COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 3.4.2003 WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE RAPPORT OVER HET ONDERZOEK AAN MENSELIJKE EMBRYONALE STAMCELLEN* SAMENVATTING * OFFICIEUZE VERTALING VAN DE SAMENVATTING VAN SEC(2003) 441 SAMENVATTING Achtergrond: Onderzoek aan stamcellen is een veelbelovend deelgebied van de biotechnologie dat vooruitzichten biedt op de ontwikkeling van nieuwe methoden voor het herstel of de vervanging van door verwonding of ziekte beschadigde weefsels of cellen en voor de behandeling van ernstige chronische aandoeningen zoals suikerziekte, ziekte van Parkinson, chronische hartinsufficiëntie, beroerten en beschadigingen van het ruggenmerg. Van vermoedelijk even groot belang is de potentiële bijdrage van het stamcelonderzoek aan ons fundamenteel inzicht in de processen van celgroei en -differentiatie en aan andere specifieke medische toepassingen zoals de studie van het ziekteverloop en de ontwikkeling van veiligere en meer doeltreffende geneesmiddelen. Wetenschappers houden zich intensief bezig met fundamenteel stamcelonderzoek. Eén mogelijke bron van stamcellen vormen menselijke embryo's in het stadium dat aan de innidatie voorafgaat. Wanneer dit soort onderzoek gepaard gaat met het gebruik van menselijke embryo's, rijst daarbij echter de vraag welke ethische waarden in het geding zijn en welke grenzen en voorwaarden aan dit soort onderzoek moeten worden gesteld. De complexiteit van dit vraagstuk, met alle ethische implicaties die daaruit voortvloeien, is duidelijk naar voren gekomen bij de vaststelling van het zesde kaderprogramma voor wetenschappelijk onderzoek (KP6) en de ter uitvoering daarvan aangenomen specifieke programma's. Bij die gelegenheid is het specifieke vraagstuk van het onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen reeds als discussiepunt aan de orde gekomen. Het zesde kaderprogramma voorziet in communautaire financiering van stamcelonderzoek in het kader van het eerste prioritair thematisch onderzoekgebied "Biowetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid", afdeling i: "Toepassingen van kennis en technologieën op het gebied van de genomica en de medische biotechnologie". In het bijzonder wordt het onderzoek "geconcentreerd op ... de ontwikkeling en beproeving van nieuwe preventie-instrumenten en therapieën zoals somatische gentherapie [en] celtherapie (in het bijzondere stamceltherapie...)"1. In afwachting van de vaststelling, uiterlijk eind 2003, van gedetailleerde uitvoeringsbepalingen heeft de Commissie zich ertoe verbonden gedurende deze periode geen onderzoekprojecten te financieren waarbij gebruik wordt gemaakt van menselijke embryo's en menselijke embryonale stamcellen (projecten met betrekking tot opgeslagen of geïsoleerde menselijke embryonale stamcellen in kweekjes uitgezonderd). De Commissie had haar voornemen te kennen gegeven om bij de Raad en het Europees Parlement een rapport over menselijke embryonale stamcellen in te dienen dat de basis zou vormen voor de besprekingen op een interinstitutioneel seminar over bio-ethiek2. 1 2 PB L 294 van 29.10.2002, blz. 10. Zie bijlage F. 1 Met het onderhavige rapport komt de Commissie deze belofte na. Het rapport beoogt een beeld te geven van de stand van zaken met betrekking tot de wetenschappelijke, ethische, juridische, maatschappelijke en economische aspecten van het onderzoek aan menselijke stamcellen, en menselijke embryonale stamcellen in het bijzonder. Dit rapport beoogt de basis te leggen voor een open en goed gedocumenteerde discussie op bovengenoemd interinstitutioneel seminar3. Rekening houdend met de resultaten van het seminar zal de Commissie een voorstel indienen met nadere richtsnoeren inzake de beginselen waarop besluiten betreffende de communautaire financiering van onderzoekprojecten waarbij menselijke embryo's en menselijke embryonale stamcellen worden gebruikt, dienen te worden gebaseerd. Inhoud van het rapport Kenmerken van menselijke stamcellen Stamcellen bezitten drie kenmerken waardoor zij zich onderscheiden van andere celtypes: – het zijn ongedifferentieerde (niet-gespecialiseerde) cellen; – zij kunnen zich gedurende langere tijd in deze ongedifferentieerde toestand delen en vermeerderen; en – in bepaalde fysiologische c.q. experimentele omstandigheden kunnen zij zich ontwikkelen tot meer gespecialiseerde, gedifferentieerde