De halfgeleiderdiode Diode als gelijkrichter Opbouw: Weetjes: - Als de anode positiever is als de kathode dan heeft de diode een geringe weerstand. Men zegt dat de diode in geleiding is. - Als de kathode positiever is dan is de diode gesperd - Een ons allen gekende bijzondere diode is de LED (Light Emitting Diode) - Geheugensteuntje: KNAP (Kathode = negatief; Anode = Positief) Gelijkrichtschakeling: De diode is zeer geschikt om een wisselspanning om te zetten in een pulserende gelijksspanning. De schakeling die hiertoe gebruikt wordt, noemt men een gelijkrichter. Indien de ingangsspanning de anode van de diode positief maakt tov de kathode dan zal er een stroom If vloeien door de diode. Diode als ventiel Diode in de doorlaatzin Een diode is in de doorlaatzin gepolariseerd als door de uitwendige bron de anode positief is tov de kathode. Met noemt Uf een voorwaartse spanning. In dit geval worden dus de elektronen in het N-Si en de gaten in het P-Si naar de sperlaag toe gedreven. Hier ecombineren elektronen met gaten. Omdat de sperlaag praktisch wordt opgeheven, steken veel ladingen de grenslaag over en er vloeit een stroom die zeer afhankelijk is van de aangelegde spanning Uf. Diode in de sperzin De diode wordt gesperd als de anode negatief is tov de kathode. Door de uitwendige sperspanningen worden vrije ladingen uit de PN-overgang weggetrokken. Door de temperatuur ontstaan in de grenslaag enkele vrije ladingen zodat er een geringe sperstroom loopt tegengesteld aan If. Men zegt dat de sperzin gepolarizeerd is. IU-Karakteristiek van een diode Doorlaatkarakteristiek van een diode Bladeren pag20 Sperkarakteristiek van een diode Bladeren pag21 Diode als halve-golfgelijkrichter Bij de diode die in de ene richting blokkeert en in de andere richting geleidt, moeten we rekening houden met polariteit. Men noemt deze uit golftoppen bestaande spanning een enkelfasig gelijkgerichte spanning. De laserdiode (p1-11) Inleiding Laser is de afkorting van Light Amplification by Stimulated Emission of Radiation, of in het Nederlands: lichtversterking door gestimuleerde stralingemissie. Men maakt een onderscheid tussen: Gaslases Vloeistoflasers Vaste-stoflasers Tot deze laatste behoren de laserdioden op halfgeleiderbasis. Halfgeleider lasers wekken stralen op met een golflengte tussen 890 en 8000nm en gebruiken dezelfde materialen als LED’s. Laserprincipe Elk atoom bestaat uit een positief geladen atoomkern waarrond negatief geladen elektronen zweven. De elektronen kunnen enkel in bepaalde banen zitten. Hoe verder deze baan van de kern ligt, hoe meer energie een elektron heeft. Voeg je van buitenaf energie toe aan een elektron, dan stijgt de energiewaarde van het elektron en moet het noodgedwongen van baan veranderen. Later is het elektron in staat naar zijn oude baan terug te keren en de energie terug af te geven in de vorm van warmte of licht. Dit gebeurt volledig willekeurig en we spreken van spontane emissie. Bij de laser probeert men het toeval uit te schakelen. Dit werkt bij stoffen met atomen die tijdelijke stabiele banen hebben. De elektronen verlaten deze banen niet zomaar, maar alleen als ze met licht van een bepaalde golflengte gestimuleerd worden. Ze keren dan terug naar hun oorspronkelijke baan en geven zelf licht af. Raakt dit licht een ander elektron, dan geeft dit een extra hoeveelheid licht en ontstaat er een kettingreactie. Kettingreactie met licht Om dit principe goed te laten werken monteert men een flitsbuis (robijnstaaf) rond het lasermateriaal. Het licht van de buis tilt de elektronen van de chroomatomen in de robijnstaaf naar een baan met een hoger energieniveau. Dit wordt optisch pompen genoemd. De kettingreactie begint vanzelf en de elektronen geven bij het terugkeren naar hun oorspronkelijke baan licht af. Dit opgewekte licht doet op zijn beurt nieuwe elektronen naar een hoger energieniveau springen, waardoor deze ook weer energie gaan afgeven, en zo start de cyclus. Om de steeds sterker wordende lichtstraal zo lang mogelijk in het materiaal te houden zijn de twee uiteinden van de staaf precies evenwijdig en als spiegels uitgevoerd. De straal kaatst heen en weer, maar alleen als hij precies in de lengterichting van de staaf gaat. Stralen die schuin gaan verlaten de robijn. De overblijvende stralen zijn de bekende, bijzonder dunne lichtstralen. In plaats van een robijnstaaf kan er dus ook een vloeistof of gas gebruikt worden. Laserlicht Alle lichtgolven hebben dezelfde golflengte overeenkomstig met het energieverschil tussen de oorspronkelijke baan en de baan waarop het deeltje na emissie terugvalt. Daarbovenop heeft gestimuleerde emissie