REUMATOÏDE ARTRITIS opleiding B2FA academiejaar: 2008-2009 begeleidende lector: mevr. Willems Evelien Moreel Reumatoïde artritis 2 Woord vooraf Bij het zoeken naar een onderwerp voor de paper, kwam ik een lijst met voorbeelden van auto-immuunziekten tegen. Reumatoïde artritis sprong me onmiddellijk in het oog. Ik had er geen idee dat dit een auto-immuunziekte was. Mijn nieuwsgierigheid werd aangewakkerd, aangezien pijnlijke gewrichten erg aanwezig zijn in onze samenleving. Het is me duidelijk geworden dat RA geen ver van mijn bed show is. Veel mensen hebben een RA patiënt in zijn kennissen kring, waaronder ikzelf. Hierbij wil ik dan ook een dankwoord richten tot Marie-Line Lapiere. Zij twijfelde er niet aan om mij te helpen vertrouwen verstrekte mij nuttige informatie. Ik kreeg zelfs de kans bijsluiters van de medicijnen (oa methotrexaat) in te kijken. Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 3 Inhoudsopgave 1 1.1 Wat is Reumatoïde artritis? ........................................................................... 4 Auto-immuunziekte ........................................................................................ 4 2 Voorkomen....................................................................................................... 4 3 Symptomen ...................................................................................................... 5 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 De oorzaak –immunologische verklaring .................................................. 6 Auto-antilichamen ........................................................................................... 6 Vasculitis ........................................................................................................... 6 Extra articulaire gevolgen van vasculitis...................................................... 8 Gevolgen van vasculitis voor de gewrichten ............................................... 8 Ontstaan van anti-nucleaire antilichamen ................................................... 9 5 Diagnose ......................................................................................................... 10 6 6.1 6.2 6.3 6.4 Laboratoriumbevindingen .......................................................................... 10 Waaler Rose test ............................................................................................. 11 Latexagglutinatie............................................................................................ 14 Nefelometrie ................................................................................................... 14 ELISA ............................................................................................................... 15 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.6.1 Medicatie ........................................................................................................ 16 NSAID’s ........................................................................................................... 16 Analgetica ....................................................................................................... 18 DMARD’s ........................................................................................................ 18 Cortisone ......................................................................................................... 19 Biologicals ....................................................................................................... 19 Medicatie in ontwikkeling ............................................................................ 20 Genentherapie ................................................................................................ 20 8 Andere behandelingen ................................................................................ 20 9 Conclusie ........................................................................................................ 20 Geraadpleegde bronnen ................................................................................................. 