cellen zoals zenuwcellen, spiercellen of insulineproducerende cellen, enz. Stamcellen komen voor in vroege embryonale stadia, in de foetus en in het bloed van de navelstreng, en voorts in allerlei lichaamsweefsels, ook na de geboorte en bij het volwassen individu. Deze stamcellen leveren het materiaal voor de weefsels en organen van de foetus en voor groei- en herstelprocessen bij de pasgeborene en bij het volwassen individu. Na het doorlopen van het blastocyststadium (5-7 dagen na de bevruchting) nemen zowel het relatieve aantal stamcellen in de diverse weefsels als hun vermogen om zich tot verschillende celtypes te differentiëren, af - althans in situ. Indeling van menselijke stamcellen In dit rapport wordt een onderscheid gemaakt tussen drie types stamcellen, zulks op basis van hun oorsprong en de manier waarop zij worden verkregen: 1. Menselijke embryonale stamcellen, die kunnen worden afgezonderd uit nog niet ingenestelde embryo's in het blastocyststadium. 2. Menselijke embryonale kiemcellen, die kunnen worden verkregen uit de primordiale kiemcellen van de foetus. 3 Wetenschappelijke termen worden verklaard in de woordenlijst. 2 3. Menselijke somatische stamcellen, die kunnen worden verkregen uit weefsels of organen van volwassen individuen of foetussen of uit navelstrengbloed. Mogelijke toepassingen van het onderzoek aan menselijke stamcellen Transplantatie van hematopoïetische stamcellen (uit beenmerg, perifeer bloed of navelstrengbloed van een gezonde donor) wordt reeds meer dan een decennium lang toegepast voor de behandeling van, bijvoorbeeld, hematologische aandoeningen zoals leukemie of aangeboren immuundeficiënties. Autologe transplantatie (transplantatie van stamcellen afkomstig van het eigen beenmerg of perifeer bloed van de patiënt) werd ontwikkeld als een manier om het beenmerg te redden van patiënten die intensieve chemotherapie ondergaan. De techniek wordt nu steeds vaker toegepast als primaire behandeling van andere vormen van kanker zoals borstkanker en neuroblastoom. Autologe stamceltransplantatie wordt ook op experimentele basis toegepast bij de behandeling van lastige auto-immune aandoeningen en als vehikel bij gentherapie. Momenteel worden in meer dan 350 centra in Europa meer dan 18.000 beenmergtransplantaties per jaar uitgevoerd4. Nieuwe, op stamcellen gebaseerde therapieën (vaak "regeneratieve geneeskunde" of "celtherapie" genoemd) worden ook onderzocht met het oog op de ontwikkeling van nieuwe methoden voor het herstellen of vervangen van door verwonding of ziekte beschadigde weefsels of cellen en ter behandeling van ernstige chronische aandoeningen zoals suikerziekte, ziekte van Parkinson, chronische hartinsufficiëntie, beroerten en beschadigingen van het ruggenmerg. Van even groot belang is de bijdrage die het stamcelonderzoek naar verwachting zal leveren aan de fundamentele wetenschappelijke kennis en aan andere, specifieke medische toepassingen. – 4 Voor de ontwikkeling van nieuwe stamceltherapieën. Momenteel wordt gedacht aan drie therapiemodellen: – Transplantatie van uit stamcellen verkregen gedifferentieerde cellen: stamcellen kunnen in het laboratorium worden gekweekt en er vervolgens toe worden gebracht zich tot specifieke celtypes te differentiëren, waarna zij kunnen worden getransplanteerd (bijv. insulineproducerende cellen ter behandeling van diabetes, hartspiercellen ter behandeling van hartinsufficiëntie of dopamineproducerende neuronen ter behandeling van de ziekte van Parkinson, enz.). Als bron van deze specifieke gedifferentieerde celtypes kunnen hetzij embryonale, hetzij somatische stamcellen fungeren, eventueel ook de stamcellen van de patiënt zelf. – Directe toediening van stamcellen: in sommige gevallen is het mogelijk en/of noodzakelijk stamcellen rechtstreeks aan de patiënt toe te dienen op een zodanige wijze dat zij de juiste plek in het lichaam koloniseren en zich ter plaatse continu differentiëren tot het gewenste celtype (bijv. systemische "homing"). – Stimulering van de lichaamseigen stamcellen: ook de mogelijkheid om herstelmechanismen van het lichaam zelf te induceren of te intensiveren door A. L. Lennard en G. H. Jackson, “Science, medicine and the future: Stem cell transplantation”, BMJ, 2000, 321: 433-437. 