Kwarto is een uitgave van Stichting Pergamijn Achtste jaargang Nummer 2 November 2010 • Organisatiewijziging • Kwaliteitsmanagementsysteem • Special Olympics • Wijkagent • Poelslaan • BIG-instructies • Vrijwilliger • 40 jaar Pergamijn • Partnerschap • Ut Brook • Beekstraat 1. Column Madagascar Midden in de periode van de organisatieveranderingen vertrok ik naar Madagascar, om daar te werken als vrijwilli­ ger. Daar waar wij bezig zijn met wat onze functie zal zijn in 2011, zijn ze daar bezig met overleven per dag. Ik herinner me de kinderen die vanaf het moment dat de zon opkwam, urenlang met houten speren door de zee waadden om vis te vangen… zingend. Ik herinner me het jonge meisje dat haar kind dood ter we­ reld bracht en vier uur later zelf overleed… stil accepterend. Ik herinner me de verstandelijk gehandicapte kinderen, die nog geen stoel hadden om op te zitten en geen speelgoed hadden om mee te spelen… lachend. En dan ben je weer terug in je eigen, vertrouwde omge­ ving en geloof het of niet, je maakt je op je eerste werkdag alweer druk om een kapotte printer… boos. Ik weet dat ik, in m’n eentje, de wereld niet kan verande­ ren. Ook weet ik dat ik de situatie in Madagascar niet kan vergelijken met de situatie in Nederland, maar toch… het helpt me wel. Ook ik ben nieuwsgierig naar alles wat er komen gaat, maar ik ben niet bang of ongerust. Wat kan me eigenlijk gebeuren? Ik woon immers op een zeer bevoorrechte plek op onze aardbol. Lestari Faber 2. Pergamijn heeft besloten om de organisatie te wijzigen Wil Schmitz ,voorzitter van de raad van bestuur, licht toe Vraag: Waarom wijzigt Pergamijn de opzet van de organisatie? Wil: Voor een nog betere dienstverlening aan cliën­ ten heeft Pergamijn een meer gedecentraliseerde organisatie nodig. De kwaliteit van ondersteuning moet dichtbij de cliënt gemaakt worden. Dáár weet men hoe cliënten ondersteund moeten worden en dáár vinden de meeste contacten met de cliënten en hun vertegenwoordigers plaats. Daar komt bij dat we inmiddels vanuit heel veel locaties werken. Dat moet niet meer centraal geregeld worden. Dat brengt namelijk teveel onnodige procedures met zich mee en gaat vaak te traag. Vraag: Maar dit is toch niet nieuw? Wil: Nee dat klopt. Maar de organisatie zit altijd in een bepaalde fase van ontwikkeling. We hebben nu een heel mooi pallet aan veelal kleinschalige voor­ zieningen gerealiseerd via centrale regie. De deconcentratie is bijna afgerond en inmiddels is de wereld om ons heen veranderd. We moeten de organisatie vooral afstemmen rond directe cliënten­ ondersteuning en dus moeten we een aantal aspec­ ten anders gaan organiseren. Vraag: Wat moeten we ons voorstellen bij de nieuwe organisatie? Wil: We hebben eerst de uitgangspunten vastgelegd. We noemen dat het ‘selfsupporting model’, het zelfondersteu­ nend model. Dus aan de basis van de organisatie, de cliënt­ groepen, moet men zoveel als mogelijk zelfondersteunend kunnen zijn. We stappen af van de divisiestructuur en maken negen units: acht units voor de residentiële cliënten en een unit voor cliënten met ambulante ondersteuning. Per unit wordt er gewerkt voor gemiddeld tien cliëntgroepen. Voor de cliënt­ groepen werken teams van cliëntbegeleiders. In die teams zijn de kwaliteiten aanwezig die voor de ondersteuning van cliënten nodig zijn (onder andere verzorgende begeleiding, activiteitenbegeleiding, voeding, huishouding, schoonmaak). Een team krijgt een meewerkend leidinggevende. Aan de units wordt leiding gegeven door een unitmanager, die vooral taken krijgt op het gebied van cliëntenondersteuning, facilitair, personeel en financiën. Daarmee worden lijnen in de organisatie korter en kan sneller gehandeld worden. Dit is het basismodel, maar de echte verfijning en concretise­ ring komt nog. Die uitwerking is in handen van een stuur­ groep, onder leiding van de raad van bestuur en het toekom­ stige vierhoofdige managementteam. Vraag: Hoe houdt u verwanten en medewerkers op de hoogte? Wil: Voor medewerkers publiceren we op intranet informatie­ bulletins en zijn er uiteraard nog veel meer directe communi­ catiemogelijkheden. Voor verwanten is dat minder gemakkelijk. De raad van be­ stuur laat zich hiervoor ook adviseren door de cliëntenraad. Waarschijnlijk komen er voor verwanten aparte nieuwsbrie­ ven, die zoveel mogelijk via de website of via e-mail worden verspreid. In elk geval zullen alle betrokkenen de komende tijd verder geïnformeerd worden. Wil Schmitz, voorzitter raad van bestuur 3. Nieuwe kwaliteitskaart moet zorg en ondersteuning beter objectiveren Misch Kengen en Ignas Huijbers Pergamijn gaat kwaliteits­­­­manage­ment­systeem aanscherpen Net als alle andere instellingen in de gezondheidszorg moet ook Stichting Pergamijn voldoen aan wettelijk bepaalde kwaliteitsnormen. Dit met als doel om te garanderen dat cliënten aantoonbare kwalitatieve zorg en ondersteuning krijgen. Met ingang van 2011 gaat Pergamijn met een nieuw kwaliteitsmanagementsysteem (KMS) werken dat opname, uitvoering en afronding van de zorg nog beter in beeld moet brengen. Onderdeel van dit nieuwe KMS vormt de zogeheten kwaliteitskaart. ‘Zowel het zorgkantoor als ook het ministerie van Volksge­ zondheid eisen een aantoonbaar kwaliteitssysteem. In de ver­ standelijk gehandicaptensector is dat het HKZ. Als we geen HKZ-certificaat hebben, kan het zorgkantoor er voor kiezen geen of minder zaken met ons te doen’, zegt Ignas Huijbers, manager Advies- en Kenniscentrum (AKc) en nauw betrokken bij de implementatie van het KMS. ‘En dat is natuurlijk niet wat we willen. Reden te meer om de huidige HKZ-normen - die dateren van 2008 en aan het eind van het jaar verlopen opnieuw tegen het licht te houden.’ Aanpassen ‘Door invloeden en incidenten van buitenaf – denk bijvoor­ beeld aan de brand in Volendam of de legionellabesmetting in het Westfriese Flora vorig jaar – moeten wij als instelling voor gezondheidszorg ook de regels en procedures voort­ durend aanpassen’, voegt Misch Kengen, divisiemanager Westelijke Mijnstreek, daar aan toe. ‘Het feit dat ook wij geconfronteerd worden met een toenemend aantal regels, procedures en protocollen maakt het niet alleen noodzakelijk om zaken beter te registreren, maar zeker ook te objectiveren. Hoe is het gesteld met de veiligheid? Welke risico’s loop je als instelling? En hoe ga je om met de wensen en behoeften van cliënten als het bijvoorbeeld gaat om lichaamsbeleving, inti­ 4. miteit en seksualiteit en welke afspraken maak je hierover? Al deze zaken moeten objectief en eenduidig zijn vastgelegd in het KMS.’ Verbeteren ‘Onderdeel van het KMS vormt de nieuw in te voeren kwali­ teitskaart waarin we een aantal metingen gaan vastleggen’, legt Ignas uit. ‘Zo zal op de kwaliteitskaart bijvoorbeeld te le­ zen zijn of er een goed ondersteuningsplan is voor een cliënt en of dit plan ook geëvalueerd wordt. Maar ook algemenere richtlijnen gaan we vastleggen. Is er genoeg gekwalificeerd personeel voorhanden? Voldoen we aan de hygiëne- en vei­ ligheidsvoorschriften?’ Rapport Misch: ‘De kwaliteitskaart is feitelijk een soort rapport dat we periodiek bijwerken en dat aangeeft hoe goed we op welke onderdelen bezig zijn en op welke onderdelen de ondersteu­ ning verbeterd kan worden.’ De twee managers denken dat de invoering van dit middel ertoe zal leiden dat het voor medewerkers gemakkelijker wordt hun werk optimaal te kunnen uitvoeren. Volgens Misch is dat niet alleen voor hen zelf een verbetering, maar is deze manier van werken ook voor ouders of wettelijk vertegen­ woordigers en andere partijen inzichtelijker en eenduidig. ‘En uiteindelijk komt dat de cliënten weer ten goede.’ Motivatie Wat Misch en Ignas voor ogen hebben is dat de kwaliteits­ kaart straks een duidelijk herkenbare fysieke kaart is, waarop medewerkers en cliënten straks in één oogopslag kunnen zien hoe zaken geregeld zijn. ‘We willen daarbij werken aan de hand van een aantal thema’s, waarbij we denken aan persoonlijke ontwikkeling van een cliënt, zijn fysieke en psychische gezondheid en zijn sociaal-emotionele ontwikke­ ling’, zegt Ignas. ‘Voor zover we weten, is het gebruik van zo’n kaart uniek in ons land. We zijn niet over één nacht ijs ge­ gaan. Bij de ontwikkeling van de kaart en ook bij de bepaling van de relevante thema’s hebben we de cliëntenraad nauw betrokken. Het uiteindelijke doel is dat er bij iedereen een intrinsieke motivatie is om te werken aan kwaliteit van zorg en ondersteuning.’ Debbie Franken haalt twee gouden medailles op Special Olympics ‘Ik vind het niet erg om mezelf moe te maken’ Slechts één zwemdiploma heeft ze. Dus is het des te opmerkelijker dat Debbie Franken in juni twee gouden medailles bij het zwemmen in de wacht sleepte op de Special Olympics in Noord-Limburg. Een echte waterrat noemt Debbie Franken zichzelf. ‘Eigenlijk houd ik helemaal niet van sport’, verklapt ze. Al vormt zwem­ men de uitzondering op de regel. Zelden of nooit slaat ze een training bij zwemclub Hellas Glana over. Iedere woens­ dagavond vertrekt ze vanuit haar huis aan de Haagweg in Limbricht met de regiotaxi naar zwembad De Hatenboer in Sittard om haar baantjes te trekken. Week in, week uit. Jaar in, jaar uit. Dat al die inspanningen hun vruchten afwerpen, bleek begin juni toen Debbie twee keer het erepodium mocht beklimmen om haar gouden medailles voor de 50 meter schoolslag en de 50 meter vrije slag in haar klasse in ontvangst te nemen. Superleuk De Special Olympics Nationale Spelen die op 4, 5 en 6 juni plaatsvonden, vormen een sportevenement voor mensen met verstandelijke beperkingen. Ruim tweeduizend sporters hebben in veertien takken van sport laten zien wat ze kun­ nen. Drie dagen lang stond Noord-Limburg in het teken van sport, plezier en gezelligheid. ‘Het waren geweldige dagen’, glundert Debbie enkele maanden na afloop nog steeds. ‘Een ervaring om nooit meer te vergeten’, voegt ze daar nog aan toe. ‘Het was prachtig weer en de sfeer was superleuk. Dat ik ook nog eens op twee afstanden de snelste was in mijn categorie is daarbij mooi meegenomen.’ Fotoverslag Hoewel Debbie de gewonnen gouden medailles niet kan laten zien omdat deze thuis bij haar ouders aan de wand han­ gen, heeft ze wel een DVD paraat met daarop een uitgebreid fotoverslag van alle activiteiten rondom de Special Olympics. ‘Kijk, daar zie je mij’, roept ze enthousiast als de beelden van de gouden race voorbijkomen. ‘Kijk hoeveel mensen ik nog ingehaald heb. Het was niet gemakkelijk om te winnen. Er waren veel goede zwemmers bij. Maar ik heb doorgezet omdat ik het niet erg vind om me moe te maken.’ Debbie Franken na haar gouden race Foto: heer Franken 5. Politie werkt nauw samen met woningen Socratesstraat en Akkerweide Wijkagent met hoge aaibaarheidsfactor houdt een oogje in het zeil ‘Wijkzuster’. Zo wordt politieagent Wout de Bruijn ook wel eens plagend genoemd door buurtbewoners, cliënten en medewerkers van de Socratesstraat en Akkerweide in Brunssum. In de drie jaar dat hij als surveillerend wijkagent een oogje in het zeil houdt, is er een heuse band ontstaan tussen hem en de cliënten en medewerkers van beide woningen. Voor cliënten en medewerkers betekent de betrokkenheid van de wijkagent meer gevoel van veiligheid. En dat komt de sfeer in de woningen alleen maar ten goede. Gedoe, opstootjes, agressie. Cliënten die moeilijk in toom te houden waren en licht ontvlambaar waren. Er waren nogal wat momenten dat de medewerkers van beide woningen zochten naar de juiste manier om met zulke casussen om te gaan. De laatste tijd is er een flinke verbetering opgetreden, mede als gevolg van de nauwe samenwerking met wijkagent Wout de Bruijn. Gedragsproblemen ‘De afgelopen jaren zijn we steeds vaker geconfronteerd met cliënten met lichte verstandelijke beperkingen en gedrags­ problemen’, legt Jacqueline Kronieger, zorgcoördinator in beide woningen, uit. ‘Zo heeft een aantal mensen bijvoor­ beeld problemen met drugs of alcohol of zijn slachtoffer van seksueel misbruik. Ook hebben we regelmatig te maken gehad met cliënten die zich schuldig maakten aan agressie of geweld. Niet de gemakkelijkste doelgroep om mee te wer­ ken. Omdat we ook als crisisopvang fungeren voor nieuwe cliënten varieert de samenstelling van cliëntengroepen nogal eens. Er gebeurde van alles hier. We kregen te maken met diefstallen, bedreigingen, cliënten die van huis wegliepen. We wisten af en toe niet hoe we het beste met dit soort voorvallen konden omgaan.’ Gesprek In 2007 kwam Wout de Bruijn in beeld. ‘Ik kende de verhalen uit de buurt natuurlijk wel’, vertelt de politieman. ‘Maar ik wilde zelf eens horen hoe de vork in de steel zat.’ Zo gezegd, zo gedaan. Wout stapte dus een keer binnen om kennis te maken met de cliënten en medewerkers. ‘Ik wilde graag weten met welke mensen ik te maken had en met welke pro­ blematiek zij te kampen hebben. Mogelijk dat ik als wijkagent wat voor hen kon betekenen.’ Jacqueline: ‘Na de eerste ken­ nismaking volgde al snel een bijeenkomst waarin we met het team, de wijkagenten en clustermanager Charles Koppers de samenwerking met de politie hebben besproken.’ Bekend gezicht Inmiddels is Wout de Bruijn een bekend gezicht voor veel cliënten. Ze hebben het idee dat de wijkagent over hun schouder meekijkt. Jacqueline: ‘Dat zorgt er in veel gevallen voor dat cliënten de regels beter naleven en ook anderen hierop aanspreken als dat nodig is. Hoewel het aantal incidenten en strafbare feiten zeker is verminderd, zijn er nog altijd situaties waarin Wout bijspringt omdat een zaak volledig uit de hand dreigt te lopen: twee huisgenoten die het flink met elkaar aan de stok hebben, een ouder van een cliënt die eigen rechter komt Wout de Bruijn (midden), Jacqueline Kronieger (5e van links) en cliënten 6. spelen of een agressieve cliënt.’ Wout: ‘In zulke gevallen hoeft de medewerker die dienst heeft maar te bellen en we komen in actie. Er is zo een heel korte lijn met de politie. Als ik zelf geen dienst heb, dan komt een collega of ik laat een patrouil­ lewagen komen als dat nodig is.’ Aaibaarheidsfactor Maar ook als de nood niet aan de man is, komt Wout spon­ taan een of twee keer per week binnen lopen voor een kop koffie. ‘Op die manier houd je de band met de cliënten in stand. Als politieagent moet je een zekere aaibaarheidsfactor hebben’, vindt hij dan ook. ‘In het begin was een aantal cliën­ ten wat angstig en gereserveerd als ze me zagen, maar ik heb het idee dat dat gevoel bij de meesten niet meer leeft. Zelf voel ik me in ieder geval enorm betrokken bij de mensen die hier wonen. Het is zelfs zo erg dat ik mezelf soms ook wel als hulpverlener zie. Dat ben ik natuurlijk niet, al zou je me wel als een verlengstuk van de medewerkers kunnen betitelen.’ Preventief ‘Soms kiezen we er ook wel eens voor om Wout preventief in te zetten’, vertelt Jacqueline. ‘Hij is met me meegegaan op huisbezoek bij de familie van een cliënt waar ik nogal wat agressie verwachtte. Of hij komt praten met twee cliënten die op gespannen voet met elkaar leven.’ Wout: ‘Als politieagent probeer ik dan de kou uit de lucht halen door met mensen te praten. Vaak is dat al voldoende om de gemoederen weer te laten bedaren.’ Ook de wettelijk vertegenwoordigers van de cliënten zijn op de hoogte van de samenwerking met de wijkagent en erva­ ren dat als prettig. Uitje De samenwerking met de wijkpolitie heeft nog een bijko­ mend voordeel voor de cliënten: het levert hen een extra uitje op. Wout vertelt: ‘Eens per jaar haal ik cliënten op voor een rondleiding op het politiebureau in Brunssum. Voor een aantal mensen is dat echt iets om naar uit te kijken.’. Open dag Dr. Poelslaan: barbecue, muziek en veel belangstelling Oud-Hollandse spelen, een barbecue en een bandje met hoempapa-muziek in de achtertuin. Het waren de ingrediënten waarop de buurtbewoners van de Dr. Poelslaan in Geleen op 11 juli werden getrakteerd. De bewoners en medewerkers hielden op deze stralende zomerdag namelijk een open dag. Tientallen omwonenden namen een kijkje in het huis of maakten een praatje met de bewoners. ‘Het was een gezellige boel’, vertellen begeleiders en initiatiefnemers Gemma Penders en Wendy Speetjens. ‘Van tevoren waren we bang dat er niemand zou komen, maar die vrees bleek ongegrond. Het was een stuk drukker dan verwacht.’ Om te zorgen voor een hoge opkomst had een aantal cliënten samen met hun begeleiders uitnodigingen rondgebracht in de buurt. ‘We wilden de omwonenden op een ongedwongen manier nader kennis laten maken met de cliënten die ze in veel gevallen dagelijks wel ergens tegenkomen in de woonomgeving, maar waarmee ze vaak geen persoonlijk contact hebben.’ De cliënten konden met iedereen die een kijkje kwam ne­ men, een praatje maken. Ook voor de rondleiding door het huis was veel animo. ‘Er was oprechte belangstelling’, vertelt Gemma. ‘Veel buurtbewoners hebben de cliënten die dag beter leren kennen en hebben begrip gekregen voor hun situatie. De middag was gezellig en ontspannen. De barbe­ cue stond aan, het driekoppige bandje speelde Nederlands­ talige en schlagermuziek, en het weer was prachtig. Opzet geslaagd dus!’ 7. Pergamijn stelt kwaliteitsnormen op didactisch gebied voor het geven van BIG-instructies Zeventien collega’s van Pergamijn hebben onlangs met succes de training ‘Didactiek in instructie en toetsing’ afgesloten. Dit betekent dat zij als instructeur mogen optreden bij het aanleren van risicovolle en voorbehouden handelingen van de Wet BIG. ‘Met deze training willen we waarborgen dat binnen Perga­ mijn op een kwalitatief verantwoord niveau instructies wor­ den gegeven door inhouds- en ervaringsdeskundigen’, vertelt opleidingsfunctionaris Rita Vluggen van Pergamijn. Ze legt uit: ‘Iedereen die werkt in de gezondheidszorg kan te maken krijgen met het uitvoeren van risicovolle en voorbehouden handelingen die zijn vastgelegd in de Wet BIG. Je kunt dan denken aan het toedienen van zuurstof, het inbrengen van een maagsonde of het geven van eten en drinken bij cliënten met slikstoornissen. Maar ook het injecteren en het fixeren van cliënten zijn enkele voorbeelden van zulke handelingen.’ Beschermen De wet BIG - voluit Beroepen en beroepsbeoefenaren in de Individuele Gezondheidszorg - stelt regels aan de beroeps­ uitoefening en heeft als doelstelling de kwaliteit van deze beroepsuitoefening te bevorderen en te bewaken. Daarnaast moet de wet cliënten beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van beroepsbeoefenaren. ‘Op het moment dat een cliënt bij ons binnenkomt, heeft een arts al een diagnose gesteld en weten we welke handelingen bij die cliënt gedaan moeten worden om hem optimale zorg te kunnen bieden’, vertelt Rita. ‘Het is aan het clusterhoofd van de betreffende woning om te bepalen hoeveel en welke me­ 8. dewerkers de voorbehouden en/of risicovolle handelingen moeten kunnen verrichten. De landelijke regels en richtlijnen rondom het uitvoeren van deze handelingen worden steeds strenger. Veel medewerkers voldoen echter nog niet aan de gestelde eisen, waardoor de opleidingsvraag rondom de Wet BIG alsmaar toeneemt.’ Agogische achtergrond Vroeger werkten relatief veel medewerkers met een ver­ pleegkundige achtergrond bij Pergamijn, nu zijn veel werkne­ mers agogisch geschoold’, vertelt Rita. ‘Om ervoor te zorgen dat iedereen die rechtstreeks contact heeft met cliënten, ook bekwaam is om dergelijke handelingen te verrichten, is voort­ durend scholing nodig.’ Kwaliteitsnormen ‘Om dit te organiseren zijn binnen Pergamijn sinds kort vaste instructeurs en toetsers in dienst. Dit zijn bijvoorbeeld verpleegkundigen van de medische dienst, ergotherapeu­ ten, logopedisten en instructeurs fysieke agressiehantering. Zij zorgen ervoor dat de BIG-instructies volgens uniforme didactische kwaliteitsnormen plaatsvinden. In het verleden gebeurde dat nog niet en deed iedereen het op zijn eigen wijze.’ Pergamijn-cliënt Jos vrijwilliger van François cliënt ‘Wij zijn echt maatjes van elkaar’ Jos Richter is sinds anderhalf jaar vrijwilliger van cliënt François Hampel. Samen wandelen ze, gaan ze een stukje fiet­ sen of zetten ze een boom op over een goede pot voetbal. Op zich niets bijzonders, ware het niet dat Jos Richter zelf cliënt is van Pergamijn. Inmiddels zijn de twee mannen maatjes door dik en dun. Jos: ‘We komen zelfs bij elkaar op de verjaardag.’ Hoewel Jos - die aan de Thaalweg West in Echt woont - vol­ tijds werkt, had hij het idee dat hij nog genoeg vrije tijd over had om iets te doen voor een ander. ‘Ik wilde daarom graag vrijwilligerswerk doen.’ ‘Een uitzonderlijk verzoek’, vertelt coördinator vrijwilligers­ werk van Pergamijn, Yvonne Vossen. ‘Jos was de eerste en tot nu toe ook de enige cliënt die met zo’n vraag bij me kwam. Al gauw konden we de koppeling met François maken. Hij gaat graag naar buiten, de natuur in en was op zoek naar een vrij­ williger die hem hierbij wilde ondersteunen. Jos bleek prima te passen in dat plaatje.‘ Klik Jos: ‘Meteen al na de eerste kennismaking was er een klik tus­ sen ons.’ Naast het feit dat François rolstoelgebruiker is, maakt hij gebruik van een spraakcomputer. Dat laatste vormt echter geen belemmering voor de communicatie tussen het tweetal. Inmiddels zien ze elkaar elke woensdag- en vrijdagavond. ‘We gaan veel naar buiten en eens per twee weken naar de disco’, licht Jos toe. Inmiddels loopt het zo soepel tussen het tweetal dat ze zich soulmates noemen, voegt Yvonne toe. Jos: ‘We zijn echt maat­ jes. We leren elkaar steeds beter kennen en delen ook hobby’s met elkaar.’ Al zijn er gelukkig ook de nodige punten van verschil. ‘Zo houd ik nogal van hardcore’, vertelt Jos. ‘Iets waar François niets van moet weten.’ Een ander thema dat regelmatig voor verhitte discussies zorgt, is de voetbalrivaliteit tussen de twee mannen, wetend dat Jos een fervent Feyenoord-aanhanger is, terwijl François supporter van Ajax is. François Hampel en Jos Richter Meerwaarde Yvonne Vossen: ‘Het zou mooi zijn als het voorbeeld van Jos en François navolging krijgt. Onze ultieme wens is om naast de reguliere vrijwilligerspool van 620 ‘externe’ mensen die iets voor Pergamijn cliënten betekenen, ook cliënten warm te maken om vrijwilligerswerk te doen. Bij de scouting, de sportclub, noem maar op. Het zou een enorme meerwaarde hebben voor hun integratie in de maatschappij.’ Marie-Paul Franssen en Max van de Venne 40 jaar op Pergamijn (Pepijn) In 1970 kwamen Marie-Paul en Max op Pepijn wonen. 5 oktober (Marie-Paul) en 15 oktober (Max) was voor hen de dag dat ze een nieuw thuis kregen: Pepijn! Marie-Paul: ‘Ik was toen dertien jaar en moest in het begin erg wennen, maar al gauw voelde ik me thuis. De opbouw van het terrein kan ik me ook nog goed herinneren. Het was er een puinhoop, je zakte door de modder, wat hebben we toen gelachen! En toen het zwembad geopend werd, mochten we er met kleren en al induiken. Inmiddels woon ik al 28 jaar in de sociowoning Haagweg in Limbricht. En hier voel ik me echt thuis. De afgelopen veertig jaar heb ik veel geleerd en meege­ maakt. Ik kijk met heel veel plezier hierop terug.’ Ook Max is het hier helemaal mee eens! 9. ‘Partnerschap moet vast onderdeel van ondersteuningsplan cliënt zijn’ Het denken over hoe mensen met verstandelijke beperkingen ondersteund kunnen worden is veranderd. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door veranderende waarden in de samenleving en anderzijds door de noodzaak tot kostenbesparing. De huidige verdeling van taken en verantwoordelijkheden komt dan ook niet meer overeen met de nieuwe inzichten. Tot deze conclusie komt Mieke Sliepen, stafmedewerker zorg bij Pergamijn in haar onderzoek naar partnerschap. Mieke studeerde onlangs af aan de Faculteit Health, Medicine and Life Sciences van de Universiteit Maastricht. Rolopvattingen Mieke deed onderzoek naar de rolopvattingen over onder­ steuning van mensen met verstandelijke beperkingen. ‘In mijn onderzoek heb ik gekeken naar de opvattingen van cliënten, hun vertegenwoordigers en professionele onder­ steuners,’ vertelt Mieke. ‘Dit is een actueel onderwerp omdat de onderlinge verhoudingen tussen de drie genoemde par­ tijen de laatste decennia ingrijpend veranderd zijn.’ Medisch model In de jaren zeventig werd volgens het medisch model gewerkt. ‘De opvatting was dat beroepskrachten het beste wisten wat goed was; de zorg was dus – met alle goede bedoelingen - voornamelijk aanbodgericht. Familie, vrienden en de maatschappelijke omgeving hadden amper of geen rol van betekenis en stonden feitelijk buitenspel. In die manier van denken is in de loop der jaren langzaam een kentering ontstaan. Deels omdat het vanuit economische motieven noodzakelijk was, maar vooral omdat de visie op de rol van cliënten en hun omgeving veranderd is. Burgerschapsmodel Tegenwoordig staat het burgerschapsmodel centraal, waarbij de omgeving rondom cliënten een steeds prominentere rol speelt. Dat betekent dat het werkveld opnieuw naar de verschillende rollen moet kijken en concreet voor ogen moet krijgen wat partnerschap precies inhoudt. Partnerschap gaat over relaties, autonomie en competenties. Onduidelijkheden kunnen leiden tot spanningen bij alle partijen. Vooral ook bij cliënten zelf omdat zij vaak ook nog in het spanningsveld tus­ sen hun vertegenwoordigers en hun begeleiders zitten. Ook ouders hebben vaak moeilijkheden met hun veranderende 10. relatie met hun kind.’ Daar komt nog bij dat beroepskrachten volgens het onder­ zoek voldoende organisatiebrede scholing missen en dat het ze nogal eens ontbreekt aan de juiste communicatie­ middelen. Mieke: ‘Bovendien zijn de werkprocessen van de ondersteunende diensten niet altijd aangepast aan de nieuwe werkwijze. Maar ook vertegenwoordigers benadruk­ ken het belang van goede communicatie tussen alle partijen.’ Referentiekader Mieke hield voor haar onderzoek onder meer diepte-inter­ views met cliënten, vertegenwoordigers en beroepskrach­ ten waarna ze de gesprekken analyseerde en de resultaten interpreteerde. ‘De conclusie is dat alle partijen het met elkaar eens zijn over wat goed partnerschap inhoudt, maar dat het aan een gezamenlijk vastgesteld referentiekader nog ontbreekt. Op strategisch niveau is partnerschap niet gedefi­ nieerd, waardoor er op operationeel niveau nog weinig mee wordt gedaan. Ik pleit er dan ook voor dat het management­ team en de cliëntenraad partnerschap op strategisch niveau beschrijven. Vervolgens is het wenselijk om partnerschap en de sociale netwerkkaart - waarmee het netwerk van cliënten in kaart wordt gebracht - als vast onderdeel in het ondersteu­ ningsplan van cliënten op te nemen. Zo is het mogelijk om voor individuele cliënten af te spreken hoe partnerschap kan worden ingevuld. Tevens kan worden nagegaan of en hoe uitbreiding in het sociale netwerk wenselijk is.’ De volledige thesis is beschikbaar via de intranetsite van Pergamijn. Mieke Sliepen 20-jarig jubileum Boerderij Ut Brook Na vele uren voorbereiding was het dan eindelijk zover. Op vrijdag 24 september begonnen de festiviteiten met de scho­ lenzeskamp. Deze dag was bedoeld om de basisscholen in en rondom de gemeente Echt-Susteren een sportieve middag te bezorgen. Een geweldig leuke manier om de scholieren ken­ nis te laten maken met de clienten. Zij hielpen immers volop mee met alle activiteiten. In de vroege ochtend kwamen de 165 scholieren goed gehumeurd en luidruchtig binnen. Ondanks de slechte weersvoorspellingen en de regelmatig zeer donkere wolken, was het weer goed. De scholieren waren helemaal klaar voor deze sportieve dag. Met prachtige zelfgemaakte jokers werd enthousiast aan de spellen deel­ genomen. In de pauze kregen alle scholieren een lunchpak­ ket uitgereikt met hierin ook een presentje als dank voor deelname aan deze mooie dag. Na de prijsuitreiking werd de sportieve dag afgesloten. De dag erna was het de beurt aan het personeel van Pergamijn en Recreatiesportvereniging Kranenbroek om zich te