21 Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 1 4 Wat is Reumatoïde artritis? RA is wordt een auto-immuunziekte genoemd. Het is een systemische ziekte, wat wil zeggen dat de ziekte niet beperkt blijft tot een orgaan, maar het hele lichaam treft. 1.1 Auto-immuunziekte Ons lichaam wordt voortdurend aangevallen door allerlei organismen. Bacteriën dringen ons lichaam binnen en zullen als ze hiertoe de kans krijgen, zich naar hartenlust vermenigvuldigen. Zonder een verdedigingsmechanisme zouden we de strijd snel verliezen. Gelukkig hebben we een afweermechanisme: het immuunsysteem. Vreemde indringers worden herkend en zonder genade afgedood. Bij een auto-immuunziekte gaat het hier mis. Het immuunsysteem gaat bepaalde lichaamscellen als vijandig aanzien en alles in het werk stellen om deze cellen te vernietigen. 2 Voorkomen RA komt 3 maal vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Men vermoedt dat er een verband is met vrouwelijke geslachtshormonen, want vaak neemt de activiteit van de ziekte af tijdens een zwangerschap. De kans om RA te krijgen, stijgt met de leeftijd. RA is niet erfelijk, wat wil zeggen dat er geen misvormd gen aan de basis ligt van de ziekte. Het is wel zo dat de ziekte geassocieerd is met het haplotype HLA DR4. Dit haplotype van een bepaald gen codeert voor een combinatie van AZ in de groeve van het HLA. Vreemde partikels worden door antigeen presenterende cellen opgenomen en in stukjes verdeeld. Om aan andere cellen te kunnen tonen welke organismen zij al hebben uitgeschakeld, worden deze stukjes in het human leucocyt antigen gebracht. Dit complex wordt dan geexpresseerd op het celmembraan, zodat andere cellen zich tegen dit stukje kunnen wapenen. Je kan dit vergelijken met een mandje. Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 5 Van een bepaald gen wordt gezegd dat het codeert voor AZ die makkelijker binden met lichaamseigen stukjes weefsel (self-antigenen). Hierdoor zouden mensen met dit gen geneigd zijn zich te wapenen tegen zichzelf en dus een AZ ontwikkelen. 3 Symptomen Omdat RA een chronische ziekte is, begint de aandoening vaak met vage symptomen. De patiënten spreken van vermoeidheid en gewichtverlies. De gewrichten voelen pijnlijk aan en zijn minder soepel. Meestal is de stramheid het eerst voelbaar in de kleine gewrichten. Kenmerkend voor RA is dat de laatste gewrichtjes van de vingers hier meestal aan de ontsteking ontsnappen (fig 1). Geleidelijk aan verspreiden de pijnklachten zich van de kleinste Figuur 1 De handgewrichten die worden aangedaan bij RA. gewrichten naar de grotere (bv schoudergewricht). Typisch voor RA is dat de gewrichtsontstekingen symmetrisch gebeuren. Als bv. een gewricht van linkerhand is aangetast zal ditzelfde gewricht aan de rechterkant ook ontstoken zijn. De pijn wordt in rust vaak erger. Patiënten worden dan ook niet zelden hierdoor ’s morgens wakker. Zonder behandeling wordt de gewrichtsontsteking (en dus ook de pijn) steeds erger. Het omliggende bot wordt aangetast, wat op termijn tot ernstige misvormingen kan Figuur 2 De symmetrische vervorming van de gewrichten bij een RA patiënt. leiden. Figuur 3 Voorstelling van wat zich in het gewricht zelf afspeelt, meer uitleg hierover in hoofdstuk 4. Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 6 RA associeert men spontaan met aangetaste pijnlijke gewrichten, maar het is meer dan dat. Hierover wordt meer verteld in de immunologische verklaring van de symptomen. 4 De oorzaak –immunologische verklaring 4.1 Auto-antilichamen De oorzaak van RA heeft men nog niet ontdekt. Men heeft echter wel een vermoeden. Bij RA komen in het lichaam auto-antilichamen voor. Dit zijn antilichamen gericht tegen antigeendeterminanten van het eigen lichaam. Het meest gekende auto-antilichaam bij RA is de reumafactor (RF). Figuur 4 Schematische voorstelling van een IgM, IgA en IgG reumafactor Reumafactoren zijn anti-lichamen gericht tegen een bepaald epitoop dat aanwezig is op de Fc staart van de lichaamseigen IgG. Deze reumafactoren kunnen IgM, IgA of IgG’s zijn. Figuur 5 Schematische voorstelling humaan IgG Recent is ontdekt dat er bij RA nog een auto-antilichaam (het anti-CCP) in het bloed aanwezig is. Deze antilichamen zijn gericht tegen eiwitten waarvan het aminozuur arginine veranderd is in citrulline. In het bloed van RA patiënten met vasculitis zijn wel steeds reumafactoren (RF) aanwezig. 