3 het stimuleren van de eigen stamcelpopulatie van de patiënt, bijvoorbeeld door toediening van groeifactoren, wordt onderzocht. Deze nieuwe stamceltherapieën bevinden zich alsnog in een zeer vroeg ontwikkelingsstadium. Met name ten aanzien van de transplantatie van uit stamcellen verkregen gedifferentieerde cellen moeten nog heel wat wetenschappelijke en technische hindernissen worden genomen alvorens de klinische toepassing van deze therapieën tot de mogelijkheden gaat behoren. Het gaat daarbij om: – Inzicht in de mechanismen die de groei, lotsbestemming, differentiatie en dedifferentiatie van stamcellen reguleren. – Eliminatie van het risico van onaangepaste differentiatie en het ontstaan van cancereuze cellen. Op het risico van tumorigeniteit is met name gewezen in samenhang met het gebruik van menselijke embryonale stamcellen, omdat deze stamcellen aanleiding geven tot teratoma's. – Technieken om het overleven en functioneren van de stamcellen of de daarvan afgeleide celtypes gedurende de hele levensduur van de ontvangende patiënt te garanderen. – Ondervangen van het probleem van de immunologische afstoting (dat zich niet voordoet als de eigen stamcellen van de patiënt kunnen worden gebruikt). – Voor de productie van menselijke cellijnen voor toepassing bij de ontwikkeling van geneesmiddelen (preklinisch stadium) en in de toxicologie. Normale menselijke celtypes, verkregen uit menselijke stamcellen, kunnen genetisch of farmacologisch worden gemanipuleerd en gebruikt voor de geneesmiddelenprospectie. Voor de beproeving van geneesmiddelen zijn deze cellijnen wellicht klinisch relevantere biologische systemen dan diermodellen, en de hoop is dus gewettigd dat zij kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van veiligere en meer doeltreffende geneesmiddelen tegen menselijke ziekten en op termijn ook tot een vermindering van het gebruik van proefdieren. Zij bieden voorts mogelijkheden voor de ontwikkeling van betere in vitro modellen ter verfijning van de risicoomschrijving van chemische stoffen. Het is mogelijk dat deze toepassingen uiteindelijk de belangrijkste medische bijdrage zullen blijken te vormen van het onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen, althans op korte termijn, aangezien problemen van immunologische afstoting, levensvatbaarheid en tumorigeniteit hier niet aan de orde zijn. – Voor het verwerven van meer inzicht in de menselijke ontwikkeling. Menselijke embryonale stamcellen kunnen inzicht verschaffen in ontwikkelingsprocessen die niet direct in intacte menselijke embryo's kunnen worden bestudeerd maar die belangrijke klinische consequenties hebben op gebieden als congenitale afwijkingen, onvruchtbaarheid en spontane abortus. – Voor het verkrijgen van meer inzicht in de fundamentele mechanismen van celdifferentiatie en -proliferatie. De kennis van genen en moleculen zoals groeifactoren en voedingsstoffen die een rol spelen tijdens de ontwikkeling van het embryo, kan worden benut om stamcellen in het laboratorium te kweken en de ontwikkeling ervan te sturen zodat zij zich differentiëren tot gespecialiseerde celtypes. Een aantal van de ernstigste medische aandoeningen, zoals kanker, worden 4 veroorzaakt door abnormale celdeling en -differentiatie. Een beter inzicht in de genetische en moleculaire aansturing van deze processen kan informatie opleveren over de manier waarop deze ziekten ontstaan en aangrijpingspunten bieden voor nieuwe therapeutische strategieën. Voordelen en beperkingen die momenteel aan het gebruik van menselijke embryonale en somatische stamcellen zijn verbonden, en behoeften ten aanzien van de extractie van nieuwe menselijke embryonale stamcellijnen Bij de huidige stand van de wetenschappelijke kennis hebben zowel embryonale als somatische menselijke stamcellen voordelen en beperkingen wat betreft mogelijke toepassingen in het fundamenteel onderzoek en in nieuwe stamceltherapieën. In wetenschappelijke kringen bestaat er nog discussie over de vraag of menselijke embryonale stamcellen meer mogelijkheden bieden dan menselijke somatische stamcellen (verkregen uit foetaal of volwassen weefsel). Momenteel zijn menselijke embryonale stamcellen zeer interessant omdat zij zich tot alle mogelijke celtypes kunnen differentiëren (zij zijn "pluripotent"). Uit recente publicaties5 is gebleken dat somatische stamcellen wellicht beter in staat zijn zich tot verschillende celtypes te differentiëren dan voorheen werd vermoed (zo kunnen stamcellen uit beenmerg