Groene Sporen officieel van start

advertisement
Speech Paul Geerts: Waarom een regionale groenstructuur / strategisch project?
De Regio Kortrijk wordt geconfronteerd met een aantal ruimtelijke uitdagingen die in de komende jaren
alleen maar groter zullen worden: een sterk verspreide bebouwing, een versnippering van de open
ruimte die wordt doorsneden door allerlei infrastructuur, een gebrek aan groen...
Bovendien maken tal van sectoren aanspraken op de open ruimte voor natuur, landbouw, recreatie,
bedrijven, de aanleg van wegen en infrastructuur, woningbouw,...
- Om een verdere versnippering tegen te gaan en om al die ruimtelijke aanspraken te kunnen
waarmaken, zullen we veel zorgvuldiger moeten omspringen met de schaarse ruimte.
- We moeten ook de puur sectorale benadering overstijgen en veel meer geïntegreerd gaan werken,
formules ontwikkelen om de verschillende ruimte-aanspraken beter met elkaar te combineren en te
integreren: Verweven waar het kan, scheiden waar het moet.
1. Meer en beter groen
Onze regio heeft, in vergelijking met de rest van Vlaanderen, veel te weinig natuur en bos, te weinig
parken en recreatiegroen... Bovendien is het bestaande groen meestal relatief klein in oppervlakte,
sterk versnipperd en geïsoleerd, soms moeilijk bereikbaar, te weinig gekend of met een lage
belevingswaarde.
Uitdagingen
- Er is de toenemende maatschappelijke vraag naar ‘meer groen’ en ‘meer natuur’. Groen is belangrijk
voor de gezondheid en voor de woon- en leefkwaliteit van onze inwoners, maar ook om onze regio
aantrekkelijker te maken voor bedrijven en voor toeristen.
- Er zijn de uitdagingen op het vlak van biodiversiteit, klimaatverandering, waterbeheersing...;
- En er is het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen dat een aantal ‘groene bestemmingen’ (bos, natuur,
natuurverbinding en -verweving...) heeft vastgelegd.
Opportuniteiten
Onze regio beschikt over enkele soms verrassend rijke en boeiende natuurgebieden, o.m. in de
Scheldevallei en in het interfluvium, maar ook in de sterk verstedelijkte delen van de regio, bv. langs
de Leie en de Heulebeek. De ecologische en recreatieve waarde hiervan kan sterk worden verhoogd
als deze gebieden worden verbonden.
De aanwezigheid van veel onbestemde, ongebruikte of verwaarloosde terreinen en terreinen die in de
komende jaren een nieuwe bestemming moeten krijgen (voormalige industriesites,
ontginningsgebieden...) enz. biedt zeker een aantal opportuniteiten.
Waar ruimte ontbreekt, kunnen kavelgrenzen en –randen een cruciale rol spelen. Ook vormen ze, mits
ze in een netwerk liggen, een ideaal aanknopingspunt voor recreatieve routes.
In het landelijke gebied is er, aan de ene kant, een toenemende bereidheid van boeren om ‘groene
diensten’ te verlenen (cfr. bv. weidevogelproject), terwijl, aan de andere kant, een aantal
landbouwexploitaties op termijn zullen verdwijnen.
2. Een duurzame toekomst voor de landbouw
Een groot deel van de open ruimte, zowel in de verstedelijkte gebieden als in het buitengebied, is
vandaag landbouwgebied en bestaat ten dele ook bij gratie van de landbouw.
Uitdagingen
- De landbouwsector staat zowel ruimtelijk als economisch onder druk. Het is moeilijk te voorspellen
hoe de landbouw zich in de komende 20 à 30 jaar zal ontwikkelen. Het is wel duidelijk dat we de
landbouw in de toekomst zullen nodig hebben – ook om onze ecologische voetdruk te kunnen
verminderen – en dat het een belangrijke economische bedrijvigheid zal blijven die letterlijk en
figuurlijk de nodige ruimte moet krijgen.
- Een van de uitdagingen is hoe we de ruimtelijke aanspraken van de landbouwsector beter kunnen
verzoenen met andere gebiedsaanspraken.
- Hoe kan de landbouwsector beter ingeschakeld worden in zorg en beheer van landschap en natuur,
mede in het licht van het Europese plattelandsbeleid? Hoe kunnen met andere woorden win-win
situaties gecreëerd worden?
- Hoe kan de verstedelijkingsgraad in onze regio van een handicap omgezet worden in een troef voor
de landbouw (‘Food & Fun’: stadslandbouw, agro-toerisme...)? De interesse voor verkoop van
hoeveproducten en plattelandstoerisme neemt toe. 18 % van de West- Vlaamse landbouwers doet
aan landbouwverbreding. Uit een studie van de Vakgroep Landbouweconomie van de Universiteit
Gent uit 2004 blijkt dat de verkoop van hoeveproducten en hoevetoerisme in West-Vlaanderen leidden
tot 600 à 900 extra arbeidsplaatsen. De totale omzet van de verbrede landbouw in West-Vlaanderen
wordt geraamd op 100 à 125 miljoen EUR. Er bestaat in beleidskringen echter een sterke
terughoudendheid m.b.t. landbouwverbreding, o.m. in verband met logiesverstrekking.
- Tenslotte mogen we de ogen niet sluiten voor de sterke toename van leegkomende landbouwerven,
en de problematiek van ‘vertuining’ en ‘verpaarding’. In plaats van daarop verkrampt te reageren,
moeten we proberen om dit in goede banen te leiden.
3. Ruimte voor recreatie
Onze regio beschikt over relatief weinig recreatieve en toeristische infrastructuur en heeft een
beperkte uitstraling in vergelijking met sommige andere regio’s in Vlaanderen.