4.2 Vasculitis IgG zijn oplosbare immunoglobulinen die in grote aantallen voorkomen in het bloed. Ze werken als een soort vlaggetje om het immuunsysteem duidelijk te maken dat de cel waarop ze gebonden zijn, moet worden afgedood. Als een reumafactor bindt met zo’n een IgG, ontstaat een immuuncomplex. Aangezien de IgG in grote hoeveelheden aanwezig zijn in het bloed ontstaan veel kleine Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 7 imuuncomplexen (cfr. heidleberger curve Ag exces zie laboratoriumtechnieken). Deze immuuncomplexen hebben de neiging om te blijven kleven aan de endotheelcellen van de kleine bloedvaten. Dit heeft grote gevolgen. Een immuuncomplex op een celmembraan activeert immers het complementsysteem. (de IgM’s activeren nog beter dan IgG) Dit induceert een waterval van opeenvolgende reacties, die uiteindelijk leiden tot de dood van de endotheelcel. (Het complementsysteem boort een gat in het celmembraan). Maar daar eindigt het niet mee. Tijdens het proces van het complementsysteem, worden anafylatoxines afgescheiden. Deze zorgen voor de ontstekingsreactie: De bloedvaten verwijden zich in de buurt van de ontsteking, zodat witte bloedcellen zich makkelijker doorheen de bloedvaatwand kunnen verplaatsen (diapedesis) naar de ontstekingshaard. Dit kan zich macroscopisch uiten in het rood worden van het gewricht. De permeabiliteit van de bloedvaten neemt toe, waardoor WBC die zich in omringende bloedvaten bevinden zich beter kunnen verplaatsen doorheen de bloedvatwand naar de ontsteking. De endotheelcellen worden geactiveerd. Hierbij expresseert de endotheelcel bepaalde molecules waaraan de neutrofielen blijven plakken. De neutrofielen rollen over de bloedvaatwand tot de concentratie aan “plakmoleculen” groot genoeg is en hij blijft steken. De afgesplitste eiwitten van het complement vormen een soort concentratiegradiënt. Neutrofielen kunnen aan de concentratie aan complementeiwitten aanvoelen en gebruiken deze als wegwijzer. Hoe meer eiwitten, hoe dichter ze zich in de buurt van de plaats van ontsteking bevinden. De neutrofielen herkennen de immuuncomplexen op de endotheelcellen en zetten de aanval in: ze stellen hun lysosomale enzymen vrij. Deze enzymen breken de bloedvatwand af tot er niets meer overblijft. Dit ontsteken van het bloedvat noemt men vasculitis. Evelien Moreel B2FA Figuur 6 Schematische voorstelling vasculitis Reumatoïde artritis 4.3 8 Extra articulaire gevolgen van vasculitis Deze vasculitis kan in principe om het even welk bloedvat optreden, maar gebeurt vooral op plaatsen waar er veel haarvaatjes aanwezig zijn. Zo ontstaan juist daar de problemen die zo typisch zijn voor reumatoïde artritis. In de gewrichten raken de kleine bloedvaatjes ontstoken. In de longen en nieren zijn veel fijne bloedvaatjes die respectievelijk voor de gasuitwisseling en bloedzuivering instaan. treedt op in de gewrichten, maar ook in de ogen (ontsteking van de traanklier), borstvlies (pleuritis), het pericard (buitenste hartzakje). Ook in de nieren bevinden zich uiterst fijne bloedvaatjes (daar wordt het bloed immers van afvalstoffen ontdaan). Vaak worden bij RA patiënten reumaknobbels opgemerkt, en ook dit verschijnsel is een gevolg van vasculitis. Zo’n reumaknobbel bestaat in feite uit een afgestorven bloedvat, waarrond witte bloedcellen geïnfiltreerd zijn. Als de ontsteking de bloedtoevoer volledig blokkeert, kan er een ernstigere vorm van vasculitis ontstaan. Door het ontstaan van een tekort aan zuurstof en voedingsstoffen, sterft het omliggende weefsel af. Dit Figuur 7 Het zwart weefsel wijst op necrose (hier als gevolg van vasculitis) noemt men droog gangreen. Het is dan belangrijk snel met therapie te starten. Door dit agressief optreden van het afweersysteem ontstaat een waar slagveld aan afgedode cellen. De macrofagen worden opgetrommeld om de overblijfselen op te ruimen. Bij een ontsteking zenden de macrofagen via cytokines allerlei signalen uit naar andere cellen. Deze cellen zullen op hun beurt nog meer boodschapperstoffen uitscheiden. TNF-α en IL 1 zijn slechts enkele voorbeelden van deze stoffen die de ontsteking verder aanmoedigen. 