zich in bepaalde proefomstandigheden bijvoorbeeld ontwikkelen tot neuronen, lichaams- en hartspiercellen). Hierdoor is opnieuw de vraag gerezen of onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen wel noodzakelijk is en - in laatste instantie - of de extractie van nieuwe menselijke embryonale stamcellijnen in dit stadium niet overbodig is. Ondanks het optimisme dat recente onderzoekgegevens over het pluripotente karakter van menselijke somatische stamcellen hebben gewekt, zijn veel wetenschappers, ook diegenen die zelf onderzoek doen aan somatische stamcellen, voorstanders van de voortzetting van onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen en pleiten zij geenszins voor een beperking van het onderzoek tot somatische stamcellen alléén6. In de conclusies van talrijke rapporten7 wordt erop gewezen dat het te vroeg is om te zeggen welke belangrijke resultaten het onderzoek aan embryonale en somatische stamcellen nog zal 5 6 7 Bijv. Jiang, Yuehua et al., “Pluripotency of mesenchymal stem cells derived from adult marrow”, Nature, 2002, 418:41-49. Zie bijvoorbeeld de verklaring die Dr. Catherine Verfaillie van de University of Minnesota Medical School aflegde op de vergadering van de "US President’s Council on Bioethics" van 25 april 2002 (http://www.bioethics.gov/ ): "Het werk met menselijke embryonale stamcellen staat zeer duidelijk nog in de kinderschoenen, net zoals trouwens ons eigen onderzoek van de biologie van stamcellen uit adulte weefsels, en ik denk dat we op dit moment nog lang geen concrete vooruitzichten kunnen bieden op de spoedige ontwikkeling van nieuwe therapieën. Ik wil ook nogmaals benadrukken dat hoewel mijn eigen laboratorium en onze eigen vakgroep stamcellen bestuderen die verkregen werden uit adulte weefsels, wij daarbij actief het voorbeeld hebben gevolgd van onderzoekers op het gebied van embryonale stamcellen - menselijke embryonale stamcellen - zodat wij binnen één en dezelfde onderzoekinstelling over laboratoria beschikken die op het ene celtype werken en andere laboratoria die het andere celtype gebruiken. Dit stelt ons in staat de mogelijkheden van de verschillende celpopulaties te vergelijken en tegen elkaar af te wegen, en dat lijkt me erg belangrijk.". “Stem Cells: scientific progress and future research directions”, National Institute of Health (NIH), Bethesda, USA, juni 2001; Zwitserse nationale adviescommissie Biomedische Ethiek: advies inzake onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen, juni 2002; verslag van de Nederlandse Gezondheidsraad over “Stamcellen voor weefselherstel: onderzoek naar therapie met somatische en embryonale stamcellen”, juni 2002. http://www.gr.nl/pdf.php?ID=429 ; House of Lords Select Committee, UK, “Report on Stem cell research”, februari 2002; http://www.parliament.the-stationeryoffice.co.uk/pa/ld200102/ldselect/ ldstem/83/8301.htm; Zweedse Nationale Raad voor de medische ethiek: advies inzake onderzoek aan embryonale stamcellen, 17.1.2002, http://www.smer.gov.se/. 5 opleveren en welk stamceltype het beste tegemoet zal komen aan de behoeften van fundamenteel onderzoek en klinische toepassingen. Ten aanzien van de noodzaak om nieuwe menselijke embryonale stamcellijnen te produceren, worden diverse argumenten naar voren gebracht. In het bijzonder wordt aangevoerd dat het onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen zich nog helemaal in de beginfase bevindt en dat wetenschappers nog niet weten of zij de beste procedures voor het isoleren en in cultuur houden van menselijke embryonale stamcellen hebben ontwikkeld. Er wordt ook gezegd dat op veel bestaande embryonale stamcellijnen in de US een octrooi is genomen. Dit zou ertoe kunnen leiden dat Europa op dit gebied afhankelijk wordt van particuliere bedrijven in andere delen van de wereld8. Governance van het onderzoek aan menselijke stamcellen Het onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen confronteert de samenleving met complexe morele vragen. De vraag of onderzoek op embryonale stamcellen ethisch verantwoord is, kan worden gesteld in termen van een conflict tussen verschillende waardesystemen, tussen de rechten en plichten van diverse actoren of tussen de belangen van verschillende groepen op korte en lange termijn. Enerzijds heeft de samenleving belang bij nieuwe kennis die kan resulteren in de behandeling van tot dusver