Examen Voorbereiding

advertisement
Examen Voorbereiding
Cellen
Teylingen College
Leeuwenhorst
2015/2016
©2016 JasperOut.nl
Thema 2 – Cellen
Begrippenlijst:
Begrip
Organellen
Plastiden
Stamcellen
Embryonale stamcellen
Adulte stamcellen
Endoplasmatisch
reticulum
Ribosomen
Secretie
Mitochondriën
ATP
Fosfolipiden
Semi permeabel
Diffusie
Osmose
Passief transport
Actief transport
Verklaring
Biologische eenheid; Structuren in een cel zoals de celkern,
mitochondriën en chloroplasten.
Organellen die voorkomen bij planten; chloroplasten
(bladgroenkorrels), chromoplasten (kleurstofkorrels) en
leukoplasten (zetmeelkorrels).
Cellen die zich nog niet tot een bepaald type cel hebben
ontwikkeld en nog geen specifieke functie hebben.
Stamcellen van een embryo die nog tot allerlei verschillende
type cellen kunnen uitgroeien
Stamcellen in organen; deze kunnen alleen tot specifieke cellen
uitgroeien (bloedcellen uit beenmerg, huidcellen uit de
kiemlaag)
ER – Een netwerk van membranen in het cytoplasma. Vervult
een functie bij het transport van moleculen.
Kleine, bolvormige organellen op de membranen van het ER of
los in de cel. Vormen eiwitten aan de hand van de informatie
van het DNA welke van RNA moleculen wordt afgelezen.
Het afgeven van stoffen door cellen aan het weefselvloeistof.
Organellen waarin met behulp van zuurstof dissimilatie plaats
vindt waarbij energie vrijkomt welk wordt vastgelegd in ATP
Adenosinetrifosfaat – molecuul waar energie in vastgelegd kan
worden door een extra fosfaat aan ADP te koppelen. Bij het
losmaken van de derde fosfaat groep van ATP kan de energie
weer vrij komen.
Vetachtige stoffen met een hydrofiel (water oplosbaar) en
hydrofoob (water afstotend) deel. Vormen de bouwstenen van
celmembranen.
Selectief permeabel – Laat slechts een bepaald aantal stoffen
door (het celmembraan is semi permeabel)
De verplaatsing van stof van een plaats met een hoge
concentratie naar een plaats met een lage concentratie stof.
Waterverplaatsing door een semi permeabel membraan
waarbij het water van een plaats met een lage concentratie
naar een plaats met een hoge concentratie stof verplaatst
omdat de opgeloste stof niet door het membraan heen kan.
Verplaatsing van stoffen waarbij geen energie nodig is.
Verloopt altijd van een hoge naar een lage concentratie.
Zowel diffusie als osmose zijn passief transport.
Transport waarbij verplaatsing van stoffen plaats vindt tegen
het concentratieverschil in (van laag naar hoog). Hiervoor is
energie, in de vorm van ATP, nodig.
2
©2016 JasperOut.nl
Belangrijke feiten:




