Exoten in ons landschap!

advertisement
De d i s cu s s ie
In landbouwgebieden heb je te maken
met grootschalig en frequent gebruik
van allerlei soorten ‘gewasbeschermingsmiddelen’. Wildplukken in de directe
omgeving van akkers en boomgaarden
wordt daarom door zowel de zorgelozen
als de voorzichtigen afgeraden. In de stad
speelt dat minder, maar ook daar geldt:
tenzij je een plek echt goed kent, kun
je nooit helemaal zeker zijn dat het er
schoon is – of liever, schoon genoeg.
Fijnstof en zware metalen
Maar het is niet alleen de Roundup op
m’n sla waar ik me zorgen over maak.
In 2014 ontstond er een stevige discussie
over stadslandbouw: de fijnstofgehaltes
in de steden zouden een serieus bezwaar
vormen. Datzelfde geldt natuurlijk
voor wilde planten in de stad. Maar dat
verhaal bleek grotendeels onzin: fijnstof,
met PAK’s en al, is een probleem bij
inademing, niet wanneer je het opeet.
Ook zware metalen in lucht en bodem
blijken een minder groot probleem dan
ik dacht. Onderzoek in Amsterdam en
Berlijn wees uit dat planten die vlak langs
een drukke weg groeien relatief hoge metingen aan zware metalen hebben, maar
10 meter afstand en/of de aanwezigheid
van een ‘filter’ in de vorm van bomen
of struiken maakt al heel veel verschil.
Verder geldt vooral dat je moet variëren
24 | Permacultuur Magazine
in plukplekken. Omdat het per locatie
om een klein gedeelte van ons eten gaat
minimaliseer je op die manier het risico
op vergiftiging.
Het knopkruid in mijn stoepje direct aan
de straat en de zee aan paardenbloemen
midden op de rotonde kan ik dus beter
niet plukken, net als de rozenbottels in
het perkje om de hoek. Te dicht bij de weg.
Honden- en kattenpoep
Maar gelukkig zijn er meer plekjes.
In mijn eigen straat ligt een rafelrandje
midden in de stad. Een strook langs het
spoor, een paar honderd meter lang.
Er is een buurttuintje, iemand heeft een
moestuintje aangelegd, en verder is het
wild. Niemand die er spuit, voldoende
afstand tot auto’s – heb ik mijn ideale
plukplekje gevonden? Er groeit van alles,
ontdek ik: rozen, vlier, bramen, moerasspirea, kraailook, een kweeappeltje in
een prikstruik. Veel smalle weegbree, en
genoeg zevenblad om voor de hele wijk
pesto te maken. Maar zodra je het paadje
afgaat, sta je in de hondenpoep. Ik doe
navraag bij de ervaren wildplukkers van
Pluk de Stad, en ze zijn onverbiddelijk:
niet doen. Hondenpoep is een no go.
Bye bye pesto.
“Maar is een beetje echt zo vreselijk?”,
probeer ik nog. “Buiten de stad heb je
toch ook poepende dieren?” Maar ze
hebben gelijk, het is echt niet verstandig.
Uitwerpselen van vleeseters bevatten
ziektekiemen en parasieten, en op vaste
uitlaatplekjes waar niet opgeruimd wordt
ligt poep van jaren. De eitjes van die
parasieten overleven lang in de bodem.
“Heb ik mijn
ideale plukplekje
gevonden?”
Hier plukken is vragen om narigheid, en
eigenlijk ook gewoon vies. Wie wil er nou
eten uit een wc?
Verbinding
Ik kom tot de conclusie dat de basale
adviezen zo beroerd nog niet zijn.
Gezonde planten die niet bespoten zijn,
die groeien in een levende bodem, op
enige afstand van de weg, en niet op een
hondenuitlaatplekje – die kan ik nuchter
bezien gewoon plukken.
Maar er is nog iets anders. Iets wat
langzaam ontstaat terwijl ik de stad waar
ik al twintig jaar woon herontdek. Die
stad, met z’n groenstroken, parken en
onverwachte stukjes natuur – die wordt
in één zomer ineens veel meer van mij
dan hij ooit was. Meer dan een decor,
echt mijn plek, een uitbreiding van mijn
huis en mijn tuin. Mijn zone 5, die ik
deel met mijn stadgenoten. Door te eten
uit de stad wordt de stad letterlijk deel
van mij, van mijn lichaam, mijn cellen:
de intieme relatie waar Richard Mabey
over spreekt. Op den duur zal ik in mijn
stad misschien wel net zo thuis raken als
mijn moeder in het bos van haar jeugd,
het bos waar ze elke boom, struik en
paddenstoel kende. Dan gaat het zoals
wel vaker in het leven: het geneesmiddel
voor angst is vertrouwdheid. En dan zal
ik niet meer bang zijn om te plukken.