ongeneeslijke ziekten. Anderzijds doet dit onderzoek, wanneer daarbij gebruik wordt gemaakt van menselijke embryo's, vragen rijzen over de ethische waarden die op het spel staan en over de grenzen en voorwaarden die aan dit soort onderzoek moeten worden gesteld 9. De meningen over de legitimiteit van experimenten op menselijke embryo's zijn verdeeld, waarbij de scheidingslijnen worden bepaald door de achterliggende ethische, filosofische en religieuze tradities. De EU-lidstaten hebben ten aanzien van de regulering van het onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen zeer uiteenlopende standpunten ingenomen. Hieruit blijkt wederom dat er in de Europese Unie verschillende inzichten bestaan ten aanzien van wat al dan niet ethisch verantwoord is. Over welke ethische vraagstukken gaat het? Zoals werd uiteengezet in het op 14 november 2000 gepubliceerde Advies nr. 15 van de Europese Groep voor de ethiek van wetenschappen en nieuwe technologieën (EGE) over "Ethische aspecten van onderzoek aan en gebruik van menselijke stamcellen"10, zijn de volgende ethische basisbeginselen relevant voor onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen: – 8 9 10 het beginsel van respect voor de menselijke waardigheid; Verslag van de Nederlandse Gezondheidsraad over “Stamcellen voor weefselherstel: onderzoek naar therapie met somatische en embryonale stamcellen”, juni 2002. http://www.gr.nl/pdf.php?ID=235. Bijlage E - Advies nr. 15 van de Europese Groep voor ethiek over "Ethical aspects of human stem cell research and use". http://europa.eu.int/comm/european_group_ethics/index_en.htm. Bijlage E - Advies nr. 15 van de Europese Groep voor ethiek over "Ethical aspects of human stem cell research and use". http://europa.eu.int/comm/european_group_ethics/index_en.htm. 6 – het beginsel van de individuele zelfbeschikking (hetgeen inhoudt dat "informed consent" vereist is en dat de privacy en het vertrouwelijk karakter van persoonlijke gegevens worden gerespecteerd); – het gerechtigheids- en beneficiëntiebeginsel (namelijk ten aanzien van de verbetering en bescherming van de gezondheid); – het beginsel van de vrijheid van onderzoek (dat moet worden afgewogen tegen andere fundamentele beginselen); – het evenredigheidsbeginsel (hetgeen inhoudt dat de toegepaste onderzoekmethoden noodzakelijk zijn voor de totstandbrenging van het nagestreefde doel en dat geen meer acceptabele alternatieve methoden beschikbaar zijn). Voorts acht de EGE het belangrijk dat op grond van het voorzorgsbeginsel rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen op lange termijn van onderzoek aan en gebruik van stamcellen voor individuele personen en voor de samenleving." Wat betreft het maken van embryo's voor onderzoekdoeleinden is de EGE van mening dat "het aanmaken van embryo's uitsluitend ten behoeve van het wetenschappelijk onderzoek aanleiding geeft tot ernstige bezorgdheid, aangezien dit een verdere stap is in de instrumentalisatie van het menselijk leven" en stelt zij dat "de productie van embryo's met behulp van geslachtscellen die werden gedoneerd om als bron van stamcellen te fungeren, ethisch onaanvaardbaar is zolang overtollige embryo's een voor de hand liggend alternatief uitgangsmateriaal vormen". Verder is de EGE van mening dat "het in dit stadium voorbarig is om met het oog op onderzoek inzake stamceltherapie over te gaan tot het aanmaken van embryo's door somatische-celkerntransplantatie, aangezien er nog zeer veel onderzoek te doen valt met alternatieve bronnen van menselijke stamcellen (uit overtollige embryo's, foetale weefsels en volwassen stamcellen)". Met betrekking tot de morele aanvaardbaarheid van onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen in het raam van het kaderprogramma van de Gemeenschap kwam de EGE tot het besluit dat "… er geen argumenten zijn om financiering van dit type onderzoek via het kaderprogramma voor wetenschappelijk onderzoek van de Europese Unie uit te sluiten, voorzover dat onderzoek voldoet aan de ethische en juridische eisen die in dat programma worden omschreven". Voorts verklaarde de EGE: "Voor het onderzoek aan stamcellen uit alternatieve bronnen (overtollige embryo's, foetale weefsels en adulte stamcellen) moet door de Gemeenschap in specifieke financiering worden voorzien. Met name moeten EU-middelen worden uitgetrokken voor het onderzoeken van de juistheid