Plantaardige cellen hebben, in tegenstelling tot dierlijke cellen, een celwand,
plastiden en een grote vacuole.
Bij diffusie vindt er beweging van moleculen plaats van een hoge naar een lage
concentratie waardoor overal in een omgeving (gas of vloeistof) een gelijke
concentratie ontstaat.
Bij osmose vindt er beweging van watermoleculen plaats van een lage naar een hoge
concentratie door een semipermeabel membraan waardoor een gelijke concentratie
ontstaat van de, in het water opgeloste, stof.
Osmose zorgt voor stevigheid in plantencellen. Wanneer er veel water in een
plantencel zit is de druk hoog, dit wordt turgor genoemd. Bij een te late waterdruk
laat het celmembraan los van de celwand (plasmolyse).
Belangrijke afbeeldingen:
Bij de eiwitsynthese komen RNA moleculen via de kernporiën bij het endoplasmatisch
reticulum. In de ribosomen op het ER worden eiwitten gevormd. Deze eiwitten krijgen hun
uiteindelijke vorm in het golgisysteem waarna ze via lysosomen (blaasjes) door de cel
kunnen worden vervoerd of aan de buitenkant van de cel worden afgegeven (secretie).
3
©2016 JasperOut.nl
Celmembranen zijn opgebouwd uit fosfolipiden en zijn ondoordringbaar voor veel stoffen
(semi permeabel). Water, zuurstof, stikstof, koolstofdioxide en sommige vetten kunnen de
membranen wel ongehinderd passeren.
Daarnaast zitten er eiwitten op en in het celmembraan. Deze eiwitten spelen een rol bij het
transport (transporteiwitten), interactie (receptoren, geven signalen door) en celherkenning. Daarnaast hebben sommige eiwitten op het celmembraan een werking als
enzym.
Bij diffusie bewegen moleculen van een stof zich door een ruimte van een hoge naar een
lage concentratie waarna er een gelijke concentratie ontstaat.
Bij osmose bewegen watermoleculen van een lage naar een hoge concentratie waardoor er
een zo gelijk mogelijke concentratie ontstaat.
4
©2016 JasperOut.nl
De celcyclus die een cel doorloopt.
Tijdens de S-fase wordt elk
chromosoom gekopieerd. In de Mfase (mitose) deelt de cel zich en
ontstaan er twee dochtercellen. In
elke dochtercel komt één
chromatide van ieder
chromosoom terecht.
BINAS tabellen:
Tabel
75
76
79
80
86 D
Informatie
Osmotische waarden
Celdeling, mitose en meiose
Organellen van een plantaardige en dierlijke cel
Stamcellen en weefsels
Vorming geslachtscellen (laatste stap meiose)
Tips:



Bedenk bij vragen over het transport van stoffen altijd of er sprake is van actief of
passief transport. Bij passief transport moet je vervolgens weer bekijken of er sprake
is van osmose of diffusie.
Gebruik bij vragen over de celdeling en de celcyclus altijd tabel 76 uit de BINAS.
Leer geen cel-onderdelen uit je hoofd. Deze staan allemaal in de BINAS.
5
©2016 JasperOut.nl
Examenvragen:
Eicel uit bot
Vrouwelijke zoogdieren, inclusief de mens, hebben al voor hun geboorte een voorraad
eicellen, die daarna geleidelijk kleiner wordt. Tenminste, dat dácht iedereen. Totdat
Jonathan Tilly en zijn collega’s aantoonden dat het aantal eicellen bij muizen voortdurend
wordt aangevuld. Ze zochten uit waar de eicellen vandaan komen.
In hun onderzoek kregen muizen een specifieke chemokuur, waardoor hun voorraad
eicellen werd gedood, terwijl de eierstokken verder intact bleven. Een dag na die
behandeling waren er al weer eicellen in de eierstokken aanwezig.
Twee maanden na de behandeling zagen de eierstokken er weer volledig normaal uit, met
eicellen in diverse stadia van rijping. De cellen die deze eicellen leveren, zouden afkomstig
kunnen zijn uit het beenmerg. Dit beenmerg bevat stamcellen, die nog tot andere cellen
kunnen differentiëren.
De onderzoekers toetsten hun hypothese door bij muizen naast de eicellen ook de
stamcellen uit het beenmerg te vernietigen. Deze muizen maakten geen eicellen meer.
Inspuiting van gezond beenmerg bij deze eicelloze muizen leidde tot de vorming van
nieuwe eicellen.
1pt
14. Tot welke celtype groeit het overgrote deel van de stamcellen in het beenmerg uit?
Stamcellen kunnen differentiëren tot andere cellen terwijl bijvoorbeeld
zenuwcellen dit niet meer kunnen. Een leerling beweert dat dit komt omdat er veel meer
verschillende genen in zenuwcellen aanwezig zijn.
1pt
15. Is de bewering van deze leerling juist of onjuist? Licht je antwoord toe.
6
©2016 JasperOut.nl
Antwoorden van de oefenvragen
Examenvragen Cellen
Opdracht ‘Eicel uit bot’ - Blz. 35
1pt
14. Bloedcellen
1pt
15. De bewering is onjuist, met als toelichting dat er in alle lichaamscellen/
zenuwcellen dezelfde/evenveel genen aanwezig zijn als in stamcellen / beide typen
cellen hetzelfde genoom hebben.
7
©2016 JasperOut.nl
Download