- De ruimte met een exclusief recreatieve hoofdbestemming en kwalitatief ingerichte waterrecreatie is
bijzonder schaars. We hebben slechts één groot hoogdynamisch recreatiedomein (Gavers).
- Het stadsrandbos Kortrijk, dat de grootste ‘groene infrastructuur’ van de regio moet worden, heeft
slechts een beperkte recreatieve finaliteit en capaciteit. Hetzelfde geldt voor andere domeinen zoals
de Bergelen in Gullegem, de Leie-eilanden in Wervik (De Balokken) en Menen.
- Door het tekort aan recreatiegroen is de recreant in West-Vlaanderen sterk aangewezen op
recreatief medegebruik van gebieden met andere hoofdfuncties zoals het agrarisch gebied. Wat niet
altijd evident is. De natuur- en bosgebieden zijn meestal klein, waardoor de draagkracht voor
recreatief medegebruik beperkt is. Er bestaat ook grote onduidelijkheid over het beleid inzake de
jaagpaden.
- Bepalingen in ruimtelijke structuurplannen staan toeristisch-recreatieve ontwikkelingen of
mogelijkheden soms in de weg, bv. met betrekking tot de inplanting van horeca in het buitengebied.
Anderzijds bestaat er een groeiende vraag naar mogelijkheden voor omgevingsrecreatie dicht bij huis:
zowel hoogdynamische, stedelijke recreatieve infrastructuur als ‘zachte’ recreatie in de landelijke
omgeving. Groene recreatievoorzieningen dragen ook bij tot de leefbaarheid van de steden en
creëren op het platteland een draagvlak voor de zorg voor een kwalitatief hoogwaardige omgeving
(trage wegen, kleinschalig erfgoed, rust en natuur).
- Het recreatiegroen in de regio moet worden uitgebreid en kwalitatief worden ingericht.
- Recreatief medegebruik van bossen, natuur- en landbouwgebieden, waterwegen, enz. moet zo veel
mogelijk worden gestimuleerd.
- We moeten veilige en aantrekkelijke recreatieve netwerken uitbouwen, die het landelijke gebied
beter ontsluiten en verbinden met de steden.
- We moeten daarom op regioniveau maximaal inspelen op ontwikkelingen en opportuniteiten in de
toeristisch-recreatieve sector om te werken aan het landschap en de groene ruimte.
4. Bouwen aan het landschap
Onze regio is, in vergelijking met andere regio’s in Vlaanderen en in West-Vlaanderen, landschappelijk
niet de meest aantrekkelijke regio:
Geen sterke landschappelijke identiteit (cfr. Vlaamse Ardennen, Westhoek, Maasstreek...), geen
‘grootse’ landschappen (cfr. Nederland, Engeland), geen historisch waardevolle kasteeldomeinen (cfr.
omgeving Brugge, Gent, Brussel...);
Sterke verstedelijking; ruimtelijke versnippering en verrommeling.
Opportuniteiten
- Soms verrassend gave of (potentiëel) waardevolle landschappen, vergezichten,... Ik denk dan bv.
aan het landschap rond Bellegem, Kooigem, Sint-Denijs... Aan de omgeving van het Orveytbos en het
Mortagnebos. En aan de landschappen rond Anzegem en Tiegem.
We moeten deze landschappelijke rijkdom koesteren en waar nodig opwaarderen.
We moeten er ook voor zorgen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen niet langer leiden tot
versnippering en verrommeling maar integendeel bijdragen tot de kwaliteit van het landschap.
Het besef moet groeien dat de afname van de kwaliteit van het landschap ook zijn gevolgen heeft voor
de kwaliteitsbeleving van Zuid-West-Vlaanderen door bewoners en toeristen. In het sterk
gefragmenteerde en verstedelijkte Zuid-West-Vlaanderen is een landschappelijke visie en strategie
een essentieel onderdeel van een geïntegreerde gebiedsvisie.
Daarnaast is een langdurige investering in de kwaliteit van het landschap nodig. Investeren in kwaliteit
betekent op de sommige plaatsen bescherming en versterking van waardevolle cultuurlandschappen
en op andere plaatsen ontwikkeling van nieuw landschap.
- De regio heeft een aantal sterke geografische elementen (Leie- en Schelde, Kanaal Bossuit-Kortrijk,
Kanaal Leie-Roeselare, Spierekanaal, heuvelkammen en kleikoppen...) die de schaal van het
fragment overstijgen en die structuur kunnen geven aan het landschap.
- Veel ‘restgebieden’ tussen landbouw/bewoning/industrie/infrastructuur bieden kansen voor nieuwe
vormen van landschapsontwikkeling die relatief gemakkelijk te realiseren zijn. Hoe kunnen die
restgebieden ingezet worden om structuur te geven aan het landschap?
5. Veel plannen, te weinig middelen
Heel veel (publieke) actoren zijn in deze regio actief en er lopen ook tal van initiatieven op het vlak van
natuur, bos, recreatie, waterwegen... De voorbije jaren zijn ook veel visies ontwikkeld en plannen en
ontwerpen opgemaakt.
De uitdaging bestaat er vandaag in
- om die verschillende initiatieven beter op elkaar af te stemmen en de verschillende besturen en
organisaties op het terrein beter te doen samenwerken;
- om extra financiële middelen te mobiliseren, zowel privé als publiek. Dat is zeker niet evident, mede
gezien de versnipperde, sectorale opdeling van de verschillende subsidiekanalen en de huidige
budgettaire toestand.
De financiële middelen zullen hoe dan ook altijd te beperkt zijn, zodat we op regionaal niveau
prioriteiten moeten durven stellen en keuzes moeten durven maken.
Download