van recente bevindingen met betrekking tot het differentiatievermogen van adulte stamcellen. De EU moet erop toezien dat de resultaten van dit onderzoek op ruime schaal worden verspreid en niet om redenen van commercieel belang worden achtergehouden." De EGE noemt als belangrijkste voorwaarden voor onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen en de productie van embryonale stamcellen uit overtollige embryo's: – vrije toestemming, op basis van adequate informatie, van het donerende paar of de donerende vrouw; 7 – goedkeuring van het onderzoek door een bevoegde autoriteit; – geen financieel gewin voor de donoren; – anonimiteit van de donoren en bescherming van het vertrouwelijk karakter van de persoonlijke informatie van de donoren; – transparantie ten aanzien van de onderzoekresultaten. Wat het klinisch onderzoek betreft, benadrukte de EGE het belang van – vrije toestemming van de patiënt op basis van adequate informatie; – evaluatie van de risico's en baten; – bescherming van de gezondheid van de bij de klinische proeven betrokken personen. Regulering van het onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen in de EU-lidstaten11 Ten aanzien van de regulering van het onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen nemen de EU-lidstaten onderscheiden standpunten in; ook wordt momenteel gewerkt aan, respectievelijk gediscussieerd over, de invoering van nieuwe wet- of regelgeving. Op basis van de stand van zaken in maart 2003 kunnen de volgende posities worden onderscheiden: – De productie van menselijke embryonale stamcellen uit overtollige embryo's is onder bepaalde voorwaarden wettelijk toegestaan: Finland, Griekenland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. – De productie van menselijke embryonale stamcellen uit overtollige embryo's is verboden, maar invoer en gebruik van menselijke embryonale stamcellen zijn onder bepaalde voorwaarden wettelijk toegestaan: Duitsland. Invoer en gebruik van menselijke embryonale stamcellijnen zijn niet uitdrukkelijk verboden in bijv. Oostenrijk, Denemarken en Frankrijk; over de toelating daarvan wordt nog gediscussieerd. – De productie van menselijke embryonale stamcellen uit overtollige embryo's is verboden: Oostenrijk, Denemarken, Frankrijk, Ierland en Spanje. De Spaanse wetgeving staat alleen de winning van menselijke embryonale stamcellen uit niet-levensvatbare menselijke embryo's onder bepaalde voorwaarden toe. – Geen specifieke wetgeving met betrekking tot onderzoek op menselijke embryo's of menselijke embryonale stamcellen: België, Italië, Luxemburg en Portugal. 11 Europese Commissie, DG Onderzoek, Directoraat E: Overzicht van de adviezen van de nationale ethische commissies of vergelijkbare instanties, maatschappelijke discussie en nationale wetgeving met betrekking tot onderzoek aan en gebruik van menselijke embryonale stamcellen (laatst bijgesteld in maart 2003). “Survey on the National Regulations in the European Union regarding Research on Human Embryos” - B. Gratton - gepubliceerd door het secretariaat van de EGE - Europese Commissie juli 2002. 8 – Het maken van menselijke embryo's voor onderzoekdoeleinden is wettelijk toegestaan: momenteel is het UK de enige lidstaat die het maken van menselijke embryo's met het oog op het verkrijgen van stamcellen, hetzij door de bevruchting van een eicel met een zaadcel, hetzij door somatische-celkerntransplantatie (SCNT, ook "therapeutisch klonen" genoemd) toestaat. Een wetsvoorstel dat momenteel door het Belgisch parlement wordt besproken, staat het maken van menselijke embryo's voor onderzoekdoeleinden - ook door middel van SCNT - toe. De Nederlandse Embryowet van 2002 voorziet in een vijfjarig moratorium op het maken van embryo's voor onderzoekdoeleinden, met inbegrip van SCNT. – Het maken van menselijke embryo's voor onderzoekdoeleinden en voor de productie van stamcellen is verboden, hetzij bij wet, hetzij uit hoofde van de bekrachtiging van het op 4 april 1997 in Oviedo ondertekende Verdrag van de Raad van Europa inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde: Oostenrijk, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Nederland, Portugal en Spanje. Nieuwe regelgeving die momenteel in de EU-lidstaten wordt besproken: België: Een wet over onderzoek op menselijke embryo's in vitro werd in 2002 door de Belgische senaat goedgekeurd en is