PowerPoint-presentatie

advertisement
NEDERLANDS
VRIJDAG 4 MAART
PROGRAMMA
• 15 minuten lezen
• Herhalen hoofdstuk 4
• Oefeningen maken (TEST of oefenen op de site NN)
LEZEN
 Feit:
 Iets is waar of onwaar, je kunt dit controleren.
 Bijvoorbeeld: Berlijn is de hoofdstad van Duitsland.
 Bijvoorbeeld: Madrid is de hoofdstad van Frankrijk.
 Mening/standpunt:
 Wat iemand van iets vindt. Je kunt het eens of oneens zijn met
een mening.
 Bijvoorbeeld: Ik vind woensdag de leukste dag van de week.
 Te herkennen aan: ik vind, volgens mij, lijkt mij etc.
Argument;
 Een argument gebruik je om te zeggen waarom je een
bepaalde mening hebt.
 Want, omdat, namelijk, immers
Onderwerp van een tekst (één of een paar
woorden)
Tekstverbanden (H3 blz. 92)
WOORDENSCHAT
Sommige werkwoorden hebben een vast
voorzetsel: vertrouwen op, beschikken over, zich
schamen voor.
Zelfstandig naamwoord, werkwoord en vast
voorzetsel (ZN + WW + VZ): een hekel hebben aan,
last hebben van, gehoor geven aan, een beroep
doen op.
Bijvoeglijk naamwoord, werkwoord en een vast
voorzetsel (BN + WW + VZ): zeker zijn van, kwaad zijn
op
Met uitzondering van, in verband met, met het oog
op, in plaats van  voorzetseluitdrukkingen
 Kun je vervangen door één voorzetsel
 Ten behoeve van  voor
 Met ingang van  per
Woordbetekenissen tekst 2
Opdracht 7
Opdracht 6
Opdracht 5
GRAMMATICA ZINSDELEN
Een samengestelde zin bestaat uit meer dan één
persoonsvorm.
 Ik koop geen cd’s, want ik gebruik altijd mijn iPod.
 Moeder zei tegen Roodkapje dat ze op het pad moest
blijven.
Een enkelvoudige zin heeft slechts één
persoonsvorm.
 Konijnen kunnen in het wild wel tien jaar oud worden.
 Mijn broer viert vandaag zijn verjaardag.
Nevenschikking
Een samengestelde zin bestaat uit twee hoofdzinnen of
een hoofdzin en twee bijzinnen:
[hoofdzin] + [hoofdzin]
[hoofdzin + (bijzin) + (bijzin)]
Je kunt deze zinnen herkennen aan de nevenschikkende
voegwoorden: en, of, maar, want, dus.
De businessclass is duur, maar je hebt er wel goede
plaatsen.
Loes heeft haar ogen verbrand in de zon en dat kan
blijvende schade opleveren.
 Onderschikking
Een samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin met een bijzin erin.
[hoofdzin + (bijzin)]
[(bijzin) + hoofdzin]
De bijzin is dan onderdeel van de hoofdzin.
Je kunt deze zinnen herkennen aan de onderschikkende
voegwoorden: dat, aangezien, als, doordat, hoewel, mits, nadat,
of, ofschoon, omdat, opdat, sinds, tenzij, terwijl, toen, voordat,
zodat, zodra.
Sinds ze contactlenzen draagt, ziet Petra er veel leuker uit.
Opdat zij objectief zal rechtspreken, draagt Vrouwe Justitia een
blinddoek.
Ook leren: extra stencil!
GRAMMATICA WOORDSOORTEN
• Voegwoorden worden gebruikt om zinnen,
woorden en woordgroepen met elkaar te
verbinden.
• Er zijn twee soorten voegwoorden:
• Nevenschikkende voegwoorden (en, of, maar, want, dus)
• Onderschikkende voegwoorden (dat, aangezien, als,
doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, opdat,
sinds, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat, zodra)
Nevenschikkende voegwoorden verbinden:
 Twee hoofdzinnen
 Twee bijzinnen
 Twee woordgroepen
 Twee woorden
Onderschikkende voegwoorden verbinden:
 Een hoofdzin met een bijzin
 Een bijzin met een bijzin van een lager niveau
Bijzinnen zonder onderschikkend
voegwoord
• Niet alle bijzinnen beginnen met een
onderschikkend voegwoord. Een bijzin kan ook
beginnen met:
•
•
•
•
Een vragend voornaamwoord (bv. wat)
Een bijwoord (bv. waarover)
Een voorzetsel (bv. aan)
Het telwoord hoeveel











ZN
BLW
OLW
BN
ZWW
HWW
KWW
PERS. VNW
BEZ. VNW
WEDIG. VNW
WED. VNW
blz. 29 + 30
AANW. VNW
VR. VNW
ONBEP. VNW
VZ
BW
BEP. HOOFDTELW
BEP. RANGTELW
ONBEP. RANGTELW
NS. VGW
OS. VGW
ONBEP. HOOFDTELW
SPELLING
Tussenletters in samenstellingen
Persoonsvorm in een samengestelde zin
TUSSENLETTERS IN SAMENSTELLINGEN
Samenstelling: wanneer je twee woorden aan
elkaar plakt. Voorbeeld: huis + deur = huisdeur.
Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters
toevoegen:
 n, en, e, s
Toevoegen van een –(e)n-:
 Als het eerste deel van een samenstelling een zelfst. nw is
dat alleen een meervoud op –en heeft.
 Boekenbal, hondenriem
Toevoegen van een –e-:
 Het eerste deel heeft geen meervoud: gerstebier
 Het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is:
maneschijn, Koninginnedag.
 Het eerste deel heeft (ook) een meervoud op –s: postcodepostcodes-postcodeboek; groenten/groentesgroentewinkel
 Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: rijkelui,
brekebeen.
 Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord:
beresterk
Toevoegen van een –s-:
 Als je de –s- hoort in de samenstelling, dan schrijf je die ook.
 Soms begint het tweede deel van een samenstelling met
een s-klank. Vervang dan het tweede deel door een ander
woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de –s- dan
alleen als je hem bij de vervanging hoort:
oorlogsschip, want oorlogsbuit; mijnwerkersstaking, want
mijnwerkerslamp.
Maar: hoofdstraat, want hoofddoek.
PERSOONSVORM IN SAMENGESTELDE
ZIN
Een samengestelde zin heeft altijd meer dan één
persoonsvorm.
Je vindt de persoonsvorm in een samengestelde zin
op de volgende manier:
 Verander de werkwoorden van tijd. De werkwoorden
waarbij dit kan zijn persoonsvormen.
 De journalist vertelde dat de generaal met de minister had
overlegd wanneer de F16’s het bombardement zouden
uitvoeren.
Download