4.4 Gevolgen van vasculitis voor de gewrichten We hebben gezien dat tijdens het ontstekingsproces heel wat enzymen vrijkomen o.a. protease. Deze enzymen vreten aan het collageen dat aanwezig is in kraakbeen, Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 9 zodat het steeds dunner wordt. Uiteindelijk kan ook het bot worden aangetast, wat leidt tot botontkalking. De opening tussen de twee botten verkleint, waardoor de kans dat de botten tegen elkaar schuren pijnlijk toeneemt. Niet enkel het bot maar ook de weke delen van het gewricht worden beschadigd door de enzymen. De gewrichtsbanden verzwakken, waardoor het hele Figuur 8 Vergelijking van een normaal kniegewricht en een kniegewricht van een RA patiënt. 1 bot 2 gewrichtskapsel 3 synovium 4 gezwollen gewrichtsvlies met uitstulpingen in het kraakbeen 5 verdund en beschadigd kraakbeen gewricht minder stabiel wordt. Tegelijk beginnen de cellen van het gewrichtsvlies (synoviocyten) zich massaal te vermenigvuldigen. Het synovium vlokt uit in alle richtingen en kan zo zelfs ingroeien in het reeds verzwakte kraakbeen. Dit noemt men een pannus. De instabiliteit van het gewricht leidt (zonder behandeling) uiteindelijk tot zware misvormingen. Het synovium reageert op deze ontsteking door extra gewrichtsvocht te produceren, waardoor het door ontsteking al pijnlijke gewricht onder druk komt te staan. Binnenin het gewricht heerst veel activiteit, het is dus logisch dat bij de acute ontsteking het gewricht warm aanvoelt. 4.5 Ontstaan van anti-nucleaire antilichamen Tijdens het ontstekingsproces, worden veel lichaamseigen cellen gedood. Hierbij komen intracellulaire stoffen (zoals DNA) vrij. De kans bestaat dat het immuunsysteem deze als “vreemd” herkent, en hiertegen antilichamen aanmaakt. Bij RA zijn ook vaak deze soort auto-antilichamen aanwezig. Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 5 10 Diagnose Omdat RA vaak met vage klachten begint, wordt de ziekte moeilijk herkend. De American Rheumatism Association stelt dat RA als 4 van de 7 symptomen worden vastgesteld: Minstens zes weken ochtendstijfheid gedurende een uur of meer Minstens zes weken zwelling van een hand of vingergewricht Drie of meer gewrichten zijn gelijktijdig gezwollen Dezelfde gewrichtsgebieden zijn minstens zes weken in beide lichaamshelften gezwollen Er zijn reumaknobbels zichtbaar De patiënt is seropositief voor de reumafactor Er is radiologisch verandering in de gewrichten zichtbaar Omdat er meer dan 200 verschillende soorten reuma bestaan, is het belangrijk een aantal andere aandoeningen uit te sluiten. Het gewrichtsvocht kan men onderzoeken via een gewrichtspunctie. Deze vloeistof is bij gezonde personen amberkleurig. Als er echter een ontsteking optreedt, is het vocht troebel. De schade aan de gewrichten kan via een röntgen worden opgemeten. 6 Laboratoriumbevindingen In een immunologisch labo zal men hoofdzakelijk de auto-antilichamen proberen aantonen. Omdat de IgM reumafactor een pentameer is, kiest men vaak voor agglutinatietechnieken zoals de Waaler Rose test of latexagglutinatie. De IgG’s en IgA’s zijn monomeren en dus veel minder geschikt voor agglutinatie maar kunnen wel worden aangetoond via ELISA. Bij veel RA patiënten zal het gehalte aan C-reactive proteïne in het bloed verhoogd zijn. C-reactive proteine is een eiwit geproduceerd door de lever wanneer er een ontsteking plaats vindt. Het behoort tot het aspecifieke immuunsysteem en heeft een opsoniserende werking. Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 11 Daarnaast kunnen ook eerder algemene zaken worden gecontroleerd. Of de patiënt een tekort aan rode bloedcellen (RBC) heeft en of er sprake is van een verhoogde bloedbezinking, kan worden bepaald in een hematologisch lab. Beide symptomen zijn immers kenmerkend voor RA. 6.1 Waaler Rose test Doel: De titer bepalen van RF IgM Principe Bij deze test maakt men gebruik van het feit dat IgM’s rode bloedcellen (RBC) kunnen laten agglutineren. Dit komt omdat IgM’s voorkomen als pentameren. Zo kunnen ze de afstand tussen RBC overbruggen. Op die manier ontstaat een samenklontering van RBC die men ook agglutinatie noemt. Bij monomeren als IgG’s en IgA’s is de afstand tussen hun antigeenbindende fragmenten te kort om RBC met elkaar te kunnen verbinden. Omwille van hun RBC agglutinerende eigenschap noemt men pentamere IgM’s daarom ook complete anti-lichamen. De RBC kunnen humaan zijn of afkomstig van schapen. Eerst worden de RBC gesensibiliseerd met humane IgG’s. Men zorgt er wel voor dat de RBC zo worden opgeladen dat de Fc staart bereikbaar is voor de IgM reumafactor. Hierna voegt men patiënten serum toe. Als er RF aanwezig is in het serum, zal het de gesensibiliseerde RBC met elkaar verbinden. Dit is met het blote oog zichtbaar als klontering. Deze agglutinatie treedt enkel op wanneer de concentraties antigeen (het stukje van een partikel waartegen het Al specifiek gericht is en mee zal binden) en antilichaam ongeveer gelijk zijn. Bij een teveel aan Al zal de kans dat een Al gebonden met een Ag Figuur 9 Reactie tussen Al en Ag: respectievelijk in Al exces, goede verhouding en Ag exces een ander Al dat gebonden is met een Ag tegenkomt om een sliert te vormen veel te klein zijn. De binding Ag-Al is bovendien reversibel. Dus tegen de tijd dat ze elkaar Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 12 toevallig tegenkomen, is de binding alweer verbroken. Bij een teveel aan Ag is zal elk Al verzadigd zijn aan Ag. De Al hebben een veel grotere kans een ongebonden Ag tegen te komen dan een gebonden Ag. Hierdoor onstaan veel kleine immuuncomplexen, die niet echt goed zichtbaar zijn. We leggen een verdunningsreeks aan van het patiëntenserum en voegen in elk cupje een gelijke hoeveelheid gesensibiliseerde RBC suspensie. Er zal dus steeds minder IgM reumafactor in het mengsel aanwezig zijn, tot er niet meer voldoende is om nog agglutinatie te kunnen zien. De verdunning waarbij Figuur 10 Heidelberger curve. Om precipitatie te zien moet de verhouding Ag/Al goed zijn. er nog net agglutinatie is, noemt men de titer van de IgM reumafactor. gesensibiliseerde serum RF positieve patiënt RBC suspensie + agglutinatie Serum RF negatieve patiënt + + geen agglutinatie Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 13 Toch testen niet alle RA patiënten positief voor de RF. Twintig procent van alle RA patiënten is seronegatief voor RF. Er zijn een aantal theorieën over hoe dit toch mogelijk zou kunnen zijn: Als er in het serum een veel te hoge concentratie aan auto-antilichamen van het type IgG aanwezig is, kan dit het testresultaat beïnvloeden. Deze IgG’s zijn namelijk ook gericht tegen het specifiek epitoop op de Fc staart van de humane IgG’s. De IgG reumafactoren binden op de Fc staarten en blokkeren op deze manier de bindingsplaats voor de IgM RF. Er treedt dus wel een reactie op, maar deze is niet zichtbaar. IgG’s zijn immers niet in staat om de RBC met elkaar te verbinden. Patiëntenserum + geen agglutinatie De IgM RF is zelf al verzadigd met IgG’s uit het serum van de patiënt. In het bloed van de patiënt zijn namelijk ook IgG’s aanwezig. Het heeft al een immuuncomplex gevormd in het lichaam van de zieke. (Het zijn net deze complexen die waarschijnlijk het ziekteproces in gang zetten) De IgM RF is gewoon niet aanwezig. Figuur 11 Een IgM reumafactor verzadigd met IgG uit het bloed. Er wordt ook steeds een negatieve controle uitgevoerd. Hierbij wordt aan de opgeladen RBC suspensie een testserum toegevoegd zonder IgM. De uitslag van deze test moet steeds negatief zijn, anders wijst dit op autoagglutinatie van de RBC. De bekomen testresultaten zijn dan niet interpreteerbaar. We kunnen de RF wel aantonen, maar dit is geen bewijs voor RA. Omgekeerd wil het niet zeggen omdat je seronegatief bent, dat je geen RA hebt. De RF heeft dus weinig waarde wat betreft de diagnose van de ziekte. Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 6.2 14 Latexagglutinatie Latexagglutinatie kan worden aangewend om IgM reumafactoren aan te tonen. Hierbij baseert men zich op hetzelfde principe als bij de Waaler-Rose test, maar nu men gebruikt latexpartikels i.p.v. RBC. Daarnaast kan latexagglutinatie worden gebruikt om het gehalte aan C-reactive proteine te bepalen. Hierbij laden we de latexpartikels op met Al gericht tegen dit eiwit. Merk op dat de Al met hun Fc staart op de partikels zijn bevestigd (in tegenstelling tot latexagglutinatietest voor de bepaling van de IgM(RF)). De suspensie van gesensibiliseerde latexpartikels wordt in een cupje gebracht, samen met het patiëntenserum. De binding tussen het antigeen (hier een combinatie aan AZ van het C-reactive proteine) en het Al zal in de juiste verhouding (zie hoofdstuk 6.1 Heidelbergercurve) voor agglutinatie zorgen. Ook hier zullen we aan de hand van een verdunningsreeks de concentratie bepalen. Latexpartikels met anti-CRP Al Agglutinatie Serum met CRP + 6.3 Nefelometrie De graad van samenklitten van de opgeladen RBC door aanwezigheid van de reumafactor kan ook mechanisch worden bepaald via nefelometrie. Hierbij wordt een lichtstraal door een cuvet met een oplossing van humane IgG’s en serum van de patiënt gebracht. De gevormde precipitaten zullen het dat door de cuvet wordt gestuurd verstrooien. Deze verstrooiingsgraad wordt gemeten door een detector aan de andere kant van de cuvet. Aan de hand van een reeks standaarden, kunnen we dan de verstrooiingsgraad omzetten in een concentratie of titer aan RF. Omdat Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 15 de agglutinatie door een toestel wordt bepaald, is de kans op interpretatiefouten (bij twijfelgevallen kiest de laborant volgens zijn interpretatievermogen) kleiner. 6.4 ELISA Doel: De concentratie aan auto-antilichamen (IgG’s, IgA’s en anti-CCP) bepalen Principe: We maken gebruik van de hoge specificiteit van Al-Ag binding (een Al zal enkel met het Ag waartegen het gericht is). We koppelen een enzyme aan een Al dat zelf gericht is tegen het auto-Al dat we zoeken. Dit kunnen we bereiken door het autoAl in te spuiten bij bv een geit. De Al die de geit hierdoor maakt, zuiveren we op en koppelen er een enzym aan. Hierbij mag de koppeling van het enzyme aan het Al niets veranderen aan de bindingsmogelijkheid van het Al. Door deze koppeling komt de test ook aan zijn naam ELISA enzyme-linked-immunosorbent Assay. Omdat we de concentratie aan auto-Al niet kennen, gebruiken we de capture techniek. Hierbij brengen we het antigeen waartegen ons auto-Al gericht is aan op een vaste drager. Als we een onderscheid willen maken tussen de isotypes (IgA en IgG) kunnen we de vaste drager ook bekleden met Al tegen één van de isotypes. Dit Al kunnen we verkrijgen door bij bv een muis de RF IgG in te spuiten. Het immuunsysteem van de muis zal de IgG RF als vreemd herkennen en hiertegen Al vormen. We zuiveren deze Al uit en brengen ze op de vaste drager. We dekken de onbedekte plaatsen af door BSA toe te voegen (bovine serum albumine). Wanneer we nu patiëntenserum in de cupjes brengen, zullen enkel de IgG RF blijven hangen en niet de IgA RF s. Figuur 12 De capture ELISA techniek Vervolgens komt een cruciale stap, Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 16 we kunnen immers nog altijd niet zien of er IgG remafactoren aanwezig zijn. De enzym gekoppelde geit-anti-IgG(RF) Al moeten de aanwezigheid van de IgG(RF) verraden. Deze Al worden toegevoegd en binden op de aanwezige IgG reumafactoren. Hierna voegen we substraat toe, waarvan het reactieproduct fotospectrometrisch kan worden gemeten. We moeten er echter wel op letten dat de enzymes van elk cupje even lang hebben mogen substraat omzetten. Daarom is het belangrijk snel te werken en op het einde tegelijk in alle cupje stop-solution toe te voegen. Hoe meer de oplossing licht van een bepaalde golflengte absorbeert, des hoger is de concentratie aan de IgG reumafactor. Door deze test uit te voeren met gekende concentraties aan een bepaalde RF kunnen we een standaardreeks opstellen. Hierbij wordt dan de absorbantie uitgezet t.o.v. de concentratie aan reumafactor. We kunnen echter enkel het lineaire deel van de curve gebruiken. Uit een bepaalde absorbantie kunnen we dan de overeenkomstige IgG RF concentratie van het patiëntenserum berekenen. De RF zelf heeft weinig diagnostische waarde. Een positieve RF test is eerder suggestief voor RA. Anti-CCP antilichamen worden bijna nooit bij andere aandoeningen teruggevonden. Vooral een combinatie van een positieve RF test en anti-CCP test is tekenend voor de ziekte. 