momenteel in behandeling in het parlement. Deze ontwerp-wetgeving bepaalt dat de winning van embryonale stamcellen uit overtollige embryo's onder bepaalde voorwaarden wordt toegestaan en voorziet in de oprichting van een "Federale commissie voor medisch wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro". Denemarken: Een herziening van de huidige wetgeving teneinde de productie van menselijke embryonale stamcellen uit overtollige embryo's toe te staan, wordt momenteel besproken. Frankrijk: Een herziening van de Bio-ethiekwet van 1994 werd in januari 2003 door de senaat goedgekeurd en dient in de loop van het eerste halfjaar van 2003 door de nationale vergadering te worden besproken. Daarbij wordt voorgesteld wetenschappelijk onderzoek op overtollige menselijke embryo's, met inbegrip van de productie van menselijke embryonale stamcellen, onder bepaalde voorwaarden toe te staan gedurende vijf jaar. Er wordt een centrale vergunningsinstantie ingesteld. Italië: Een wetsontwerp over bevruchting in vitro is thans in behandeling. Portugal: In dit land is een comité opgericht dat een wet over onderzoek op menselijke embryo's en menselijke embryonale stamcellen moet voorbereiden. Spanje: Een herziening van de huidige wetgeving wordt thans voorbereid. In 1998 werd een Nationaal Comité voor kunstmatige voortplanting bij de mens ingesteld. In zijn tweede advies, dat in 2002 werd bekendgemaakt, pleitte dit comité voor onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen waarbij de stamcellen in kwestie zouden worden onttrokken aan overtollige embryo's, waarvan er in Spanje naar schatting meer dan 30.000 beschikbaar zijn. In april 2002 werd het Ethisch Adviescomité voor wetenschappelijk en technologisch onderzoek in het leven geroepen, dat in februari 2003 zijn eerste advies over onderzoek aan stamcellen uitbracht. Dit comité adviseerde de Spaanse overheid, werk te maken van 9 onderzoek aan stamcellen van zowel adulte als embryonale oorsprong, en de wetgeving zó te wijzigen dat de afzondering van menselijke embryonale stamcellen uit overtollige embryo's wordt toegestaan. Zweden: Een herziening van de huidige wetgeving staat thans ter bespreking. Het Parlementair Comité genetische integriteit stelde in zijn op 29 januari 2003 bekendgemaakt verslag voor, geen algemeen verbod op de productie van bevruchte eicellen voor onderzoekdoeleinden in te stellen. Op te merken valt evenwel dat naar het inzicht van dit comité de productie van embryo's door somatische-celkernoverdracht (het zogenaamd "therapeutisch klonen") op dezelfde manier moet worden behandeld, en dus in principe moet worden toegestaan. Regelgeving in de tot de EU toetredende landen Cyprus, Tsjechië, Estland, Hongarije, Litouwen, Slowakije en Slovenië hebben het Verdrag van de Raad van Europa inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde geratificeerd. In de tot de EU toetredende landen is tot dusver geen specifieke regelgeving inzake onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen ten uitvoer gelegd. Estland, Hongarije, Letland en Slovenië hebben wetgeving ten uitvoer gelegd die onderzoek op menselijke embryo's onder bepaalde voorwaarden toestaat. In Litouwen, Polen en Slowakije is onderzoek op menselijke embryo's verboden. In Cyprus, Malta en Tsjechië bestaat geen specifieke regelgeving met betrekking tot onderzoek op embryo's. In Tsjechië wordt gewerkt aan een wet. Governance met betrekking tot stamcelonderzoek in het kader van KP6 Artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie luidt als volgt: "1. De Unie is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben. 2. De Unie eerbiedigt de grondrechten, zoals die worden gewaarborgd door het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten voortvloeien, als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht. 3. De Unie eerbiedigt de nationale identiteit van haar lidstaten. 4. De Unie voorziet zich van de middelen die nodig zijn om haar doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid ten uitvoer te leggen." Conform het EU-Verdrag behoudt iedere lidstaat al zijn prerogatieven om wetgeving met betrekking tot ethische aangelegenheden in te voeren. Op Gemeenschapsniveau zijn ethische beginselen omschreven die van toepassing zijn bij de financiering van onderzoek in het raam van het kaderprogramma. 