ook tot gevolg dat de lichtgolven in fase zijn. Deze eigenschappen hebben tot gevolg dat de lichtbreking door een lens of door weerkaatsing met een spiegel identiek is voor alle stralen uit de bundelde. Omdat de stralen heel veel heen en weer gaan tussen de twee uiteinden van de flitsbuis (of resonator) bekomt men een zeer kleine divergentie: de lichtbundels ui de lichtbundel lopen nagenoeg niet uit elkaar. Hierdoor kan men het licht heel goed focussen. Laserdiode De laserdiode vormt het hart van iedere CD-speler, laserprinter of glasvezelkabel. Laserdioden gedragen zich elektrisch als LED’s. Ook bij deze diode ontstaat het licht in de PN-overgang wanneer daar een stroom doorvloeit. Om de laserwerking te bekomen zijn de zijvlakken van het staafje halfgeleidermateriaal (de robijnstaaf) voorzien van spiegelende oppervlakken. Aan één zijde is deze spiegel half doorlaatbaar, zodat het licht hier naar buiten wordt gevoerd. De spiegeltjes dienen ervoor om te zorgen dat de elektronen die terugvallen naar hun oorspronkelijke baan teruggekaatst worden naar de PN-overgang, waardoor de de gestimuleerde emissie ontstaat. De PN-overgang is het lasermedium. Als bij stroomdoorgang gaten en elektronen gaan combineren ontstaat er een spontane en gestimuleerde emissie. Afhankelijk van de stuurstroom kan je de laserdiode continu en in impulsen laten werken. Het rendement van de laser is zeer hoog: minstens 50%. De diode heeft drie aansluitingen in plaats van twee. Naast de laserdiode zit er ook nog een fotodiode in de behuizing van de laser. Specifiek toepassingsgebied Cd-rom-spelers Precisiesolderen en lassen Verbinding tussen computersystemen in een omgeving waarbij twee elektrische circuits gescheiden moeten worden uit veiligheid. De laserdiode is dan de lichtzender en de fotodiode de ontvanger (neemt licht op). De laserprinter Een lichtgevoelige, elektrisch geladen trommel wordt met de laser beschreven. Deze trommel draagt het beeld met de toner over op het papier. Voordat de laser kan beginnen schrijven moet de afbeelding eerst verwerkt worden door de ingebouwde elektronica. Ook moet de trommel eerst positief geladen zijn. Dit doet men via de corona, een geleidende draad die zich onder de trommel bevindt. 1. De trommel draait rond. Hij komt eerst voorbij de corona en wordt positief geladen. 2. Vervolgens belicht de laser de trommel. Waar de laser schrijft wordt de trommel ontladen. Er ontstaat een afbeelding in elektrisch lading op de trommel. 3. De trommel draait verder langs de toner, die ook positief geladen werd. Hierdoor zal de toner alleen hechten op plaatsen die ontladen zijn op de trommel. De toner staat nu als afbeelding op de trommel en moet nu worden overgezet op het papier. 4. Het papier is negatief geladen en beweegt langs de drum. De toner bevindt zich nu op het papier. 5. Het papier moet nog gefixeerd worden en gaat hiervoor langs een rol van 200 °C. Hierna rolt het uit de printer. 6. Een lichtbron ontlaadt de trommel volledig. Lichtgeleiders Is ontworpen om licht te geleiden door een kabel, door middel van interne reflectie. De lichtgeleiders zijn samengesteld uit een bundel uiterst dunne glas- of kunststofvezels die door hun structuur en oppervlaktebehandeling nagenoeg totale interne reflectie geven voor licht. Met lichtgeleiders kan men licht overbrengen volgens een niet-rechtlijnige baan, tussen punten die ver van elkaar verwijderd zijn. Kenmerken van lichtgeleiders Worden gebruikt in een uitgebreid kleurgebied Lichtinvalshoek mag tot 66° bedragen Afgegeven licht vermindert met de lengte van de lichtgeleider Zeer licht en klein Ongevoelig voor elektromagnetische stoorvelden Hoge snelheden Diameter van de kern en de gebruikte materialen spelen een voorname rol in de eigenschappen. Uitleg bij de laserdiode Golflengte: Afstand waarover een golfbeweging zich in één periode voortplant. Een lage frequentie gaat gepaard met een hoge golflengte en andersom. Halfgeleiderlaser: Laser waarbij de stralingsemissie wordt opgewekt in halfgeleidermaterialen. Emissie: Uitstraling van elementaire deeltjes en energie. Straling: Afhankelijk van frequentie en golflengte onderscheidt men radiostraling, microstraling, infrarode straling, zichtbaar licht, ultraviolet, röntgenstraling, en gammastraling. Endoscopie: Techniek van het chirurgisch onderzoek, waarbij de binnenkant van een hol orgaan bekeken wordt met een speciale “kijkbuis”. Deze kijkbuizen zijn gemaakt van glasvezel. CD-aftasting: Bij CD-opname wordt het digitale signaal in de vorm van een spiraalvorming putjesspoor in de compact disc geperst. Bij het lezen wordt dit spoor door een laser afgetast.