De Discussie:
Exoten in
ons landschap!
Meerwaarde of
terechte zorg?
In natuurmiddens is het
omstreden om bewust exoti­
sche soorten aan te planten.
Terecht of niet? We vroegen
het aan Wouter Van Eck
en Enrico Brivio. Wouter is
één van de drijvende krach­
ten achter het voedselbos
Ketelbroek te Groesbeek
(nabij Nijmegen, Nederland),
een arboretum vol meerjari­
ge, eetbare soorten die van
nature niet in onze contreien
voorkomen. Enrico is woord­
voerder van Karmenu Vella,
EU-Commissaris voor Milieu,
Maritieme zaken en Visserij,
wiens team momenteel een
beleid rond invasieve soorten
implementeert.
Japanse duizendknoop. Foto: MdE via Wikimedia CC2.
Natuurbeheer of voedselproductie?
Een voedselbos is een door mensen
ontworpen systeem voor voed­sel­pro­
duc­tie waarbij je gebruik maakt van de
ecologische principes die gelden in een
natuurlijk bos. Aangezien er in Europa
maar weinig soorten zijn die eetbaar zijn,
wil Wouter uittesten of eetbare soorten
uit andere regio’s het hier goed doen en
of ze kunnen passen in het smakenpalet
van de gemiddelde Europeaan. In een
goed ontworpen voedselbos heb je
geen externe inputs zoals (chemische)
meststoffen of bestrijdingsmiddelen
nodig. “Terwijl landbouwers monoculturen van exoten zoals aardappelen en
maïs telen, bevat ons voedselbos meer
dan vierhonderd soorten, zowel exoten
als inheemse planten. En biodiversiteit
trekt biodiversiteit aan: ons systeem is
een ware oase voor bestuivende insecten
en vogels!”, stelt hij.
Permacultuur Magazine |
25
Enrico beaamt dat dit een interessante
vorm is van alternatieve voedselproductie. “Het gebruik van uitheemse soorten
voor voedselproductie in Europa is niet
nieuw. De meeste van onze gewassen
zijn ooit van elders geïmporteerd. Maar
je moet je ervan bewust zijn dat je ook
invasieve exoten kan importeren, die
vervolgens veel problemen veroorzaken.
Bovendien kan je ongewild ook ziekten
binnenbrengen.”
Europese aanpak van invasieve exoten
“Eén van de belangrijkste oorzaken van
het verlies aan biodiversiteit in de wereld
zijn de invasieve exoten”, aldus Enrico.
razend tempo de lokale vegetatie. Ook
Zwitserland kampt al met de gevolgen
van het invasieve karakter ervan. “Maar
in de meeste EU-landen kunnen we het
probleem nog voorkomen,” zegt Enrico,
“waardoor de soort op de Europese lijst
van invasieve soorten is opgenomen.”
“Kudzu hebben we niet in ons voedselbos en die wensen we daar ook niet”,
benadrukt Wouter. “Als je een voedselbos
aanplant, moet je je steeds goed bewust
zijn van waar je precies mee bezig bent.
Als we een nieuwe soort introduceren,
dan gaan we altijd checken of die soort
mogelijks invasief gedrag vertoont. Maar
ten, waarvan fossiele resten gevonden
zijn. “Het lijkt wel alsof onze hommels
zich nog steeds de kiwi herinneren,” lacht
Wouter, “ook al was die al 300.000 jaar
geleden verdwenen in Europa.”
manier in stand houden, maar voor insecten en vogels zijn dat zeker niet de rijkste
gebieden. Heel wat soorten voelen zich
zelfs beter thuis in de stad met al haar
exotische soorten dan op het platteland.
Dat komt uiteraard grotendeels door
de landbouw, maar ook natuurgebieden
vormen niet de meest welkome plek voor
heel wat insecten.” “Klopt,” vindt Enrico,
“maar dat is dan omdat er nauwelijks nog
natuurlijk habitat overblijft in die landen.
Hakhoutbos, heide, zandverstuivingen
en de daaraan gebonden soorten werden
heel zeldzaam in landen als België en
Nederland, en daarom is het belangrijk
deze te beschermen en te herstellen.