10 Wat het KP6 betreft, zijn de volgende ethische beginselen vastgesteld12: – "... ethische grondbeginselen [moeten] in acht worden genomen. Deze omvatten de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waaronder [...] de bescherming van de menselijke waardigheid en het menselijk leven ..." – "... overeenkomstig het Gemeenschapsrecht ..." – "... overeenkomstig ... de vigerende wetgeving, regelgeving en ethische richtsnoeren in de landen waar het onderzoek zal worden uitgevoerd." – "De volgende onderzoekgebieden worden niet gefinancierd uit hoofde van dit kaderprogramma: – onderzoekactiviteiten die gericht zijn op het klonen van mensen voor voortplantingsdoeleinden; – onderzoek dat gericht is op het modificeren van menselijk genetisch materiaal, waardoor dergelijke veranderingen erfelijk kunnen worden13; – onderzoekactiviteiten die uitsluitend gericht zijn op het kweken van menselijke embryo's voor onderzoekdoeleinden of om stamcellen te verkrijgen, bijvoorbeeld door overbrenging van somatische celkernen [het "therapeutisch klonen"]. – Voorts is de financiering van onderzoekactiviteiten die in alle lidstaten verboden zijn, onder alle omstandigheden uitgesloten." – "Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en gezien de bestaande diversiteit qua aanpak in Europa, moeten deelnemers aan onderzoekprojecten zich houden aan de bestaande wetgeving, voorschriften en ethische normen van de landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd. – In ieder geval gelden de nationale bepalingen en de Gemeenschap zal een in een bepaalde lidstaat verboden onderzoek in die lidstaat niet financieel ondersteunen. – In voorkomend geval vragen de deelnemers aan onderzoekprojecten voordat zij aan de OTO-activiteiten kunnen beginnen toestemming aan de bevoegde nationale of plaatselijke ethische comités. Bij voorstellen op ethisch gevoelige terreinen vindt systematisch een door de Commissie uitgevoerde ethische evaluatie plaats, in het bijzonder bij voorstellen die het gebruik van menselijke embryo's en menselijke embryonale stamcellen inhouden." – De notulen van de Raad van 30 september 2002 14 bevatten de volgende verklaring: "De Raad en de Commissie komen overeen dat nadere bepalingen inzake de financiering van onderzoekactiviteiten waarbij menselijke embryo's en stamcellen van menselijke embryo's worden gebruikt ... vóór 31 december 2003 worden 12 13 14 PB L 232 van 29.8.2002, blz. 4; PB L 294 van 29.10.2002, blz. 8. Onderzoek in verband met kanker van de gonaden kan worden gefinancierd. Bijlage F. 11 vastgesteld ... De Commissie zal tot die tijd niet komen met voorstellen om dergelijke onderzoekprojecten te financieren, met uitzondering van het onderzoek van opgeslagen of geïsoleerde menselijke embryonale stamcellen in een kweek". Sociaal-economische aspecten Vele illustraties van de mogelijkheden die het stamcelonderzoek biedt, zijn het resultaat van wetenschappelijk onderzoek aan de universiteiten. Voor de vertaling van dit potentieel in (bijvoorbeeld) therapeutische producten moeten echter ook het bedrijfsleven en de markt hun steentje bijdragen. Zo zijn er bijvoorbeeld industriële inputs noodzakelijk voor de grootschalige en correcte productie van cellijnen, de ondersteuning van decentraal opgezette klinische proeven, marketing en distributie, enz. In 2001 waren er ongeveer 30 overheids- en particuliere biotechnologiebedrijven actief op het terrein van stamcelonderzoek; een twaalftal onderzoekt momenteel de potentialiteiten van zowel somatische als embryonale stamcellen. Er zijn maar weinig - misschien zelfs géén bedrijven die uitsluitend investeren in onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen. Hoewel er aanzienlijke kapitalen beschikbaar zijn voor investering in stamcelonderzoek, kent dit soort investeringen momenteel slechts een bescheiden rendement. Dit hangt samen met het feit dat het grootste deel van deze activiteiten zich nog in het stadium van het fundamenteel onderzoek bevindt. De deelnemers aan het marktgebeuren proberen zich momenteel dan ook te positioneren met het oog op belangrijke toekomstige winsten, maar zij zien zich voorlopig geconfronteerd met onzekere perspectieven op het stuk van onderzoek, therapeutische mogelijkheden en de evolutie van het regelgevingskader, waarbij dit laatste hoofdzakelijk wordt beïnvloed door ethische overwegingen en door de bezorgdheid die leeft bij het publiek. 12