7 Medicatie Het grote probleem bij RA is de ontsteking. Men zoekt naar medicatie die in het hele proces dat leidt tot ontsteking ergens een stokje voor steekt. 7.1 NSAID’s NSAID’s is een Engelse afkorting die kan vertaald worden als: Niet-steroide antiinflammatoire middelen. Het is dus de verzameling aan medicatie die niet verwant zijn met steroïden die de ontsteking afremmen. Aspirine (acetylsalicylzuur) is een Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 17 voorbeeld van een NSAID. NSAID’s blokkeren de aanmaak van een groep lipiden die de ontsteking stimuleert: prostaglandines. Prostaglandines (PG) worden gevormd uit arachidonzuur en spelen een rol bij de pijnervaring. Om deze PG te kunnen synthetiseren is een enzyme nodig: cyclooxygenase. Aspirine (en andere NSAID’s) schakelt dit enzym uit via een transverestering. Er wordt m.a.w. een esterfunctie op het enzym Figuur 13 Voorbeeld van een prostaglandine geplaatst, waardoor het niet meer werkt. Arachidonzuur kan niet worden omgevormd zonder het enzym, dus daalt de concentratie aan PG. Minder PG betekent dat de ontsteking Figuur 14 Voorstelling van het vetzuur waaruit prostaglandines worden gesynthetiseerd niet wordt aangemoedigd, waardoor de symptomen van RA wat milder worden. Op zich klinkt dit mooi, maar het probleem ligt in de bijwerkingen. PG hebben (naast het bevorderen van ontstekingen) nog andere functies, waaronder het beschermen van het maagslijmvlies tegen de zure maaginhoud. Aspirine remt dus ook de PG af die maagzweren voorkomen af. Dit kan tijdelijk verholpen worden door antacida in te nemen. Deze neutraliseren het maagzuur. Ook proton-pomp inhibiditoren worden gebruikt zoals omeprazole. Hierdoor wordt de afscheiding van HCl in de klieren verminderd. Mensen die een NSAID’s gebruiken omwille van het pijnstillend effect (bv een aspirine tegen de hoofdpijn), kunnen hierdoor worden geholpen. Maar RA patiënten moeten (om enig anti-inflammatoir effect te verkrijgen) veel hogere dosissen innemen. De bijwerkingen ter hoogte van de maag zullen dan in even grote mate toenemen, soms met dodelijke afloop. Evelien Moreel B2FA Figuur 15 Voorstelling van de reactie die zich voordoet na inname van een aspirine. Het cyclooxygenase ondergaat een acetylering (= een transverestering) Reumatoïde artritis 18 Sinds 2000 zijn er NSAID’s verkrijgbaar die enkel de productie van ontstekingsstimulerende PG afremmen; COXII-remmers. Cyclo-oxygenase bestaat uit meerdere iso-enzymes; waaronder COXI en COXII. COXI is in veel lichaamscellen aanwezig en regelt daar de celhuishouding, terwijl COXII geïnduceerd wordt bij een ontstekingshaard. Als enkel het iso-enzym dat ontstekingsstimulerende PG aanmaakt wordt geblokkeerd zou het maagslijmvlies in theorie niet worden aangetast. Maar ook hier treden er bijwerkingen op. Zo werd Vioxx (een COXII) remmer uit de handel genomen. Patiënten die het medicijn langer dan 18 maanden innamen, liepen twee keer meer kans op een hartaanval. Daar COXII remmers nog vrij nieuw zijn, tast men in verband met eventuele bijwerkingen op lange termijn in het duister. 7.2 Analgetica Pijnbestrijding is belangrijk om alles een beetje dragelijker te maken, maar geen noodzaak. Paracetamol wordt hiervoor vaak gebruikt omdat de maag en darm niet worden aangetast, zoals bij NSAID’s. Het vermindert koorts en werkt pijnstillend, maar hoe dit juist in elkaar zit is nog niet duidelijk. Paracetamol remt de ontsteking niet af, dus is de inname ervan niet noodzakelijk. 7.3 DMARD’s Disease modifing anti-reumatic drugs zijn medicatie die het ziekteproces afremmen. Ze zijn doeltreffend maar het duurt lang voor het effect voelbaar is. Er zijn veel DMARD’s, ik licht er enkele kort toe: Bij een ontsteking neemt het aantal cellen dat voor de verdediging van ons lichaam zorgt sterk toe. De cellen gaan massaal aan celdeling doen . Hoe meer verdedigingscellen, hoe erger de ontsteking zal worden. Methotrexaat speelt hierop in. Het is een antimetaboliet, wat wil zeggen dat het de celdeling afremt. Bijgevolg wordt de celdeling van alle cellen geïnhibeerd, wat uiteraard heel wat bijwerkingen oplevert. Andere medicatie die ongeveer de zelfde werking hebben zijn azathioprine en goudpreparaten. Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 19 Penicillamine werkt volgens gaat vrije radicalen (agressieve stoffen die ontstaan bij een ontsteking) binden. Minder radicalen betekent minder schade en dus een afremming van het ziekteproces. 7.4 Cortisone Cortisone is het bijschorshormoon dat van nature bij ontstekingen wordt vrijgesteld in ons lichaam. Omwille van de typische structuur wordt het een steroïd hormoon genoemd. Cortisone is de krachtigste ontstekingsremmer die de medische wereld kent. Het blokkeert COXII, maar laat Figuur 16 Structuurformule cortisone. COXI ongemoeid. Het zorgt enigszins voor een onderdrukking van het immuunsysteem. Cortison vermindert de permeabiliteit van de bloedvaten en zorgt ervoor dat er minder witte bloedcellen worden aangevoerd. Verder onderdrukt het de vermenigvuldiging van fibroblasten (bindweefselcellen) en zorgt er zo voor dat er minder littekenweefsel wordt gevormd. Er moet echter zorgvuldig mee worden omgesprongen, want het gebruik van hoge dosissen op lange termijn heeft ernstige bijwerkingen. In ernstige situaties (zoals bij droog gangreen) kan cortisone een uitweg bieden.. Cortisone is ook verantwoord in de periode waarin de patiënt start met DMARD’s. Het kan immers enkele maanden duren voor deze medicatie resultaten oplevert. 7.5 Biologicals Lichaamscellen communiceren met elkaar cytokines. Dit zijn eiwitten die worden vrijgesteld door de ene cel en kunnen binden op een receptor van een andere lichaamscel. Als zo’n cytokine op een receptor van een cel bindt, gaat de cel hierdoor reageren. Via biologicals probeert men cytokines die de ontsteking bevorderen uit te schakelen. Zo tracht men door oplosbare TNF α receptoren in te spuiten, een deel van de TNFα moleculen ‘op te vangen’. Op die manier bereiken ze de receptoren op de lichaamcellen niet en wordt de ontsteking niet verder aangemoedigd. Etanercept is hier een voorbeeld van. Evelien Moreel B2FA Reumatoïde artritis 20 Een andere manier om de cytokines te onderscheppen is door Al gericht tegen deze cytokines in te spuiten. Het immuunsysteem herkent het gevormde complex als vreemd en breekt het af, voor het de receptor kan bereiken. Infliximab is een voorbeeld van dit soort medicatie. 7.6 Medicatie in ontwikkeling 7.6.1 Genentherapie De cytokines die worden vrijgesteld bij een ontsteking zijn eiwitten. Deze eiwitten worden gemaakt door het aflezen van het bepaalde genen. Wetenschappers proberen nu de genen die coderen voor de pro-inflammatoire eiwitten te lokaliseren en deze uit te schakelen. Op termijn hoopt men zelfs deze genen te vervangen door genen die coderen voor cytokinen die het ontstekingsproces afremmen. 8 Andere behandelingen Als het gewricht te zwaar beschadigd is, kan men voor een kunstgewricht opteren. Verder is het belangrijk om in periodes waarin de ziekte minder actief is voldoende te bewegen, om de gewrichten soepel te houden. Men kan zich laten begeleiden door een kinesitherapeut of ergotherapeut. 9 Conclusie RA is nog steeds een vreselijke invaliderende ziekte, die bij iedereen kan toeslaan als een dief in de nacht. Maar de laatste jaren heeft men steeds meer inzicht gekregen in het ontstekingsproces dat plaatsgrijpt. Nieuwe behandelingen zijn volop in ontwikkeling. Er is meer hoop dat ooit. Evelien Moreel B2FA Geraadpleegde bronnen Boeken Filip De Keyser, Xavier Janssens. Reuma, en dan?. Tielt: Lanno; 2005. 271. Prof.dr. J. W. J Bijlsma. Reumatologie en klinische immunologie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 2004. 417. Catherine Sheehan. Clinical immunology. Philadelphia: Lippincott; 1990. 393. aan Auteur(s). Titel. Plaats: Uitgever; jaar van uitgave. aantal pagina’s. Dr. Filip De Keyser. Reuma leren begrijpen. Gent: Lanno; 1996. 175. E.M. Veys, H. Mielants, G. Verbruggen. Reumatologie. Gent: Omega editions; 1985. 862. http://www.raliga.be/ Peter Cauwenbergs, Cursus biochemie 2BLT BIJLAGEN