“Te ver gegrepen”, vindt Enrico. In de
loop van die 300.000 jaar zijn die soorten
verder geëvolueerd en wijkt de Aziatische
kiwi genetisch af van de uitgestorven
Europese variëteit. “Het gaat wel degelijk
om een exoot: misschien wel nuttig in
een productiesysteem, maar risicovol
in een natuurgebied. Overigens worden
dennenakkers normaal gezien niet als
natuur beschermd, maar geleidelijk
omgevormd naar meer natuurlijke
ecosystemen. Die gronden met
dennenakkers hebben we nodig om
natuurlijke ecosystemen te herstellen en
de achteruitgang van onze biodiversiteit
te stoppen.”
“Terwijl landbouwers monoculturen van exoten zoals
aardappelen en maïs telen, bevat ons voedselbos
meer dan vierhonderd soorten, zowel exoten als
inheemse planten.”
“Dergelijke soorten werden bewust of
onbewust door de mens binnengebracht
en hebben het hier goed naar hun zin.
Doordat het ecosysteem helemaal anders
is en hun natuurlijke vijanden ontbreken,
kunnen ze zich zeer snel uitbreiden en
verdringen of verstoren ze de inheemse
biodiversiteit, die daardoor achteruit
gaat. Daarom heeft de EU een verordening inzake invasieve exoten uitgevaardigd. In het kader van die verordening
maakte de Europese Commissie recent
een lijst op van invasieve exoten die
problematisch zijn of dat in de toekomst
kunnen worden en tegen dewelke nu op
Europees niveau maatregelen worden
genomen.”
Invasief, maar eetbaar …
“Daar kunnen ook eetbare soorten tussen
zitten,” stelt Enrico vast, “zoals kudzu”.
Kudzu is een snelgroeiende, eetbare
klimplant die stikstof kan fixeren.
Oorsprongsgebied is Japan. In de 19de
eeuw werd kudzu geïntroduceerd in
sommige staten van de VS om bodem­
erosie tegen te gaan. Doordat hij erg
snel groeit, verdringt hij daar nu in een
26 | Permacultuur Magazine
we stellen ook vast dat dit meestal goed
meevalt. Wij kiezen voor planten die zich
thuis voelen in een stabiele omgeving.
Dat zijn geen pionierssoorten die snel
een gebied koloniseren. Dat type planten
past immers niet bij ons meerjarig
productiesysteem. Kijk maar ’s waar je de
Japanse duizendknoop meestal aantreft:
op verstoorde grond, langs spoorwegen
en dergelijke. In een stabiel ecosysteem
zal je de Japanse duizendknoop niet snel
aantreffen.”
“Toch zijn er ook invasieve soorten die
wel degelijk goed gedijen in natuurgebieden”, antwoordt Enrico. “Denk maar
aan de Amerikaanse vogelkers, ooit
geïntroduceerd om de bosbodems te
verbeteren!”
Paradoxen in het huidige natuurbeleid?
Wouter stelt toch een tegenstelling
vast in het natuurbeleid van onze lage
landen. “De natuur die wij beschermen,
is eigenlijk een soort culturele natuur:
hakhoutbossen, heidegebieden, zandverstuivingen … Het zijn allemaal habitats
die natuurbeheerders op een kunstmatige
Maar de EU-wetgeving beschermt ook
meer natuurlijke habitats, zoals bossen,
moerassen en rivieren.”
Goed geheugen
“Er is ook veel saaie natuur”, gaat Wouter
verder. “Denk maar aan de dennenbossen
die ooit zijn aangeplant voor de mijnen.
Nu zijn die dicht, maar de dennenbossen
staan er nog. In feite zijn het evengoed
akkers, maar ze worden beschermd als
natuurgebied. Dergelijke dennenakkers
zouden we beter inzetten om voor de
bestuivers een optimaal palet aan voedsel
aan te bieden. Dat kunnen ook exoten
zijn. Kiwi en kiwibes, bijvoorbeeld, binnengebracht uit Azië, zijn zeer populair
bij inheemse hommels.”
Bloeiende Kudzu.
Foto: Peggy Greb via Wikipedia.
Strip
Ooit, 300.000 jaar geleden, had Europa
een veel rijkere biodiversiteit dan vandaag. Kiwi en kiwibes kwamen hier toen
van nature voor. Tijdens de laatste ijstijd
migreerden soorten naar het zuiden,
maar botsten op de oost-west georiënteerde bergketens. Daardoor is veel
biodiversiteit verloren gegaan, waaronder
ook de Europese kiwi- en kiwibessoorPermacultuur Magazine |
27
Download