
heeft geen beslissende bevoegdheid. Aan het einde van dit overleg beslissen de kandidaat
en de supervisor definitief op grond van de voorgaande discussie. Van deze educatieve staf
wordt door de kandidaat een kort verslag gemaakt dat naar de OC wordt gestuurd. De
gehele procedure geschiedt conform het indicatie protocol van het Centrum.
4. De analyse kan starten nadat de voorgaande stappen zijn genomen.
5. De kandidaat meldt de OC de datum waarop de analyse is gestart.
6. Het bovenstaande geldt voor alle analyses (dus ook de niet verplichte gevallen).
N.B: de verantwoordelijkheid dat de procedure conform de bovenstaande punten verloopt, ligt
bij de kandidaat.
ADDENDUM III - De educatieve staven
Teneinde zoveel mogelijk ervaring op te doen met het stellen van analyse-indicaties, nemen
alle kandidaten in hun opleiding deel aan de educatieve staven, die iedere maand gehouden
worden, voorafgaand aan de wetenschappelijke vergadering.
Per educatieve staf kan door een kandidaat een casus worden ingebracht en besproken, zoals
in addendum II, punt 4 staat beschreven. Door een andere kandidaat wordt een co-referaat
gemaakt; de tweede opleider is stafleider.
De educatieve staf is onderdeel van de reguliere cursus .
Iedere kandidaat neemt deel aan tenminste 20 bijeenkomsten, waarin hij/zij tenminste 5
patiënten inbrengt en tenminste 5 maal een co-referaat maakt.
De kandidaat meldt zelf alle bijgewoonde staven, ingebrachte gevallen en co-referaten aan de
OC. Verder gelden de regels zoals beschreven in addendum II.
ADDENDUM IV
Bewaartermijn selectie gegevens, opleidingsdossier en het dossier van de procedure tot het
verkrijgen van het opleiderschap.
7
Vanaf het moment van aanmelding wordt een opleidingsdossier bijgehouden. Dit dossier
wordt beheerd door de voorzitter van de OC.
1. Het verslag van het eindgesprek binnen de selectieprocedure wordt in kopie aan de
applicant overhandigd en kan desgewenst van commentaar worden voorzien.
2. In het geval van een afwijzing voor de opleiding worden alle verslagen van de selectie
procedure na drie jaar vernietigd, tenzij de betrokkene verzoekt dit termijn te verlengen.
3. In het geval van toelating voor de opleiding maken alle gegevens rondom de
selectieprocedure deel uit van het opleidingsdossier.
4. De verslagen van de jaarlijkse evaluatiegesprekken worden in kopie aan de kandidaat
overhandigd en kunnen desgewenst van commentaar worden voorzien.
5. Na het behalen van het lidmaatschap wordt na zes weken het gehele opleidingsdossier
vernietigd. Het nieuwe lid krijgt dit schriftelijk meegedeeld en wordt gewezen op de
mogelijkheid het dossier in te zien.
6. Het dossier van de procedure tot het verkrijgen van het opleiderschap wordt zes weken na
de afronding van de procedure vernietigd.
7. Vragen van administratieve aard en vragen met betrekking tot het onderwijs worden
binnen vier weken beantwoord. Wanneer een langere termijn nodig is wordt de kandidaat
hiervan met indicatie van de te verwachten termijn op de hoogte gesteld.
---
8
Download