laten zien van hun sportiefste kant tijdens de personeels­ zeskamp. Wederom waren de weergoden ons goed gezind. Het organiserend comité was verbaasd over de fanatieke houding van de collega’s van Pergamijn! Na de prijsuitreiking werd er nog nagepraat door de diverse teams en gingen de sporters moe, maar zeer voldaan naar huis. Op 26 september liep het jubileumweekend ten einde. Nadat de dag officieel werd geopend door de voorzitter van de boerderijcommissie Will Lambriex, traden Meister Martijn Smeets en de rock/pop formatie ‘Steal’ op. Afgezien van het feit dat het erg nat en fris was, was het een zeer geslaagde dag en uiteindelijk een super weekend. Wat hebben de deelnemers en de cliënten genoten van deze dagen… Wat waren de deelnemers moe, maar tevreden… Wat waren we blij met alle hulp die we mochten ontvangen van de cliënten en medewerkers van Pergamijn… Voor herhaling vatbaar? Wie weet… Pascal Golsteijn en Bram Vermeulen Festiviteiten bij Ut Brook Geslaagde viering 20 jaar Boerderij Ut Brook Tijdens het laatste weekend van september werd op ruime schaal aandacht besteed aan het 4e lustrum in het bestaan van Boerderij Ut Brook op het terrein van Pergamijn in Echt. Gedurende drie dagen was de binnenplaats en het terrein rond de boerderij de plaats waar werd gesport en gefeest en wisten velen elkaar te ontmoeten. Na twee dagen zeskamp, stond zondag 26 september in het teken van elkaar ontmoeten tijdens een gezellige familiedag met veel muziek op de binnenplaats van Ut Brook. Cliënten, familie, oud-vrijwilligers, oud-medewerkers en andere be­ langstellenden haalden oude verhalen op over onder andere het begin van de boerderij. De voorzitter van de beheersstichting van Boerderij Ut Brook, Will Lambriex, ging nader in op de ontstaansgeschiedenis van de boerderij. In september 1990 werd boerderij Ut Brook of­ ficieel in gebruik genomen, na een lange voorbereidingsperi­ ode van inzamelen van geld, het uitwerken van de bouwplan­ nen en uiteindelijk het uitvoeren van de bouw. Hij benadrukte nogmaals dat de boerderij behalve een dagbestedingslocatie voor de cliënten van Pergamijn, ook een ontmoetingsplaats is voor cliënten en hun familie en voor de inwoners uit Echt en omgeving. Tevens dankte hij de medewerkersgroep van de boerderij voor de voortreffelijke organisatie van de viering van 20 jaar Ut Brook. Tenslotte sprak de voorzitter van de Familievereniging Per­ gamijn, Hans Schaaf, een dankwoord uit aan het bestuur van de Stichting Boerderij Ut Brook voor de inzet gedurende de afgelopen 20 jaar. Will Lambriex 11. Jeu de boules baan voor cliënten van de Beekstraat Een paar jaar geleden vernamen de achterburen van de woning Beekstraat in Limbricht, dat er een grote wens was voor een jeu de boules baan. Buurvrouw Ilio liet het daarbij niet zitten en diende een voorstel in bij de plaatselijke carna­ valsvereniging ‘Maske Daol’ voor een financiële bijdrage. Dit voorstel werd gehonoreerd en als aanvulling werd ook nog door twee cliënten gecollecteerd bij de carnavalsoptocht. Met ieders persoonlijke bijdrage en de inzet van het aanwe­ zige machinepark, is er in de achtertuin van de Beekstraat een mooie baan aangelegd. De cliënten hebben nu de ruimte en zijn zeker te vinden voor een spelletje jeu de boules. Als klap op de vuurpijl hebben de achterburen Lou en Ilio een geheel verzorgde barbecue aangeboden aan de cliën­ ten, waarmee de jeu de boules baan feestelijk en officieel werd geopend. Met een brede lach op het gezicht werd hen bovendien een bos bloemen aangeboden. Familie Tummers, Lou, Ilio en alle gulle gevers in Limbricht: hartelijk dank! www.pergamijn.org Colofon Redactie Thijs Korsten, Brigitte Knoben, Marian Maaskant Fotografie en vormgeving Fraipont Visuele Creatieve Communicatie Teksten Graziella Runchina, [Tekst & Meer] © Niets uit deze uitgave mag worden gekopieerd of gedupliceerd tenzij met de toestemming van de redactie en de bronvermelding. 12. Contact Postbus 40, 6100 AA Echt ISSN: 1571-9049